Hele boek origineel I
ZEEDRAKEN EN KRUIDENBROOD
— *“Fluisteringen uit de diepte”* —
De bergen rusten in de warme nazomer zon. Het kratermeer ligt afwachtend tussen woud en kiezelstrand. Met een harde plons verstoort hij de rust van berg en meer. Enkele waterhoentjes vluchten koetend weg over het water. Met lange, stevige slagen ploegt de jongen zich door het water tot zijn woede en onrust langzaam afkoelen en overgaan in een rustgevende vermoeidheid. Hij draait zich op zijn rug en laat zich dragen door het warme water. De zon brandt in zijn ogen als hij opkijkt om de vlucht van een Zeedraak hoog in de lucht te volgen. Elke keer verwondert hij zich er weer over, hoe ze van het ene op het andere moment in zijn gezichtsveld verschijnen om even later plotseling weer te verdwijnen. Mysterieuze wezens zijn ze toch, deze levende legendes. Hij beweegt zijn vingers licht als de vinnen van een vis om zijn positie in het water te veranderen. Er kietelt iets aan zijn rug. Een glimlach verschijnt op zijn gehavende gezicht wanneer een paar visjes zijn rug afzoeken naar voedsel of misschien verwonderen ze zich over die vreemd drijvende vis.
‘Lamech! …’Een rauwe stem klinkt door de heldere lucht. Een paar ijsvogels vliegen geschrokken op. ‘Kom uit dat water! Je hebt je werk nog niet gedaan en je moet naar Malakaï voor het te donker is om dat verduvelde bergpad te nemen. Schiet op jongen, lang genoeg geluierd nu.’ De glimlach verdwijnt, en het gehavende gezicht verandert in een grimmig masker. ‘Verdorie, nooit is er een moment dat ik lekker kan dromen van een beter leven.’ Zijn passen zijn grof en zwaar als hij het bergmeer uitstapt. Hij voelt niet eens de stenen van het kiezelstrandje die in zijn voeten prikken. ‘Eens komt de dag dat niemand mij meer commanderen zal. Dan ben ik de grote meester die de wereld in mijn macht heeft. En mijn wraak zal zo zoet zijn.’ Een andere glimlach speelt om de mond van de jongen. Ver weg is de milde blik van even daarvoor.
Als hij de oude hut binnenstapt, kijkt zijn grootvader glimlachend op. ‘Was het water lekker jongen?’ Lamech gromt wat als hij doorloopt naar de achterkant van het huis om het graan voor de kippen uit de voorraadkast te halen en de kippen te voeren en de koe te melken. Ze verwelkomt hem ongeduldig. Lamech trekt een gek gezicht naar haar. ‘Stom beest!’ Zijn gedachten dwalen weer af naar verre landen en heldendaden.
Hij herinnert zich de Zeedraak en verwondert zich erover dat hij ze toch regelmatig ziet boven het bergmeer terwijl zelfs de oudsten van het dorpsvolk beweren dat de draken allang uit deze streken verdwenen zijn. Misschien komt het wel omdat grootvaders hut op een uitloper van de Regenboogbergen ligt. Oude verhalen vertellen dat er grote magiërs en vele zwarte meesters geboren zijn in de valleien van de regenboogbergen. Lamech gelooft heilig in deze verhalen, in het geheim dan wel want het dorpsvolk gelooft toch al dat hij een vreemd kind is. Hij hoort ze wel, als hij het dorp bezoekt. Zachtjes praten ze achter zijn rug als hij voorbijgaat. ‘Wat moet er toch van die jongen terechtkomen’ zeggen ze dan, ‘Een zoon van zulke ouders, gelukkig maar dat de oude Harald voor hem zorgt, dan is er toch een kleine hoop hij normaal opgroeit.’
‘Nou gelukkig ben ik niet normaal geworden,’ denkt hij. ‘Pff, normaal; saai en ingeslapen zullen ze bedoelen.’ Meestal luistert hij niet naar de mensen van het dorp en geniet hij van hun angstige gezichten als hij ze met zijn getekende gezicht en zijn duistere oog aan het schrikken maakt.
Maar ach, ze zijn veel te min voor hem, waarom zou hij zich druk maken over het domme en onwetende dorpsvolk. Hij trapt de emmer met kippenvoer omver waarop de kippen kakelend en geschrokken uit elkaar vliegen.
Op een dag moet hij grootvader toch nog eens met drang vragen naar zijn ouders. Het is eigenlijk te gek voor woorden dat elke keer als hij over zijn moeder begint de oude man zijn vragen ontwijkt met een vaag, ’Later mijn jongen later.’ Hij is nu toch oud genoeg om de waarheid en geheimen over de werkelijke dood van zijn ouders te horen. Hoelang denkt grootvader dat hij het hier volhoudt tussen de stomme boeren. Hij voelt de drang in hem borrelen en koken als het ijzer in de vuren van de smidse. Hij wil weg, ver weg. Waarheen kan hem eigenlijk weinig schelen, als hij maar de weide wereld in kan.
Hij begint te dagdromen en in zijn gedachten reist hij naar de Regenboog vallei. Hij weet wel dat de grenzen gesloten zijn en dat niemand meer wordt binnengelaten maar hij zal een geheime pas over de bergen vinden.
En natuurlijk wil hij naar de drakeneilanden waar volgens de legenden de laatste draken zijn gezien.
Hij had vaak getreurd om de vastbesloten houding van zijn grootvader dat hij nooit over de oude tijden wilde vertellen; tenslotte was zijn grootvader bard geweest in de dienst van de oude keizer.
Hij maakte zich razend over de vele keren dat grootvader hem had gestraft als hij hem vertelde over zijn dromen en visioenen die hij had en de draken die hij zag boven het bergmeer. Langzamerhand had geleerd zijn mond te houden en de visioenen in de jaren dat hij opgroeide waren bijna allemaal verdwenen. Maar de draken was hij blijven zien en hij was zo verstandig geweest om er nooit met zijn grootvader over te spreken anders had hij hem zeker verboden elke dag naar het bergmeer te gaan.
De jaren waren aaneengeregen met saaie taken op de kleine boerderij van zijn grootvader, de bezoekjes aan het dorp om voorraden in te slaan. De sporadische bezoekjes aan Malakaï waren de enige kleur die zijn grijze bestaan opfleurden. Maar de oude dagen van gezelligheid en spannende verhalen waren voorbij. Grootvader had Malakaï op rantsoen gezet en de verhalen die ze vertelde als grootvader erbij was waren saai en stomvervelend geweest.
Lamech trekt zijn gedachten terug en kijkt naar het dorp dat diep beneden hem in de vallei ligt. De grote klok van de dorpstoren slaat twaalf en zijn herinnering vliedt terug naar een andere dag die zijn leven drastisch veranderde. Een dag zo lang geleden dat hij het zich eigenlijk niet zou kunnen herinneren maar de geur en het geluid van de zee is zo diep in zijn geheugen gegrift dat de herinnering bijna elke dag wel even zijn gedachten binnenglipt.
Hij hoort in zijn gedachten het ruisen van het water en proeft het zout op zijn lippen. O ja, hij was klein, te klein volgens zijn grootvader om zich zijn moeder te herinneren maar hij weet het nog als de dag van gisteren. Zijn moeders gezicht vlak boven hem als zij hem optilt en hij de zee ziet. Het felle blauw brandde in zijn ogen, het geluid van een zeemeeuw als een klagende schreeuw in de ijle lucht. De herinnering trilt in zijn borstkast alsof hij daar weer is. Hij hoort en ziet het even duidelijk als de dorpstoren beneden hem; de kleine bel in de grote mast van het schip dat zijn vader meenam, klepperde even diep en doordringend als de klok van de dorpstoren op dit moment. Hij proeft het zout van zijn moeders tranen op zijn wang en hij schudt zijn hoofd onrustig om de indringende herinnering weg te jagen.
In de deuropening kijkt de oude man bezorgt naar zijn kleinzoon. Zijn blik gaat naar een traan die zich een weg baant door de doolhof van littekens op Lamechs gezicht. Met een ruw gebaar veegt de jongen de druppels van zijn gezicht met zijn gehavende trui. Een gevoel van hoop en trots vult Haralds oude hart, ‘Ach daar waar verdriet is, is nog steeds een warm hart, het komt wel goed met de jongen,’ gaat het door hem heen.
Hij legt zijn arm om de schouder van Lamech, ‘Ga je zo naar Malakaï mijn jongen? Je weet dat ik een hekel heb aan het bergpad. Ik heb nog een paar zalfjes nodig voor de dieren. En vraag haar ook wanneer de eerste nachtvorst invalt, we moeten de laatste vruchten van de bomen halen voor de nachtvorst ons overvalt.
‘Met een wild gebaar schudt Lamech de arm van zijn grootvader van zich af en schept zo een afstand tussen hen, ‘Ik ga zo grootvader. Ik ben echt wel terug voor het donker. Maak je toch niet altijd zorgen om mij, ik kan echt wel voor mezelf zorgen!’ Met grote stappen beent hij het erf af en verdwijnt in het bos achter het huis. Malakaï woont buiten het dorp en via het bergpad komt hij achter haar erf uit. Als hij het bergpad neemt hoeft hij gelukkig niet door het dorp. Grootvader kent zijn tegenzin om naar het dorp te gaan, maar zeker even zo groot, zo niet groter is de afkeer van zijn grootvader tegen het bergpad. Hij weet wel hoe onbetrouwbaar en verraderlijk het smalle bergpad kan zijn.
Voorzichtig baant hij zich een weg naar beneden. Daar is het stuk waar grootvader naar beneden was gevallen een paar jaar geleden toen een onverwachte regenbui hem verraste en een stuk van het pad wegsloeg vlak voor zijn voeten. Twee dagen had hij daar gelegen voor Malakai de smid had gestuurt hem daar te zoeken. Ze hadden hem gevonden met een gebroken been en een paar gekneusde ribben en een gigantische honger. Toen de kolossale smid hem vervolgens wilde optillen om hem naar huis te dragen, was alles wat hij zei, ‘Fijn dat je er bent oude vriend, heb je misschien een homp brood voor me?’
Vreemd eigenlijk de band tussen zijn grootvader en Malakaï, zij weet altijd precies wat grootvader nodig heeft terwijl zijn grootvader zeker twee jaar lang de berg niet meer af was geweest om haar te bezoeken. Maar ach, alles aan Malakaï is vreemd. In het dorp noemen ze haar een heks, maar o wee als iemand ziek is en de plaatselijke kwakzalver er niets mee beginnen kan. Dan staan ze in het geniep voor haar deur te smeken om een van haar drankjes of zalfjes. En hij ziet niet vaak dat mensen haar spontaan groeten als hij en Malakaï samen door het dorp lopen. Sommige kinderen worden zelfs naar binnen gesleurd en deuren gesloten. ‘Maar ach wat kun je ook anders verwachten van stom boerengepeupel,’ grijnst hij afkeurend. Maar hijzelf vindt Malakaï interessant… heel interessant. Eigenlijk is zij de enige die begrijpt hoe hij zich voelt en wat zijn allergrootste wens is.
Een kruidige, bijna bedwelmende geur prikkelt zijn neus terwijl hij het laatste stukje veld doorsteekt en het oude, vervallen hutje bereikt. Binnen staat Malakaï in de houten deuropening, het zachte licht van binnen werpt haar silhouet af tegen de donkere keuken. Hij moet zich haasten; de zon zakt snel achter de scherpe bergpieken en werpt lange, slinkse schaduwen over het ruige landschap. De winter sluipt stilaan naderbij, en de dagen smelten als schaduwen tot kortere momenten van licht. Net voordat hij het erf betreedt, komt Malakaï naar buiten.
‘Ha, die Lamech,’ zegt ze met een brede, bijna ondeugende glimlach, terwijl haar scherpe ogen het kronkelige bergpad in de verte aftasten — hier en daar omzoomd door trotse dennen die zich krampachtig vastklampen aan rotsen en aarde. ‘Is de oude Bard alweer in de greep van doodsangsten om zijn eigenwijze kleinzoon, de berggeit?’
Hij trekt een scheve grimas en gromt iets onverstaanbaars, terwijl een ijzige windvlaag de geur van dennennaalden en vochtige aarde met zich meebrengt. ‘Kom ik heb de spulletjes al klaar voor de oude Bard maar ik heb veel nieuws, kom gauw binnen.’ Waarom noemde zij grootvader nog altijd de oude Bard? gaat het door zijn gedachten. Hij had zijn grootvader nog nooit een lied horen zingen of een verhaal uit het oude keizerrijk horen vertellen. En alle instrumenten aan de dwarsbalken van het oude huis van grootvader zien eruit alsof ze in geen honderd jaar meer waren gestemd of bespeelt.
‘Ha, die Lamech,’ zegt ze met een brede, bijna ondeugende glimlach, terwijl haar scherpe ogen het kronkelige bergpad aftasten — omzoomd door trotse dennen die zich krampachtig vastklampen aan rotsen en aarde. ‘Is de oude Bard alweer in de greep van doodsangsten om zijn eigenwijze kleinzoon, de berggeit?’
Hij trekt een scheve grimas en gromt iets onverstaanbaars, terwijl een ijzige windvlaag de geur van dennennaalden en vochtige aarde met zich meebrengt.
‘Kom mee, ik heb de spulletjes al klaar voor de oude Bard. Maar ik heb veel nieuws — kom gauw binnen.’
Waarom noemde zij zijn grootvader nog altijd de oude Bard? denkt hij, nieuwsgierig en een beetje verbijsterd. Hij had zijn grootvader nooit een lied horen zingen, noch verhalen horen vertellen over het oude keizerrijk. De instrumenten die aan de dwarsbalken van het vervallen huis hingen, zagen eruit alsof ze al eeuwen niet waren gestemd of bespeeld. Een kruidige, bijna bedwelmende geur prikkelt zijn neus terwijl hij het laatste stukje veld doorsteekt en het oude, vervallen hutje bereikt. De houten planken onder zijn voeten knarsen zacht, alsof ze fluisteren van vergeten tijden, van een kennis zo oud als de bergen zelf — herinneringen aan een tijd waarin de wereld nog werd gevormd door krachten die nu slechts schimmen zijn. Binnen staat Malakaï in de houten deuropening, het zachte licht van binnen werpt haar silhouet af tegen de donkere keuken. Hij moet zich haasten; de zon zakt snel achter de scherpe bergpieken en werpt lange, slinkse schaduwen over het ruige landschap, waar de natuur haar eigen wetten lijkt te volgen — wetten die resoneren met het onzichtbare veld dat de grond onder zijn voeten levend houdt. De winter sluipt stilaan naderbij, en de dagen smelten als schaduwen tot kortere momenten van licht. Net voordat hij het erf betreedt, komt Malakaï naar buiten.
‘Ha, die Lamech,’ zegt ze met een brede, bijna ondeugende glimlach, terwijl haar scherpe ogen het kronkelige bergpad aftasten — omzoomd door trotse dennen die zich krampachtig vastklampen aan rotsen en aarde, als bewakers van oude geheimen. ‘Is de oude Bard alweer in de greep van doodsangsten om zijn eigenwijze kleinzoon, de berggeit?’
Hij trekt een scheve grimas en gromt iets onverstaanbaars, terwijl een ijzige windvlaag de geur van dennennaalden en vochtige aarde met zich meebrengt — herinneringen aan de balans tussen licht en schaduw, die ook in zijn hart woedt.
‘Kom mee, ik heb de spulletjes al klaar voor de oude Bard. Maar ik heb veel nieuws — kom gauw binnen.’
Waarom noemde zij zijn grootvader nog altijd de oude Bard? denkt hij, nieuwsgierig en een beetje verbijsterd. Hij had zijn grootvader nooit een lied horen zingen, noch verhalen horen vertellen over het oude keizerrijk. De instrumenten die aan de dwarsbalken van het vervallen huis hingen, zagen eruit alsof ze al eeuwen niet waren gestemd of bespeeld — alsof de muziek zelf was gevangen in de stilte van verloren tijden.
De geur van de smidse, ooit zo vertrouwd, blijft hem nu ontgaan — vreemd, denkt hij terwijl hij de oude poort passeert, die al lang geen poort meer te noemen is. De verdedigingsmuren liggen half begraven onder een dikke laag modder, achtergelaten door een zware vloedgolf die het Laagland jaren geleden stillegde. Sindsdien heerst er een verstilling over de wegen; rovers zijn verdwenen, en het leven kronkelt langzaam voort in de schaduw van het verleden.
‘Eigenlijk begrijpelijk,’ mijmert Lamech, ‘er is hier niets waardevols meer te halen. De Laaglanders ploeteren op het land om te overleven, verwekken kinderen die nog meer monden voeden, en ploeteren nóg harder om al die monden te vullen. En aan het einde van hun saaie, lege levens? Overvloedig Stoutbier, stomme dorpsfeesten, slapen en dan doodgaan.’
Te veel vrede maakt mensen lui, dom en onverschillig, besluit hij met een schaduw van bitterheid.Hij verwondert zich over de rust op de weg. Geen boeren met hun koeien, geen spelende kinderen die altijd wegrennen omdat hij ze aan het schrikken maakt met zijn gehavende gezicht en zijn enge oog. Hij begrijpt wel dat de littekens op zijn gezicht – die hij heeft opgelopen in de grote brand toen hij nog een kleuter was – niet prettig zijn om te zien en ergens vindt hij het helemaal niet leuk dat ze hem maar een monster vinden, maar vandaag stapt hij tevreden door.
Vandaag is een goede dag: de Zeedraak, het levensechte visioen van zijn moeder, en dan het lege dorp. Gelukkig is het geen strontvervelende, saaie dag zoals alle andere in zijn leven. De toekomst heeft iets voor hem in petto — dat voelt hij duidelijk — en een wrange glimlach speelt om zijn lippen.
Hij is nu vlakbij de smidse en ziet dat de vuren in de smeedoven gedoofd zijn, de rookkleurige schoorsteen stil en verlaten. De luiken voor de kleine ramen van het woonhuis zijn met grove spijkers dichtgeslagen. Om hem heen hangen de geuren van vochtige aarde en oud hout. Overal zijn de straten stil, alleen het zachte gekakel van een loslopende kip onderbreekt de stilte.
Hij kijkt verder en merkt dat ook bij meerdere andere huizen de luiken stevig gesloten zijn, alsof het hele dorp zich terugtrekt voor iets onheilspellends.
‘Zou er een storm op komst zijn?’ denkt hij, terwijl een koude windvlaag de bladeren over de hobbelige keien jaagt.
‘Nee, dat is onmogelijk,’ zegt hij tegen zichzelf. ‘Malakaï zou hem direct weer naar boven hebben gestuurd om zijn grootvader te waarschuwen. Een storm in het dorp is vervelend, maar boven op de berg kan het er pas echt ruw aan toegaan.’
Langzaam loopt hij om de smidse heen en klopt op de zware eiken deuren en dichtgetimmerde luiken.
‘Niemand thuis…’
De kippen lopen onrustig te pikken en zoeken over het erf, alsof ze al dagen niet gevoed zijn. Hij loopt de hoge heuvel op, verder het dorp in, en ziet de oude Tabby snel wegduiken in haar huis.
Als een baby begint te krijsen, wordt Lamech onrustig. Hij begint op meerdere deuren te bonken, tot hij bij de eeuwenoude veerman komt, die vreemd afwezig in zijn schommelstoel zit, achter zijn huisje naast de waterput. De dikke rode kater op zijn schoot spint alsof zijn leven ervan afhangt, terwijl de kromme vingers van de oude man afwezig het plekje achter het harige gouden oor masseren.
‘Waar is iedereen?’ vraagt Lamech aan hem.
‘Goud, mijn jongen… het goud heeft iedereen in de bol geslagen,’ mompelt de veerman traag, zijn ogen half gesloten. ‘Ze jagen het na alsof het hun leven is, maar vergeten wie ze werkelijk zijn.’
Lamech fronst. ‘Wat bedoelt hij daar nou weer mee?’ Maar de oude man luistert al niet meer; hij is in slaap gevallen, zijn ademhaling langzaam en zwaar.
Lamech bedenkt zich niet en rent terug naar Malakaï, die al bij de oude poort op hem staat te wachten. Haar ogen zijn zwaar, maar haar blik lijkt al zijn vragen zonder woorden te beantwoorden. Samen lopen ze langzaam terug naar het huis. Ze schudt haar oude hoofd en zucht diep.
„Je moest het zelf maar zien, dacht ik,” zegt ze zacht, terwijl haar handen even trillen.
Binnen in het huisje rommelt ze onrustig met potten en pannen, haar ogen af en toe naar Lamech gericht.
„Ik weet het, jongen,” begint ze, haar stem breekt bijna, „het is raar. Heel raar.”
Ze schept een onbestemd drabje in een kom en breekt een stuk brood af, haar vingers licht bevend. Ze legt het voor hem neer en kijkt hem doordringend aan.
„Kom, eet je soep. We hebben veel te bespreken.”
Lamech kijkt door het raampje naar de duister wordende berg, waar de laatste zonnestralen de toppen in een gouden gloed hullen.
„Maak je geen zorgen, ik heb je grootvader al gewaarschuwd dat je vanavond niet meer thuiskomt.”
Zijn hoofd tolt van vragen, maar hij zwijgt en wacht af, terwijl ze beiden de warme, kruidige soep oplepelen.
Malakaï kijkt plotseling op en zegt: „Je zag weer een Zeedraak vandaag, hè?”
Lamechs gedachten dwalen af. Als een eenvoudige dorpsheks als Malakaï al zoveel bijzondere krachten bezit, hoe machtig moet een echte magiër dan wel niet zijn?
Hij kijkt bijna ongeïnteresseerd voor zich uit. Draken zien is voor hem bijna vanzelfsprekend — hij komt ze zo vaak tegen. Maar nog nooit had hij een zo dichtbij gezien als vandaag. Dat moment koestert hij, en het staat bovenaan zijn lijstje met dingen die hij tijdens zijn reis wil meemaken.
Malakaï onderbreekt zijn gedachten met een stem die schor en doordringend klinkt, alsof elk woord een oude belofte draagt.
„Vele draken en gevaren zullen je pad kruisen vóór het jaar om is, Lamech. Gevaren die zelfs de stoutmoedigste doen sidderen — meer dan je lief zal zijn, mijn jongen.”
Terwijl ze spreekt, draait ze langzaam een kleine amulet rond haar nek, haar diepduistere ogen branden met een onverzettelijke kracht.
Lamech kijkt op, een koude rilling loopt over zijn rug, maar diep vanbinnen gloeit een vlam van hoop. Haar woorden wegen zwaar op zijn schouders, en toch voelt hij een vonk die hem vooruit wil drijven. Hij zwijgt en wacht af.
Malakaï houdt niet van vragen. Zij kent de antwoorden al, vaak voordat de vraag zelfs maar geformuleerd is.
„Domme mensen stellen vragen waarvan ze het antwoord nooit zullen bevatten,” zegt ze altijd.
„Een wijs man wacht af tot de antwoorden zich op de weg voor hem ontvouwen — en durft dan de beslissingen en daden te nemen die daarbij horen.”
Lamech wil altijd wijs lijken, dus hij zwijgt en wacht tot de oude vrouw weer begint te spreken, terwijl de zon langzaam ondergaat en de hut in een vreemde, warme gloed hult.
Hij heeft zijn hele leven een hekel gehad aan het dorp, aan de mensen, aan zijn saaie leventje — soms zelfs aan de oude Malakaï en zijn grootvader. Maar hier, in de hut van Malakaï, als hij luistert naar Malakaï’s verhalen over verre landen, draken en magiërs, is hij voor heel even gelukkig.
De kolossale boekenkast was in de loop der jaren veranderd in een chaotisch geheel van papieren, vergeelde documenten, stoffige, versleten boeken en oude perkamentrollen — stille getuigen van lang verloren wijsheden. Avontuur leek van de dwarsbalken te druipen, waar de huisspin in jarenlange huisnijverheid vreemde maskers, gedroogde wortels en onbekende planten had ingesponnen tot een cocon van vergeten herinneringen.
Malakaï had veel van de wereld gezien toen ze nog leerling was van een groene magiër, totdat de grote overstromingen kwamen en een natuurlijke barrière vormden tussen de Laaglanden en de grenzen van de Regenboogvallei. In diezelfde tijd werden de grenzen van het land der magiërs gesloten. Malakaï keerde terug en was nooit meer weggegaan.
Vele lange middagen zat hij hier, luisterend naar haar verhalen over draken, elfen en andere wonderbaarlijke, soms duistere zaken. Maar nooit sprak ze meer over haar meester, de magiër. Het leek alsof Malakaï diep teleurgesteld was in de magiërs en verdrietig dat zij zich hadden teruggetrokken uit het leven van zowel Laag- als Hooglanders.
Lamech stelt nooit de vragen die even sterk op zijn lippen branden als de vreemde rode peultjes die te drogen hangen aan de balken van Malakaïs oude huisje. Zo ook vandaag wacht hij ongeduldig op de woorden die ongetwijfeld gaan komen. ‘Zelfs een stomme Laaglander kan op zijn klompen aanvoelen dat er grote dingen staan te gebeuren,’ denkt Lamech.
„Lamech, de wereld staat op het punt te veranderen, net zoals de zomer ongestoord elk jaar overgaat in zware herfststormen. Lange tijd hebben de Laaglanders de rest van de wereld buiten hun grenzen gehouden, in bijna stomme onwetendheid gelovend dat er overal vrede heerst — een vrede zo stil als de moddervloed die de laaglanden ooit bedekte en alles langzaam deed verstillen. Maar de wereld draait door, en duisternis is onvermijdelijk, de koude nacht die onherroepelijk volgt op een hete zomerdag.
Als mensen zich blind blijven houden voor de zorgen van hun buren, sterven ze langzaam af — net als een boom die vrucht draagt, maar nooit wordt bezocht door mens of dier.”
„Maar wat hier gebeurt, gaat zelfs mijn kennis en vergezicht te boven,” vertelt Malakaï terwijl ze onrustig heen en weer schuifelt door het veel te kleine hutje.
„Het dorp is leeggelopen; alleen enkele ouderen en een paar heuvelbewoners zijn achtergebleven. De laatste weken heb ik taferelen gezien die je hart zouden breken. Moeders namen hun kinderen van de borst en legden ze in de verweerde handen van hun oude, uitgedroogde grootmoeders, die het gewicht van het verleden in zich droegen. Ze verlieten het dorp, één voor één, pakten hun rugzakken en liepen weg — zonder ook maar één keer om te kijken.
Ik heb gepreekt, bezweringen uitgesproken en bijna geweld gebruikt, maar de dorpelingen bleven onbereikbaar. Wakker en helder, ja — maar met de meest vreemde verhalen over goud en verre, vruchtbare landen.
Zelfs met alle wijsheid die ik bezit, begrijp ik niet wat hier gebeurt.”
„Twee weken geleden was alles nog normaal. Maar in slechts enkele dagen is de wereld volledig gek geworden.”
Een traan glijdt traag over haar verwarde gezicht en laat een waterig spoor achter op haar stoffige wang. Haar handen trillen licht terwijl ze spreekt.
„Nog eenmaal zul je onze loopjongen moeten zijn, Lamech. Morgen wil ik dat je je grootvader ophaalt en hem hierheen brengt. We hebben zoveel te bespreken, zoveel moeilijke beslissingen te nemen… Samen zullen je grootvader en ik de stormen afwachten die onvermijdelijk over de wereld zullen razen.”
Lamech wil van alles vragen, maar voordat hij de moed kan verzamelen, wuift Malakaï zijn twijfels met een ongeduldig gebaar weg. Ze leidt hem naar het hoekje bij het smeulende haardvuur en overdekt hem met een oude, stoffige deken.
„Morgen, Lamech, morgen zullen vele vragen beantwoord worden — maar we zullen ook even zoveel nieuwe creëren. Rust zoveel uit als je kunt, want je jonge, onbezorgde leven is voorbij. Je dromen zullen uitkomen, maar ik vrees dat velen zich zullen ontpoppen als nachtmerries.”
Ze kijkt hem verdrietig maar doordringend aan.
„Je bent de zoon van bijzondere ouders, Lamech — meer dan slechts een loopjongen voor een stel oude dorpsgekken. Jij hebt de kracht en de mogelijkheden om hier ongeschonden en sterker uit te komen.”
Lamech voelt een steek van schaamte — een mengeling van onzekerheid en vastberadenheid. Toch weet hij dat ze gelijk heeft. Malakaï spreekt met de zekerheid van iemand die het lot kan lezen. Hij begrijpt dat hij haar geen ongemeende verontschuldigingen hoeft te geven
Hij zoekt een goed plekje bij het open haardvuur en rolt zich in de eeuwenoude deken. Een onbestemd gevoel van rust daalt over hem neer, terwijl iets diep vanbinnen begint te trillen — als een kloppend hart dat gestaag op gang komt. Zijn leven begint hier en nu.
Malakaï zit in haar stoel en rookt een lange pijp. Rookwolken kringelen omhoog en dwarrelen naar de dwarsbalken, waar de vreemd gevormde rooksluiers vervagen tussen verhalen van avontuur en wijsheid. In haar hoofd draaien talloze gedachten.
„Ach,” mijmert ze, „soms ligt het lot van mensen in onbekwame handen, en is de toekomst duister en onzeker. Maar vaker overleeft de tere oogst de te vroeg ingevallen nachtvorst — niet door de inspanningen van de boeren die hijgend en puffend tussen de rookwolken de vorst proberen te verdrijven, maar door puur geluk. Het is erop of eronder, met de vrede en rust van de Laaglanden en de uitgestrekte weidewereld.”
“II
Teveel Vragen
– “Wanneer wijsheid spreekt en het mysterie blijft.”-
De volgende dag rommelt grootvader onrustig rond in het kleine huisje op de berg, mopperend en mompelend.
„Op mijn oude dag nog wel… Had de wereld me niet nog een paar jaar rust kunnen gunnen?”
Het komt eruit in ‘Ach, ach’ en ‘Wel en wee’. Lamech moet bijna lachen om de onzekere, wankele bewegingen van zijn oude grootvader. Hij blijft wijselijk stil, terwijl zijn hart vol verwachting klopt bij wat komen gaat.
Hij weet dat Malakaï het zwaar zal krijgen om zijn grootvader zover te krijgen dat hij hem zal laten gaan. ‘Waarheen zal hij gaan?’ vraagt Lamech zich af.
Het kan hem eigenlijk niet schelen. Malakaï vertrouwt op hem en heeft een belangrijke Lamech gooit de laatste zak met aardappelen naast de manden met vers geplukte appels op de al krakend protesterende kar. Achter de kar loeit de oude koe ongeduldig en beweegt haar hoofd schuddend heen en weer, alsof ze zichzelf probeert te kalmeren.
De stramme merrie kijkt hem meewarig aan terwijl ze een blik werpt op de overvolle kar. Gelukkig kunnen dieren niet protesteren; gedwee laat ze zich voor de kar spannen.
Grootvader timmert de luiken stevig vast voor de ramen en opent de hokken van de dieren. Kippen, konijnen en duiven vliegen en scharrelen alle kanten op, onzeker over wat hun plotselinge vrijheid betekent.
Lamech observeert het schouwspel en voelt een knoop van onrust in zijn maag. ‘Wat wordt er nu eigenlijk van hen verwacht?’ vraagt hij zich stilletjes af..
De ogen van grootvader zijn gevuld met tranen als de oude kar het erf van Malakaï oprijdt. De tocht door het dorp is hem te veel geworden.
Malakaï legt een zachte hand op zijn schouder en troont hem mee naar binnen, waar de koffie zachtjes pruttelt op de stoof en de geur van warm brood zijn maag doet knorren.
„Kom, oude vriend,” zegt ze met een zachte, geruststellende stem. „Zolang er nog warm brood is en magen knorren, is er hoop voor de wereld. Wij hebben ergere dingen gezien dan een goudkoorts of verdwenen vrienden.
Kom, eet. Daarna zullen we lang en diep nadenken over de stappen die we moeten nemen, terwijl we troost en wijsheid zoeken in de rook van onze pijp.”
Nogmaals eten ze in stilte in het gezellige, oude huisje. Het vuur knispert warm in de open haard, terwijl het onheil buiten nog ongrijpbaar blijft.
Malakaï breekt een stuk warm brood en houdt het grootvader voor.
„Pas op, het is heet!” waarschuwt ze met een glimlach.
Grootvader grinnikt schor.
„Ach, ik ben oud, maar mijn tong is nog steeds beter bestand tegen hitte dan mijn hart tegen zorgen.”
Lamech pakt een stuk brood en blaast er voorzichtig op, maar maakt een gezicht als het te heet is om meteen te eten.
„Snel, opa,” lacht hij, „anders eet ik het straks allemaal alleen op.”
Grootvader lacht zachtjes en neemt het brood aan.
„Nou, eet dan, jongen. Er is nog genoeg brood en zorgen genoeg voor ons allemaal.”
Ze praten zachtjes over het dorp terwijl Malakaï vertelt over de afgelopen weken, terwijl buiten de schaduwen langzaam dichterbij sluipen.
Plotseling onderbreekt Malakaï de stilte.
„We moeten raad vragen bij de magiërs,” zegt ze beslist.
Grootvader hapt naar lucht en fronst.
„Malakaï, wat ben je van plan? Ik kan er nooit mee akkoord gaan dat wij Lamech daarheen sturen. Hij is nog niet klaar om de wereld in te gaan.”
Daar voelt Lamech de moed in zijn schoenen zakken.
„Malakaï had nog niet eens één woord gezegd, en zijn grootvader begint al tegenwerpingen te maken.”
Zijn wilde plannen van de nacht ervoor vervagen als mist, terwijl zijn verstand langzaam afstand neemt en afwezig tussen de woorden van de oudjes dwaalt.
Dan breekt de harde, schelle stem van Malakaï door de wirwar van plannen en dromen.
„Stop! Zo werkt het niet, jongens. We moeten bij het begin beginnen.”
Beiden kijken haar verbaasd aan. Malakaï had nog nooit geschreeuwd — althans, zij hadden dat nog nooit gehoord.
Met open mond luisteren ze naar haar relaas.
„Ten eerste is het duidelijk dat er iets gaande is. We moeten de waarheid achterhalen en diep nadenken over onze volgende stappen.
Ten tweede, Lamech, je bent nu vijftien, en het is tijd om te weten wie je ouders waren en hoe ze zijn gestorven.”
Ze wuift met een snel gebaar de plannen van grootvader weg die zijn mond opent.
„De tijd is gekomen, Harald!”
Harald zwijgt, en Lamech wacht gespannen af.
„Eindelijk zullen de geheimen worden opgelost,” gaat het door zijn koortsachtige brein.
„Ga jij het hem vertellen, of ik?” vraagt Malakaï aan Harald.
Maar de oude man zwijgt, met een diepe frons boven zijn ogen.
Malakaï zucht diep en begint te vertellen.
„Lamech, jij weet allang dat je anders bent dan de andere jongens in het dorp. Je kunt draken zien, en je weet diep vanbinnen dat je voor meer bent geboren dan koeien melken en loopjongen spelen.”
Grootvader kijkt hem met een snelle draai van zijn hoofd aan.
„Ja, ja, oude vriend,” zegt Malakaï. „Jouw kleinzoon ziet de draken even duidelijk en helder als jij het vel op de koffie ziet die voor je staat koud te worden.”
Ze schuift met een zacht gebaar de mok koffie naar Harald.
„Kom, drink en ontspan. Wat er nu moet gebeuren, kun je niet meer tegenhouden — al zou onze vriend, de smid, je bijstaan met zijn gehele familie.”
Harald zit afwezig en gefronst naar zijn mok koffie met vel te staren, alsof hij antwoorden zoekt in het product van een domme koe en gebrande granen.
„Lamech, heb geduld met je grootvader. Het is niet makkelijk voor hem — hij heeft al te veel dierbaren verloren.” Ze kijkt hem doordringend aan.
„Wees niet te snel en hard met je ideeën over heldendaden. Jij vertelde me dat je de zee nog kunt herinneren, en dat de dag waarop je vader vertrok nog vers in je geheugen ligt, toch?”
Lamech knikt stilletjes. Grootvader mompelt onverstaanbaar, zijn blik afgewend.
„Goed,” zegt Malakaï zacht, „wat herinner je je nog meer van de dood van je moeder?”
Grootvader springt op, zijn stem schor van emotie.
„Is dit nu echt nodig, Malakaï? Al die oude wonden weer openhalen?”
Malakaï blijft kalm, haar ogen strak op hem gericht.
„Ja, mijn vriend. Wil je liever dat hij het van iemand anders hoort? Iemand die het verhaal misschien verdraait en Lamech op het verkeerde pad brengt? De waarheid maakt niemand kleiner, maar verborgen geheimen werpen lange schaduwen. Dat weet jij beter dan ik.”
Lamech schudt zijn hoofd als antwoord op haar vraag over zijn moeder.
„Nee, ik kan me alleen de dag aan het strand herinneren en haar gezicht vol tranen. Grootvader heeft me verteld dat ze verbrand is in het huis dat mijn vader voor haar bouwde, op de heuvel naast het bergmeer. Ik kon net op tijd ontsnappen, anders was ik ook gestorven.”
Malakaï knikt langzaam, haar blik wordt zwaar.
„Je weet, Lamech, dat jouw ouders, net als ik, leerlingen waren van een magiër. Een magiër van het licht, met een buitengewoon talent. Sommigen noemden hem zelfs de grootste onder de magiërs.
Maar zoals zo vaak bij de groten, nam zijn drang naar macht de overhand, terwijl zijn hunkering naar wijsheid en gerechtigheid vervaagde. Zijn hart verstarde, en dat bracht veel leed.”
Ze zucht diep en kijkt Lamech aan.
„Vanaf de dag dat jij geboren werd, was hij geobsedeerd door het idee om jou alle kennis en wijsheid te geven die hij bezat. Jij bracht meer tijd met hem door dan met je moeder, en dat was voor haar een bron van pijn en eenzaamheid.”
Lamech voelt de zwaarte van die woorden, het conflict dat zijn jonge hart raakt.
Hij geloofde dat wanneer jij zou opgroeien met alle kennis en wijsheid, zonder de invloed van het gewone leven en de omgang met het volk, je de grenzen van de realiteit nooit als belemmering zou ervaren. Begrijp je dat, Lamech?”
Lamech knikt langzaam, zijn blik een beetje somber.
„Ja, ik heb het zelf vaak gevoeld. Zoals wanneer de dorpsbewoners hun eigen kinderen niet geloven als ze elfen of draken zien, of boos worden als ze dagdromen over vliegen en toverspreuken. Het voelt alsof ze je willen opsluiten in een wereld zonder magie.”
„ Ze knikt instemmend en vervolgt:
„Je vader en moeder waren het deels met hem eens, maar zij zochten een gezonde balans tussen realiteit en dromen. Tenslotte ben jij geboren met een sterfelijk lichaam en kun je de onafwendbare waarheid van de dood nooit ontlopen.
Een mens blijft een mens, zelfs als hij alle geheimen van het sterrenrijk kent. Zij wilden dat je kon spelen, dromen en plezier maken met de andere kinderen van het eiland.”
Maar de meester was onverbiddelijk. Hij eiste dat jij zou opgroeien onder een streng regime, een zware opleiding ondergaan, en zou uitgroeien tot de grootste magiër van het eiland — misschien wel van De Grote Moeder.
Jouw ouders besloten daarom het kasteel aan de rand van het woud te verlaten, waar de mist ’s ochtends neerdaalt als een sluier over vergeten geheimen. Maar hun vertrek werd niet zonder strijd toegestaan.
Zo ver ging het dat zij gevangen werden gezet in een van de verborgen kerkers, diep onder het kasteel, waar het licht nauwelijks doordrong en de tijd stil leek te staan.
Alleen dankzij de geheime hulp van andere magiërs en hun medeplichtigen — die een boot klaar hadden liggen in de verborgen ondergrondse rivier die onder het kasteel stroomt — konden zij ontsnappen.
Ze navigeerden door het donkere, koude water van deze geheime rivier, glipten langs wachters en schaduwen, en kwamen uiteindelijk ver buiten het bereik van het fort tevoorschijn.
Daarna zochten ze hun toevlucht hoog op de berg, waar de wind door oude bomen fluistert, en jouw vader bouwde het huis bij het stille bergmeer.
Maar de grote magiër liet zich niet bedwingen. Hij bleef jouw ouders onophoudelijk achtervolgen, totdat jij ziek werd van een vreemde kwaal die op de dood leek te wijzen. Niemand behalve de grote magiër bezat de kracht om jou te genezen.
Wij stonden allemaal voor een groot raadsel. Wat jij je herinnert, is de dag dat jouw vader besloot terug te keren naar de magiër om voor jouw leven te pleiten. Hij is nooit teruggekeerd, en jouw moeder heeft dat nooit kunnen verwerken.
Jouw moeder was een vrouw van zeldzame kracht en zachtheid, maar het verlies van je vader sneed diep in haar ziel. Ze trok zich steeds meer terug, gevangen in een web van verdriet en angst. Haar hoop werd gedoofd door het trauma van het verleden en de schaduw van de magiër die haar leven bleef achtervolgen.
Wij kregen bericht van de magiër dat jij en je moeder terug moesten keren voordat het jaar om was — anders zou jij sterven.
Wat nu komt, is bijzonder pijnlijk, maar ik ben ervan overtuigd dat het gezegd moet worden.
Lamech voelt de tegenzin van zijn grootvader als een zware mist in de kleine ruimte hangen. De oude man zit voorovergebogen, tranen druppelen op zijn gerimpelde handen, die hij verwoed blijft wrijven alsof hij het koud heeft.
Malakaï wacht af, maar Harald blijft gebogen. Ze zucht diep en vervolgt haar verhaal.
„Jouw moeder, zoals ik zei, heeft het verlies van je vader nooit kunnen verwerken. En de angst om terug te keren naar de magiër was te groot voor haar.”
Het blijft lange tijd stil in het huisje. Het hout in de haard kraakt zacht, terwijl de zon allang ondergegaan is. De vlammen werpen vreemd flakkerende schaduwen op het gezicht van Malakaï, die de jongen diep bedroefd en vol medelijden aankijkt.
„De brand waarin je moeder is omgekomen,” zegt ze voorzichtig, „was door haarzelf aangestoken. Het was onmiskenbaar magisch vuur. Ik denk dat ze je wilde beschermen tegen de magiër en het leven dat je daar zou leiden. Ze was waarschijnlijk bang dat je zou veranderen, ten nadele, als je onder de constante invloed van die strenge magiër zou staan.”
Lamech schrikt. Zijn hart wordt koud en hij voelt de littekens op zijn gezicht trekken.
„Zijn moeder… zijn eigen moeder had het vuur aangestoken? Dat betekent dat ze hem wilde vermoorden.”
Malakaï wil haar arm om hem slaan, een gebaar van troost. Zijn grootvader volgt haar beweging langzaam met zijn ogen, zonder iets te zeggen.
Lamech rent naar buiten, tranen branden in zijn ogen. Hij had zo vaak aan haar gedacht en gedroomd dat ze bij hem was, dat ze hem liefhad. Hij had haar zo gemist. En nu blijkt het… dat zij hem helemaal niet wilde.
Lamech staat buiten, de koude avondlucht snijdt door zijn kleren, maar wat hij het meest voelt is een kolkende woede die zijn verdriet overstemt . maar hij knijpt zijn ogen dicht om ze te verdrukken.
Zijn borst heft zich van woede, zijn primaire hart brandt, terwijl een ander — verborgen en onbekend — diep daaronder klopt, als een schaduw die zijn aanwezigheid opeist.
Hij had zijn moeder zo vaak liefgehad in zijn gedachten, haar warmte gezocht in herinneringen die nu scherp en pijnlijk aanvoelen. Maar die liefde wordt nu overschaduwd door de rauwe woede van verraad. Hoe kon zij, zijn moeder, degene zijn die hem in gevaar bracht?
Woede vult zijn hele wezen — een vlammend vuur dat elke gedachte aan verdriet wegbrandt. Hij weigert te breken, weigert te huilen om iemand die hem heeft willen vernietigen.
Nooit meer zal hij huilen om haar — de vrouw die hem wilde vermoorden.
Hij gaat zitten op de hoop stenen die Malakaï elk jaar op midzomerdag en winterwende opbouwt tot de vreemdste figuren en vormen. Langzaam komt er een vreemde rust over hem, maar tegelijkertijd gonst zijn hoofd van gedachten en tegenstrijdige gevoelens.
Hij besluit nooit meer aan zijn moeder te denken en aan de wereld te bewijzen wat voor grote magiër hij is — vastbesloten om zichzelf te bewijzen tegen iedereen die hem ooit heeft tekortgedaan.
Zijn ouders hadden hem dat recht ontnomen door hem weg te halen bij de grootste magiër van allen, maar hij weigert die leugen te accepteren. Alles wat hij heeft meegemaakt wakkert alleen maar zijn vastberadenheid aan om zijn lotsbestemming te vervullen, ongeacht de kosten.
Hij zal de weg volgen en de opdracht die Malakaï hem geeft volbrengen. En als hij daarmee klaar is, zal hij zijn eigen weg gaan — ver weg van zijn familie en allen die hem zo wreed hebben voorgelogen al die jaren.
Zoveel waardevolle jaren zijn verloren gegaan. Hij had allang leerling moeten zijn van een magiër. Misschien wil die grote magiër hem wel in de leer nemen, als hij hem kan vinden?
„Ach, wat geeft het allemaal,” denkt hij woedend, „Ik heb niemand nodig. Ik zal mijn eigen macht ontdekken, want ik ben immers geboren uit magiërs en de grootste van allen heeft mijn potentie herkend.”
Binnen in het hutje speelt zich een andere woordenwisseling af.
„Grote Moeder, Malakaï, heb je niet meer kapotgemaakt dan je hebt geholpen? Je weet dat Lamech een moeilijk karakter heeft, en dat wreedheid en ongevoeligheid hem niet vreemd zijn. Ik vrees het ergste, Malakaï — ik denk dat wij hem gaan verliezen.”
Malakaï knikt langzaam, alsof ze zijn zorgen deelt.
„Ja, ik begrijp wat je bedoelt. Maar wie zijn wij om te denken dat we onze kinderen bezitten? Misschien zijn zij wel oudere, wijzere zielen dan wij, en kunnen ze ons in één dag meer leren dan wij hen in een heel leven.”
Ze kijkt hem diep aan.
„Vergeet nooit, oude vriend, dat Lamech meer macht zal hebben dan onze hele familie samen. Wat hij met die macht doet, is zijn eigen beproeving. Ik besef dat zijn leerschool hard lijkt — misschien lijkt het onmogelijk dat uit wreedheid wijsheid kan groeien. Maar je weet ook dat liefde en haat zo nauw verwant zijn als dag en nacht.”
„Alleen onze hoop en vertrouwen in Lamech zullen bepalen of wij hem werkelijk gaan verliezen, of dat wij hem op een dag echt kunnen begrijpen.”
Het wordt stil in het huisje, terwijl de tijd gestadig tikt… zoveel te bespreken, en zo weinig tijd.
Lamech wordt koud; de nachten worden duidelijk frisser. Hij wil niet naar binnen, maar zijn koude vingers lonken naar de warme gloed die door de raampjes van het huisje naar buiten straalt.
‘Hij kan net zo goed naar binnen gaan,’ denkt hij. ‘Tenslotte is er nog veel te bespreken, ook al zal hij hen nooit meer vertrouwen.’
Malakaï opent de deur voor hem.
„Ze moet dat toch eens laten,” mompelt hij in zichzelf, „alles al doen en weten voor er iets gezegd of gedaan is. Nee!” Onderbreekt hij zijn eigen gedachte. „Het is juist goed.”
Hij besluit zijn gaven veel duidelijker te gaan gebruiken. ‘Wat zullen ze opkijken.’
Hij wrijft zijn handen warm bij het vuur. De warmte keert terug in zijn handen en in zijn hart, als een genezende gloed.
„Gaat het een beetje, mijn zoon?”
Harald staat onzeker naar hem te kijken, wachtend op een antwoord dat niet komt.
Malakaï ziet Lamechs stramme en afwijzende rug; de onzekerheid van een kleine jongen is verdwenen. Een man is geboren, maar leeftijd en wijsheid zijn niet altijd met elkaar verbonden.
„Nu moeten we praten over de dingen die in het dorp zijn gebeurd. Jij bent vanmiddag door het dorp gekomen, Harald. En na wat ik je heb verteld, wat denk jij?” vraagt Malakaï, haar stem gespannen maar beheerst.
Harald kijkt even weg, zijn ogen onrustig.
„Ik weet het niet, Malakaï. Het voelt vreemd, ongrijpbaar. Maar we moeten realistisch blijven. Waarom zijn jij, ik, en Lamech niet gek geworden? Waarom zijn er buiten het dorp, in de heuvels, nog mensen die thuis zijn gebleven? Wat maakt de ene gek en de ander onberoerd?”
Malakaï onderbreekt hem abrupt.
„Ja, maar waarom laten mensen hun ouderen en baby’s achter?” Haar stem wordt scherper, bijna fluisterend. „Dat baart mij veel meer zorgen. Er is iets duisters gaande. Geen moeder zou ooit haar kind achterlaten, hoe groot de schat of het familieleed ook is.”
Ze loopt onrustig door haar huisje, haar handen wild bewegend. Het vuur knettert onregelmatig, flakkert en werpt grimmige, dansende schaduwen op plafond en muren.
Een kille windvlaag zingt zachtjes door een kier in het raam. Buiten ligt de stilte zwaar en tastbaar — alsof de natuur zelf haar adem inhoudt.
Lamech gaat zitten op een bankje in de hoek van het huisje en laat zijn gedachten afdwalen naar de situatie. Eigenlijk vindt hij het best wel goed dat de saaie dorpsbewoners eindelijk eens iets doen met hun leven.
„Ja, dat van die baby’s is een ander verhaal,” denkt hij zuur. „Dat snap ik niet, maar misschien zijn moeders allemaal wel hetzelfde — ze denken alleen aan zichzelf.”
Hij denkt aan het bergmeer, met zijn zuivere, warme water. Hij zal het missen om elke ochtend te zwemmen. De gedachte om onderweg in de rivier te moeten zwemmen, bevalt hem helemaal niet.
Vanmiddag, toen ze het dorp binnenkwamen en langs de grote rivier reden, had hij gezien hoe donkerder en smeriger het water was geworden sinds de laatste keer dat hij er was.
Malakaï springt weer op terwijl ze net rustig was gaan zitten.
„Wat zei je, Lamech? De rivier? Wat is er mee?”
Lamech en zijn grootvader kijken haar onbegrijpend aan.
„Ik zei helemaal niets. Ik dacht alleen dat ik geen zin had om in het vieze water van de rivier te gaan zwemmen als ik op pad ben.”
Moeder Aarde springt nu ook op, zijn grootvader.
„Dat is het! Het water, er is iets met het water. Wat heb je precies in het water gezien, Lamech?”
Langzaam gaat Harald weer zitten.
„Ach nee, laat maar. Dat idee is onmogelijk.”
Verdorie, is er nu niemand die naar hem luistert?
„Ik heb helemaal niets in het water gezien,” schreeuwt hij brutaal.
„Ik vind alleen dat het vies is.”
Net op dat moment kraakt het oude hout van het huis scherp en een spetter van het vuur springt op, waardoor de vlammen even dansen en donkere schaduwen over de muren werpen.
En dat moeten nu de wijzen van het dorp zijn, denkt hij geïrriteerd. Drie keer iets herhalen en ze begrijpen het nog steeds niet.
Het wordt weer stil in het huisje, waar de wijsheid driftig uit de pijpen wordt gezogen en de rookwolken elkaar najagen tussen de dwarsbalken van het dak. Lamech vindt het allemaal wel best zo; hij zal wel horen wanneer hij weg mag, en dan zal hij gaan. De Laaglanders en hun problemen kunnen hem gestolen worden — hij heeft zijn eigen plannen, waar niemand iets mee hoeft.
„Morgen moeten we het water inspecteren, dat is het eerste wat we gaan doen. Daarna zal ik Lamech de kaarten uitleggen, zodat hij de route naar de Regenboogvallei kan vinden. Ik zal een brief schrijven aan de magiërs. Hopelijk beseffen ze in deze zware tijden hun verantwoordelijkheid en vergeten ze hun plichten jegens de bevolking niet. Laten we het in ieder geval hopen,” zegt Malakaï resoluut.
Lamech vindt het prima en kruipt dicht tegen het warme vuur aan, in zijn al bijna vertrouwde voddenlap. Hij valt direct in slaap — misschien omdat hij weet dat zijn dromen hem vaker al de antwoorden hebben gegeven die hij nodig had.
Lamech is zich niet bewust van de wijsheid die hem omringt; hij lijkt te zwemmen in het bergmeer, omgeven door een stille kalmte. Het drakenpaartje is teruggekeerd, en vreemd genoeg dalen ze steeds lager neer. Lamech kan bijna hun glinsterende rugwervels onderscheiden.
Hij beweegt onzeker in het koele water, twijfelend of hij nu een schuilplaats moet zoeken of dat er niets te vrezen valt. Voorlopig blijft hij afwachten, gevangen tussen werkelijkheid en iets ongrijpbaars.
Het drakenpaar voert sierlijke capriolen uit in de opstijgende lucht, vlak boven het bergmeer. De felle zon doet hun veren schitteren als duizenden diamanten, terwijl hun buiken bedekt zijn met glinsterende schubben die als edelstenen fonkelen.
Lamech ziet hoe ze snel naderbij komen en beseft dat hij te lang heeft geaarzeld. Als hij nu het water uitstapt, zullen ze hem zeker zien — draken staan bekend om hun ongelooflijk scherpe ogen.
Toch blijft hij stil, observeert de sierlijke baltsdans van het paar. Misschien zijn ze op dit moment niet geïnteresseerd in een onbelangrijk mensenkind.
En ergens diep van binnen voelt hij dat dit meer is dan alleen een zwempartij — een droom die hem iets probeert te vertellen.
Het grotere vrouwtje draait zich op dat moment om en stort naar beneden. Lamech houdt zijn hart vast en duikt snel onder water.
„Oké… vergissing, alweer!” denkt hij, terwijl hij aan het eind van zijn ademtocht proestend en naar lucht happend boven water komt.
Hij kijkt recht in het diepzwarte oog van een draak. Haar warme adem brandt op zijn gezicht. Hij hoort haar rochelen en stelt zich voor dat het een lach is.
„Ach, sterven op deze manier is in ieder geval beter dan langzaam doodgaan van verveling,” denkt hij.
Hij kijkt haar aan en ziet hoe ze zich uitstrekt en wat afstand neemt. Dan voelt hij haar stem in zijn achterhoofd zingen en suizen.
„Beter zo, Lamech? Beetje heet, hè, zo dichtbij? Maar ik probeerde je onder water te vinden. Ik hoopte dat je niet zou verdrinken voordat ik met je kon praten. Fijn om je nu eens in levenden lijve en van dichtbij te zien — onze zielen zijn op een manier met de jouwe verweven, en we hebben altijd op afstand over je gewaakt.”
Lamech is met stomheid geslagen. Eerst draken van dichtbij en dan die stem; lieflijk en zacht alsof alle engelen uit de hemel kwamen om hem lof toe te zingen. Hij voelt zich bijna extatisch, zo gelukkig en geëerd is hij.
Dan hoort hij de bulderende lach van het mannetje. Een aardbeving is er niets bij.
‘Laat je niets wijsmaken door mijn mooie vrouw Lameantara, Maleantara staat erom bekend dat ze velen bijna de afgrond van krankzinnigheid heeft ingedreven met haar mooie stem en haar vleiende woorden. Ik weet niet of het woord ‘sirenen’ je iets zegt?’
Lamech weet niet meer waar hij moet kijken. De stem van de draak heeft het water in een draaikolk van geweld veranderd en hij proest en vecht om boven te blijven.
„Pas nu toch op, Maleantara, jij klaagt over mij, maar nog even en je verdrinkt onze redder.”
Plotseling voelt Lamech zachte huid onder zijn rug en even later zweeft hij hoog boven het water.
Hoe is dat mogelijk? Maleantaras huid is zacht als het vel van een perzik. Hij had iets heel anders verwacht, maar geniet van de vlucht op haar rug, stevig gezeteld tussen twee tanden van haar ruggenwervels — die net zo zacht zijn, op de edelstenen na die hier en daar onder haar glanzende veren verspreid liggen.
Hij kan het niet anders noemen dan veren; haar huid is gewoon te zacht voor drakenschubben.
Eigenlijk wil hij verder slapen en genieten van de vlucht, maar Maleantara heeft iets anders met hem voor.
Zij zet hem neer op het strandje naast het kratermeer en werpt een vluchtige, bezorgde blik op de verkoolde resten van het huis op de heuvel. De zwarte ruïne steekt scherp af tegen de stille, mistige lucht
„Ik heb jouw ouders gekend, Lamech. Heel goed zelfs. Je zou kunnen zeggen dat wij vrienden waren — voor zover vriendschap mogelijk is tussen mensen en draken. Je ouders zijn wijze en nederige wezens, Lamech… Vergeet dat nooit!”
Haar gitzwarte ogen vernauwen zich terwijl ze hem strak aankijkt, en hij voelt de hitte op zijn huid waar haar blik rust.
„Ik breng een boodschap van je moeder. Als je op pad gaat, moet je de grenzen van het magiërland volgen — van wie je weinig hulp zult ontvangen, dat moet je weten. Reis door het merenlandschap van Waterland. Daar wacht iemand die je zal leiden naar het Dodenwoud.”
Ze zwijgt even, laat de woorden zwaar op hem inwerken.
„Je moeder verlangt ernaar met je te spreken. Ze draagt iets bij zich, iets dat je lot kan veranderen — iets belangrijks dat je moet weten, hoe zwaar ook.”
Lamech voelt de woede in hem opborrelen. Hij wil niets weten van zijn moeder, en zeker niet met haar spreken. Nog voordat die gedachte volledig vorm krijgt, zijn de draken verdwenen — opgelost in de lucht, alsof ze nooit geweest zijn.
Het meer ligt spiegelglad en stil. Langzaam dringt het tot hem door: dit was geen werkelijkheid, maar een droom. Alles wat de draken hem vertelden, lijkt nu slechts een schim, een fluistering in de mist.
Wanneer hij zijn ogen opent, kijkt hij recht in de diepe, nadenkende ogen van Malakaï. Zij staat daar, met een mok sterk geurende koffie in haar handen, haar blik zwaar van onuitgesproken woorden.
Hij voelt de spanning om haar heen, het gevecht tussen haar verlangen om te spreken en de keuze om te zwijgen.
Misschien is het beter zo, denkt hij. Sommige geheimen zijn nog niet klaar om verteld te worden.
Hij staat op en loopt naar de bron. Het ijskoude water brandt tegen zijn huid als een schok van helderheid. Terwijl hij zijn gezicht wast, mist hij de warmte van zijn ochtendduik in het bergmeer — een warm gevoel dat even ongrijpbaar is als de droom die hij net achter zich laat.
„Water! Er zou iets met het water zijn,” zei Malakaï gisteren. Ze luistert soms naar hem — dat heeft hij zijn hele leven al gemerkt. Misschien moest hij dat zelf ook maar eens gaan doen. Waarschijnlijk is Malakaïs interesse in zijn dromen en visioenen belangrijker dan hij zelf vermoedt.
Met een warme mok koffie in zijn handen loopt hij het krakende hek uit en steekt het veld van boer Meden over. Het gras is nog vochtig van de dauw en plakt zacht aan zijn laarzen terwijl hij over het land trekt.
Vreemd gevormde kolen liggen te rotten, hun vergeelde bladeren kronkelen in de koele ochtendlucht. Een diep doordringende, aardse geur dringt zijn keel binnen en bijna doet het hem kokhalzen. Hij versnelt zijn pas en baant zich een weg door het vochtige land van de uiterwaarden bij de rivier.
Een verdwaalde koe kijkt hem afwezig aan. Ze loeit onrustig, haar uiers gespannen en bijna barstend van melk.
Maar dat alles raakt hem niet meer. Hij verlaat de Laaglanden, samen met alle onbelangrijke strubbelingen die bij dit leven horen.
Hij klimt op het dijkje en laat zijn blik glijden over de brede rivier. Niets vangt zijn aandacht, behalve het donkere, onheilspellende water dat nog steeds traag en smerig stroomt.
Hij nestelt zich op een omgekeerde boot, half vergaan en vergeten, achtergelaten door een visser of de spelende kinderen van weleer.
Een bijna onnatuurlijke stilte hangt in de lucht. Normaal fluistert de rivier de verhalen van het dorp terug — de lach van spelende kinderen, het zachte geritsel van wasvrouwen aan de oever, en het zware gezucht van een oude visser die niet meer ver komt.
Zoals altijd glijdt zijn geest weg, op een stroom van gedachten. Hij volgt de rivier, zijn kronkelende pad volgend tot aan de delta, waar in een eindeloze dans van kleine riviertjes en moerassen het zoete water zich verstrengelt met haar zilte minnaar
Hij was vaak met zijn grootvader en Malakaï de rivier afgezakt. Ze verzamelden kruiden en genoten, wanneer het water laag stond, tijdens lange wandelingen langs de verspreide strandjes.
Niets bijzonders vangt zijn blik op aan de rivier, maar hij voelt hoe het water en het land ongewoon stil zijn, alsof een sluier van rust en dreiging erover hangt.
Een vermoeden dringt zich op: dit dorp is niet het enige dat ten prooi is gevallen aan de vreemde goudkoorts die door de Laaglanden waart.
Hij trekt zijn gedachten terug en volgt de rivier stroomopwaarts. Daar is meer leven, maar hij voelt een onrust die het water laat vibreren — een subtiele, dreigende trilling die onder de oppervlakte pulseert.
Mens en dier drinken en trekken verder stroomopwaarts, maar het alledaagse leven lijkt verdwenen, weggevaagd door iets onzichtbaars.
Hij merkt dat het water hier nog smeriger is dan beneden. Vreemd — normaal wordt de rivier juist smeriger stroomafwaarts, door het intensieve gebruik van boeren, smeden en dorpsbewoners.
Hij begint het water te bestuderen en laat het langzaam door zijn handen glijden.
„Niets… gewoon schoon water. Niet één spoor van vuiligheid,” denkt hij, ondanks zijn eerdere vermoedens.
Toch verwart het water hem. Een onweerstaanbare drang om te drinken worstelt met een duidelijke afkeer — het water lijkt op het eerste gezicht helder en schoon, maar roept een stille waarschuwing in hem op.
Hij voelt bijna de drang om weg te rennen van de rivier.
Plotseling staat hij op, op scherp gezet door stemmen in de verte. Grootvader en Malakaï komen dichterbij.
Hij wacht af tot ze dichtbij zijn.
„Wat heb je gezien, Lamech?” vraagt Malakaï met oprechte interesse.
„Niets bijzonders,” antwoordt hij. „Het water lijkt alleen niet zo smerig als ik had verwacht.”
Hij wil de rest niet vertellen, maar beseft ook dat de vreemde energie van het water wel eens de oorzaak kan zijn van alles wat er is gebeurd — hoe onwaarschijnlijk dat ook lijkt.
Dat is geen gekke observatie, jongen,” onderbreekt Malakaï zijn gedachten.
„Ik voelde vanaf het begin dat de mensen wegtrokken met een tegenzin om het water te drinken, vermengd met de wens om er een heerlijk bad in te nemen.”
Grootvader begint onbedaard te lachen.
„Malakaï! Dat had ik willen zien. Ik heb jou al jaren niet meer in de rivier zien baden.”
Malakaï slaat hem speels op zijn kalende hoofd.
„Ik durf nog best te zwemmen, hoor. Zo oud ben ik ook weer niet.”
Grootvader glimlacht liefdevol.
„Ja, ik weet het. Maar de jaren zijn zomaar voorbijgerold, zonder rekening te houden met onze prachtige, lenige en jonge lichamen.”
Ze lachen verlegen naar elkaar, maar hun blikken dwalen even later weer af, diep en bedachtzaam, naar het donkere water.
Lamech registreert de liefdevolle blikken tussen zijn grootvader en Malakaï zonder veel interesse. Hij weet al lang dat zij een bijzondere band delen, diepgeworteld in jaren van gezamenlijke strijd en vertrouwen. Toch voelt hij ook de schaduw van oude wrok; Malakaï heeft zijn grootvader nooit helemaal vergeven dat hij haar verboden heeft om Lamech de oude verhalen over de magische tijden te vertellen.
Malakaï draait zich langzaam naar Harald om en kijkt hem ernstig aan.
„Laten we het zekere voor het onzekere nemen,” zegt ze met vastberadenheid, „we hebben een bron achter het huis. We drinken voorlopig niet van het rivierwater, totdat we zeker weten wat er mee aan de hand is.”
Harald knikt instemmend, zijn blik zacht maar bezorgd. Hij weet dat dit water symbool staat voor de veranderende tijden — iets waar ze allemaal mee moeten omgaan, elk op hun eigen manier.
Dan richt Malakaï zich tot Lamech, haar stem zachter maar doordringend.
„Op jouw weg naar het land van de magiërs raad ik je aan het water te inspecteren voordat je het drinkt. Het is wijsheid om te luisteren naar wat de wereld je toont.”
„Maar bovenal,” vervolgt ze, „moet je leren te vertrouwen op je eigen intuïtie, Lamech. Ook al hebben wij je niet alles geleerd, jij weet al meer dan wij je hebben kunnen bijbrengen. Misschien ben jij degene die ons op een dag nog het meest zal leren.”
Lamech voelt de ernst van haar woorden. Dit is zijn moment om te groeien — om zijn eigen pad te kiezen en de lessen van het verleden te verweven met zijn eigen toekomst.
Zo, die zat. Hij vermoedde allang dat Malakaï wist wat hij dacht en wat hij voor haar verborgen hield.
‘Vervelend eigenlijk, dat gedachten net zo gemakkelijk te lezen zijn als een opengeslagen boek — mits je natuurlijk altijd goede en opbouwende gedachten hebt,’ mompelt hij sarcastisch.
Maar hij weet drommels goed dat die duistere en geheime gedachten veel vaker door zijn hoofd spoken dan de opbouwende.
‘Dat is gewoon een bijwerking van ware macht,’ denkt hij opstandig. Hij zal snel moeten leren zijn gedachten af te schermen voor het mindere volk.
„Kom, we gaan naar huis,” zegt Malakaï, haar gebaren strak terwijl haar gedachten ronddolen — geplaagd door zorgen die diep in haar borst knagen.
„We gaan de kaarten bestuderen zodat jij snel op pad kunt, Lamech.
Daarna zullen grootvader en ik bekijken wat we voor de overgebleven dorpelingen kunnen doen. We moeten in ieder geval zoveel mogelijk oude waterbronnen heropenen.”
Samen lopen ze naar het oude huisje, waar ze de rest van de dag gebogen over verweerde kaarten en vergeelde geschriften zitten.
Lamech hoort verhalen over de grote overstroming, de sluiting van de grenzen van de Regenboogvallei, de oorsprong van de grote rivier en de Zwarte Bergen — verhalen die als oude echo’s door de tijd fluisteren.
Hij leert over het Waterland, waar een wijs en verborgen elvenvolk leeft, en over de Hooglanden met zijn Meesterboeren. Vruchtbaar was het land daar, vol met de meest vreemde en exotische groenten die je je nauwelijks kunt voorstellen.
Malakaï’s gedachten dwalen vaak af naar de dagen toen de handelaren ver stroomafwaarts nog kwamen, en die tijden brachten haar vreugde. Ze kocht bijna alles wat ze konden bieden, kleine wonderen van verre plaatsen — zoals de vreemde rode peultjes die nu nog hangen aan de balken van haar hut, een stille herinnering aan een verloren tijd.
Hij voelt duidelijk de sterke tegenzin van zijn grootvader om hem te laten gaan, maar zegt er niets over. Iets in hem vraagt zich af of zijn grootvader hem ontwijkt — straalt hij zo duidelijk uit dat hij hen niet meer vertrouwt, dat hij hen al heeft afgeschreven?
Toch voelt Lamech hoe Malakaï zijn gedachten leest, of ze kent ze tenminste. Haar vertrouwen in zijn gaven en mogelijkheden geeft hem een stille kracht, misschien zelfs meer vertrouwen dan hij zelf aankan.
Hij weet dat ze samen veilig zijn: grootvader en Malakaï. Zij hebben hem niet echt nodig.
Hij zal haar opdracht volbrengen, en daarna begint zijn eigen lange reis — een reis vol leren en ontdekken, waar hij naar uitkijkt met een stille hoop en verlangen.
3 Geen plaats in de herberg
stilte voor de storm
Lamech zadelt de oude merrie, zijn vingers prutsen onhandig aan de singels terwijl hij haar hoeven en bepakking nog eens inspecteert. De stramme knol zal het zwaar krijgen — waarschijnlijk zal hij het grootste deel van de tocht te voet afleggen. Toch drukt niets zijn opwinding; hij gaat weg, en dat is onomkeerbaar.
Een brandende blik van zijn grootvader voelt hij in zijn rug steken. Hij draait zich om, net op tijd om te zien hoe zijn grootvader het huis binnengaat.
Hij weet dat ik niet vertrouwd word. En ergens is dat ook terecht. Maar heb ik me ooit aan mijn plichten onttrokken? Zou dat vertrouwen niet het minste moeten zijn dat hij mij schenkt?
Terwijl de dreiging van het onbekende zwaar op hem drukt, vecht zijn onrealistische drang om te ontsnappen hardnekkig tegen de stilte en het gewicht van het moment.
Malakaï pakt een zak in met brood en gedroogd vlees.
„Verhongeren zal hij in ieder geval niet,” denkt Lamech met een scheve grijns.
Grootvader haalt uit een oude kist een versleten geldbuidel tevoorschijn.
„Hier, jongen,” zegt hij terwijl hij het in Lamechs handen drukt.
„Je zult geen problemen hebben met deze munten, als je tenminste mensen tegenkomt die je willen helpen. Wees er zuinig mee en houd ze zoveel mogelijk verborgen. Op de weg zijn er altijd mensen die leven van de overmoed en onwetendheid van onervaren reizigers.”
Lamech opent de buidel en zijn mond valt open. Gouden munten uit het Oude Rijk.
„Moeder Aarde, zijn grootvader is vermogend,” denkt hij, terwijl hij hem met een wazige blik aanstaart.
„Wat doet mijn grootvader in zo’n armzalig dorp, terwijl hij een klein fortuin tot zijn beschikking heeft?”
Terwijl hij deze woorden denkt, horen ze plotseling het loeien van koeien in de verte, scherp en onrustig. Een zwerm kraaien stijgt krijsend op en scheert over het erf. De geluiden snijden door de stilte als een waarschuwing.
Hij schudt zijn hoofd in ongeloof; deze oudjes blijven hem verbazen.
Malakaï kijkt hem lachend aan.
„Dat had je niet verwacht, hè, van je oude grootvader? Je hebt nog veel te leren, jongen.”
Ze drukt hem de zak met voedsel in de handen en draait zich om naar het vuur, waar ze onrustig in begint te porren.
„Nog heel veel over diegenen die je liefhebben ook,” mompelt ze zacht.
Lamech hoort het, of sprak ze misschien toch niet?
Maar Lamech breekt zijn hoofd er niet meer over; hij gaat op pad, dat is het enige wat telt. Malakaï blijft hem nog de laatste raadgevingen toefluisteren, haar stem zacht maar dringend, terwijl grootvader nors en stil aan de zijlijn staat, zijn blik strak op de grond gericht.
Hij kijkt nog één keer terug over de daken van het stille dorp en neemt in gedachten afscheid — misschien wel voorgoed. De huizen lijken kleiner, de schaduwen langer dan hij zich ooit had voorgesteld.
Lamech draait zich om en steekt onbeholpen zijn hand uit naar zijn grootvader. Die grijpt zijn hand vast en drukt hem met onverwacht grote kracht, alsof hij hem mee wil geven wat woorden niet kunnen zeggen.
„Wees voorzichtig, jongen, en kom heelhuids terug.”
Lamech voelt een knoop in zijn maag, zijn blik dwaalt even weg, maar hij richt zich al snel weer op de verre horizon.
Grootvader probeert een glimlach op te zetten, maar het wordt slechts een verwrongen grimas, doordrenkt met zorg en spijt.
„Nou jongen, eindelijk kun je weg uit dit saaie dorp met, nou ja zonder, haar domme Laaglanders. Ik hoop dat je onderweg niet te vaak zult verlangen naar het geboortedorp van je ouders en grootouders.”
Lamech stijgt twijfelend op. De oude merrie bokt onder hem, alsof ook zij het afscheid moeilijk vindt. Misschien had hij beter kunnen lopen, maar hij wil weg — snel weg uit deze ongemakkelijke situatie waar hij zich geen raad mee weet.
Met een laatste diepe ademtocht steekt hij zijn hand op en rijdt weg, zonder ook maar één keer om te kijken, terwijl de wind het zachte geritsel van de dorpse geluiden achter hem wegneemt.
Achter hem legt Malakaï haar arm om de afhangende schouders van Harald.
„Kom, oude vriend, maak je niet te veel zorgen. Hij is per slot van rekening een afstammeling van de grootste globetrotter die er op de Grote Moeder bestaat.”
Terwijl ze hem stevig op de schouders klopt, voegt ze toe:
„Reizen en avontuur zit jullie in het bloed.”
Harald lacht wat schaapachtig en wrijft over zijn buik.
„Niets kan mijn zorgen wegnemen behalve warm brood en een stevige pijp, Malakaï.”
Ze lopen gearmd naar het oude hutje.
„Morgen ligt ons veel en verdrietig werk te wachten,” zegt ze zacht.
Malakaï draait zich om naar het dorp en knikt instemmend. Nog één keer zoekt ze de lange weg af in de hoop een glimp van Lamech te vangen. Zou ze er goed aan hebben gedaan, zo op hem te vertrouwen? De toekomst is onzeker en zij heeft daar geen zeggenschap meer over.
Haar taak ligt dichterbij, besluit ze moedig.
Ze volgt Harald het huisje binnen, neemt een paar broodjes onder een natte doek vandaan en legt ze in haar altijd brandende oventje. Warm brood en een stevige pijp hebben al heel wat leed in de wereld verzacht.
Een paar kilometer buiten het dorp neuriet Lamech een oud kinderliedje over draken en hun laatste trek naar het noorden. Jammer eigenlijk dat zijn langverwachte reis onder deze omstandigheden begint, anders had hij er echt van genoten.
Maar een jong en onervaren hart vergeet gemakkelijk het leed van de wereld als er iets te beleven valt.
Vuur en Vlam
Draak, draak, waterdraak,
Toon je schild en pastinaak.
Laat me zweven, vliegensvlug,
Over zee en heuvelrug.
Blauwe luchten, leeg en klaar,
Dof het vuur, geen vlam meer daar.
Draak, draak, aardedraak,
Toon je kracht, je gouden kaak.
Kom terug, kom terug,
Over zee en heuvelrug.
Lang vergeten, vuur en vlam,
Draak, draak, heuveldraak,
Toon je kracht, ik mis je vaak,
Neem me mee, vliegensvlug,
Over zee en heuvelrug.
De laatste zomerzon brandt op zijn gezicht terwijl hij zijn rugzak afneemt en zorgvuldig op het zadel legt. Hij neemt een stuk brood en proeft de kruiden van Malakaïs kruidenbrood — een laatste afscheid dat zijn mond zachtjes prikkelt. Eén ding weet hij zeker: hij zal Malakaïs kruidenbrood missen.
Zijn eerste taak is het vinden van een beter paard. Tenslotte is hij nu een rijk man; hij kan in stijl reizen, ook al zegt zijn grootvader dat hij zuinig moet zijn met het geld. Een goed paard is het minste wat hij nodig heeft — en een nieuwe jas voor de winter.
Hij draagt de oude jas van Harald, een versleten cape met vergeelde symbolen van het Oude Keizerrijk. Jarenlange, onhandige oplappogingen hebben het kledingstuk zo verweerd dat het oorspronkelijke patroon er bijna niet meer in te herkennen is. Toch voelt hij een stille trots wanneer de cape om zijn schouders valt — een band met het verleden, met zijn grootvader, en met de geschiedenis die hij nu zelf gaat betreden
Hij is eigenlijk best vereerd dat zijn grootvader zijn oude jas uit de kist had gehaald en hem vertelde dat hij deze jas had gekregen van de keizer van het Oude rijk toen hij als jongeman was aangenomen aan het hof als verhalenverteller. Vreemd eigenlijk, grootvader was verhalenverteller in het Oude keizerrijk geweest, maar nooit had hij Lamech één verhaal verteld en hij was toch nog maar een kleuter toen hij huilend en schreeuwend van pijn door zijn Grootvader bij het brandende huis werd weggedragen. Malakaï had zijn onbeheersbare honger naar verhalen en avonturen gestild.
Nu hij op pad is voelt hij zich toch wat onzeker en verloren, hij kijkt achterom, de zon is al aardig gezakt en het dorp ligt ver achter hem. Hij recht zijn rug en zoekt de horizon af naar de lichten van een volgend dorp waar hij kan overnachten maar de horizon blijft duister en leeg.
Op een heldere morgen wordt hij wakker van harde stemmen die door de dichte ochtendmist dringen — gelach en geschreeuw vermengen zich met het scherpe gekrijs van kraaien. Het vrolijke dranklied klinkt alsof het in een vreemde wereld wordt gezongen, een wereld waarin dreiging en feest ongemakkelijk naast elkaar bestaan.
Stemmen van een zingende groep reizigers galmt zacht door de schemering, vermengd met het geritsel van bladeren in de avondbries.
Het aroma van versgebakken brood mengt zich met de geur van gedronken drank en natte aarde.
Goud, Goud blinkend Goud
Heet kruidenbrood en donker Stout,
Een heerlijk wijf en nog meer Stout,
Een enkele lach breekt door de stilte, warm en uitnodigend.
Goud, Goud machtig Goud,
Laat ons trekken mijlenver over weg en heuvelrug,
Huis en haard zien ons rijk en welbespraakt terug.
De laatste noten vervagen, achterlatend een sluier van verwachting in de koele avondlucht
„Jij weet overal een gedicht van te brouwen, gilde meester.”
Een rauwe stem dringt diep door in de onrustige dromen van de jongen die in de greppel langs de weg ligt.
„Hé, wat hebben we hier?”
Een rood en zwetend hoofd gluurt over de rand van de greppel.
Lamech strekt zijn stijve benen uit en neemt de groep mannen, die nu allemaal in zijn gezichtsveld zijn gekomen, wantrouwend op.
De lucht boven hen is zwaar en grijs, een koele wind blaast zacht maar onophoudelijk, en donkere wolken kruipen langzaam langs de horizon.
„Een eenzame reiziger. Gezelligheid ligt in nummers, zoon. Kom en trek met ons mee langs de weg.”
Een warme hand hangt afwachtend vlak voor Lamechs neus. Hij neemt hem aan, terwijl de eerste druppels onzichtbaar op zijn huid vallen, alsof de hemel hun komst voorspelt.
Hij wordt met kracht omhooggetrokken en een sterke arm slaat om hem heen. Het zou een welkom gebaar moeten zijn, maar hij voelt zich bang en onervaren. Hij glimlacht slechts voorzichtig en voelt met een schok of zijn geldzakje nog veilig opgeborgen zit onder zijn kleren.
„Waar kom jij vandaan vandaag, jongeman?” vraagt een warme stem — onmiskenbaar die van de gilde meester. Zijn stem dringt diep en melodieus door in Lamechs nog slaperige hoofd.
Kan hij zomaar met deze reizigers praten? Hij kent ze niet, maar ze lijken ongevaarlijk. Alle gezichten kijken hem vriendelijk en afwachtend aan.
„Van een dorp verderop,” komt zijn karige antwoord.
„Nou, deze jongenman heeft zijn eigen geheimen, laat hem maar,” zegt een van de mannen, terwijl hij voor hem uitstapt.
„Als je wilt, kun je een stuk met ons meereizen. Maar eerst gaan we een herberg zoeken en een fijne pint drinken — we hebben lang en ver gelopen deze ochtend.”
„Als er tenminste nog een herberg te vinden is,” voegt een ander toe, zijn stem scherp.
„De laatste dagen zien we vooral lege, ongastvrije dorpen.”
„Ja, de Laaglanders stonden mij altijd bekend als gastvrij en goede drinkers,” zegt een lange, magere man, gehuld in een blauw laken. Zijn blik rust strak op Lamech, meer als een schoolmeester dan een kameraad.
„Maar er is veel veranderd de laatste tijd.”
Hij pakt zijn spullen bij elkaar en volgt de groep pratende mannen onzeker. Er zijn ongeveer acht, stuk voor stuk totaal verschillende personen, goed bepakt en reizend met sterke paarden en pakezels. Achterop loopt een stille jongen die een muilezel begeleidt, die een goed beladen kar trekt.
Lamech vertraagt zijn pas tot hij naast hem loopt en wacht tot de jongen iets zegt, maar het blijft stil. Lamech weet zelf niets nuttigs te zeggen, dus lopen ze in stilte door, terwijl de mannen voor hun lol hebben als een bende zeelui die na een lange zeereis weer de wal op mogen.
Na lange tijd komen ze een dorp binnen. De huizen zijn eenvoudig en dicht op elkaar gebouwd, met afbladderende verf en houten luiken die zachtjes klapperen in de koele bries. Smalle steegjes slingeren tussen de stenen gevels door, en hier en daar hangen vervaagde waslijnen met gekleurde doeken die zachtjes wapperen. Het dorp ademt een sfeer van verlatenheid uit, alsof het onder een sluier van vergeten tijden ligt.
Hier en daar kakelt een kip, en achter enkele versleten gordijntjes bewegen zachte schaduwen.
De groep grappende en grollende mannen wordt stil en trekt zonder iets te zeggen het dorp weer uit. Buiten de bebouwde kom blijven ze staan.
„Nou, dat was me wel wat,” moppert een dikke medereiziger.
„De wereld is leeggelopen, lijkt het wel. Ik heb het gevoel dat het gerucht over het goud verder is getrokken dan de grenzen van ons moerasland.”
„Nou, het kan geen kwaad, er is goud genoeg,” reageert de schoolmeester in het blauw fel.
„De oude magiër vertelde me dat de goudaders in de Zwarte Bergen dikker zijn dan de staart van een Bergdraak.”
De grote smid slaat joviaal op de rug van zijn medereiziger, die een halve meter vooruit schiet.
„Zo is het maar net, er is goud genoeg voor iedereen — eindelijk gerechtigheid voor het voetvolk. Dat kun je niet zeggen van de tijd van het Oude Rijk. Deze tijden zonder keizer zijn een stuk beter. Er zijn dorpen in ons land die al eeuwenlang geen oorlog meer hebben gezien.”
Alle mannen beamen dit met luid gejuich.
„Dat vraagt om een groot pint Stoutbier!” schreeuwt één van hen.
„En als er hier geen plaats is in de herberg, zorgen we toch zelf wel voor ons. Hé, bootsjongen, breng ons een groot vat Stout, en neem die nieuwe mee. Hij ziet eruit alsof hij nog nooit de bodem van een pint bier heeft gezien.”
De mannen lachen allemaal, en Lamech voelt zich behoorlijk onervaren en ongemakkelijk. Kon hij maar hard weglopen, maar dat zou dom en onvolwassen lijken.
Met tegenzin loopt hij met de jongen mee en helpt hem het zware vat van de kar tillen. Zonder woorden bedankt de jongen hem met zijn ogen.
Ze zitten lang rondom het vuur, dat behendig is aangestoken door de schoolmeester. Volgens Lamech brandt het opvallend snel en helder. Hij observeert de schoolmeester en vermoedt dat hij meer heeft gebruikt dan slechts een paar droge zwavelstokjes om het vuur aan te steken.
Er wordt veel gelachen, gedronken en geplaagd, en langzaam voelt Lamech de spanning onder de mannen wegsmelten. Misschien komt het door de grote aardewerken mok die de schoolmeester hem heeft aangereikt — een mok die zelden langer dan twee seconden leeg blijft.
Lamech mengt zich in de grappen en grollen, zijn lach houterig en te luid, alsof hij zichzelf door een glazen bol bekijkt. Hij voelt zich onhandig, te jong en onervaren tussen deze ruwe mannen. Met een scheve blik vangt hij de scherpe, wantrouwende ogen van de bootsjongen, die nog geen woord heeft gezegd en alleen thee drinkt uit een eeuwenoude theepot, die hij af en toe behendig in het vuur zet en weer snel wegneemt.
„Mijn grootvader was bard aan het hof van de oude keizer, en mijn ouders zijn magiërs,” zegt Lamech plotseling, zijn stem net iets te luid en onvast.
Er valt een diepe stilte rondom het vuur. De mannen wisselen onderling blikken uit; sommigen fronsen licht, anderen trekken hun wenkbrauwen op, nieuwsgierig en sceptisch tegelijk. Lamechs woorden lijken als een koude rilling over het gezelschap te lopen.
„En ik heb ontdekt dat het water uit de rivier de oorzaak is van de grote volkstrek. Malakaï heeft mij op pad gestuurd naar de magiërs om hun hulp in te roepen.”
Lamech tilt zijn lege pint omhoog richting de schenkkan met Stout, maar het bier blijft uit.
De mannen wenden zich af, hun gezichten vermoeid en ongeduldig, klaar voor een middagdutje. Hun schouders zakken wat onder het gewicht van de dag, en de kreunen van hun uitgeputte lichamen mengen zich met het zachte geritsel van de avondwind door de bomen. Het laatste licht van de dag werpt lange schaduwen over het kampvuur, terwijl de stilte zich langzaam nestelt. Lamech voelt zich nog meer alleen, gevangen tussen de rust van de groep en de onrust in zijn eigen hart.
Hij wordt wakker van een zachte motregen die zijn gezicht en haren bedekt met een mist van kleine pareltjes. Om zich heen is het donker — het vuur is gedoofd en de mannen zijn verdwenen. Het lijkt alsof hij de hele dag heeft geslapen. Alleen het uitgedoofde vuur herinnert hem eraan dat hij de mannen uit het Deltaland heeft ontmoet.
Hij staat op, sjort de singels van zijn oude merrie aan en pakt zijn deken en andere eigendommen in. Uit zijn voorraadzak neemt hij een brok brood en begint met smaak te kauwen. Het zware bier heeft zijn honger en dorst aangewakkerd.
Een frisse teug water lonkt als een hemelse verrassing — maar wanneer hij zijn leren waterzakken zoekt, zijn ze allemaal verdwenen.
Moeder Aarde, Malakaï en grootvader hadden hem al hun kruiken en waterzakken gegeven, en nu zijn ze nergens meer te bekennen.
Een kolossale hoofdpijn begint te bonzen in zijn achterhoofd. Hij rent naar de greppel en geeft over, alsof hij zijn maag binnenstebuiten keert. Vermoeid veegt hij zijn gezicht af, terwijl zijn dorst bijna ondraaglijk wordt.
Verderop klotst het water van de rivier zachtjes tegen de stenen van het dijkje. Het geluid gonst in zijn oren, alsof het hem zachtjes roept — een fluistering, bijna onhoorbaar, die diep in zijn ziel lijkt te resoneren.
Als in een trance strompelt hij naar het water toe, kruipt over de dijk, valt op zijn knieën en strekt zijn handen uit naar het koude, lonkende water van de rivier, dat in het schemerlicht bijna dreigend lijkt te glanzen.
Net wanneer zijn handen het lonkende water raken, begint het plotseling te kolken en schuimen, alsof een oud geestwezen onder het oppervlak ontwaakt. Hij kijkt recht in de schaduwrijke ogen van Maleantech — vurige pluimen stijgen uit haar neusgaten en sturen wentelende stoomwolkjes omhoog uit het water dat in zijn handen rust.
Zijn dorst knaagt genadeloos aan hem; keer op keer grijpt hij naar het levenswater, zijn vingers verbrand door de brandende damp die als gefluisterde vloeken opstijgt.
Dan, met een rauwe, oeroude kreet die de lucht lijkt te doen beven, brult hij: „Laat me drinken! Bij alle sterren, laat me drinken!”
Tranen prikken in zijn ogen, zijn keel voelt schraal en rauw, zijn benen geven het langzaam op. De wereld begint te draaien en te vervagen, alsof het maanlicht zich mengt met nevelen die uit de diepte opstijgen. Zijn lichaam zakt in elkaar, en hij voelt zich wegdrijven, alsof hij wordt opgenomen door een zachte sluier van mist.
Dan wordt alles stil.
Hij wordt omhuld door warmte — de zachte huid van zijn moeder tegen zijn wang. Hij zweeft gewichtloos door het heldere, warme water van het bergmeer, gedragen door een stille, liefdevolle kracht. Het zachte geruis van het water wiegt hem in een diepe rust, fluisterend van troost en nieuwe kracht.
Hij wordt opnieuw wakker, zijn hoofd bonzend van de hoofdpijn en zijn keel schor van de verschrikkelijke dorst. Hij ligt op het dijkje, zijn voeten nat van het koude rivierwater. Geschrokken schudt hij het vocht van zijn handen en voeten en begint ze verwoed droog te wrijven aan zijn broek, terwijl hij langzaam terugloopt naar de weg.
De oude merrie staat met hangend hoofd op hem te wachten. Hij inspecteert zijn bepakking en ontdekt dat, afgezien van het verdwenen water, alles nog onaangetast is.
„Verdorie, dat is een zware tegenvaller,” denkt hij teleurgesteld en woedend.
Terwijl hij nadenkt over wie dit zou kunnen hebben gedaan, verschijnt het gezicht van de schoolmeester duidelijk en scherp in zijn gedachten. De combinatie van de verdwenen waterzakken en het visioen van Maleantech bevestigen voor hem één ding: hij mag nu niet van het water drinken, hoe intens zijn dorst ook is.
Hij probeert zijn gedachten te ordenen, maar de dorst plaagt hem onophoudelijk en maakt concentreren bijna onmogelijk. Zijn eerste zorg blijft water — nieuwe waterzakken, kruiken, een zuivere bron.
Hij stijgt op, zet koers door het veld richting de donkere bergen, terwijl zijn blik gespannen zoekt naar een pad dat hem verder de schaduwen in kan leiden.
Het maanlicht verlicht het veld waar hij doorheen rijdt en verandert de bomen op de bergen voor hem in grijszilveren spoken, die zachtjes spottend naar hem zwaaien.
Hij heeft een veilig pad nodig, want in het duister is het gevaarlijk om een onbekend bergpad te nemen. Maar zijn dorst drijft hem tot spoed.
Het landschap waarin hij zich bevindt lijkt op dat van thuis — hij is tenslotte nog maar een week op pad. Aan de oostzijde van de rivier is het land vol met weilanden dorpjes en bosserij. rijst het land snel omhoog, richting de uitlopers van de Regenboogbergen.
Aan de oostzijde van de rivier loopt het landschap over in heuvesl en de hoge bergketen van het oude keizerijk De rivier, die een lange tocht heeft gemaakt door Hoog- en Laaglanden, ontspringt diep in het zuiden, in de schaduwen van de Zwarte Bergen.
Wanneer hij een heuvel oprijdt, ziet hij in de verte enkele boerderijtjes tegen de bergwand geklemd. De ramen zijn donker, en als hij dichterbij komt, ontdekt hij dat één boerderij bewoond is.
De kippen ritselen in het hooi, terwijl de varkens hem met hun kleine, rode, wijze kraaloogjes nieuwsgierig opnemen.
Vreemd volk op pad, lijken ze te denken. Weinig reizigers wagen zich zo ver van de rivier vandaan. Bergwegen zijn zelden te verkiezen boven de brede, gemakkelijke paden langs het water.
Lamech schudt het vreemde beeld van denkende varkens uit zijn hoofd. Hij twijfelt of hij aan moet kloppen om de boer uit zijn slaap te halen, tot hij aan de zijkant van de boerderij de trog ziet waar de koeien drinken.
De trog wordt gevoed met vers water via een lange buis, verbonden met de bergwand, die in een van de scheuren van de rots verdwijnt.
Hij vermoedt dat hier een plaatselijke bron ontspringt. Langzaam loopt hij naar de trog, steekt zijn handen erin en vult ze met het fris lonkende water. Hij wacht even, nog half bang dat hij de donkere ogen van Maleantech zal zien weerspiegelen in het water.
Maar het blijft stil en kalm. Hij drinkt diep, keer op keer, tot hij zich, als een ‘straalbezopen Laaglander’, voldaan tegen de trog laat zakken.
Plotseling hoort hij gerommel in het huis. De deur vliegt open en in de deuropening staat een reus van een man, terwijl achter hem een kleine vrouw zich schichtig verstopt en hem met grote ogen opneemt.
„Wie daar?” klinkt een zware stem, die galmt tussen de hoge rotswanden rondom de boerderij.
Lamech staat langzaam op en stapt voorzichtig naar voren, het bleke maanlicht uit de deuropening verlicht zijn gestalte en werpt lange schaduwen over het stoffige pad.
„Goed volk, heer,” antwoordt hij. „Ik heb van uw water gedronken, omdat mijn watervoorraad verloren is gegaan. Ik wilde u vragen of ik wat water mag nemen van uw bron.”
De reus stapt naar voren, zijn silhouet scherp afgetekend tegen de donkere binnenkant van het huis, en neemt Lamech van top tot teen op met een ondoorgrondelijke blik.
Het vrouwtje staat schichtig in de deuropening, haar ogen glinsteren even in het maanlicht terwijl ze elk gebaar nauwlettend volgt.
s de wereld dan helemaal gek geworden?” bromt de man, terwijl het zachte geklater van water uit de bron buiten vaag door het houten raam naar binnen dringt — een kalme maar onmiskenbare herinnering aan de wildernis buiten.
„Sinds wanneer neem je water mee op een reis door een rivierdal?”
Hij loopt om Lamechs oude merrie heen en klopt liefdevol met een ruwe hand op haar schoft. De klingelende klap echoot even tussen de houten balken, en de merrie hinnikt zacht, alsof ze het vertrouwen beaamt.
Berend draait zich langzaam om naar zijn vrouw, zijn ogen warm en licht twinkelend van herkenning.
„Ik denk dat het wel snor zit, vrouw,” zegt hij met een zachte glimlach.
„Zet maar een pot warme koffie voor deze jongeman.”
Hij steekt zijn enorme hand uit; Lamech voelt meteen de onverwachte kracht en vriendelijkheid die daarin schuilgaat.
„Mijn naam is Lamech, ik kom uit Medina.”
Berend neemt hem mee naar binnen waar zijn vrouw het haardvuur oprakelt.
Met vaardige bewegingen zet ze een grote tinnen kan onder de pijp en vult die met water. Het geklater van de bron buiten vermengt zich nu met het zachte sissen van het vuur, terwijl de oude hut langzaam gevuld wordt met de geur van vochtige houtskool en warm mout.
Lamech kijkt vol bewondering naar deze watervoorziening. Berend kijkt naar hem en lacht trots. ‘Nog nooit gezien hè. Dat idee heb ik opgedaan op een van mijn reizen naar de Regenboogvallei’ Lamech kijkt hem verbaasd aan. ‘Maar de grenzen zijn gesloten!’ De goedlachse reus knikt tevreden. ‘Ja, ik weet het maar ik ken een route door de bergen. Het regenboogvolk waardeert mijn uitvindingen en mijn precisie handwerkjes zeer.’
Lamech kijkt om zich heen en ziet dat de muren en kasten bezaaid zijn met prachtig gedetailleerde mechanische werkstukjes — tandwielen, koperen pijpjes, en kleine stoommachines die zachtjes tikken en zoemen. Hij staat snel op, zijn ogen glinsteren van nieuwsgierigheid en hij zegt haastig: ‘Mag ik alsjeblieft even rondkijken? Dit is ongelooflijk!’
Berend glimlacht geruststellend naar zijn vrouw en staat op om Lamech een rondleiding te geven. ‘Een man, of in dit geval een jongeman, die zoveel interesse toont in mijn knutselarijtjes, wordt hier altijd gewaardeerd.’
Lamech bewondert de mooiste en meest ingenieuze apparaten die hij zich kan voorstellen: fijn geslepen radertjes, glimmend messing en messingbouten, draaiende klokwerken en stoomgestuurde mechanismen die als kleine wonderen tot leven lijken te komen.
De eerste vogels beginnen te zingen terwijl de zon langzaam opkomt en de geur van vers brood verraad dat het stille vrouwtje druk in de weer is geweest. Berend legt zijn hand even liefdevol op haar arm en draait zich dan weer om naar Lamech, die nog wat onwennig kijkt.
Berend neemt Lamech bij de schouder en leidt hem naar de grote eiken tafel, die overladen is met de heerlijkste gerechten. Liefdevol schuift hij zijn steampunkuitvindingen voorzichtig opzij om plaats te maken voor het eten, terwijl hij een verontschuldigende blik naar zijn vrouwtje werpt. “Kom, laat ons eten. Bedankt, vrouw, het ziet er weer heerlijk uit,” zegt Berend terwijl hij op de stoel klopte naast zich. “Er is genoeg voor een heel leger.”
Het eten smaakt Lamech voortreffelijk en hij eet alsof het zijn laatste maal is. Berend glimlacht tevreden. “Fijn om iemand zo goed te zien eten. Gewoonlijk ben ik hier de enige die zoveel op krijgt. Behalve wanneer mijn zoons langskomen,” zegt hij, maar zijn lach vervaagt langzaam en er verschijnt een dieptrieste blik in zijn ogen.
‘Lamech wil vragen wat er aan de hand is maar durft hem niet uit zijn diepe gedachtegang te halen en Berend gaat alweer verder. ‘Hoe zit dat in Medina eigenlijk, zijn ze daar ook allemaal gek geworden door de goudkoorts? Hier is het hele dorp leeggelopen en weggetrokken naar het zuiden. Mijn drie zoons en twee dochters zijn allemaal weggegaan, met hun hele gezin.
De wereld is maar onbegrijpelijk geworden. Wie gaat er nou op pad om goud te zoeken met je hele gezin? Mijn jongste dochter loopt zelfs op haar laatste dagen. Ik ben een streng maar rechtvaardig vader, maar geen van mijn kinderen wilde naar me luisteren toen ik ze waarschuwde dat een hoogzwangere vrouw niet op de weg thuishoort. En dan het vee in het dal — het loopt maar verward en los rond, terwijl de oogst ligt te rotten tussen de dorre halmen op het land.’
„De Grote Moeder lijkt haar oude glans te zijn kwijtgeraakt,” zegt Berend met een stem die trilt van opgekropte pijn. „Wie zou er nu met zijn hele gezin op pad gaan, jaagend op goud in een wereld die steeds kil en onbegrijpelijker wordt? Mijn jongste dochter… zij strompelt rond op haar laatste dagen, en toch wilde ze gaan. Ik ben een strenge maar rechtvaardige vader, maar geen van mijn kinderen luisterde toen ik smeekte dat een hoogzwangere vrouw niet over die gevaarlijke wegen hoort te trekken.”
Zijn blik wordt troebel, een mengeling van woede, machteloosheid en verdriet vult zijn ogen. „En het vee in het dal… het dwaalt verloren en verward, alsof het zelf de weg kwijt is. Ondertussen rot de oogst tussen dorre halmen op het veld — een stille getuige van alles wat verloren gaat.” Zijn stem zakt tot een fluistering, zwaar van zorgen die hij niet langer kan verbergen.
Buiten glijdt het eerste ochtendlicht zachtjes over de velden en streelt de toppen van de bomen. Lamech luistert met gefronste wenkbrauwen naar Berend, die vol vuur vertelt over de vreemde zaken die zich in zijn familie en dorp hebben voorgedaan. De geur van nat gras en vers aarde dringt subtiel de kamer binnen.
‘Maar ach, wat zou ik een jonge reiziger belasten met zoveel leed? Vertel me eens, zijn er in Medina ook zulke vreemde dingen gebeurd?’ vraagt Berend, zijn stem iets zachter nu, alsof de woorden hem zelf pijn doen. Lamech knikt langzaam. ‘Ja, ons dorp is ook vrijwel leeggelopen. Alleen mijn grootvader, een goede vriendin van de familie, een paar ouderen en enkele andere bergbewoners zijn achtergebleven.’
Lamechs ogen dwalen af naar het raam, waar de mist langzaam oplost en het landschap helder wordt. Hij twijfelt of hij kan vertellen waarom hij op pad is. Hij besluit te zwijgen — bang om nogmaals voor gek te worden versleten. De stilte tussen hen wordt alleen gevuld door het zachte gekraak van hout en het verre geroep van een vogel.
‘‘Maar als Makai en mijn grootvader gelijk hebben, en het rivierwater iets te maken heeft met de vreemde volkstrek, dan moet hij deze mensen toch waarschuwen?’ denkt Lamech, terwijl een zware tweestrijd in zijn hoofd woedt. Berend bezoekt het Regenboogvolk regelmatig, zegt hij, dus met vreemde zaken moet hij wel bekend zijn,’ overweegt Lamech twijfelend.
Lamech luistert geïnteresseerd naar Berend, die vol vuur vertelt over de vreemde gebeurtenissen binnen zijn familie en dorp. ‘Maar ach, wat zou ik een jonge reiziger belasten met zoveel leed? Vertel me eens, zijn er in Medina ook zulke vreemde dingen gebeurd?’ vraagt Berend.
Lamech knikt. ‘Ja, ons dorp is vrijwel leeggelopen. Alleen mijn grootvader, een goede vriendin van de familie, een paar ouderen en enkele andere bergbewoners zijn achtergebleven.’
Lamech twijfelt of hij kan vertellen waarom hij op pad is en besluit stil te blijven — hij wil niet nog een keer voor gek worden versleten.
Berend kijkt Lamech scherp aan, en er valt een stilte in het gezellige huisje. De warmte van het haardvuur contrasteert met de spanning die in de lucht hangt.
“Ik denk dat ik maar weer eens moet opstappen,” zegt Lamech, de stilte doorbrekend maar nog onrustig. Hij staat op en werpt een vluchtige blik om zich heen. Hij heeft nog waterzakken nodig, maar durft het haast niet te vragen. Dan verzamelt hij zijn moed.
“Zou ik van u enkele waterzakken of kruiken kunnen kopen, heer?” vraagt Lamech, terwijl hij zijn geldzakje onder zijn kleding vandaan haalt en hem afwachtend aankijkt. “Ik zal u rijkelijk belonen als u er meerdere kunt missen.”
Berends blik verscherpt, zijn ogen peilen Lamech kort, bijna onuitgesproken iets vragend, voordat hij knikt en zegt: “Kom maar mee, ik heb wat liggen.”
Berend kijkt Lamech doordringend aan en zwijgt plotseling. De woorden blijven hangen in de lucht. Lamech kan het niet laten en onderbreekt hem met een lichte frons. “Berend, waarom stop je nou? Kom op, zeg gewoon wat je denkt. Als je iets weet over dat water, zeg het dan.”
Berend haalt diep adem en zucht. “Lamech, het spijt me. Ik wil me niet met jouw zaken bemoeien, maar ik moet weten wat jij hebt met water. Je moet toch beamen dat in een Waterland als het onze het niet nodig is om op pad te gaan met een voorraad water alsof je de Rode Heuvels wilt overtrekken?”
Lamech kent de verhalen over de Rode Heuvels. Ze liggen achter de Zwarte Bergen. Het is een buitenaards landschap, zo heet dat er niets groeit of leeft, en waar geen water te vinden is. Velen die via de Rode Heuvels naar het grote vruchtbare land erachter wilden reizen, zijn jammerlijk verdorst en omgekomen.
‘Het is moeilijk voor mij, heer, om u te vertellen wat ik weet. Ik ben bang dat u mij uit uw huis zult gooien, omdat u zult denken dat u een ronddolende gek onderdak heeft verleend.’
Het dreigende gevoel van angst verlaat Lamechs borst even snel als de lach die op Berends gezicht terugkeert.
“Kom jongen, ga zitten en vertel. Ik beloof je, aan het eind van je verhaal – hoe vreemd het ook mag zijn – mag je van mij al mijn waterzakken en kruiken meenemen op je reis, als je daar zoveel behoefte aan hebt.” Hij drukt het leren geldbuideltje terug in Lamechs handen en slaat hem lachend op de schouder. “Hou jij je goud maar, dat hebben mijn vrouw en ik echt niet nodig.”
Lamech gaat zitten en begint, met een bezwaard gemoed, te vertellen wat hem de afgelopen weken is overkomen en welke taak Malakaï en zijn grootvader hem hebben opgedragen.
Als hij klaar is, blijft het lange tijd stil. Dan begint het vrouwtje zachtjes te snikken. Berend slaat een arm om haar heen en troost haar met zachte woordjes die Lamech niet verstaat. Daarna kijkt Berend op en lacht verlegen naar hem.
“Ik denk dat wij een taak samen hebben, jongen. Ik heb jou ook iets te vertellen, en daarna heb ik een voorstel voor je.” Hij staat op en schenkt voor zijn vrouw een groot glas water in.
“Weet je, Lamech, mijn vrouw komt uit de Regenboogvallei. Het leed dat je hier in de Laaglanden ziet, is niets vergeleken met het leed dat haar familie de laatste jaren in de Regenboogvallei heeft doorstaan. Als je het niet erg vindt, begin ik vanaf het begin te vertellen. Het lijkt me dat je wel wat extra informatie voor je reis kunt gebruiken.”
Lamech is bijzonder geïnteresseerd in de gebeurtenissen in de Regenboogvallei; per slot van rekening is dat zijn eerste reisdoel. Hij kijkt tevreden om zich heen. Zijn korte reis is nu al bijzonder geslaagd verlopen. Hij is toch al de raarste dingen tegengekomen op zijn pad. Afwachtend kijkt hij Berend aan. “Vertel maar zoveel als u weet over de vallei en de magiërs, als u daar iets van afweet tenminste.”
Het vrouwtje krimpt in elkaar, slaakt een kreet en begint weer zachtjes te huilen. Berend troost haar met zachte woorden. Verwonderd vraagt Lamech zich af hoe een man zo zorgzaam kan zijn voor een miezerig vrouwtje als zij. Goed, ze kan geweldig koken en zijn maag is nog vol tot de nok, maar ze is hem veel te zwak. Hij zou niet willen dat er de hele dag iemand om hem heen loopt te grienen en snikken. Hij hoopt maar dat Berend snel klaar is met dat zoetsappige gedoe; hij verlangt naar een goed verhaal.
Regenbogen in een Toverbal
Verweven in verborgen waarheden
“Ik zie je verwonderd kijken, Lamech. Ja jongen, de Regenboogvallei is niet meer wat het was in de verhalen van het oude keizerrijk.” Berend stopt zijn pijp en legt zijn lange benen rustig op een houten kruk naast het haardvuur. Terwijl het zachte tikken van het vrouwtje’s breinaalden de stilte vult, gaat hij onverstoorbaar verder.
“Deze magiër hield niet van vreemdelingen en reizigers die aan zijn hof of bij een van de andere magiërs een plek als leerling zochten. Alle magiërs werden geregistreerd en beëdigd, en alleen zij mochten nog hun vak uitoefenen en leerlingen aannemen. Velen werden door hem beïnvloed. Zij wilden tot zijn gunstelingen horen, en er ontstond een verbeten strijd onder de magiërs. Wreedheden tegen het volk werden niet geschuwd, en het Regenboogvolk begon te lijden onder deze waanzin.”
Enkele jaren geleden brak er een opstand uit die eindigde in een bloedbad. Het vrouwtje slaakt een zachte, onderdrukte zucht en haar handen trillen even terwijl ze haar breinaalden neerlegt. “In dat jaar verloor ik mijn hele familie,” fluistert ze, haar stem breekt bijna. Berend slaat voorzichtig een arm om haar heen en drukt een bemoedigende kus op haar voorhoofd. Hij kijkt haar even aan met een mengeling van verdriet en vastberadenheid voordat hij verder praat.
“In mijn jonge jaren reisde ik veel door het Regenboogland en ik heb het land in haar gloriedagen gekend, toen grote meesters het volk respecteerden en het goed leven was in dat wonderbaarlijke land.”
Vele magiërs verloren hun leven in een strijd die nooit eerlijk was. Vuur, hagel, energiestormen en andere vreemde krachten teisterden het land onophoudelijk. Het weer was in totale chaos, waardoor de aarde onbruikbaar werd en de regenbogen van licht de zon volledig verduisterden. Het duister bleef hangen, dag na dag. De hongersnood die volgde, maakte het leed compleet en eiste nog meer mensenlevens in het afgelopen jaar.
Slechts enkelen onder de magiërs bleven onaangetast door deze duistere machten, maar zij verstoppen zich in de schaduw en durven hun gaven niet te gebruiken. Want wie zijn krachten toont, zendt een energie uit die andere meesters kunnen voelen en opsporen. Iedereen die probeerde te ontsnappen aan de vallei of zich tegen de meestermagiër keerde, vond een wrede en gewelddadige dood.
Lamech, die met open mond naar het verhaal had geluisterd, begint zich af te vragen waarom er niets van dit alles in zijn eigen dorp bekend is geworden. Had hij gelijk met zijn stelling dat vele jaren van vrede mensen lui en nonchalant maakt? Malakaï had toch moeten aanvoelen dat er iets mis was. Maar ze had gezegd dat het volk het lijden in andere landen niet langer wilde zien. Misschien wist zij meer, of vermoedde ze iets — tenslotte was ze een leerling van de magiërs.
Eigenlijk was hij zelf ook ingeslapen. Hij herinnerde zich nog goed hoe Malakaï het afgelopen jaar vaak had geklaagd dat er geen handelaars meer uit het Zuiden of de Regenboogvallei kwamen. Hij had haar horen mompelen en mopperen over wrede tijden. Handelaars zijn goede roddelaars en verhalenvertellers, wist hij uit eigen ervaring, maar er was geen nieuws geweest.
‘Misschien weet je nu iets meer over het doel van je reis, en ik raad je aan goed na te denken over mijn voorstel dat ik je zo ga doen,” waarschuwt Berend terwijl hij opstaat om zijn benen even te strekken. Zijn vrouw zit voor het vuur en stelt een van zijn kolossale hemden bij. Berend strijkt zachtjes door haar donkere haar terwijl hij het vuur oprakelt en er een nieuw houtblok op gooit.
“Weet je, Lamech, hulp vragen aan de magiërs lijkt me overbodig en gevaarlijk. Maar wij kennen een blauwe magiër die zich verborgen houdt in de bergen. Ik wil je begeleiden op de weg naar hem toe, als je dat wilt. Misschien weet Kzandaar wat we kunnen doen in deze zaak. Wat vind je daarvan, Lamech?” Berend kijkt hem vragend aan. “Wil je hem gaan bezoeken?”
Lamech denkt diep na, maar ziet ertegen op om samen met Berend te reizen. Hij is nog maar net op pad en nu heeft hij alweer een volwassen begeleider. Hij geniet van het alleen reizen, en Berend houdt zijn mond bijna nooit. Toch beseft hij dat dit een goede kans is om magiër Kzandaar om raad te vragen. Een fijne bijkomstigheid is dat hij zijn taak dan heeft vervuld en daarna zijn eigen weg kan gaan.
Lamech knikt nadenkend. “Ik denk dat het een goed idee is, heer Berend. Ik dank u hartelijk dat u mij wilt helpen.”
“Dat is al goed, jongen. De bergen kunnen verraderlijk zijn in deze tijd van het jaar. En als een magiër niet gevonden wil worden, dan vindt een onervaren reiziger hem zeker niet.” Berend werpt hem een verontschuldigende blik toe, alsof hij zichzelf bijna moet excuseren voor zijn woorden. “Kzandaar heeft zo zijn eigen methodes om verborgen te blijven.”
Berend schenkt hem nogmaals bij uit de kan met de mierzoete honingdrank, terwijl hijzelf zijn pint vult met een sterk geurend honingbier. Lamech vermoedt dat Berend een verwoed bijenhouder is.
“Dat is fijn, mijn jongen. Ik zal alles klaarmaken voor de reis. Mijn vrouw zal je de slaapkamer wijzen, waar je nog even kunt rusten voordat we vertrekken. Ik denk zelf dat het goed zou zijn om morgen bij zonsopgang te vertrekken. Wat vind jij?”
Lamech voelt zich vereerd dat Berend hem om zijn mening vraagt. Hij knikt instemmend en volgt het kleine vrouwtje naar een knus zolderkamertje. Donkere gordijnen hangen voor de ramen en sluiten het eerste schemerlicht buiten. De geur van nat hout en de zachte warmte van het haardvuur omringen hem terwijl hij zijn gezicht wast. Wanneer hij neerzijgt op het zachte verenbed, klinkt het gedempte geknetter van het vuur en het verre gekwetter van vogels door het huis. Hij sluit zijn ogen en zinkt weg in een diepe, ongestoorde slaap, waar dromen en visioenen als schimmen langs hem glijden.
Berend maakt hem wakker als de zon alweer onder is gegaan. Hij staat aan het voeteneinde van zijn bed, een mok geurend honingbier in zijn handen. De zoete geur vermengt zich met het zachte geknetter van het haardvuur. “Normaal zou ik een jongeman mijn sterke honingbier niet aanbieden, maar je hebt de hele dag geslapen als een os. Ik vermoed dat je wel een versterkertje kunt gebruiken.”
Lamech, die zich het stoutbier van twee dagen geleden herinnert, schudt zijn hoofd in afkeer. Berend barst in onbedaarlijk lachen uit. “Ik geloof dat wij hier een wijze en principiële man hebben, Melisa,” zegt hij lachend tegen zijn vrouw, die net de kamer binnenkomt terwijl ze druk bezig is met het inpakken van een zware rugzak. “Die bijen van mij zorgen voor het beste honingbier in de vallei, al zeg ik het zelf.”
Lamech voelt dat Berend niet beledigd is, hoewel hij zich afvraagt of er eigenlijk wel iets is wat het goede humeur van Berend kan bederven. Berend neemt een slok, kijkt hem aan en zegt: “Morgen gaat het echt beginnen, jongen. Bereid je maar voor.”
Hij eet zijn door Berend opgewarmde maaltijd met smaak op en drinkt van de mierzoete honingdrank. Hij zou graag wat van die drank mee op reis willen nemen. Het lijkt hem dat het extra energie zal geven voor momenten waarop er niets te eten is.
“Ik wil eigenlijk over een paar uur vertrekken, vlak voor zonsopgang. Mijn vrouw gaat zo nog even slapen, ze heeft veel rust nodig — haar leven loopt niet over rozen, mijn jongen. Het harde bergleven is voor onze tere en gevoelige vrouwen niet gemakkelijk. Wees altijd goed voor je moeder en de vrouwen die je tegenkomt, Lamech. Wij zijn ze zoveel verschuldigd.”
Lamech hoort Berend aan, maar zijn hart blijft gesloten voor deze lofrede. Hij ziet hoe het verdriet in Berends ogen sluimert als hij spreekt over zijn zwangere dochter en schoonzoon, die beiden zijn bezweken aan de goudvloek. Het zware lot dat hen treft voelt als een koude schaduw in de kamer, en Lamech voelt de kloof tussen de woorden van Berend en de bittere realiteit die ze samen dragen. Hoe kon hij hier zitten, relatief veilig, terwijl Berends familie in dat helse gevaar verstrikt raakte? De woorden over tere vrouwen en zorgzaamheid klinken hol, gevangen in de stilte van hun gedeelde pijn.
“Heeft u nog aan de waterzakken gedacht?” vraagt Lamech aan Berend.
“Ja, mijn jonge reiziger, ik heb alles al ingepakt en de dieren zijn opgezadeld. Ik heb ook een sterk bergpaardje voor je klaarstaan,” zegt Berend. “Ik denk dat jouw merrie de bergen niet echt aankan, als je het me niet kwalijk neemt dat ik dat zeg.”
Lamech kent de reputatie van die sterke, harige bergpaardjes. Dat zou een uitstekend reispaard voor hem zijn. Misschien kan hij Berend overreden om er een te verkopen.
Berend haalt even diep adem en zijn blik wordt even somber. “Ik zou wel willen meegaan, om mijn dochter te zoeken,” zegt hij zacht, “maar mijn plek is hier, om Melisa te beschermen.” Hij kijkt haar even aan, en er ligt een stille belofte in zijn ogen.
“Heel erg bedankt, Berend. U bent een bijzonder gastvrij man.”
Berend lacht vervolgens voluit. “Nou, een jonge reiziger helpen in deze zware tijden is toch het minste wat een man kan doen. Het komt wel goed, hoor.”
“Wat ik nog wilde vragen: jij vertelde me gistermorgen dat je kaarten hebt van de Regenboogvallei. Mag ik die eens zien? Kaarten interesseren me mateloos, weet je. In mijn jonge jaren heb ik heel wat rondgetrokken.”
De volgende uren brengen ze door, net als een paar dagen eerder, gebogen over de verschillende kaarten van de omringende landen die Malakaï aan Lamech heeft meegegeven. Dan staat Berend op en klopt joviaal op Lamechs rug. “Nou jongen, het is tijd. Laten we gaan.”
Hij verdwijnt in de gang, waar Lamech hem even later gedempt hoort praten met zijn vrouw. De zachte, bezorgde toon van Berend en het breekbare gehuil van het vrouwtje dringen diep tot Lamech door. Even later komen ze samen terug, en Lamech ziet hoe zwaar het voor Berend is om zijn vrouw achter te laten. Zijn gezicht vertoont een zeldzame breekbaarheid.
Berend neemt zijn kleine vrouwtje voorzichtig in zijn armen en tilt haar op om haar te zoenen. Lamech, die zichzelf graag als stoer en onverschrokken ziet, voelt een lichte onrust. Hij vreest dat het kleine vrouwtje bijna verstikt in zoveel genegenheid, maar voor het eerst verschijnt er een verlegen glimlach op haar verdrietige gezichtje. Hij hoort haar zachte stem voor het eerst.
“Wees voorzichtig, Berend, en groet Kzandaar van mij.”
“Dat zal ik doen, vrouwtje. Moet ik nog iets meenemen voor je uit de vallei?”
Ze denkt even na en schudt dan haar hoofd.
Lamech, vol vertrouwen in zijn eigen kunnen, staat al klaar om te vertrekken, nog niet geheel beseffend welke gevaren deze reis werkelijk met zich meebrengt.
Lamech pakt zijn reiszak, waar twee zware kruiken naast staan. Hij vermoedt dat het de heerlijke honingdrank is die hij wilde meenemen. Achter Berend aan loopt hij de deur uit. Berend reikt hem zonder woorden de teugels van een van de opgezadelde paardjes aan. “Zo, deze is voor jou. De bergen zijn te zwaar voor jouw merrie.” Zijn blik verzacht als hij Lamechs onzekerheid ziet. Zonder iets te zeggen, knikt hij langzaam en vervolgt: “Ik heb jouw merrie een goed plekje in mijn stal gegeven en zal goed voor haar zorgen tot je haar weer komt halen, ergens in de toekomst.”
Lamech hangt de kruiken over zijn zadelknop en voelt een lichte onhandigheid opkomen, niet goed wetend hoe hij zijn dankbaarheid moet uiten. Hij mompelt een diep gemeend “dankjewel,” terwijl hij de ogen neerslaat. Berend wuift het met een rustige handbeweging weg, een stille bevestiging dat het niet nodig is om het verder te benoemen.
“Dat is wel goed, jongen,” zegt Berend uiteindelijk, zijn stem warm en begripvol.
Als ze even later de berg oprijden, kijkt Berend belachelijk vaak om, vindt Lamech, alsof hij nog eenmaal zijn vrouwtje wil toezwaaien. De koele berglucht vult zijn longen terwijl ze hoger klimmen, en beneden verdwijnt het kleine huisje van Melisa langzaam tussen de dennenbomen. Lamech draait zich niet één keer om en herinnert zich plots dat hij haar niet eens heeft bedankt voor haar goede zorgen. Een lichte schaamte bekruipt hem, maar niet te veel; hij spreekt zichzelf streng toe: ‘Berend doet al voldoende van dat soort gedoe.’
Zijn paardje is prachtig. Klein van stuk, maar een lust voor het oog. Haar vacht glanst diepzwart in het gefilterde zonlicht, en haar manen zijn vakkundig gevlochten in een ingewikkeld patroon van vlechtjes. Het zadeldoek is geweven in alle kleuren van de regenboog en valt als een levendig schilderij over haar rug.
Ze reizen de hele dag bijna onophoudelijk, met slechts enkele korte stops. Lamech geniet met volle teugen. Het sterke paardje navigeert moeiteloos over de smalle, ruige bergpaden, alsof ze geboren is voor dit landschap.
Die avond, vlak nadat de zon is ondergegaan, stopt Berend bij een grot. De frisse berglucht vult hun longen terwijl hij de dieren moeiteloos naar binnen leidt en ze ontzadelt. Schijnbaar onvermoeid na een lange dag begint hij de paardjes liefdevol te verzorgen. Met een droge doek droogt hij hun natte vachten en borstelt ze enthousiast, alsof hij een oude gewoonte weer oppakt.
De geur van aarde en mos mengt zich met de scherpe tonen van de avondkou.
Lamech, die zulke lange reizen niet gewend is, zakt zwaar en vermoeid op een ruwe steen neer. Zijn spieren ontspannen langzaam en zijn ademhaling wordt dieper. Berend lacht zachtjes. “Je bent het reizen nog niet echt gewend, hè? Vergeef mij mijn onnadenkendheid, Lamech.” Terwijl hij een klein vuurtje aansteekt, voelt hij de vermoeidheid in zijn eigen lichaam, maar hij houdt zich sterk — voor zichzelf en voor deze jonge reiziger.
Het potje boven het vuur begint zacht te pruttelen. Lamech, te moe om te spreken of te bewegen, luistert vaag naar het geluid en zakt langzaam weg in een diepe, ongestoorde slaap.
Berend kijkt met een zachte glimlach naar de jongen en dekt hem toe met een extra vacht. In de ijle, koude berglucht mompelt hij zacht in zichzelf: “Het kan koud worden hierboven in de bergen.”
Lamech zweeft door een wirwar van kleuren. Hij voelt de lucht om zich heen zacht knetteren en knappen. Een energiewolk laat zijn haren lichtjes overeind staan. Blind voor het landschap onder hem wordt hij zachtjes heen en weer geslingerd door zwaar elektrisch geladen wolken, die in alle kleuren van de regenboog zacht dansen. Hij weet niet hoe hij hier terecht is gekomen en beseft dat hij geen grip heeft op de richting waarin hij zweeft. Het is een onnatuurlijke en onheilspellende schoonheid.
Hij verwacht boven zich de warmte van de zon te voelen, maar die is nergens te zien of te voelen, verborgen achter het dikke, chaotisch draaiende, fluorescerende wolkendek.
Plotseling botst hij tegen een onzichtbare barrière; zijn vlucht wordt abrupt afgebroken. De lucht giert langs zijn oren terwijl hij naar beneden stort, gevangen in een diepe, zwarte leegte. De kleuren zijn verdwenen en het niets omhult hem als een koude deken.
Zijn schreeuw breekt de stilte, doordrenkt met angst, terwijl hij de scherpe contouren van bergpieken op zich af ziet komen — donkere schaduwen die dreigend uit de duisternis oprijzen. Een koude rilling trekt door zijn lijf; de dreiging is tastbaar en onontkoombaar.
Wanhopig zwaait hij met zijn armen, zoekend naar houvast, terwijl de afgrond zich onafwendbaar opent. Zijn hart bonst wild, gevangen in een grimmige dans tussen hoop en ondergang. Het voelt alsof het elk moment kan exploderen in zijn borstkas.
En nog eenmaal redt zij hem, in haar ongekende zachtheid. Hij valt met een zachte plof op haar rug. Lamech verwacht dat Maleantara hem zal behoeden voor een wrede dood, maar wanneer zij haar vervaarlijk uitziende kop naar hem toedraait, ziet hij in plaats van het geschubde gezicht en de vriendelijke, gitzwarte ogen van Maleantara iets heel anders.
Zijn droom laat het beeld van Maleantara vervagen, en hij kijkt in het liefste gezicht dat hij zich ooit had kunnen voorstellen. Haar witte haar schittert en glanst als een parelmoeren caleidoscoop, terwijl haar kolossale vleugels blauw zijn, alsof water zich heeft gematerialiseerd. Door haar vleugels heen ziet hij de bergen fonkelen.
Ze lacht naar hem. “We maken hier wel een gewoonte van, hè?”
De bergen komen dichterbij, maar haar stem hypnotiseert hem zo diep dat hij zonder een schreeuw te geven, en in volle tevredenheid, te pletter slaat op de rotsachtige toppen.
Hij schiet met een schok rechtop. Berend staat boven hem, natuurlijk lachend. “Nare droom gehad, Lamech? Je glimlach werd zo ontspannen vlak nadat je schreeuwde, dat ik je niet wakker durfde te maken. Alles oké nu?”
Lamech, nog steeds gevangen door de intrigerende zeeblauwe ogen, kan geen woord uitbrengen. Hij maakt een afwijzend gebaar en sluit zijn ogen weer. De koele, vochtige lucht in de grot dringt zachtjes tot hem door, vermengd met de geur van nat hout en aarde. Zijn hart klopt nog steeds onregelmatig, verward door het beeld van dat wonderbaarlijke meisje.
Wie was ze? Hij heeft nog nooit zo’n wezen gezien. Misschien een waterelf, maar elfen hebben geen vleugels zoals ze in kinderverhaaltjes beweren. Waarom wilde ze hem redden en viel hij alsnog te pletter? Mooie redding was dat, maar in ieder geval is hij gelukkig gestorven.
Misschien was ze een engel, of gewoon een wezen uit zijn eigen onbegrensde fantasie. Hij probeert zijn verwarring te verdringen, maar de warmte van Berends aanwezigheid en het zachte gerommel in de grot halen hem langzaam terug naar het hier en nu.
“Klaar om verder te reizen, slaapkop?” Berend rolt de vacht op waaronder Lamech heeft geslapen. Lamech voelt de snijdende kou door zijn eigen deken trekken en kijkt jaloers naar Berend, die de vacht zorgvuldig oprolt en aan zijn zadel bevestigt. Die vacht kan hij goed gebruiken op zijn reis.
Hij neemt de warme mok notenkoffie aan die Berend hem toesteekt, een geurige drank gemaakt van geroosterde noten en kruiden, populair in deze streken. Terwijl Berend de laatste gloeiende sintels met zand en rondliggende kiezels dooft, neemt Lamech een slok van de troostrijke drank.
Lamech loopt stijf en vermoeid de grot uit, terwijl Berend al klaarstaat naast zijn grote bergpaard. Zijn eigen paardje staat volledig bepakt te trappelen van ongeduld.
De reis verloopt in stilte, op het constante, zware gebrom van Berend na — een vreselijk gebrom dat waarschijnlijk voor neuriën moet doorgaan.
Vlak na de middag ziet hij in de verte, boven de bergen, een schitterend scala aan kleuren. Het lijken wel regenbogen, vermengd met wolken die in een draaikolk van een rivier zijn gezogen. Onder die draaiende kleurenmassa ligt het land donker en schemerig. Lamech slaakt een kreet van bewondering. Het is een onwaarschijnlijk mooi tafereel, en ergens doet het hem denken aan zijn droom.
Berend draait zich naar hem om, zijn gezicht strak en zijn blik ernstig. “Ja, Lamech, wonderschoon ziet het eruit, hè. Maar laat je niet verleiden te denken dat het ook een goed teken is. De macht van de magiër heeft zich nog nooit zo ver uitgestrekt. Kzandaar zou wel eens in gevaar kunnen zijn.”
“Kom, opschieten. Ik wil voortmaken.” Hij spoort zijn paard aan; het geluid van opstampend zand en het klapperen van hoeven weerklinken terwijl hij in galop over de heuvelrug verdwijnt.
Lamech spoort zijn paardje aan; het idee om alleen en verloren te dwalen in deze onherbergzame omgeving maakt hem onrustig. Terwijl hij over de heuvelrug rijdt, ziet hij Berend ver beneden hem een smal bergpad omhoog klauteren. Hij drijft zijn paardje harder, maar Berend lijkt zich niet meer bewust van zijn aanwezigheid.
De steile paden worden steeds ruiger en moeilijker begaanbaar. Elke stap vraagt om alle kracht en vaardigheid die hij heeft. Na lange tijd ploeteren slaat de twijfel toe: is dit wel het juiste pad? Of is hij verdwaald, gevangen in een doolhof van stenen en schaduwen?
De spanning knijpt hem in de borst terwijl de berg om hem heen lijkt te sluiten, en de stilte alleen wordt doorbroken door het geluid van zijn hijgende paard.
Wanneer hij de top van de berg bereikt en het plateau oversteekt, ziet hij in de verte Berend naar hem zwaaien. Naast hem staat een blauwe schaduw, van wie Lamech duidelijk voelt dat het een mens is, maar hij kan hem onmogelijk onderscheiden van de helderblauwe lucht om hen heen. Dat moet Kzandaar zijn, met zijn eigen bijzondere manier om ongezien te blijven. Als hij verder over het plateau gaat, zijn Berend en de blauwe magiër plotseling verdwenen.
Even later ziet hij een reeks grotten, en Berend staat hem op te wachten bij een van de ingangen. Zijn gezicht staat bedrukt en verward, alsof hij twijfelt. “Kzandaar is weggegaan en wil je niet ontvangen, het spijt me. Hij is erg veranderd sinds de laatste keer dat ik hem zag. Ik heb hem uitgelegd waar je voor kwam, maar hij wilde niet luisteren. Hij beweert alles al te weten en zegt dat er geen hoop meer is voor de wereld en dat jij…” Berend aarzelt, onzeker of hij verder moet gaan.
Lamech, die beseft dat de magiër hem heeft doorgrond, maant Berend aan door te praten. “Het spijt me, jongen, de magiër heeft geen goed woord voor je over en heeft je nog niet eens gesproken of ontmoet.” Berend schudt zijn hoofd en vervolgt, duidelijk verward: “Die magiërs blijven toch maar rare jongens. Ik ben blij dat ik maar een eenvoudig man ben, zonder de ambities van de groten der wereld. Mijn grootste zorg is een nieuwe worp van een van mijn lievelingen.”
Terwijl hij dat zegt, aait hij het bergpaardje dat hij net van Lamech heeft overgenomen en alweer liefdevol verzorgt over zijn gespierde nek. “Mijn grootste ramp is een verloren lichting honingbier.” Zijn glimlach keert terug terwijl hij een kruik van zijn zadel pakt en een grote teug van het kostbare vocht neemt.
“Jongen, het spijt me nogmaals dat ik je over deze bergen heb gesleurd zonder de verwachte uitkomst. En eerlijk gezegd weet ik niet goed wat ik nu moet zeggen of doen.”
Lamech is verwonderd. Het is onvoorstelbaar dat een man zo groot en sterk als Berend besluiteloos kan zijn.
“Vertel me nou maar wat Kzandaar gezegd heeft. Ik kan het echt wel aan, zelfs als hij niet zo vriendelijk was,” zegt Lamech met enige aandrang. Hij móet gewoon weten wat Kzandaar gezegd heeft. Als hij zo makkelijk te doorgronden is, moet hij daar toch iets aan doen als hij de vallei wil doorkruisen.
Berend kijkt hem verdrietig aan en gaat zitten, terwijl hij verslagen probeert een vuurtje aan te steken. Lamech helpt hem en Berend begint te vertellen.
“Weet je, Kzandaar was aanvankelijk wel bereid je te ontvangen, maar toen hij je in de verte over het plateau zag rijden, werd hij wit als de sneeuw op de verre bergen daarginds.” Zijn blik is afwezig terwijl hij verdergaat.
“Hij liep meteen weg, mopperend op mij omdat ik, zoals hij zei, de zoon van de duivel had meegenomen naar zijn schuilplaats.” Berend kijkt hem verontschuldigend aan. Lamech maant hem met een handgebaar door te gaan.
“Kzandaar beweerde dat jij helemaal niet om hulp of advies kwam vragen, maar dat je alleen je eigen geheime wegen volgt. Verder zei hij dat een machtig kind als jij een gevaar is voor de hele wereld, en zeker voor hem. Daarna verdween hij zonder zelfs een groet,” vertelt Berend met een teleurgesteld gezicht en een verontschuldigend gebaar. Als Lamech zich niet zo verwonderd had over de woorden van Kzandaar, had hij gelachen om de kinderlijke teleurstelling op Berends gezicht.
“Maar laten we ons niet te veel zorgen maken,” zegt Berend terwijl hij zich klaarmaakt om een potje te koken. “Laten we hier vannacht overnachten en morgen besluiten wat we verder gaan doen. Ik denk alleen dat, als Kzandaar er zo over denkt, het moeilijk zal zijn een andere magiër te vinden die ons wil helpen.”
Lamech, die daar net zo over nadenkt, vraagt zich af hoe hij Berend duidelijk kan maken dat hij morgen liever alleen verder wil reizen door de vallei. Maar hij besluit er niet te lang over na te denken; morgen ziet hij wel verder. Zijn besluit staat in ieder geval vast.
Lamech eet langzaam de bonen die Berend heeft klaargemaakt, terwijl de geur van geroosterde kruiden de schemerige grot vult. Buiten fluistert de wind zachtjes door de bomen, en het maanlicht werpt lange schaduwen op de rotswanden. Hij bereidt zich stilletjes voor om te gaan slapen.
Berend, die niet kan accepteren dat het gesprek stilvalt, fronst en zegt met een lichte zucht: „We moeten praten over wat Kzandaar heeft gezegd.”
Lamech, die zijn geheimen liever voor zichzelf houdt, ontwijkt de blik van Berend en antwoordt kort: „Ik begrijp ook niet wat Kzandaar bedoelde.”
Berend mompelt iets onverstaanbaars en sluit teleurgesteld zijn ogen. Langzaam keert ook stilte terug in de grot, behalve het zachte roffelen van regen tegen de rotsen.
Even later valt Lamech in een ongestoorde slaap, terwijl zijn dromen zachtjes over hem heen spoelen, alsof de nacht hem tijdelijk rust gunt van zijn visioenen.
De volgende ochtend wordt hij wakker onder een onverklaarbare, drukkende last op zijn borst, alsof een stier hem neerdrukt. Zijn hoofd voelt dof, gevuld met watten, en het kost hem moeite om zijn gedachten te ordenen of zelfs maar volledig wakker te worden.
Langzaam opent hij zijn ogen en kijkt recht in de koude, indringende blik van de blauwe magiër, die hem zonder genade onderzoekt. Een verlammende kracht drukt hem tegen de grond, zodat hij zich niet kan bewegen of reageren.
Uit zijn ooghoek ziet hij Berend ontwaken, zonder ook maar iets te merken van de beklemmende stilte die de grot vult. Terwijl het zachte geruis van de wind door de rotsen fluistert, staat Berend vrolijk op en loopt onbevangen naar de magiër om hem te begroeten.
Die plotselinge onderbreking verstoort het onderzoek van de magiër, en met een scherpe schok valt de dreigende verbinding uiteen. Lamech slaakt een zucht van verlichting terwijl de brandende pijn in zijn longen opflakkert door de lucht die weer naar binnen stroomt.
Berend kletst alweer vrolijk verder, alsof er niets gebeurd is. De magiër kijkt nog even afwezig naar Lamech, die zich snel terugtrekt. Zodra hij weer binnenkomt, is de zware spanning verdwenen en zitten ze samen te praten alsof ze oude vrienden zijn die elkaar lange tijd niet hebben gezien.
Berend wijst naar een platte steen naast zich. „Kom erbij,” zegt hij. „Ik heb goed nieuws, Lamech. Kzandaar heeft zich bedacht, hij wil naar je verhaal luisteren en heeft zelfs al een plan bedacht.”
Met een trotse blik kijkt Berend hem aan, alsof hij alles al geregeld heeft.
Kzandaar kijkt vluchtig op, zijn blik doordrenkt met diepe gedachten terwijl hij Lamech aandachtig bestudeert.
„Straks wil ik even met je praten,” zegt de magiër tegen Lamech. „Ik wil je iets laten zien, als je dat goed vindt.”
Lamech knikt verlegen, maar zijn gedachten razen weer als een storm door zijn hoofd. Waarom heeft Kzandaar zich bedacht? Wat wil hij hem laten zien? Wat staat er te gebeuren? Is hij wel veilig bij deze machtige man, die zonder moeite zijn gedachten kan lezen?
Kzandaar richt zich afwisselend op het zachte gesprek met Berend en op Lamech, zijn ogen scherp en oplettend. Alsof hij elk moment kan doordringen tot de diepste verborgen gedachten.
„Je bent stiller dan anders,” zegt Kzandaar plotseling, met een schalkse glimlach. „Maak je geen zorgen, ik ben hier niet om je pijn te doen.”
Lamech probeert te glimlachen, maar zijn nieuwsgierigheid wint het van zijn wantrouwen. Wat zal de magiër hem laten zien?
Kzandaar staat op en klopt Berend vriendelijk op de schouder.
„Wij gaan nu, vriend. Tegen de middag zijn we waarschijnlijk terug. Als je het dal in wilt om vrienden te bezoeken, neem ik hem wel mee naar mijn grot. Is dat oké?”
Berend knikt terwijl hij even nieuwsgierig naar Lamech kijkt.
„Is dat oké, Lamech?” vraagt hij, alsof hij de grote, machtige magiër nog even een lesje etiquette wil geven.
Lamech kan niet anders dan glimlachend instemmen. Berend heeft echt geen idee wie zijn vrienden zijn, denkt hij geamuseerd.
Gedwee volgt hij Kzandaar, die hem met een kleine handbeweging duidelijk maakt dat hij moet meelopen.
Na een fikse wandeling bereiken ze een diepe grot. Ze volgen een smalle tunnel achterin, die zich diep in de rotsen heeft gegraven. Het pad daalt langzaam af, de berg in, en Lamech voelt de druk toenemen van het massieve gewicht boven hem.
Kzandaar opent een deur in de bergwand. Was hij hier alleen geweest, dan was hij zeker aan deze geheime ingang voorbijgelopen.
Wanneer hij de enorme ruimte binnenstapt, wordt hij overweldigd. Hij mag zich dan wel wat verbeelden, toch voelt hij zich klein en onervaren te midden van deze indrukwekkende grot. Overal om hem heen liggen stapels boeken, en in stenen kasten staan potten met onduidelijke inhoud, waarschijnlijk gevormd door het doorsijpelende water dat hier al eeuwen werkt.
Binnen enkele seconden na hun binnenkomst ontbranden honderden lichtbronnen. Bij nadere blik ziet Lamech dat het geen kaarsen zijn, maar lichtgevende potten gevuld met een waterige emulsie die zacht gloeien en schitteren, alsof er binnenin een onhoorbaar dansend licht leeft.
Lamech staat stil, sprakeloos. Kzandaar heeft zijn blauwe cape afgelegd, en hij voelt de energie van de magiër van hem afstralen—warm en krachtig, als de hitte van de vuren in een smidse.
Langzaam zakt hij neer op een eeuwenoude stoel die krakend protesteert, waardoor Lamech geschrokken opspringt. Kzandaar lacht en zegt:
„Mm, misschien heeft Maleantara wel gelijk, en ben jij niet de jongen die ik in eerste instantie dacht. Maar laat je niet misleiden door mijn ontspannen houding — ik weet wie je bent, en wat je zou kunnen worden.
Waarschijnlijk weet jij het zelf nog niet eens. Daarin schuilt het vertrouwen dat Maleantara en Malakaï in je hebben.”
Hij wenkt naar Lamech. „Kom hier, dan laat ik je zien wat je zo graag wilt weten.”
Lamech beweegt behendig door de enorme grot, ontwijkt moeiteloos de talloze obstakels die overal verspreid liggen. Waar de kasten met potten netjes op een rij staan, heerst elders een georganiseerde chaos. Tafels en meubels kreunen onder het gewicht van stapels boeken, stenen, wapens, chemische experimenten — en tot zijn verrassing ook een flinke verzameling van Berends speeltjes.
Hoewel het een wirwar lijkt, voelt Lamech dat elk apparaat een specifieke functie heeft. Berends werk is oud en intensief gebruikt, maar duidelijk met zorg onderhouden. Het verrast hem niet dat Berend zulke uitvindingen maakt; hij heeft altijd bewondering gehad voor de creativiteit en vaardigheid van zijn metgezel, ook al heeft Berend soms de neiging om zich in de kleinste details te verliezen.
Kzandaar werpt hem een glimlach toe wanneer hij ziet hoe Lamech met aandacht en respect naar Berends werkstukjes kijkt. Het is een stille erkenning van de bijzondere band tussen de jongen en zijn vriend
‘„Een van de moeilijkste dingen in het leven is om mensen werkelijk te zien — voorbij de lagen van onze eigen gedachten en vooroordelen,” zegt Kzandaar met een stem die zacht maar onwrikbaar klinkt. „Die beperkingen maken ons blind voor de echte kracht en gevoelens van anderen.
Maar kom, ik wil je iets tonen dat je zal verbazen.”
Lamech schuift dichter naar Kzandaar toe en staart naar de zware stenen tafel voor hen. Daar rust een mysterieus licht, gevangen in iets wat lijkt op een glazen pot of misschien een doorzichtige steen — het is onmogelijk precies te zeggen. Het licht gloeit met een koud, wit vuur dat vanbinnen lijkt te branden zonder ooit op te raken.
Binnenin de steen bewegen de vlammen als levende wezens, ze kronkelen en draaien, alsof ze wanhopig zoeken naar een uitweg, gevangen in een onzichtbare gevangenis.
Lamech voelt zich als door een magneet naar het licht toegetrokken, alsof het iets diep in hem raakt dat hij niet kan ontwijken. Achter hem voelt hij de scherpe glimlach van Kzandaar branden als een vlam in zijn rug, maar zijn aandacht is compleet opgeslokt door het vreemde, fluisterende licht.
Hij valt naar beneden, precies zoals in zijn droom van de nacht ervoor, maar deze keer wordt hij opgevangen door Maleantara. Ze kijkt hem vriendelijk aan, haar glimlach zacht en geruststellend.
„Fijn dat je onze goede vriend Kzandaar hebt ontmoet,” zegt ze met een stem die als fluweel klinkt in de stille ruimte. „Het kostte ons veel overredingskracht, maar Kzandaar is een wijze en vergevingsgezinde man, Lamech. Luister goed naar hem, er valt veel van hem te leren.”
Ze buigt zich iets naar voren, haar ogen glinsteren in het schemerige licht van de grot.
„Maar eerst iets anders. Wij draken weten maar al te goed dat jij ons vaak ziet — zelfs als je niet slaapt, zelfs als je niet in een bergkristal kijkt. Jij bezit de gave om in andere dimensies te kijken, misschien zelfs om erin te stappen.”
Haar glanzende, zwarte ogen vullen hem met een gevoel van warmte en vrede, een gelukzaligheid die diep in zijn wezen dringt. Voor een moment denkt hij aan zijn moeder, en een plotselinge golf van machteloze wanhoop overspoelt hem.
En ineens, zonder voorafgaande waarschuwing, scheurt het visioen uiteen en valt hij terug in de onverbiddelijke realiteit.
Hij valt op de stenen vloer, de koude dringt diep door zijn dunne linnen broek. Kzandaar richt een wantrouwende blik op hem terwijl hij langzaam opstaat en het stof van zijn kleren klopt.
Kzandaar schudt teleurgesteld zijn hoofd.
„Jammer,” zegt hij. „Het ging zo goed. Ik had verwacht dat je zonder moeite zou binnenlopen in de wereld van de draken. We kunnen het straks nog eens proberen, als je dat wilt.”
Ondanks de mislukking brandt er een stille hoop in hem.
Lamech knikt gretig, waarop de magiër opgelucht zucht.
„Dat is dan afgesproken. We proberen het straks nog eens.”
„Ik moet eerlijk zijn, Lamech, ik heb niet veel dat je lekker zult vinden. Alleen wat oud brood dat bijna net zo hard is als deze grot, en gedroogd vlees dat zelfs de vliegen links laat liggen.”
Hij grinnikt en zoekt verder.
„O wacht, ik heb nog een oude toverbal, rechtstreeks uit de tijd dat de wereld nog helder en ongedwongen was. Nou ja, dat denk ik tenminste.”
Na wat gerommel tussen potjes en doosjes legt hij de eeuwenoude toverbal voor Lamech neer, die het ding met een lichtelijk afkeurende blik bekijkt
Misschien was de toverbal ooit, vele jaren geleden, een meesterwerk van vakmanschap geweest bij de plaatselijke banketbakker.
Kzandaar legt hem in Lamechs hand, die hij net niet op tijd weet terug te trekken. De glimmende bol, met een olieachtig kleurenspel, plakt aan zijn vingers alsof het met zijn huid versmolten is en ruikt naar oud fruit.
Lamech kneep zijn vingers even samen, alsof hij de toverbal weg wilde drukken, en wierp een ongemakkelijke blik naar Kzandaar. Hij voelt zich bijna uitgelachen. Eerst noemt Kzandaar hem de zoon van de duivel, en nu behandelt hij hem alsof hij net uit de peuterspeelzaal komt.
„Toe nou, vertrouw mij maar, proef,” zegt Kzandaar met een grijns die zegt: ‘Je gaat dit toch niet weigeren, hè?’
Lamech bijt op zijn lip, haalt diep adem en laat zich de toverbal tussen de lippen glijden. Zijn wenkbrauwen fronsen licht terwijl hij de vieze smaak voelt opkomen, maar hij weigert het te laten merken. Hij hoopt vooral dat het snel op is.
Een weeïg zoete geur dringt zijn neusgaten binnen, en de smaak roept herinneringen op aan verrotte kolen op het land van boer Meden. Hij denkt aan de dag dat hij het dorp leeg aantrof en zijn vriend miste. Een gevoel van verlorenheid overspoelt hem, terwijl geur en smaak hem meenemen op een reis door een scala aan herinneringen.
De bakkersvrouw, die medelijden met hem had wanneer de kinderen hem plaagden vanwege zijn gekke oog en verbrande gezicht. Zij gaf hem altijd het eerste koekje van de plaat, heet en geurend uit de oven van de gezellige bakkerij.
Hij ruikt de zoete aardbeien op het veld en herinnert zich de stiekeme braspartijen met zijn vriend, wanneer ze langs de hekken slopen om de aardbeien van boer Malek te plukken.
En dan is er de geur van de eerste cantharellen in het bos bij het bergmeer, die hem terugbrengt naar de momenten waarop hij daar met zijn moeder zwom. Haar geur was doordringend, als kamperfoelie op een late zomeravond.
Lamech drijft op een wolk van herinneringen, genietend van de vluchtige troost, totdat de toverbol veel te snel tot zijn einde komt.
Ontgoocheld kijkt hij in het lachende gezicht van Kzandaar.
„Ik zei toch dat je je nooit te snel moet laten leiden door je ogen, je oren, of in dit geval je smaak. Weet je, wij hebben onze zintuigen gekregen om zuivere informatie op te doen — onbesmette informatie, als we zonder te denken zouden proeven, ruiken, voelen en luisteren.
Dan zouden we veel meer binnenkrijgen dan nu het geval is, omdat onze herinneringen en gedachten ons elk moment van de dag beïnvloeden en soms zelfs bedriegen. En onze herinneringen bepalen onze wensen en daden.
Begrijp je dat, Lamech?”
Lamech kijkt Kzandaar afwezig aan. Het is een lawine aan informatie die hij in één keer, in zo’n korte tijd, moet verwerken. Toch doet hij een verwoede poging om bij de les te blijven, want één ding is zeker: Kzandaar wil hem iets bijbrengen, en Lamech wil leren.
Maar hij voelt zich als een volgeladen spons die dreigt over te lopen.
Kzandaar staat langzaam op van de krakende stoel aan de andere kant van de zware stenen tafel waar Lamech nog zit.
„Het is al laat, Lamech,” zegt hij met een zachte, doch dringende stem. „Berend zit waarschijnlijk al op ons te wachten. Ze zijn teruggekeerd naar de grot waar ze die nacht hebben geslapen, maar Berend is er nog niet.”
Kzandaar wendt zich af en begint met vaste hand een vuurtje aan te steken. De vlammen likken al snel langs de droge takken, en de warmte verspreidt zich langzaam door de ruimte.
Lamech kijkt toe, zijn ogen zwaar van de dag en het gewicht van alles wat hij heeft gehoord en meegemaakt. Hij voelt zich moe, maar ergens diep vanbinnen brandt een stille nieuwsgierigheid die hem wakker houdt.
De magiër draait zich om en begint te vertellen, zijn stem laag en meeslepend, alsof hij een oud geheim onthult dat slechts voor enkelen is weggelegd.
De Drakenpoort
Bergkristal en een harde waarheid
„Weet je, Lamech, waarom je werkelijk bij mij bent?”
Lamech weet dat het niet echt een vraag is, en hij luistert geïnteresseerd naar de woorden van Kzandaar.
„Plicht en heldendom kunnen even ver van elkaar verwijderd liggen als ze één kunnen zijn. Malakaï heeft je hierheen gestuurd voor wijsheid,” zegt hij terwijl hij het stugge perkament voorzichtig weer dubbelvouwt en in de grote envelop terugsteekt. „En wijsheden gaan vaak hand in hand.”
Lamech wil hem vragen hoe hij Malakaï kent, maar nog liever wil hij weten wat plicht en heldendom in vredesnaam met elkaar te maken hebben. Hij houdt zich stil en luistert.
„De leegloop van de dorpen speelt al geruime tijd, vooral in de Hooglanden. In de Zwarte Bergen woont een magiër die lang geleden begon op een van de Regenboogeilanden als een wijze en goede meester.
Lange tijd gaf hij zijn wijsheid door aan mens en leerling. Zijn grootste interesse lag bij het raadsel van realiteit en magie: wat maakt dat de ene mens zijn dromen en magie moeiteloos weet om te zetten in materie en werkelijkheid, terwijl de ander slechts een gewoon man blijft, verstrikt in een leven vol worstelingen?”
„Jij bent verbonden aan deze zwarte meester, Lamech.”
Langzaam dringt het tot Lamech door wie deze meester is: de man bij wie zijn ouders ooit in de leer waren.
Kzandaar leest zijn gedachten en zegt meteen:
„Niet fijn, hè? Weten dat jij zo nauw verbonden bent met het lot van velen? Wanhoop niet. Hopelijk heeft Liberato jou allang vergeten — al twijfel ik daar sterk aan.
Maar als er iemand is die iets kan doen aan deze onfrisse situatie, dan ben jij het. Liberato zag al snel na jouw geboorte welke gaven jij bezit.”
Lamech kijkt verbaasd, maar Kzandaar gaat verder:
„Iedereen heeft gaven en voelt diep vanbinnen dat hij meer is dan het kleine leven dat hij leidt. Bij jou moet het van binnen koken en borrelen van onrust — en een beetje hoogmoed waarschijnlijk.”
Hij grijnst scheef. Lamech beseft dat de magiër zijn hoogmoed bagatelliseert omdat hij weet dat zijn hoogmoed de spuigaten uitloopt.
„Jouw hoogmoed is ook je grootste vijand, Lamech. En ik zal je meteen zeggen dat jouw dromen om vrij te zijn en je eigen weg te gaan, onhaalbaar zijn.
Wie is in deze realiteit ooit écht vrij? Al onze levens zijn met elkaar verweven, als de kleuren van een regenboog.
Wie denkt dat hij de enige meester is over zijn leven, bedriegt zichzelf. Onze gedachten en daden zijn complex, en de invloed die we daarmee hebben op anderen is enorm.
Maar weet je, dat alles is eigenlijk niet zo belangrijk. Levenservaring komt met de jaren, en goede raad wordt door de jeugd vaak genegeerd.
Dat was vroeger zo, is nu zo, en zal altijd zo blijven.”Liberato had nooit de ambitie gehad om deze wereld te overheersen. Zijn hele bestaan draaide om één ding: steeds meer wijsheid vergaren. Maar de ironie was, vonden ik en vele anderen, dat hij geen greintje echte wijsheid bezat.
Hij stapelde slechts kennis op als stenen, zonder mededogen of verantwoordelijkheid.
In zijn duistere grotten had Liberato één doel: macht. En hij schrok er niet voor terug om alles en iedereen te gebruiken als pionnen in zijn koude spel.
De wereld voelde al de schaduw van zijn invloed. Met een geraffineerde list had hij een macht ontwikkeld die mensen tot slaaf maakte — hun wil gebroken, hun geest geketend. Misschien verspreidde het zich via het water, zoals jij vermoedde. Maar Liberato was sluw; hij had ongetwijfeld nog andere dodelijke valstrikken in petto.
Hoe we hem konden stoppen? Dat was een duister raadsel waar zelfs de wijzen hun hoofd over braken.
Je had vast gehoord van Berend en de moedige magiërs van de Regenboogvallei die zich tegen hem verzetten. Velen vielen, hun leven genadeloos verwoest. Alleen de verstekelingen, zij die hun magie verborgen hielden, overleefden de storm.
Liberato las gedachten als open boeken. Wij vermoedden dat hij ook de heerser was van de Regenboogvallei — een schaduw die zich over het land uitstrekte.
Zelfs de draken, eeuwenoud en wijs, waren machteloos tegen zijn massahypnose. Zij vluchtten naar een andere dimensie, niet in staat te verdragen dat hun kracht misbruikt zou worden.
Maar zelfs daar reikte Liberato’s graaiende hand. Hij sloot de poorten naar hun wereld af, gevangen in zijn ijzeren greep.
Alleen wanneer een machtige ziel hem riep, konden de draken nog verschijnen — gevangen in zijn onzichtbare ketens.
Lamech staat verstijfd, overweldigd door de rauwe waarheid die als een koude wind door zijn ziel waait. Hij ziet de draken bijna elke dag — een onmiskenbaar bewijs dat Liberato machtiger is dan hij zich ooit had durven voorstellen.
Een stekende angst dringt diep in zijn hart door, bevroren en onontkoombaar.
Hij verafschuwt het eenvoudige, het onwetende boerenvolk dat zich schijnbaar klakkeloos laat leiden, maar dat betekent niet dat hij hen tot slaven wil maken.
Wat hij verlangt, is stilte — een geborgenzaamheid waarin hij vrij is om zijn eigen weg te banen, onberoerd door de wereld om hem heen.
Maar als Kzandaar’s woorden waarheid zijn, is die vrijheid slechts een vluchtige droom. Een illusie in een wereld waar elke stap die hij zet al bekend is bij hen die in de schaduwen fluisteren, waar magiërs zijn pad voorspellen voordat hij het zelf ziet.
De middag glijdt voorbij, de avond valt langzaam, maar Berend is nog steeds niet terug.
Lamech luistert naar de verhalen over de tijd dat de Regenboogvallei en de eilanden voor de kust nog één verenigd rijk vormden — een land dat voor vreemdelingen als een magisch sprookje voelde, een wereld vol wonderen om te ontdekken.
Alle wijsheid die iemand zich maar kon wensen, was daar beschikbaar. De magiërs waren een zegen voor de wereld. Hun kennis en inzichten stonden open voor iedereen, en dat leidde tot ongekende vooruitgang.
Boeren leerden hun land met nieuwe technieken beter te bewerken. Smeden ontdekten geheime samenstellingen van verschillende ijzersoorten, die wapens en gereedschap sterker maakten en hun levensduur aanzienlijk verlengden.
De draken waren toen betrouwbare metgezellen op reis. Dankzij hun gave om door andere dimensies te reizen, legden ze enorme afstanden in luttele seconden af. Met hun bijzondere beheersing van gedachten konden ze snel en nauwkeurig van de ene plaats naar de andere reizen, zelfs binnen dezelfde dimensie.
Maar aan het einde van het oude keizerrijk, toen een wrede heerser vele landen meesleepte in een lange en zinloze oorlog, keerden de draken zich af van de Grote Landen. Voor hen waren oorlog en wijsheid onverenigbaar vijanden.
Lamech voelt een steek van verdriet bij deze gedachte. Hij mist de tijden waarin wijsheid zelfs op afstand werd doorgegeven, via dromen. Draken lazen zonder moeite de diepste verlangens en wensen van mensen.
‘s Nachts kwamen ze in dromen verschijnen om raad te geven, of soms brachten ze boodschappen van verre vrienden of familie.
Terwijl het vuur in de grot zacht knettert, kijkt Lamech in de vlammen en verlangt hij terug naar die verloren tijden — een wereld vol magie, verbondenheid en hoop.
„Net zoals je moeder je al verscheidene keren via Maleantara probeert te bereiken.”
Kzandaar leek er bijna plezier in te scheppen elke keer weer dat hij over zijn moeder begon.
Lamech voelde een koude rilling over zich heen trekken, het nare gevoel dat hij dacht te hebben weggestopt, kwam weer fel boven. Wat wil die magiër nou eigenlijk van me? dacht hij, alsof mijn moeder nog niet genoeg was… Ze is een afgesloten hoofdstuk.
„Waarom denk je zo slecht over je moeder, Lamech? Weet je dan niet dat dat je toekomst verpest? En geloof me, dat is niet eens het mooiste deel.”
Net toen Kzandaar zijn blik op Lamech richtte, brak Berend luid zingend de spanning met een oorverdovende entree.
Zijn neus en wangen gloeiden fel rood, of van de kou, of van de drank — misschien allebei. Met de slungelige charme van een dronken bootsman grijnsde hij breed.
„Ha, Lamech! Heb je genoten in de grotten van Kzandaar? Heb je mijn werktuigen gezien? Prachtig, toch?”
Berends gevatte gezwets ging door tot Kzandaar hem met een schelle stem het woord ontnam
‘„Kom, wij moeten maar eens gaan slapen. Morgen zien we wel wat we verder gaan doen.”
Lamech pakt zijn spullen in en werpt een blik op Berend. „Op dit moment ben jij niet echt een grote hulp.”
Berend kijkt verongelijkt.
„Hoe kom je daar nu bij, Kzandaar? Niemand drinkt mij onder tafel, ook al zuip ik de hopoogst van een heel jaar in m’n eentje leeg.”
Kzandaar lacht hem gemeenzaam toe.
„Het is al goed, vriend. Ik weet dat wij samen mooie tijden hebben gekend, voor de grote opstand. Mijn hart verlangt daar met een weemoed naar terug — iets wat jij met je gulle lach niet kunt bevatten.”
De verdrietige toon in Kzandaar’s stem verjaagt de laatste flarden alcohol uit Berends benevelde brein. Hij klopt de magiër stevig op de rug.
„Ja, Kzandaar, we hebben in onze jonge jaren menig goed feest gevierd. Mooie vrouwen waren altijd talrijk en… willig, nietwaar?”
Berend loopt gedwee achter Lamech en de magiër aan. Even later zitten ze samen in de warme, rommelige grot van Kzandaar.
Lamech zoekt een rustig hoekje vlak bij de haard, waar hij zijn deken uitspreidt. De warmte van het vuur hult hem langzaam in een zachte gloed, terwijl vermoeidheid zijn lichaam overmeestert.
Het is een lange, verwarrende dag geweest. Hij heeft zoveel gehoord, maar minstens zoveel vragen zijn diep in hem opgeroepen. De antwoorden lijken nog ver weg, verstopt achter sluieren van geheimen en onuitgesproken woorden.
Vastbesloten besluit hij die nacht bewust te dromen over de draken. Hij moet de ervaring van die middag afmaken — een zoektocht die hij niet zomaar los kan laten. De draken en de magiër zullen zijn wens moeten respecteren: niet praten over zijn moeder, en dan zullen er geen problemen zijn.
Terwijl zijn oogleden zwaar worden en de wereld langzaam vervaagt, hoort hij op de achtergrond Kzandaar en Berend gedempt praten. Hun stemmen zijn slechts fluisteringen in de schemering van zijn bewustzijn.
Dan glijdt hij weg in een diepe slaap, en zijn droom opent zich in het kristalheldere water van het bergmeer.
Hij zweeft onder het water alsof hij vliegt, gewichtloos en vrij. Het waterlandschap om hem heen is onwerkelijk, bijna betoverend. Flarden waterplanten glijden als zachte vingers langs zijn gezicht strelend licht en teder.
Scholen vissen schieten schichtig weg, en een duikende aalscholver vlucht plotseling omhoog, opgeschrikt door zijn aanwezigheid.
Hij beseft dat hij slaapt en besluit voorzichtig invloed uit te oefenen op wat er gebeurt. Zachtjes beweegt hij zijn armen, alsof hij ze wil gebruiken als vleugels, en langzaam duikt hij naar beneden.
De donkere bodem komt langzaam op hem af. Intens geniet hij van deze ongekende vrijheid en het onbekende dat hij nu betreedt.
Plotseling verschijnt er een donkere schaduw naast hem. Wanneer hij opzij kijkt, ziet hij een prachtige draak die sierlijk naast hem zwemt.
Draken zijn ervaren vliegers, maar de bewegingen van deze diepgroen gekleurde draak zijn gracieus en soepel, alsof water zijn natuurlijke element is.
In zijn achterhoofd hoort hij een zachte lach borrelen. De stem van de draak klinkt helder en krachtig, alsof hij rechtstreeks tot hem spreekt:
„Wij zijn voortgekomen uit het water, zoals alles is ontstaan uit de krachtige, stuwende energie van de Grote Moeder.”
Lamech voelt zich, zoals altijd, gelukkig in het water. Het besef dat hij hier niet hoeft te ademen, geeft hem een diep gevoel van macht en vrijheid.
Met de trouwe schaduw van de draak aan zijn zijde verkent hij elk hoekje van zijn Bergmeer, nieuwsgierig en vol verwondering.
Even later stijgt hij op naar de oppervlakte. Hij stapt uit het water en gaat zitten op het kiezelstrandje.
De groene draak gaat naast hem zitten, met zijn gezicht naar de zon en zijn vleugels uitgestrekt om te drogen. Het water glimt op zijn geschubde vacht, en de reflectie van de zon op de edelstenen schittert in zijn ogen.
Lamech sluit zijn ogen tegen de felle weerkaatsing, maar voelt een kalme rust over zich heen komen door de aanwezigheid van de kolossale draak.
„Ik geniet ook van jouw gezelschap, Lamech de Grote,” bromt de draak met een warme, diepe stem.
Lamech twijfelt even of hij nog steeds in een andere dimensie is, of gewoon gevangen in zijn eigen droomgedachten. ‘Lamech de Grote’ klinkt toch wat overdreven.
„Toch niet, jonge meester,” antwoordt de draak kort, terwijl Lamech zich afvraagt wat zijn naam is en wat hij eigenlijk komt doen, behalve een verfrissende duik en een zonnebad.
„Mijn naam is Zeander. Ik breng je de groeten van Malakaï en wens je succes met je training bij de Blauwe magiër. Ze heeft me verteld dat je je geen zorgen hoeft te maken over hen, alles verloopt goed.”
Lamech voelt zich een beetje beschaamd. Hij had helemaal niet meer aan zijn grootvader gedacht sinds zijn vertrek. Maar dat is toch wel normaal, bedenkt hij, nu hij met grotere zaken bezig is.
„Waarschijnlijk heb je gelijk,” trilt Zeanders stem duidelijk in zijn gedachten.
„Maar vergeet nooit je wortels, Lamech. Elke grote boom begint als een klein zaadje, liefdevol verzorgd en beschermd in zijn prille jeugd.”
Toch niet, jonge meester,” antwoordt de draak kort, terwijl Lamech zich afvraagt wat zijn naam is en wat hij eigenlijk komt doen, behalve een verfrissende duik en een zonnebad.
„Mijn naam is Zeander. Ik breng je de groeten van Malakaï en wens je succes met je training bij de Blauwe magiër. Ze heeft me verteld dat je je geen zorgen hoeft te maken over hen, alles verloopt goed.”
Lamech voelt zich een beetje beschaamd. Hij had helemaal niet meer aan zijn grootvader gedacht sinds zijn vertrek. Maar dat is toch wel normaal, bedenkt hij, nu hij met grotere zaken bezig is.
„Waarschijnlijk heb je gelijk,” trilt Zeanders stem duidelijk in zijn gedachten.
„Maar vergeet nooit je wortels, Lamech. Elke grote boom begint als een klein zaadje, liefdevol verzorgd en beschermd in zijn prille jeugd.”
Lamech voelt hoe de omgeving om hem heen begint te vervagen, de levendige kleuren van de drakendimensie vervloeien langzaam tot vage contouren. Het zachte geluid van kabbelend water en het geruis van bladeren maken plaats voor een diepe stilte.
Hij zweeft tussen droom en werkelijkheid, gevangen in dat fragiele moment waarop alles ongrijpbaar wordt. Zijn hart klopt sneller, niet uit angst, maar uit een mengeling van opwinding en onzekerheid.
Plotseling opent zich een opening in het niets, een glinsterende poort die uitnodigt om erdoorheen te stappen. De roep van het onbekende trekt hem aan, maar tegelijk voelt hij de zwaarte van de wereld waar hij vandaan komt trekken aan zijn ziel.
Net op het moment dat hij zijn eerste stap wil zetten, voelt hij een warme hand op zijn schouder. Hij draait zich om en ziet Zeander’s rustige, doordringende blik.
„Je zult er komen, Lamech,” zegt de draak zacht. „Wanneer jij er klaar voor bent.”
Met die woorden sluit hij langzaam de poort, en Lamech wordt teruggetrokken in het sluierachtige web van zijn droom.
Terug in zijn eigen wereld opent hij langzaam zijn ogen, het beeld van de drakendimensie nog helder in zijn geest.
Een stofje kriebelt in zijn neus, en ergens tussen een stapel boeken vlak bij hem ritselt iets onzichtbaars. Met tegenzin opent Lamech zijn ogen.
Kzandaar en Berend zitten nog steeds op dezelfde plek, verdiept in gesprek. Had het gesprek de hele nacht geduurd, of was er maar weinig tijd verstreken?
Diep onder de bergen, waar de zon nooit komt, begint zijn tijdsbesef langzaam te vervagen.
Hij staat op en loopt naar een stenen waterbak, waar het koude bergwater wordt opgevangen en via een natuurlijke stroom door een opening in de rotsen onder hem wegloopt.
Hij wast zijn gezicht, het water voelt fris en heeft een licht bittere, metaalachtige smaak van ijzer.
Berend kijkt op en groet hem.
„Goedemorgen, jongen! Lekker geslapen? Kom bij ons zitten en eet wat. We hebben lang gesproken en overlegd wat we gaan doen, en we zijn benieuwd wat jij daarvan vindt.”
Lamech is telkens weer verbaasd over Berends nederige houding en zijn oprechte wens om de mening van een kind te horen. Malakaï en zijn grootvader hadden hem nooit zo behandeld.
„Daar hadden ze hun goede redenen voor, Lamech,” weerklinkt de diepe, trillende stem van Maleantara in zijn achterhoofd.
Plotseling is de aardbeving in zijn hoofd weer voorbij, en hij begint zich te ergeren. Heeft hij nu zelfs zijn eigen gedachten niet meer voor zichzelf? Verdorie, hij móet daar iets aan doen. Zijn denken was zijn enige toevluchtsoord, de plek waar hij nog privacy had.
Kzandaar glimlacht bemoedigend naar hem, alsof hij zijn zorgen aanvoelt.
‘„Neem me niet kwalijk dat ik nu ook op je gedachten reageer, Lamech.
Zoals ik je gisteren al zei: macht is onlosmakelijk verbonden met verantwoordelijkheid.
Degenen die weigeren daar naar te luisteren, brengen niets dan vernietiging en chaos over de wereld.
Maar jij… jij hebt het potentieel om juist een zegen te zijn voor deze wereld — een licht in de duisternis die ons allen omringt.
Daarom wil ik oprecht mijn excuses aanbieden. Eergisteren veroordeelde ik je zonder je zelfs maar de kans te geven om je eigen ideeën te delen.
Dat spijt me ten diepste.”
Lamech kijkt Kzandaar verbaasd aan. ‘Hij ook al!’
‘Nou, vertel dan maar eens wat je van me verwacht dat ik ga doen,’ zegt Lamech geïrriteerd en gelaten.
Berend grijnst en zegt:
‘Kijk, niemand dwingt je iets te doen wat je niet wilt. Hoe het afloopt, hangt vooral af van hoe je erin staat. Of het nou jouw keuze is of dat het zomaar op je bordje valt, dat verandert niks aan de klus zelf.’
‘Maar eerlijk gezegd,’ gaat hij verder met een speelse twinkeling in zijn ogen, ‘als ik kon, nam ik je taak zo over. Jij, zo’n jonge vent, zou zo’n zware last niet moeten dragen.’
‘Maar ja, soms zit het leven niet mee. Dan zit er niks anders op dan er het beste van maken.’
‘Ik zou eerlijk gezegd schreeuwend wegrennen naar de dichtstbijzijnde herberg en me het apelazerus zuipen. Maar ja, ik sta niet in jouw schoenen. Het enige wat ik kan doen is je steunen waar ik kan.’
Berend kijkt bemoedigend op en steekt Lamech een mok honingbier toe. Het kon ook niet anders.
Lamech neemt de mok aan met een zure glimlach. Hij had veel liever een flinke slok van de honingdrank uit zijn eigen rugzak genomen.
Kzandaar gebaart dat hij moet gaan zitten.
„Ik wil je een goede raad geven — misschien heb je er iets aan bij de wegen die je gaat kiezen.
Malakaï wilde dat je raad zocht bij een magiër. Ik denk dat mijn raad minstens zo waardevol zal zijn als die van welke ander dan ook.
Of ze zich bedacht heeft dat het niet bij raad alleen zou blijven, weet ik niet.
De toekomst is voor zelfs de wijzen mistig, omdat de vrije keuze van de mens altijd een onvoorspelbare factor blijft.
Lamech, ten eerste: zoals je zelf vaak ondervindt, is het opvangen van gedachten en dromen van anderen zowel een gave als een vloek.”
„Ik wil je voorstellen om een basistraining te volgen voor het opbouwen van een beschermingsveld, zodat nieuwsgierige Aagjes buiten jouw privégebied blijven.
Ik weet dat dit een wens van je is, dus verwacht ik dat je de techniek snel zult oppakken.
Verder heb ik een soort sleutel voor je — althans, ik bezit die zelf niet. Je zult die moeten halen uit de Regenboogvallei.
Die sleutel zal je van onschatbare waarde zijn als je ooit in de grotten van Liberato terechtkomt.
Een goede vriend van mij was ooit een volgeling van Liberato. Hoewel zijn naam me behoorlijk vals voorkomt, vrijheid zal Liberato nooit vinden of schenken.”
Mijn vriend had zich diep in de grotten van de Zwarte Bergen gewaagd en wist daar vele ‘sleutels’ te bemachtigen — geheimen die toegang gaven tot verborgen deuren en onvermoede passages.
Hij koesterde zijn eigen plannen, stil en vastberaden, maar tegen de overweldigende macht van Liberato konden zijn dromen niet standhouden.
Een half jaar geleden kwam hij terug, uitgeput en verbitterd, zijn lichaam gebroken en zijn geest verscheurd door teleurstelling. Hij vertelde me dat hij zich had vergist door Liberato te volgen, dat hij zijn hoop op hem verloren had.
De sleutels en kaarten die hij ooit in zijn bezit had, gaf hij me nooit. Op zijn sterfbed fluisterde hij dat die geheimen met hem het graf in zouden gaan.
Zelf heb ik nooit de ambitie gehad om Liberato ter verantwoording te roepen. Die last wilde ik niet dragen, en dus heb ik die informatie laten rusten.
„Maar zoals zo vaak in het leven: alles is met elkaar verweven. Elke daad en elke gedachte leidt tot een kettingreactie van toevallige — of niet toevallige — gebeurtenissen.
Het is aan ons of we een onmisbaar klein radertje willen zijn in de grote gebeurtenissen van het levenswiel.
Hier is mijn informatie. Wat je ermee doet, is jouw keuze.”
Lamech voelt een lichte verwarring. Wat denken Kzandaar en Berend eigenlijk van hem? Denken ze dat hij naar Liberato zal gaan om de wereld te redden?
Dat moeten ze toch eens goed overdenken, denkt hij bij zichzelf.
Hij verlangt naar verre landen, niet naar zelfopoffering. En zeker wil hij niet de slaaf zijn van een lugubere meester.
Hoe komen ze erbij?
„Vergeef me dat ik opnieuw in je gedachten lees, Lamech, maar iemands dagdromen en verlangens zijn vaak de beste aanwijzingen voor wat de toekomst kan brengen.
Ga maar diep terug in je herinneringen,” zegt Kzandaar zacht, „en je zult zien dat de route naar jouw bestemming allang is uitgestippeld, misschien zonder dat je het zelf doorhad.
Wij zijn slechts de gereedschappen die je onderweg helpen, de gidsen die je kunnen steunen, maar de keuzes maak jij zelf.”
Lamech voelt de zwaarte van die woorden. Hij denkt aan alles wat hij diep vanbinnen voelt en wenst.
Hij had gewild dat zijn ouders hem niet hadden tegengehouden om in de leer te gaan bij Liberato — een man die hem zo had kunnen vormen.
Hij voelt een drang om naar de Regenboogvallei te reizen, naar een plek vol geheimen en wijsheid die hem kunnen helpen zijn pad te vinden.
Hij wil leren hoe hij zijn gedachten kan afschermen, zichzelf beschermen tegen nieuwsgierige blikken en invloeden die zijn geest bedreigen.
Maar bovenal brandt er een vuur in hem om de draken terug te brengen in de wereld — levende legendes die ooit de balans hielden, maar nu gevangen liggen achter de zegels die Liberato op de poorten van hun dimensie heeft aangebracht.
Hij weet dat dit zijn opdracht is, zijn taak, en dat het pad ernaartoe zwaar en gevaarlijk zal zijn.
Toch voelt hij ook hoop. Want zelfs de langste reis begint met een enkele stap, en hij is bereid die eerste stap te zetten.
En nu ligt de mogelijkheid om dat te doen voor hem, vlak binnen handbereik.
Een vreemd, bijna beangstigend idee is het — dat gedachten die altijd zo vaag en ongrijpbaar leken, toch werkelijk hun gevolgen hebben, denkt hij bij zichzelf.
„Ik zou graag uw aanbod aanvaarden,” zegt Lamech nederig, „en ik verheug mij op de training om een schild op te bouwen, meester Kzandaar.
Ik beloof u dat ik hard zal werken.”
Kzandaar doorziet Lamechs nederige houding meteen. Zijn lippen krullen op in een wrange, cynische lach die zijn ogen verraadt. Hij tikt met een vinger zacht op de tafel, alsof hij een onzichtbare maat slaat, en zegt:
„Ja, Lamech, ik weet wat je wilt. Dat was vanaf het begin al duidelijk.”
Hij leunt iets achterover, zijn blik scherp en toch licht spottend.
„Ik denk dat ik ongeveer een volle week nodig heb voor je training. Daarna kunnen we plannen maken om de sleutels van mijn vriend te halen — als jij dat wilt.”
Lamech knikt enthousiast, zijn ogen stralend van hoop.
Berend staat op, zijn zware laarzen dreunen zacht op de vloer. Hij slaat Lamech stevig op zijn rug, het geluid klinkt als een doffe dreun.
„Dat is dan afgesproken, jongen!” zegt hij met een brede grijns.
„Ik ga nu naar mijn vrouwtje en ben over een week terug. Ik ben blij dat het toch nog goed gekomen is, Lamech.”
Hij werpt een blik op Kzandaar, die nog steeds met een half sarcastische glimlach kijkt.
„En jou bedankt ook, kerel.”
Berend draait zich om, zijn stappen echoën door de grot.
Hij wijst het aanbod om Lamech naar buiten te begeleiden resoluut van de hand.
„Gaan jullie maar hard aan het werk, Lamech. Mijn vrouwtje wacht op me, en die is niet bepaald geduldig. Dag!”
De deur sluit zacht achter hem, en de stilte die volgt wordt alleen verbroken door het knisperen van het haardvuur.
Lamech luistert slechts met een half oor, zijn gedachten zweven ergens tussen hier en een andere wereld. Aan vrouwen denkt hij nauwelijks, maar in zijn geest verschijnt het beeld van het vreemde wezen met blauwe vleugels, haar witte haar glinsterend als maanlicht in de schaduw van zijn dromen.
Alleen voor zo’n verschijning zou hij over vrijwillig gekozen gevangenschap durven nadenken — maar zij blijft een mysterie, een sprookje dat zijn werkelijkheid nooit zal betreden.
Kzandaar schudt lachend zijn hoofd.
„Nou, je hebt in ieder geval de perfecte instelling voor de training: één ding tegelijk, en volledig gefocust.”
Hij grijnst en zegt:
„Goed, de eerste opdracht is een grote schoonmaak van de grot.
Ik ga naar het dorp om wat spullen te halen die we nodig hebben voor de training.” Lamechs mond valt open, klaar om te protesteren, maar Kzandaar maakt een speelse buiging, fluit een vrolijk deuntje — en voor Lamechs ogen verandert hij in een kleine wervelwind van stof en verdwijnt, alsof hij nooit geweest is.
Lamech blijft verbaasd achter, terwijl de echo van Kzandaar’s fluitje nog even in de grot nagalmt.
Lamech kijkt rond in de kolossale grot, waar dikke lagen stof en spinnenwebben zich als een deken over eeuwenoude boeken en voorwerpen hebben gelegd.
Een storm van woede steekt in hem op, wild en onstuitbaar. Zijn hart bonst, zijn ademhaling versnelt, en hij stampt briesend door de ruimte.
„Verdomme! Tweederangs tovenaar, idioot, slavendrijver!” schreeuwt hij, zijn stem weerklinkt dreigend tussen de eeuwenoude muren.
Het is alsof de grot zijn woede in zich opneemt, zijn oude stenen lijken even de adem in te houden, gespannen, wachtend op de uitbarsting.
Lamech grijpt een stapel vergeelde boeken en smijt ze met een doffe dreun omver. Hij raapt een steen op en gooit die krachtig tegen de muur, die onverstoorbaar en koud blijft, alsof hij zijn furie moeiteloos weerstaat.
„Je kunt zoveel protesteren als je wilt, Lamech, maar het werk moet gebeuren voordat Kzandaar terug is.”
Geschrokken draait Lamech zich om en kijkt recht in de gitzwarte ogen van Maleantara. Haar immense lichaam ligt opgepropt tussen het hoge plafond en de stapels boeken die tot aan het plafond reiken. „Hij neemt alle tijd voor zijn boodschap,” fluistert ze binnensmonds, terwijl ze hem bemoedigend toeknikt, „want hij verwacht dit ‘volwassen’ gedrag dat je nu vertoont.”
Ze glimlacht schuin, zichtbaar spottend.
„Weet je, ik zou je best willen helpen, maar je ziet toch dat ik alleen maar in de weg lig? En al die boeken daar… die zijn nogal licht ontvlambaar.”
Lamech kijkt naar haar ongemakkelijke houding en moet onwillekeurig lachen.
„Oké, maar leg me dan in vredesnaam uit waar dit voor nodig is — behalve dat Kzandaar er een ziek genoegen in schept mij te pesten?”
Maleantara wringt zich wat onhandig in een iets comfortabelere positie.
„Lamech, je kunt niet iedereen beoordelen naar je eigen karakter.
Voor een goede training is absolute gehoorzaamheid nodig. Dit is een bijzonder slimme manier om te testen of je daartoe in staat bent.
En ja, oké, ik geef toe: het is een ‘twee vliegen in één klap’-oplossing.”
„Oké, dan moet het maar,” zucht hij berustend en kijkt om zich heen, zijn gedachten al werkend aan een plan.
Maleantara kijkt tevreden naar zijn vastberaden gezicht en verdwijnt even plotseling als ze is verschenen, Lamech achterlatend met een teleurgesteld gevoel. Hij had nog graag wat langer met haar willen praten.
De eerste uren werkt Lamech onverstoord en onvermoeibaar door, maar de berg werk lijkt eindeloos. Zijn bewegingen worden langzaam en wanhopig.
„Ik krijg die hele grot nooit schoon en opgeruimd voordat Kzandaar terugkomt,” mompelt hij, ondanks Maleantara’s geruststellende woorden dat hij genoeg tijd heeft.
Hij neemt de natte lap waarmee hij de stenen kast afneemt, en gooit die woedend terug in het water.
De waterdruppels spatten in het rond, terwijl de overvloedige, verspreide lichtjes in de grot de druppels veranderen in een dansende regenboog van kleuren.
Enkele druppels vallen op een brok bergkristal, hetzelfde kristal waar hij de avond ervoor al eens in heeft gekeken, waarin rustig vlammen flikkeren.
Het vuur binnenin de steen flikkert en verandert plotseling van kleur. Een schitterende regenboog vult de binnenkant, en Lamech kijkt gehypnotiseerd in de diepte.
Zo vindt Kzandaar hem een halve dag later. Hij loopt tevreden door de grot; hij had nooit verwacht dat Lamech het werk daadwerkelijk zou doen.
Kzandaar had eerder rekening gehouden met stevige discussies, met tegenwerpingen en uitstelgedrag, voordat hij Lamech zover zou krijgen om zijn grot op te ruimen.
‘Misschien… heel misschien is er toch hoop voor de wereld,’ denkt hij bij zichzelf.
Zachtjes tikt Kzandaar Lamech op zijn schouder.
„Word wakker, Lamech. Ik heb goed nieuws voor je,” fluistert hij.
Lamech voelt de zachte aanraking en draait zich om.
De wereld vervaagt om hem heen. De helderblauwe lucht waarin hij samen met Maleantara en de andere draken zweeft, knettert alsof er een elektrische storm op komst is.
De zwerm draken voor hem verandert langzaam in een wirwar van staarten, vleugels en kleuren die steeds vager worden.
„Ik denk dat we terug moeten, Lamech,” zegt Maleantara zacht. „Kzandaar roept ons.”
Met een schok wordt Lamech losgerukt uit zijn band met de steen en valt achterover in de ijzeren emmer met schoonmaakwater.
Beteuterd kijkt hij omhoog naar Kzandaar, die onbedaarlijk lacht en een hand naar hem uitsteekt.
Irritant weigert Lamech de hand. Hij is boos dat Kzandaar hem zo ruw heeft weggehaald uit zijn prachtige vlucht met de draken.
Hij staat op, klopt zijn natte kleren nodeloos af en druipt van het water.
Stampend van woede loopt hij naar zijn rugzak en kleedt zich om, terwijl Kzandaar nog steeds mompelt en binnensmonds lacht terwijl hij de natte plek droogt.
Lamech gluurt naar Kzandaar. Hij lijkt niet boos te zijn dat het werk nog niet af is.
Gelukkig, denkt Lamech, want op dit moment kan hij aan niets anders denken dan aan een grote kruik honingdrank en een comfortabele stoel bij het zachte, warme schijnsel van het vuur dat de koude, eeuwenoude muren van de grot zachtjes doet oplichten. Kzandaar rommelt wat in zijn bepakking en roept:
„Kom jongen, ik heb wat lekkere dingen uit het dorp gehaald en wat informatie opgedaan.”
Lamech loopt naar hem toe en ziet een heerlijke honingkoek liggen, naast een paar kruiken met, hopelijk, honingdrank.
„Kom jongen, je hebt hard en goed gewerkt. Eet nu maar, en laten we vanavond rusten,” zegt Kzandaar.
Lamech knikt enthousiast en volgt hem naar het vuur, dat binnen enkele seconden fel oplaait en knettert, terwijl de schaduwen van de grot langzaam dansen op de ruwe stenen muren.
Hij neemt het grote stuk koek aan dat Kzandaar hem toesteekt.
Plotseling herinnert Lamech zich de schoolmeester in het blauw, die bijna even snel een vuurtje had weten te maken.
„Denkt u dat er magiërs op pad zijn in de Laaglanden?” vraagt hij nieuwsgierig aan Kzandaar.
Kzandaar denkt diep na.
„Ik weet het niet,” antwoordt hij langzaam.
„Maar als ze op pad zijn, hebben ze vast niet veel goeds in de zin.
Van de groep magiërs die het niet eens zijn met de huidige leiders in de Regenboogvallei zijn er niet veel meer in leven.
De rest zit, net als ik, diep ondergedoken en wacht op het moment dat zich een kans voordoet om machtigere meesters te helpen.”
„Weet je,” zegt Kzandaar met een donkere ondertoon, „wij vermoeden sterk dat Liberato zijn marionetten aan de macht heeft gebracht in de Vallei.
Deze hele situatie komt hem natuurlijk bijzonder goed uit.
Geen enkele magiër die ik ken durft zich openlijk te vertonen in de stad, laat staan dat iemand de moed heeft om zich tegen Liberato te verzetten.
Van velen die gevlucht zijn buiten de grenzen van de Regenboogvallei is nooit meer iets vernomen — ze zijn voorgoed verdwenen.
Maar maak je geen zorgen. Er is weer een sprankje hoop voor de wereld.
Wat de redding zal zijn, weten we nog niet, maar dat er iets gaat veranderen — voor ons én voor Liberato — dat staat vast.”
„Morgen beginnen we met een trainingsplan om je te helpen jezelf af te schermen tegen spionnen en mensen die je willen doorgronden.
Je bent een bijzonder leergierige en intelligente jongen. Misschien komen we zelfs toe aan een paar gevechtstechnieken.
Veel langer dan een week kunnen we niet trainen, want onze experimenten zullen ongetwijfeld de aandacht trekken van spionnen.
En ik wil graag de uitkomst meemaken van de toekomst die zich nu ontwikkelt.”
Hij glimlacht Lamech bemoedigend toe.
„Maar wat verwachten jullie nu toch van mij?” vraagt Lamech wanhopig.
„Wij verwachten niets van jou,” antwoordt Kzandaar kalm, maar met een scherpe ondertoon.
„Maar jouw ego is te groot en je magische potentie te opvallend om ongestoord door de Grote Landen te trekken.
Je hebt twee keuzes: je ogen sluiten voor het leed in de wereld, of uitzoeken waar jouw levensopdracht ligt.
En zelfs als je besluit niets te doen, vandaag of morgen zul je oog in oog staan met de Zwarte Meester.
Liberato heeft ongetwijfeld nog een plan voor jou klaarliggen.
In dat geval kunnen de sleutels van Baleantach je van pas komen.
Persoonlijk hoop ik dat je Liberato nooit zult tegenkomen, want hij is machtiger dan welke magiër die ik ooit heb gekend.”
Lamech zucht wanhopig.
„Waarom hij? Wat heeft hij misdaan, dat al zijn dromen en plannen worden verstoord door oudjes en bange tovenaars?”
Kzandaar glimlacht slechts, neemt een grote mok thee, opent een boek en zwijgt de rest van de avond.
Lamech strekt zich uit in de grote leunstoel, legt zijn voeten op een steen met een warme vacht en zakt diep nadenkend onderuit.
Rondom hem lijkt de grot zachtjes te ademen, alsof de eeuwenoude muren zijn gedachten fluisteren en de schaduwen een verborgen verhaal vertellen.
Zijn hoofd is een warboel van plannen, bedenkingen en angsten.
Hoe hij ook wendt of keert, zijn toekomst lijkt zich toe te spitsen op een uitkomst die hij niet had voorzien.
Toch ziet hij geen uitweg om eronderuit te komen.
En tenslotte: hij wilde avontuur, en nu het zich aandient — met grote rode letters — kan hij niet als een bange jongen wegvluchten.
Hij richt zijn rug en besluit dat hij zich vanavond geen zorgen meer zal maken over zijn vreemde leventje.
De nacht kruipt langzaam voorbij voordat hij eindelijk in slaap valt.
Binnenin kookt en borrelt het in hem van ongeduld en onrust.
Volgens hem kan Kzandaar niet snel genoeg beginnen met de training.
Binnenin kookt en borrelt het in hem van ongeduld en onrust.
Volgens hem kan Kzandaar niet snel genoeg beginnen met de training.
‘Lamech, magie is meer dan een toverspreuk opzeggen. Sterker nog, de spreuk zelf is slechts bijzaak. Ik moet je eerst de basisbeginselen van magie bijbrengen voordat we echt kunnen beginnen.’
Hij valt stil, zoekend naar een begin, terwijl Lamech ongeduldig wacht.
‘Wat je eerst moet weten, is dat magie energie kost. Elk levend wezen bezit die energie. Vaak niet genoeg om er iets groots mee te doen, maar aanwezig is ze altijd. Sterker nog: alles wat bestaat is er uit opgebouwd.’
Het zal dus eerst noodzakelijk zijn je eigen hoeveelheid energie aan te vullen met externe energie. Gelukkig is er om ons heen, in de meeste gevallen genoeg energie om te gebruiken. Alles is opgebouwd uit energie dus in principe is er een oneindige hoeveelheid van. Verder zijn de plekken waar je, je goed voelt meestal plaatsen waar meer energie stroomt bijvoorbeeld: jouw bergmeer. Deze energie heeft de neiging je gedachten te volgen.’ Lamech kijkt raar op. ‘Net als je jouw handen beweegt zonder er over na te denken is energie in beweging te brengen. In een toverspreuk is de hoeveelheid energie meestal geen probleem maar controle houden over grote ladingen energie is erg vermoeiend. De natuur heeft de neiging om altijd naar een balans te zoeken en als je een spreuk doet verstoor je de natuurlijke stroming en herleid je dit naar jouw doel.’
Lamech begint al wat zenuwachtig te worden, hij had niet verwacht dat het erg moeilijk zou zijn een toverspreuk uit te spreken maar nu wordt er gesproken over een onbekende substantie en het verplaatsen van iets dat je niet kunt zien. ‘Maak je maar geen zorgen over de energie. Ik vermoed dat je die al vaak genoeg hebt gevoeld. Het is te vergelijken met een tintelend of zwaar gevoel, dat verschilt per persoon of magiër in dit geval.’
Kzandaar schenkt nog een mok thee in voor hen beiden en drinkt bedachtzaam zijn hete thee op terwijl Lamech zijn mond verbrandt aan een paar gulzige slokken. ‘De toverspreuk die wordt uitgesproken, is er eigenlijk alleen voor om je te concentreren op wat je wilt gaan doen met je externe of interne energie.
Voordat je b.v. een schild kan maken zul je eerst bekend moeten raken met deze energie. En voor je, je eigen energie kunt begrijpen, moet je eerst bekend raken met jezelf en je gedachten. Lamech die nu echt niet meer weet wat er van hem verwacht wordt, kijkt Kzandaar puzzelend aan die onverstoord verder gaat met een glimlach en een vraag.
‘Vertel me eens: wie ben jij?’ ‘Ik ben…Ik, wat bedoel je?’ stottert Lamech twijfelend. ‘Juist, wie maakt de keuze om te antwoorden met ik,’ reageert Kzandaar. ‘Ik,’ zucht Lamech vertwijfeld en geïrriteerd. ‘Het wordt je later wel duidelijk wat ik bedoel Lamech, een magiër heeft niet alleen controle over zijn eigen energie maar ook over zijn de gedachten in zijn eigen hoofd. Zo kan een magiër zijn zelf bewustzijn verhogen en verlagen door wilskracht. Maar ik denk dat we eerst moeten zorgen dat je deze energie kunt voelen, dan zullen we het later wel hebben over de controle erover.
Lamech ga eens rustig zitten en zoek de energie in jezelf op.’ Lamech gaat op een berenvacht voor het nagloeiende haardvuur zitten. ‘Doe je ogen nu dicht en concentreer je op jezelf. Nee, nee, je moet je spieren niet spannen, probeer te ontspannen!’ roept Kzandaar. Lamech heeft nog steeds niet in de gaten wat hij nu precies moet doen en probeert zich zoveel mogelijk aan de tips van Kzandaar te houden. ‘Concentreer je op dit moment. Laat al je gedachten los en probeer een plek te vinden waar jij je prettig voelt,’ zegt Kzandaar.
Lamech denkt onmiddellijk aan zijn bergmeer en voelt onmiddellijk het water aan zijn tenen likken. De zon schijnt in zijn gezicht en als hij omhoog kijkt ziet hij een groep draken rondvliegen. Een paar kleine draken zijn speels aan het rond dartelen en een paar grotere vliegen er sierlijk om heen. Op de achtergrond hoort hij Kzandaar iets zeggen maar het klinkt te ver weg om het te verstaan. Hij probeert zich nog steeds te concentreren op de energie waar Kzandaar het aldoor over heeft maar heeft nog steeds niet in de gaten hoe hij dat zou moeten doen. Hij kijkt weer naar de gracieuze bewegingen van de draken en voelt zich intens vredig. Een van de draken maakt een duikvlucht en komt met een grote snelheid op hem af. Wanneer de draak dichterbij is, herkent hij Maleantara, die met een paar behendige slagen vaart genoeg afremt, om enkele meters naast Lamech, een prachtige landing te maken. Hij hoort Maleantara vrolijk in zijn hoofd zingen, ‘Een paar uurtjes training en je bent alweer bij ons? Je moet niet proberen energie met je ogen te zien, Lamech. Je ogen zijn gemaakt om licht mee op te vangen. Eigenlijk moet je energie voelen, net zoals je de uitstraling van een brandend vuur voelt of aan het begin van je grote reis, aanvoelde dat het water van de rivier niet in orde was.’
Maleantara doet een paar sterke slagen met haar vleugels en vliegt weer naar de anderen. Lamech die door de kracht een paar meter weg wordt geslingerd in het water, zwemt weer naar de kant en kijkt naar de draken. Hij voelt zich veilig, geborgen en goed. Hij concentreert zich op de draken en voelt langzaam een gevoel van wijsheid en mystiek over hem komen. Zijn blikveld lijkt donkerder te worden en zijn ogen verliezen hun focus. Langzaam maar zeker lijkt het alsof er een grijs zilveren rand om de draken zit. Van verbazing kijkt Lamech wat beter maar het verdwijnt niet. Hij concentreert zich sterker op de rand en ziet dat het eigenlijk geen rand is maar een fonkelend zilveren gloed. Hij kijkt lager en ziet dat er rond het bos een trillende lichtblauwe gloed hangt. Verwondert wat er gebeurt, kijkt hij om zich heen en ziet de resten van zijn oude huis. Er hangt een paarse gloed omheen en hij voelt zich meteen verdrietig. Hij kijkt snel weer op naar de draken en de zilveren gloed is nu echt duidelijk te zien. Het lijkt alsof de draken net als vuur een trillende warmte uitstralen die fonkelt en schittert.
Verbaasd en nieuwsgierig kijkt hij naar zijn eigen handen en ziet dat er iets omheen hangt. Het lijkt net alsof de lucht die om zijn handen zit trilt. Zijn handen beginnen te tintelen en een paar seconden later tintelt zij hele lichaam. Hij voelt zich goed, magisch bijna en hij probeert zich nog sterker te voelen, door dezelfde tinteling in zijn hele lichaam te voelen, maar hij schrikt wakker en realiseert zich dat hij nog steeds in de grot van Kzandaar zit die ergens overheen is gestruikeld. Blijkbaar over een van de uitvindingen van Berend.
Lamech voelt zich boos en teleurgesteld dat Kzandaar hem uit zijn ervaring met de draken heeft gesleurd, net nu hij zich zo goed begint te voelen, ‘Was dat nu nodig?’ zegt hij bot tegen Kzandaar. Lamech ziet dat de magiër er geschrokken uitziet en hem bijzonder doordringend opneemt.
‘WAT,’ zegt Kzandaar. ‘Ik heb jou gestoord? Laten we stoppen voor vandaag. Ik denk dat dit wel genoeg is voor één dag!’ Kzandaar staat van de grond op en klopt zijn lange mantal af en schenkt twee koppen thee in. Lamech probeert terug te keren naar de draken maar hij blijft gewoon in de grot van Kzandaar. Hij probeert het nog een paar maal zonder succes en zet zich morrend aan de stenen tafel. Na een tijdje verbreekt Kzandaar de stilte, ‘Als jij ooit in staat bent om die hoeveelheid energie van jou te controleren zijn er geen grenzen aan je kunnen!’ Lamech denkt na over wat Kzandaar bedoelt. ‘Viel je door mij?’ vraagt Lamech verbaasd. ‘Ik viel niet, ik werd omvergeblazen door jouw energie-explosie!’ reageert Kzandaar beledigd.
De eerste week trainen ze onafgebroken. Lamech drijft Kzandaar in de afgrond van waanzin; door zijn eigen wil en brutale gedrag en Kzandaar doet hetzelfde met Lamech, maar dan met zijn overdreven precisie en zijn niet aflatende poging hem over zijn moeder te laten praten. Menigmaal wil Lamech het bijltje erbij neer gooien maar weet heel goed dat hij Kzandaar nodig heeft, als hij ongestoord door de wereld wil trekken.
/‘Nog eenmaal Lamech, ik weet heel goed dat je deze laffe tovenaar de berg wil afgooien, me in stukjes wilt hakken en me opvoeren aan de bergmarmotjes. Maar ik wil niets opvangen uit jouw gedachten! Niets dan absolute leegte! Concentreer je, laat al je gedachten gaan en denk aan een fijne plek, lekker eten, draken of wat je maar nodig hebt om de nimmer aflatende stroom van gedachten, analyses en conclusies af te breken; om simpel alleen te zijn zonder een enkele gedachte! Kom jongen ik weet dat je het kunt, anders was je niet hier, op dit moment in tijd.’
Lamech geeft de strijd op en denkt aan een heerlijke duik in het bergmeer. Het warme water en de visjes die tussen zijn tenen kriebelen. Plotseling voelt hij de lucht trillen om hem heen. Een wazige mist van kleuren hangt om hem heen en hij heeft moeite om Kzandaar te onderscheiden. Hij voelt zich rustig en ontspannen. Kzandaar klapt enthousiast in zijn handen, ‘Goed zo Lamech het lukt, nu moet je leren de omgeving te reflecteren. Anders kunnen sommige wijze spionnen vermoeden dat je niet uit de buurt bent en dat wil je ook niet. Je wilt een onbeduidend persoon zijn. Ik weet dat, dat voor jou heel moeilijk moet zijn. Daarom duurt onze training ook zo lang, omdat jij moet leren jezelf op te geven. Niemand te zijn, minder dan de sneeuw onder de schoenen of de bergmarmotjes die zich te goed doen aan een onverwachte tovenaarsbiefstuk.’
Lamech glimlacht beschaamd en tevreden. Hij voelt nu wat de bedoeling is en hoe hij een schild kan oproepen. Eigenlijk is het niet oproepen maar het ‘worden’. Zijn hele wezen moet de omgeving opnemen en er een deel van zijn.
Hij probeert de tovenaar op te nemen en voelt een zwaar gewicht op hem vallen. Pijn, verdriet en een hoeveelheid woorden, talen en onbekende spreuken stormen door zijn hoofd. ‘Hé, verduivelde jongen hoe krijg je dat voor elkaar.’ Kzandaar duwt Lamech ruw in een stoel. ‘Doe dat nooit meer,’ en hij beent woedend de grot uit. Lamech zit geschrokken en verward in de stoel. De woorden spelen nog door zijn hoofd en hij ziet een grafzerk voor zich opdoemen, de letters in een oud keizerlijk stijl zijn zo diep in het graniet gebeiteld dat Lamech de woorden duidelijk kan lezen.
Baleantach
Geboren de 15e van de Zomermaand
Het Jaar der Groten
De 23e in de Oogstmaand van het 1e donkere Jaar
‘Dat moest het graf zijn van de vriend van Kzandaar die bij de Zwarte meester in de leer was geweest.’ Hij beseft verwondert dat hij de gedachten van Kzandaar is binnengedrongen en aan de reactie van Kzandaar te zien was dat niet de bedoeling geweest. Hij voelt zich trots en oppermachtig. Maar het verdriet van Kzandaar drukt nog op hem als een zware last. Het is moeilijk voor hem om het gevoel van zich af te schudden.
Hij gaat in zijn gedachten terug naar de vlucht die hij had met de draken en geniet van de genezende rust in de dimensie van de draken. Hij ziet nogmaals zoveel onbegrijpelijke schoonheid dat zijn hoofd ervan tolt. De eenheid van de draken als ze vliegen is niet te bevatten, alsof zovele wezens eigenlijk één lichaam bezitten en besturen. En dan de ongekende rust en tevredenheid en eeuwenoude wijsheid die ze uitstralen. ‘Ik denk dat ik daarom zo van de draken houdt,’ denkt hij warm. ‘Zij laten me zijn wie ik ben, en alles wat ik ben is goed voor hen. Ik denk zelfs dat ze met me zullen vliegen als ik besluit duistere wegen te gaan volgen.’ Twijfel kruipt de hoeken van zijn redenering binnen; Als ze zulke liefdevolle wezens zijn zullen ze misschien wel met me vliegen maar dan alleen in de hoop dat ze me kunnen overtuigen mijn koers te herzien. Net zoals ze constant proberen dat ik mijn moeder vergeef.’
Lamech valt van zijn tevreden gevoel met een smak terug in een boos en teleurgesteld gevoel. ‘Niemand accepteert me zoals ik ben. Bah! Dan moet ik dat zelf maar doen en me niets aantrekken van de plannen en gevoelens van een ander,’ denkt hij maar diep in hem weet hij dat het niet zo werkt. Hij weigert de gedachte niet binnenlaten.
Een poosje later komt Kzandaar weer binnen. Hij kijkt wat bedeesd naar Lamech en rommelt wat tussen zijn boeken. Zijn stem klinkt gedempt tussen de stapels wijsheid. ‘Weet je Lamech, ik was niet op mijn hoede en ik had niet verwacht dat je in staat zou zijn mijn natuurlijk beschermingsveld te doorbreken. Het spijt me dat ik boos werd. Eigenlijk moet ik je complementeren, maar jij weet net als ik dat het niet leuk is als anderen je privé gebied binnendringen.’ Lamech beseft dat de magiër het er moeilijk mee heeft en mompelt een excuus. ‘Het is al goed jongen, het is jammer dat we niet langer kunnen trainen dan deze week, maar als je ooit nog eens langs wilt komen dan kan ik je nog wel een paar leuke trucjes bijbrengen.’
Lamech denkt dat hij daar nooit gebruik van zal maken maar je kunt nooit weten dus hij knikt beleefd. Hij schenkt de magiër een groot mok thee in en reikt hem dat aan. Kzandaar kijkt hem dankbaar aan en het blijft een poosje stil; beiden diep in hun gedachten verzonken. Een poosje later springt Kzandaar op, ‘Kom laat ons verder gaan. Misschien is het gebeurde wel een teken, welke weg wij moeten volgen. Laat ons wat oefenen elkaar te schouwen. Lamech die zich nog goed de zware last van Kzandaar zijn pijn herinnerd, heeft daar niet echt oren naar. ‘Kom een oude man als ik heeft ook nog wel een paar leuke herinneringen, wees maar niet bang Lamech. Zo, ik heb één punt. Je had je gedachten totaal niet afgeschermd.’ Lamech glimlacht wat scheef naar hem.
‘Nou als Kzandaar er een grapje van maakt kan ik hem wel aan,’ en hij overvalt de magiër met zijn nieuw verworven techniek maar het enige dat hij opvangt is een groot donker woud waar een onheilspellende sfeer van uit straalt. Hij durft het niet naar voren te brengen en denkt dat het één van zijn visioenen is. ‘Het is beide Lamech,’ antwoordt Kzandaar. ‘Ik dacht aan het Dodenwoud én het is een toekomstvoorspelling. Maar nu moet je, ook als je iets overdenkt je schild niet vergeten op te houden. Voor een ouder en tevreden persoon als mij is dat gemakkelijker omdat wij al niet meer zo erg met ons ego verbonden zijn. Een natuurlijk ontspannen houding is ons al aangegroeid zo te zeggen.’
Lamech gaat er niet op in maar bouwt direct zijn schild op door geheel één te worden met de grot en alles wat daarin is. De geur van de boeken, het sijpelende water langs de rotswanden en de blauwe mist die altijd bijna onzichtbaar om Kzandaar heen hangt en hij voelt een weldadige rust over zich komen. Alles is goed, ik ben hier en er is niets buiten dit moment. En zonder dat hij moeite doet om Kzandaar zijn gedachten te bereiken, ziet hij bergmarmotjes vrolijk dartelen door de grot. Ze spelen verstoppertje tussen de nissen en gaten in de wanden, er vallen enkele boeken op de grond. Langzaam kijkt hij in het rond en beseft dat het niet echt gebeurd dus een gedachten speling van Kzandaar moet zijn, want niets ter wereld zou hem aan bergmarmotjes doen denken. Hij lacht en houdt zijn scherm op. Hij voelt de blauwe en tintelende energie van Kzandaar dicht bij hem alsof hij werkelijk lijfelijk een potje stoeit of een goed gesprek voert.
Dan verdwijnt het prettige gevoel en hij voelt dat er op zijn schild wordt gebeukt alsof een heel leger in een keer probeert binnen te dringen. Hij voelt woede opkomen voor Kzandaar maar op hetzelfde moment springt Kzandaar naar hem toe en slaat zijn armen om hem heen. Lamech voelt zonder enige twijfel zijn energieveld vermengen met de blauwe mist van Kzandaar. En het beuken gaat onverminderd door. Wanhoop dringt zijn gedachten binnen en het schild flakkert. ‘Houd vol Lamech, ik kan deze duistere macht niet alleen aan. Gebruik je gehele energie om hem buiten te houden.
Lamech moet alles inzetten om zijn rust te behouden en af en toe overspoelt een onverdraaglijke angst hem alsof de zee hem op wil slokken. Zijn lichaam begint te schudden van inspanning en zijn adem gaat in stoten.
Hij voelt duidelijk dat de zwarte macht zijn gedachten is binnengedrongen en hij heeft het gevoel dat elke gedachte -goed en kwaad – iedere droom die hij ooit heeft gehad in de lucht voor hem staat uitgeschreven. Iemand controleert zijn gedachten en het geeft hem een misselijk gevoel van angst en woede. Hij vecht tegen de indringer met al de technieken die hij deze week heeft geleerd en al zijn aangeboren gaven als magiër maar angstaanjagende duivelse wezens verschijnen in zijn gedachten en stralen een zo sterke duisternis uit dat hij zijn kracht voelt verzwakken.
‘Houd vol Lamech,’ schreeuwt Kzandaar. ‘Als jij het niet wilt, kan niemand je beschermingsveld doorbreken. Laat het gevoel van duisternis niet binnen. Ontspan je, roep Maleantara op of denk aan je bergmeer. Het kan me niet schelen wat je doet als je maar helpt, ik kan hem bijna niet meer tegenhouden.’ Lamech begrijpt de ernst van de situatie en denkt aan Maleantara. Hij stelt zich voor dat ze samen zweven boven zijn bergmeer maar de zwarte duivels spelen met zijn gedachten en bewegen als duivelse karikaturen door zijn fantasiewereld. Ze lachen en zweven spottend boven het water van zijn bergmeer en laten de draken brandend naar beneden storten.
Lamech schreeuwt het uit in onmacht en schreeuwt met zijn laatste kracht haar naam. ‘Maleantaraaaa… ’ En het volgende moment zijn ze vrij.
Maleantara stem bromt in zijn achterhoofd, ‘Hier zijn we kleine meester.’ Maleantech is meegekomen en als Lamech opzij kijkt vanaf zijn plek tussen de schouderwervels van Maleantara ziet hij de Magiër met een tevreden blik genieten van de vlucht op de kolossale rug van de mannelijke draak zitten. Zijn blik is een tevreden grijns van oor tot oor en een kleine groet in zijn richting vult hem met de zekerheid dat hij indruk heeft gemaakt op Kzandaar. Lamech voelt zich trots en richt zijn hoofd op en geniet van de wind in zijn stugge haar en zijn gloeiende gezicht.
Hij denkt terug aan wat er is gebeurd en de lucht om hem heen verduisterd. In de verte dreigt en donderwolk maar Maleantara draait bij en vliegt recht naar de zon. Haar overweldigende hitte verbrandt de laatste duivels uit zijn hallucinatie en het volgende moment ligt een intens blauwe zee recht onder hun.
Hij ziet een enorm rots eiland opdoemen in de verte die omgeven is door mistwolken in alle kleuren van de regenboog en hij hoort de gedachten kreten van de draken als zomerbriesjes op de lucht naar hem toe drijven. Ze landen op het eiland en stijgen af op een plateau die over een prachtige kalme zee uitkijkt. De geur van de jeneverbes op de hellingen prikkelt zijn neusgaten en een grote groep draken land om hun heen op het plateau. Maleantechs stem begint als een aankomende donderwolk in zijn gedachten te rommelen. ‘Wees gegroet kleine meester. Het is een genoegen u welkom te heten in ons nest. Wees gegroet Blauwe meester, zoals altijd is het eer u met ons te hebben. Het is te lang geleden dat wij samen waren.’
Maleantaras zachte stem neemt over en ze spreekt de andere draken toe, ‘Vrienden, lang geleden vlogen wij over de wonderschone hellingen van de Laag en Hooglanden van de Grote Landen en wij legden ons te rustte in de wonderschone bergen van de Regenboogvallei. Bijna vergeten lijkt nu de tijd dat wij wandelden met de wijzen van de vallei en de menige avonden genietend van een goed verhaal en een ondergaande zon terwijl de ontelbare regenbogen de lucht kleurden alsof we opgenomen waren in de schepping van een expressief schilder. Goed was die tijd en vele verhalen die we vertellen aan onze jongeren verhaalt van die ongewone en fijne samenwerking met de wijzen van Moeder Aarde. Nu breken er nieuwe tijden aan. En een kans om die oude herinneringen weer realiteit te maken mag ons vervullen met hoop.
Ik wil jullie voorstellen aan Lamech. Kleinzoon van Harald de Bard, de zoon van Diana de Liefderijke en Liantos de gouden magiër, beiden voor ons welbekende Zonnemagiërs. Kreten van herkenning en bewondering hangen in de lucht en Lamech had zich nog nooit in zijn leven zo welkom gevoeld als op dat moment. Alle draken kijken hem verwachtingsvol aan en hij weet niet wat hij moet zeggen. Hij bouwt een schild op door één te worden met de intens blauwe kleur van de zee en de geur van cipressen op de bergen en hij laat één moment het gevoel binnen dat hij zich in het nauw gedreven voelt. Maar het ontspannen gevoel dat over hem komt omdat hij een schild opbouwt spoelt dat gevoel even snel weg als een aanstormende golf op het strand elke ongerechtigheid wegwast.
Hij glimlacht en buigt een paar keer ongemakkelijk, ‘Dank u, maar ik ben jullie nog veel meer dank verschuldigd voor de hulp en troost die jullie mij, door mijn gehele leven heen altijd hebben geboden. Ik geniet elke keer weer van het moment om in jullie nabijheid te zijn. En ik ben jullie dankbaar dat jullie mij binnen laten in jullie prachtige dimensie.’ Tevreden en bewonderende kreten vullen de lucht en Lamech kijkt scheef naar Kzandaar. Hij lacht terug en hij voelt zich bijna beschaamd omdat hij weet dat de magiër zijn ware karakter kent. Maleantara gaat verder en spreekt de draken lang toe terwijl een kleinere draak Kzandaar en hem meeneemt naar een grot waar een waar feestmaal op hen staat te wachten. Ze vallen aan en genieten van de veelvoud van gerechten uit de zee. Even later zakken ze voldaan onderuit en enkele kleinere draken vragen of Lamech met hen wil spelen en hun enkele verhalen wil vertellen over de zacht glooiende heuvels van de Laaglanden.
Lamech geniet intens en begint eraan te twijfelen of ze nog wel echt in de grot zitten in plaats van hier op een van de Regenboog eilanden. En op hetzelfde moment voelt hij de harde stenen en de intense kou alweer in zijn achterste bijten.
Kzandaar zit beteuterd naast hem op de grond en kijkt teleurgesteld. ‘Ik zou net een heerlijke garnaal in mijn mond stoppen, bedankt hoor.’ Hij klopt hem trots op zijn schouder en staat kreunend op en reikt hem zijn hand. De zware, dreigende lucht van even tevoren is geheel verdwenen. De lucht in de grot ruikt naar de frisse zeewind en de stemmen van de draken hangen nog tintelend in de lucht.
‘Nou dat hebben we mooi opgelost Lamech. Ik bewonder je om je band met de draken. Weet je wat er zo even geleden gebeurde Lamech?’ Lamech vraagt zich op welk gedeelte van hun ervaring hij doelt. ‘Ik denk dat een of andere magiër onze aanwezigheid opmerkte en probeerde uit te vinden wie wij zijn en dat we even later in de droomwereld bij de draken waren,’ legt hij Kzandaar uit. ‘Droomwereld?‘ Mm… misschien,’ mompelt Kzandaar bedenkelijk terwijl hij twijfelend zijn hoofd schudt.
Hij kijkt op naar Lamech en gaat verder, ‘Ja en Nee. Ik vermoed dat je niet beseft hoe dimensies werken. Je weet dat de draken hier op dezelfde aarde leven maar een andere ruimte in beslag nemen die we een andere dimensie noemen? Lamech knikt hem begrijpend toe. ‘Wat je niet beseft is dat op het moment dat Maleantara aan jou verschijnt dat het niet een gedachte of een droomwereld is. Op dat moment ben je in die andere dimensie. Je lichaam blijft hier in de grot maar een groter gedeelte van je wezen is daar met hen. Denk jij dat jij alleen maar jouw vlees en gedachten bent Lamech?’ Lamech is verward door de woorden van Kzandaar. Ergens begrijpt hij niet precies wat Kzandaar bedoelt. Hij denkt diep na. Het is zijn eer te na dat Kzandaar hem maar dom vindt en blijft zwijgen.
‘Wat je moet weten om het te begrijpen is niet in je hoofd of in je rede te vinden, daar moet je echt iets dieper voor gaan. Wil je proberen om dat grotere wezen dat jezelf bent te leren kennen?’
Lamech knikt afwezig maar in zijn hoofd spookt een andere vraag rond, ‘Maar wat gebeurde er met de indringer, wie was hij?’ Kzandaar schudt zijn hoofd, ‘Lamech als je het niet erg vindt wil ik daar nu niet over spreken. Het is genoeg te weten dat je opgemerkt bent. Ik denk dat er veel vraagtekens rondgaan in de hoge zalen van de Zwarte meester en de Meester magiërs in het Regenboogpaleis. En zoals ik al gezegd heb kun je die als één vijand beschouwen. Ze zijn niet doorgedrongen tot hier maar de dreiging hangt nog wel in de lucht. Ik wil de rest van de tijd die we nog hebben eigenlijk alleen eenvoudige oefeningen met onze innerlijke wijsheid doen. Want onze hogere wijsheid straalt een natuurlijke harmonie uit en wordt dus gemakkelijk verward met het ecosysteem in de natuur. Maar eerst houden we een lange pauze om bij te komen van deze zware ervaring.
Lamech moppert wrevelig, ‘Alles in het leven lijkt wel: Later, later.’ Kzandaar kijkt hem vragend aan, ‘Denk je niet dat je even geleden een grote overwinning hebt behaald Lamech en dat we geluk hebben gehad. Wie er ook probeerde ons veld binnen te dringen, ik denk niet dat het zijn bedoeling was dat we zouden ontsnappen aan zijn macht. Ik heb het idee dat deze sterke macht de zwarte meester moet zijn maar het kan ook een van de magiërs uit het regenboogkasteel zijn die Liberato volgen alsof ze willoze slaven zijn. Hij is werkelijk machtig Lamech, machtiger dan ik me hem had voorgesteld, besef dat goed. In ieder geval hebben we geluk gehad.’
De volgende uren besteden ze aan een kleine maaltijd en bespreken het gebeurde oppervlakkig maar een duidelijk antwoord vinden ze niet. ‘Maar kom,’ zegt Kzandaar vermoeid gapend, ‘Vandaag was een enerverende dag, laat ons rusten, morgen heb ik een heel interessante oefening voor je.’ Lamech wil eigenlijk de hele avond praten en vragen stellen maar misschien is het beter zo. Misschien zullen zijn dromen hem de antwoorden geven die hij nodig heeft. Maar de vele vragen spelen tikkertje in zijn hoofd laten hem niet met rust en hij vraagt Kzandaar met enige drang: ‘Maar jij zei dat we geen oefeningen meer kunnen doen?’ Kzandaar glimlacht geheimzinnig, ‘Deze oefening is zo licht dat een groot magiër op vijftig meter afstand ons nog niet zal ontdekken maar zo machtig dat het volgens mij de basis is van alle magie.’ Lamech is zo bijzonder geïnteresseerd dat hij van opwinding op zijn stoel zit te schuiven. ‘Kunnen we die oefening niet meteen doen?’ Lamech kijkt in het ontkennende gezicht van Kzandaar en probeert nog eenmaal, ‘Of vertel me er in ieder geval iets over alsjeblieft, waar is hij voor?’ Kzandaar glimlacht om de onstuitbare leergierigheid van zijn leerling maar hij schudt resoluut zijn hoofd, ‘Morgen jongen, en nu geef ik geen enkel antwoord meer en ik luister niet meer naar één enkele vraag tot morgenochtend vroeg.’
Lamech accepteert dit antwoord mopperend en probeert te genieten van het eten van Kzandaar hoewel hij met weemoed denkt aan de overvolle tafel bij Berend of de kruidensoep van Malakaï. Hoe zou het met hun zijn. Zijn gevoel blijft rustig en ontspannen dus zal het wel goed met ze zijn overdenkt hij snel. Kzandaar kijkt tevreden naar Lamech.
De slaap komt snel en onverwacht en Kzandaar dekt Lamech, die nog steeds in de stoel voor de haard zit met een warme vacht toe. ‘De jongen zal mij elke dag van mijn leven blijven verwonderen.’
De volgende ochtend staat Lamech al popelend voor de komende lessen met een groot pot thee klaar als Liberato uit zijn donkere nis tevoorschijn komt met een verwarde baard en sprieterig haar terwijl hij afwezig zijn buik krabt. Lamech glimlacht verbaasd. Kzandaar ziet er helemaal niet uit als een machtig magiër, meer als een zwerver die voor een homp brood aan de deur klopt. ‘Zou je me nog even een paar minuten wakker kunnen laten worden Lamech? Ik zie er niet op mijn best uit,’ moppert Kzandaar met een diepe gaap.
Lamech grinnikt brutaal en het volgende moment staat zijn stugge strohaar recht op zijn hoofd en zijn armen vallen vermoeid naar beneden, hij heeft nog net genoeg controle over zijn spieren om de volle theepot te redden. Hij schuift hem verlamd op de rand van de tafel en kijk met grote ogen naar Kzandaar die met een tevreden glimlach langs hem heen loopt naar de bron en een koude plens water over zijn slaperige hoofd giet en zich ongegeneerd gaat staan te poedelen terwijl Lamech verwoedt probeert te bewegen maar zijn spieren staan zo gespannen dat elke beweging onmogelijk is.
Hij schreeuwt en gromt in onbeheersbare woede naar Kzandaar maar er komt niet veel meer uit dat een zacht gemurmel. Kzandaar zet een nieuwe pot thee en schenkt met een tevreden gezicht twee koppen thee in en snijdt een paar hompen kruidenbrood af. ‘Je kunt nu wel weer gaan zitten hoor, ik ben wakker.’ Lamech gelooft er niets van maar als hij probeert te bewegen heeft hij zijn volledige spierfunctie weer onder controle.
Hij begint woedend te schreeuwen tegen Kzandaar maar voordat er enig geluid uit zijn mond komt staat hij alweer verstijfd. Het geluid van zijn stem sterft uit als een zachte sis en hij begint te koken van ingehouden woede. ‘Zo wakker ben ik ook weer niet,’ mompelt Kzandaar met een verwrongen blik. ‘Vertrouw mij Lamech, dit trucje is heel eenvoudig te leren en heel handig als je ergens in de problemen bent geraakt. Als je me beloofd dat je niet in mijn oren gaat staan schreeuwen over het grote onrecht dat ik je heb aangedaan leer ik je deze spreuk vandaag nog.’ Lamech overweegt het voorstel en met een simpel ‘Ja’ in zijn hoofd laat Kzandaar hem weer gaan uit de knellende banden van zijn spieren.
Hij gaat inwendig mopperend zitten en moet alle zeilen bijzetten om niets te zeggen. Ze eten in doodse stilte en Kzandaar schijnt te genieten van de rust. Zijn glimlach is zo breed dat Lamech bang is dat zijn hoofd in tweeën zal splijten. Het idee en het beeld dat voor zijn ogen verschijnt, ziet er zo grappig uit dat zijn verbeten trek in een kleine glimlach veranderd. Kzandaar knikt tevreden, ‘Ik wist wel dat jij een grapje kan waarderen maar ik vraag je laat smekend; laat me de volgende keer even wakker worden voor je me met je onstuitbare leergierigheid en een pot thee van ontsmettingskruid overvalt.
Lamech stemt snel in, hevig knikkend. Hij heeft allang besloten deze onplezierige ervaring niet nog eens te herhalen. Kzandaar murmelt wat terwijl hij met open mond naar Lamech staart, ‘Je nederige houding vertoond wat gebreken Lamech. Les nummer een: Een leugentje om bestwil bij een magiër; laat je gedachten het eens zijn met je lichaamstaal anders ben je een open en ongeloofwaardig boek voor je meester. Nou kom op, we hebben vandaag nog veel te doen.’ Lamech springt enthousiast op en kijkt afwachtend naar Liberato terwijl hij Kzandaars gedachten snel doorzoekt op nieuwe ongeduldige uitvallen naar zijn, net tot rust gekomen spierstelsel. Kzandaar glimlacht:
‘Maak je nou maar geen zorgen meer Lamech, ik heb je toch verteld dat het een grapje was daarstraks.’ Lamech knikt instemmend terwijl zijn geest blijft twijfelen. ‘Oké, mijn ongelovige leerling, waar wil je mee beginnen?’ Lamech kijkt Kzandaar wantrouwend aan, ‘Kies jij maar wat het beste is,’ antwoordt hij snel. Kzandaar glimlacht scheef, ‘Lamech, Lamech je moet nog veel leren mijn jongen en deze oefening zal je een goede basis geven. Ik zei gisteravond al dat de komende oefening de basis is voor alle magie. Toen je net bij mij kwam vertelde ik jou al dat controle hebben over je geest een van de eerste beginselen van magie is maar controle over je diepste wezen gaat daar nog een stapje overheen. Als jij niet weet wie je werkelijk bent en waar je vandaan komt is dat gelijk aan proberen het hek van de kippenren afsluiten als de kippen al zijn ontsnapt.
Lamech blijft uiterlijk geduldig wachten terwijl een stortvloed aan goede adviezen, voorbeelden en vergelijkingen over hem heen spoelt. ‘Kzandaar toe nou maar, ik wacht op je uitleg van de spreuk en wat hij kan!’ schreeuwt Lamech ongeduldig. Kzandaar lacht en gaat zitten en gebaart hem te volgen. Lamech ziet de bui alweer hangen; weer een oefening waarin hij zijn eigen ziel moet afzoeken. Het komt zijn neusgaten uit en hij twijfelt oprecht aan de waarde van deze oefeningen. Een goede spreuk met de bijbehorende effecten heeft volgens hem meer succes. Hij gaat dan ook zuchtend zitten en laat de woordenstroom over hem heenkomen terwijl hij maar met een half oor luistert naar de adviezen en waarschuwingen van Kzandaar, ‘Maar pas op Lamech een natuurtalent als jou zou de enorme kracht die je ter beschikking staat wel eens kunnen ontglippen. Maar ik vertrouw erop dat je goed geluisterd hebt naar alle veiligheidsadviezen die ik je heb gegeven en die goed in je gedachten houdt.’
Lamech bromt een verveelde instemming en begint aan de oefening die Kzandaar hem heeft opgedragen.
Eerst moet hij zoals vele keren daarvoor in een vreemde en pijnlijke houding kaarsrecht op de grond gaan zitten en innerlijk stil worden. Dat is een peulenschil voor hem. De oefening is de basis van alle oefeningen die hij tot nu van Kzandaar heeft gekregen. Hij zakt weg en zet zijn gedachten stil. De knetterende energie vanuit zijn handen en hoofd begint door zijn lichaam te tintelen. Kzandaars zachte stem brengt hem in een lichte trance terwijl Lamech de woorden die hij spreekt volgt met zijn gedachten en vervolgens omzet in beelden.
‘Stel je voor dat je ruggengraat een boomstam is. Laat vanuit je staartbotje dikke stevige wortels diep de aarde ingroeien. Moeder aarde is daar, altijd wachtend op haar kinderen die ze voedt met nimmer aflatende hoeveelheden kracht en energie. Je laatste nekwervels splitsen zich in een ontelbaar aantal zenuwuiteinden, waar je ideeën en gedachten zich vormen tot het altijd groeiend loof die de energie uit de zon opzuigt en omzet in onmisbare energie. Maak met je stem een diep zoemend geluid en verbindt die twee energiebronnen diep in je hart tot een brandende zon, een pulserende energiebal of wat je maar wilt en laat al je gedachten nogmaals bewust los. Alles wat je ziet en voelt is goed en duik binnen in die bron van oneindige kracht, wijsheid en mededogen.
Lamech laadt zonder moeite de fel brandende vuurbal op en zijn lichaam trilt van de gevangen hoeveelheid energie. Hij beseft even in een korte gedachteflits dat Kzandaar hem niet de opdracht geeft de energie weer te ontladen en te gebruiken voor de oefening maar erin onder te duiken. Zonder angst neemt een denkbeeldige hap lucht en duikt binnen in de pulserende krachtbron. Zijn lichaam begint te gloeien en Kzandaar houdt zijn gedachtepatronen gespannen in de gaten. Tot nu toe gaat het goed en hij geniet van de eenvoud waarmee Lamech zich voedt met de oneindige hoeveelheid energie die in het sterrenrijk circuleert.
Kzandaar is er trots op dat hij, in deze duistere tijden een natuurtalent als Lamech, zijn leerling mag noemen en een klein sprankje hoop dringt door in de duistere alkoven van de toekomst. Hij gaat terug in zijn gedachten toen hij jong was en in de leer bij een zonnemagiër. Een vererende blik siert zijn gezicht als hij zich de ontelbare rimpels in het gezicht van de oude magiër herinnert. Het gezicht van zijn oude meester vormt zich duidelijk op zijn netvlies en hij geniet van zijn scherpe, wijze alziende ogen. De scherpe stem van zijn oude wijze leermeester dringt zijn schedel binnen en splijt zijn hersenpan open van links naar rechts. ‘Dromen is mooi Kzandaar maar je vergeet de belangrijkste les die ik je geleerd heb: BLIJF gefocust! Laat nooit een leerling alleen achter in de immense krachten van het sterrenrijk.’
Kzandaar schrikt op uit zijn droom en ziet Lamech vlak voor zich op de grond rollen en trillen van pijn. Zijn gezicht is lijkbleek en zijn lippen zijn blauw. Hij maakt afwerende gebaren met zijn handen en blijft onophoudelijk stamelen: Ik ben het niet. Ik ben het niet!’
Kzandaar springt naar voren en neemt het gloeiende lijf van zijn leerling in zijn armen terwijl hij probeert hem tot redding te komen door in zijn gedachten binnen te dringen. Vuur verteerd zijn armen en hij laat Lamech schreeuwend van pijn vallen. Hij pakt Lamech snel en beschaamd weer op en beseft dat hij de grootste fout gemaakt heeft die een meester kan maken; opgaan in de visioenen van zijn leerling. Hij stapt nogmaals de immense vuurzee binnen en gaat op zoek naar Lamech terwijl hij onophoudelijk een dreunende mantra citeert: Ik heb recht om te zijn. Ik heb recht op bescherming. Moeder aarde geef ons kracht!’
Ver weg in de diepste krochten van Lamechs geest hoort hij een schreeuw. ‘Help mij!’ de schreeuw klinkt zo wanhopig dat Kzandaar begint te rennen en zijn ogen sluit voor de brandende vuurzee die hem omringt. Op zijn gevoel laat hij zich leiden en na een veel te lange tijd ziet hij Lamech, zittend op een gloeiende withete rots die elk moment tot lava uiteen kan vallen.
Hij trekt hem naar zich toe en neemt de jongen in zijn armen. De angstige ogen kijken hem hoopvol aan en hij blijft onophoudelijk prevelen, ‘Ik ben het niet Kzandaar,echt niet.’
Kzandaar voert hem snel weg uit de withete ovens van zijn fantasie en even later zijn ze beide terug in de realiteit. Lamechs lichaam gloeit als brandende kolen en Kzandaar blijft hem urenlang met koud bronwater afsoppen om de hoge koorts naar beneden te dwingen en hij is vol spijt dat hij niet betere heeft opgelet. Maar de oefening was zo eenvoudig dat hij nooit had verwacht dat een krachtig magiër als Lamech erdoor verwond zou kunnen raken. Maar misschien was dat wel de oorzaak van deze hele rotzooi.
Zoveel mensen leven in hun hoofd. Volgen hun dromen en fantasieën als blinde kinderen en bevestigen nooit hun onmisbare band met moeder aarde om al die mooie dromen om te zetten in realiteit en materie. Maar Lamech! Lamech zou als hij wil en beseft wat voor een kracht hij heeft zelfs de grootste van alle magiërs nog kunnen verrassen.
Lamech opent zijn ogen terwijl Kzandaar voor de zoveelste keer de tuit van zijn leren waterzak aan zijn mond zet en zijn hete lippen bevochtigd. Hij grijpt de zak uit de handen van Kzandaar en drinkt de zak in een teug leeg. Hij kijkt verbaasd op naar de blauwe mager en vraagt verbaasd: ‘Wat is er gebeurd? Waarom lig ik op mijn slaapplaats? We zouden toch trainen? En waarom ben ik zo nat als een dweil?’ Kzandaar zucht gerustgesteld, ‘Fijn dat je terug bent jongen. Ik begon mij zorgen te maken. Het spijt mij verschrikkelijk dat ik niet opgelet heb.’ Lamech luistert verbaasd naar de woorden van Kzandaar en onderbreekt de nimmer aflatende stortvloed van verontschuldigingen. ‘Wat is er gebeurd dan. Het ene moment laat ik mij op met energie en het volgende lig ik drijfnat op de grond?’
Kzandaar neemt Lamech bedachtzaam op en als hij zijn gedachten aftast merkt hij geen opmerkelijke afwijkingen op alleen een grote verbazing en irritatie omdat hij niet begrijpt waarom hij ligt te drijven in zijn bed. Kzandaar besluit het eerst maar zo te laten. ‘Je deed een oefening en ik lette niet goed op. Het volgende moment was je ondergedoken in een soort traumatisch angst voor vuur of zo en je had een hoge koorts toen ik je terugbracht uit je fantasie. Je koorts was zo hoog dat ik me geen andere oplossing zag dan je bijna te verdrinken in ijskoud bergwater.’
Kzandaar legt zijn hand op Lamechs voorhoofd en knikt gerustgesteld. ‘Je koorts is nu gezakt ik denk dat je zonder gevaar nu wel kan omkleden dan zal ik de natte vachten uithangen op de rotsen buiten om te drogen.’ Lamech kijkt nog steeds niet tevreden gesteld over het antwoord naar zijn natte kleren en besluit dat het beter is eerst maar wat te toen aan zijn natte kloffie dan komt het herinneren van zijn vreemde visioen later wel.
De ongrijpbare herinnering blijft aan hem knagen terwijl hij zich aankleedt en de stenen nis van zijn slaapplek droogwrijft. Kzandaar komt even later weer binnen en zet een grote pot sterk geurende thee en voor het eerst waardeert hij de hete thee meer dan zijn felbegeerde honingdrank.
Kzandaar is stil en neemt hem intens op wat Lamech een ongemakkelijk gevoel geeft alsof er veel meer gebeurd is dan een plotselinge koortsaanval. Hij begint onrustig te worden en probeert zich nogmaals te herinneren wat er gebeur is nadat hij zich had volgeladen met energie.
Kzandaar onderbreekt zijn gedachten, ‘Misschien is het beter Lamech om het verder te laten rusten dan kan ik je morgen onder een lichte hypnose brengen en uitvinden wat er gebeurd is terwijl ik elk moment over je schouder meekijk, wat vind je daarvan. We kunnen de rest van de dag wel wat met kruiden experimenteren, je kunt aardig wat interessante dingen leren van de natuur en haar machtige kruiden.
Lamech vraagt zichzelf af of hij daar wel zin in heeft maar terug gaan naar de ongrijpbare duistere wolk die zich nu van zijn gedachten meester heeft gemaakt trekt hem nog minder. Zelfs het oproepen van de troostende beelden van zijn grootste vrienden boven zijn bergmeer kost hem een hele hoop moeite. Hij heeft het gevoel alsof zijn hoofd is gevuld met pasgeoogste katoenbollen.
Lamech stemt gelaten toe en de rest van de dag wandelen ze door het duistere woud dat tegen de berghelling ligt geplakt alsof vele eeuwen hier nooit een mens is binnengelaten. Lamech volgt Kzandaar die hem af en toe wat vertelt over de inheemse dieren en kruiden. Vooral de verhalen over de spinnen interesseert Lamech buitengewoon. Later terug in de grot doen ze enkele experimenten met de verzamelde kruiden en insecten. Een snelwerkend slaapmiddel, een verlammend kruidendrank en een sterk ontsmettend boomblad dat ook als pijnstiller werkt zijn enkele van de interessante dingen die Lamech leert.
Hij herinnert zich Malakaï en denkt een kort moment terug aan haar kleine hutje en de duizenden kruiden aan de balken van haar plafond. De geur van het blad van de witte berk doen een pijnlijke herinnering terugkomen. De dagen na de grote brand dat hij als kleuter bijna volledig verbrand liefdevol wordt verzorgd door Malakaï en grootvader. Wekenlang werdt hij ingewikkeld in kompressen van witte berk, tabaksbladeren en aloë vera.
Kzandaar volgt zijn gedachten en begint over een ander onderwerpt te speken. ‘Je hebt wel eens de oude verhalen uit het oude keizerrijk gehoord dat de dames van het hof geheime liefdesdrankjes aan hun vriendjes gaven? Deze minuscule orchidee die alleen maar in de bossen in de bergen bloeit enkele maanden van het jaar heeft werkelijk een hallucinerende werking. Of hij werkelijk blijvende liefde kan opwekken betwijfel ik maar op de juiste wijze klaargemaakt kan deze pittige bloem een man zeker enkele uren in hogere sferen verplaatsen.
Lamech
grinnikt wat onbeholpen en laat het verhaal zijn ene oor ingaan en het andere oor weer uit. Liefdesverhalen interesseren hem in geen enkele mate. ‘En kruiden of middelen om sterker te worden, bestaan die ook?’ Kzandaar glimlacht om de echte jongensvraag. Hij knikt instemmend zijn wijze oude hoofd als hij Lamech enkele kruiden in potten aanwijst uit zijn grote voorraad kruiden uit de Grote Landen en het oude keizerrijk terwijl hij hem duizenden waarschuwingen toespeelt over de gevaren van sommige middelen.
Als ze moe beginnen te worden eten ze in stilte een lichte maaltijd en Lamech luistert naar een mooi verhaal uit de tijd dat Kzandaar met de draken vloog als heelmeester en leerling van een wijze meester uit de Regenboogvallei in de goede dagen vanouds. Lamech fantaseert dat hij net als Kzandaar met de draken tussen de dimensies vliegt om de grote afstanden sneller te overbruggen. Hij droomt van de eindloze zee en de oorlogen van het oude keizerrijk.
Kzandaar kijkt Lamech bijna boos aan als hij Lamechs droom plotseling als duidelijk beeld op zijn eigen netvlies ziet gedrukt. Hij herinnert zich de pijn en het verlies van een onnodige en pijnlijke oorlog die het einde betekende van het mooie keizerrijk.
‘Oorlog zal nooit de beste oplossing zijn voor onenigheid Lamech. Het is een pijnlijke vorm van zelfontkenning en het steelt van de ander zijn recht op vrijheid.’
Lamech kijkt Kzandaar verrast aan en wil erover beginnen; Hoe sterke mannen in die tijd meesters waren met pijl en boog en het zwaard maar de gesloten boze blik van Kzandaar doen hem zijn woorden weer inslikken.
Hij zoekt zijn slaapplek op en met een oud manuscript over het oude keizerrijk dat hij tussen de stapels boeken vond tijdens zijn schoonmaakperikelen en wikkelt zich diep in de warme vachten terwijl hij de oude letters ontcijfert die met prachtige krullen het krakende papier sieren. Hij glimlacht om de herinnering aan Maleantara die dubbelgevouwen tussen het plafond en de stenen vloer verwoede pogingen deed om de stoffige en kurkdroge documenten te beschermen tegen haar hete adem door haar adem in te houden en binnensmonds te mompelen.
Hij zakt weg in een fantasie over de oude tijden in het oude keizerrijk en vliegt op de rug van Maleantara over de vele grote forten en kastelen die verspreidt liggen op de bergketens aan de oostergrens van de Grote landen, de natuurlijke grenzen tussen het Oude Keizerrijk en de Grote landen. Langzaam valt hij in slaap waarna even later Kzandaar voorzichtig het waardevolle document uit zijn handen neemt en op een klein eiken tafeltje naast de beddenis legt.
Hij kijkt een poosje naar de licht ademende Lamech en probeert een kleine blik in zijn onzekere toekomt te werpen maar alles blijft grijs en vaag tot een immens vuur hem uit zijn concentratie blaast. Hij stapt ontdaan achteruit en legt zijn hand op het voorhoofd van Lamech die koel en prettig aanvoelt. Hij zet zich over zijn zorgen heen en zoekt zijn eigen nis op waar hij even later de stilte van de grot doorboort met een zacht grommend geluid.
Lamech vliegt in zijn droom op de rug Maleantara terwijl een groot leger van draken met hun prachtig schitterende vachten naast hem vliegen. Tussen hun nekwervels zitten grote machtige krijgers gekleed in hun volle glorie. De zon weerkaatst in hun felle ogen en schittert op hun getrokken zwaarden. Hij heft zijn hand op en ze storten met een duizelingwekkende vaart naar beneden naar de prachtige havenstad Palkeidia van het oude keizerrijk waar een groot aantal piratenschepen aanmeert en duizenden wilde piraten tot hun tanden bewapend en prachtige stad van binnenstormen.
Hij richt nog eenmaal een snelle groet en gebed naar Moeder Aarde zoals het gebruikelijk is in de oorlogen van weleer. ‘Hij voelt haar warme energie met zoveel kracht zijn lichaam binnenstromen dat zijn borstkast bijna uit elkaar barst van pure overmoed en onoverwinnelijke energie. Stromen aan kracht komen binnen via zijn wortels die diep in haar rotsen zijn verankerd evenals de zuivere wijsheid die binnendringt via zijn brein doormiddel van het wijd vertakte loof van zijn boomkruin. Hij voelt zich oppermachtig en zo vol wijsheid dat hij één kort ogenblik twijfelt of het nodig is om met zo’n grote overmacht aan te vallen.
Hij kijkt naar beneden en de schreeuwende en huilende stemmen van het vluchtende volk dringen zijn oren binnen en het korte moment van mededogen is alweer voorbij. Hij stort naar beneden en belandt in diezelfde overweldigende vuurzee waarin hij die middag in de grot van Kzandaar bijna was vernietigd. Hij schreeuwt en giert het uit van de pijn. Hete vlammen likken aan zijn glanzende kledingstukken en de ijzeren beschermstukken van zijn harnas beginnen te gloeien en smelten zijn vlees binnen. Het prachtige moment dat hij in zuiver contact stond met Moeder Aarde en zijn werkelijke wezen voelde kloppen in zijn borstkast, het moment dat hij al zijn innerlijke bronnen van wijsheid en mededogen bijna kon aanraken is voorbij.
Alles wat er is overblijft, is het onblusbare vuur in zijn borstkast die hem van binnenuit verteert, zijn levenskracht wegbrandt en zijn laatste bronnen verdampt tot hete stoom. Lamech staat midden in het vuur en hij voelt zijn lichaam sidderen en schudden. Hij voelt zich vreemd en groot en ergens in zijn ooghoeken ziet hij kolossale drakenvleugels het vuur in zijn borstkast nog verder aanwakkeren. ‘Ik moet het vuur uit mijn borstkast kwijt,’ is de enige gedachte die in zijn verdwaasde brein blijft kloppen als een bonzend hart en in één bevrijdende schreeuw blaast hij de hete adem over de glanzende stad.
Palkeidia, de rijkste stad van het oude keizerrijk met al haar prachtige witte torens, gouden paleizen en magische vuurtorens brandt in één kort ogenblik overal en waar hij ook kijkt ziet hij het magische vuur uit zijn borstkast razendsnel om zich heen grijpen en het volgende moment kijkt hij uit over de veraste resten van de stad. Hij zakt door zijn knieën en hij huilt. Tranen stromen uit zijn ogen en vormen rivieren die zich zacht stomend en sissend een weg banen door de resten van de stad en naar de zee stromen.
Kzandaar springt razendsnel op en rent op zijn blote voeten over de ijskoude stenen van zijn grot en neemt de schreeuwende Lamech nog eenmaal in zijn armen. Hij dringt zijn gedachten binnen en alles wat hij ziet is vuur en een leger draken, die een grote stad in de as leggen.
Kzandaar begrijpt niets van de droom want volgens hem zijn draken nog nooit, in geen enkele oorlog de oorzaak geweest voor zoveel leed als Lamech in zijn vreemde droom ziet. Hij schudt Lamech zachtjes wakker en dreunt onophoudelijk een beschermingsspreuk. ‘Moeder Aarde neem ons lijden en verdriet en transformeer het naar wijsheid en kracht.’ Lamech opent zijn ogen en kijkt verdwaasd in de donker ogen van Kzandaar. Het diepblauw als ondoorgrondelijke zeeën van wijsheid dringen zijn hoofd binnen en nemen de pijnlijke herinneringen mee en blussen de branden die zijn schuld achterlaten.
‘Ik wilde het niet Kzandaar, ik zweer je ik wilde de stad niet verbranden. Zijn wanhopige kreet dringt diep Kzandaars brein binnen en hij beseft dat er veel grote, duistere en pijnlijke gebeurtenissen liggen verborgen in de nissen van Lamechs brein en hij twijfelt sterk of het de juiste tijd is en of hij de juiste persoon is om die grote geheimen te onthullen
Hij besluit hier en nu dat meesterschap ten opzichte van Lamech voorbij is. Hij is niet de juiste meester om die branden te blussen. En traan van spijt en schuld uit zijn ooghoek valt op Lamechs hand die er verbaast naar staart en zich weer inwikkelt in zijn warme vachten om zich te beschermen tegen de ijzige grotlucht en tegen de kille herinnering van zijn droom, ‘Ik heb alleen maar naar gedroomd Kzandaar, dat is alles. Maak je maar geen zorgen om mij.’ Kzandaar kijkt hem even verbaast aan. ‘Wie is wie hier nu aan het troosten,’ gaat het snel door hem heen als hij van voet op voet staat te wippen om de kou die diep zijn botten binnendringt te slim af te zijn.
Hij vraagt zich af of hij Lamech sowieso wel moet vertellen waar de oefening van die dag, waar zoveel leed door is ontstaan oorspronkelijk voor was bedoeld. Hoe kon een eenvoudige oefening om je ware wezen te leren kennen zoveel pijn veroorzaken als het bij Lamech heeft gedaan. Hij begrijpt het niet en hij mag wel heel lang en diep gaan mediteren om dat te gaan begrijpen, want het kon wel eens de kern zijn waar Lamechs hele toekomst vanaf hangt.
Lamech kijkt hem glimlachend aan. ‘Echt Kzandaar, nu ik er zo over nadenk, heb ik veel van die droom en de ervaring van vanmiddag geleerd. Ik denk dat ik mijzelf waarschuw om mijn kracht altijd goed onder controle te houden omdat de woede; die af en toe in mijn binnenste voel, wel eens veel kwaad zou kunnen aanrichten.’ Kzandaar luistert geïnteresseerd naar Lamech, terwijl hij de strijd met de ijzige kou die allang zijn knieën is gepasseerd heeft verloren. De uitleg van Lamech stelt hem gerust en hij is trots op de wijsheid van deze jonge onervaren leerling van hem en hij vlucht terug naar zijn stapel warme vachten terwijl hij nog snel een paar extra krachtbronnen om zijn bed neerzet en onder zijn vachten verstopt. Hij laat zich in slaap sussen door de uitleg van Lamech en vraagt zich af of hij daar geen spijt van zal krijgen.
De volgende dag begint geen van beiden over het gebeurde van de vorige dag. Ze doen nog enkele eenvoudige oefeningen en Lamech leert zoals Kzandaar beloofd heeft; de spreuk de inbeelding van zijn slachtoffer zo te bewerken met zijn gedachtekracht dat hun spieren verkrampen. Kzandaar laat Lamech plechtig beloven dat hij deze macht nooit te lichtzinnig mag gebruiken. Lamech denkt dat Kzandaar daarin nou niet echt een lichtend voorbeeld is geweest maar hij weet natuurlijk ook niet, hoe beroerd Kzandaar zich voelt als hij ’s ochtends te vroeg moet opstaan. Het moet wel heel erg zijn, want nogmaals moet hij de plechtige belofte herhalen, om deze macht nooit zonder goede reden te gebruiken.
Hoofdstuk 7
Grafschenders
De laatste dagen van de week gaan veel te snel volgens Lamech en voordat hij het weet staat Berend alweer op de grotmuur te bonken. ‘Hé, jongens waar zijn jullie. Dat verrekte tovenaars gedoe ook, waar is die stomme rot deur.’ Ze horen de zware stem van Berend weer verdwijnen en ze lachen samenzwerend naar elkaar. Kzandaar opent de deur vanaf de plek waar hij zit en roept Berend toe, ‘Hé oude jongen, we zijn hier.’
Berend komt binnenstappen en lacht wat onwennig. ‘Ha, die Lamech, ben je al bijna een volleerde magiër mijn jongen.’ ‘Het was leerzaam Berend,’ antwoordt Lamech trots. ‘Maar ik heb uw vrouw haar kookkust gemist. Kzandaar hier kan alleen maar thee zetten en bonen met spek warm maken.’ Lamech lacht hem vriendelijk toe en ziet hoe Berend en Kzandaar een samenzwerende blik uitwisselen. Berend en Kzandaar lachen onbedaard. ‘Nou dat komt goed uit want Melisa heeft een hele voorraadzak alleen voor jouw gevuld. Ik moet je goed voeren zegt ze, omdat een jongen in de groei veel en gezond moet eten.’ Lamech loopt enthousiast naar de aangewezen voorraadzak en ziet dat er drie grote kruiken naast staan. ‘Mm, honingdrank. Mag ik er een openen? Ik heb mijn hele voorraad al opgemaakt.’
‘Natuurlijk jongen, de hele zak is voor jouw alleen. Melisa maakt altijd speciaal voor Kzandaar kruidenthee en ik heb weer een hele voorraad meegenomen voor je Kzandaar met de vriendelijke groeten van de vrouw.’
De rest van de dag zitten ze gezellig bij het vuur en praten over alles wat er is gebeurd die week. ‘Berend, ik ben blij dat je Lamech naar mij hebt toegebracht. Het was een genot met hem te werken. En ook ik heb deze week veel geleerd,’ vertrouwt Kzandaar, Berend toe.
‘Maar nu is de tijd gekomen dat we plannen moeten maken. Wat denk jij Lamech. Wat zijn je plannen als ik zo vrij mag zijn je dat te vragen.’ Lamech denkt diep na en twijfelt eigenlijk wat hij nu eigenlijk wil, maar wil zich groter voordoen dan hij zich op dit moment voelt. ‘Ik zou graag die sleutels en plattegrond van Baleantach willen hebben. Daarna wil ik via de Regenboogvallei door het Waterland reizen tot ik genoeg moed heb verzameld om aan de poorten van de Zwarte meester te vragen of hij me nog kent.’ Hij glimlacht wat schaapachtig omdat hij hoopt dat de mannen zijn grapje kunnen waarderen. Hij heeft goede vrienden want ze lachen allebei wat bedenkelijk.
‘Dat is een goed plan Lamech maar dat van die poort van Liberato zou ik nog wat uitstellen, je hoeft niets te overhaasten. Vertrouw er gewoon op dat de wegen die je moet volgen gewoon voor je liggen.’ Lamech denkt aan Malakaï. Dat was precies wat zij ook zou zeggen. Misschien had hij zich wel vergist in haar. Misschien was wijsheid niet altijd gekleed in purper en laken. Nou welke weg hij ook zou kiezen, Goed of Kwaad het is zijn eigen vrije wil en dat bevalt hem het meest. Hij zou wel zien of de wereld redden toevallig op zijn pad kwam te liggen. Opzoeken zou hij het in ieder geval niet.’
‘Oké dan,’ zegt Kzandaar, ‘Dat is dan afgesproken. Morgen reis ik met jou naar de hoofdstad. Ik wijs je de weg naar de rustplaats van Baleantach. Ik kan niet met je mee op het zwaarste stuk van de reis. Er zou teveel aandacht op ons vallen omdat mijn gezicht bekend is in de hoofdstad.’
Berend springt op, ‘Mijn wijze vrouwtje heeft een volledige reisbepakking ingepakt. Zij heeft allang begrepen dat ik Lamech niet alleen door de Regenboogvallei laat reizen. Ik weet de rustplaats van Baleantach ook, dus is het beter dat ik mee ga.’
Kzandaar glimlacht tevreden naar Lamech, ‘Dat is een veel beter plan. Maar ik reis wel een stuk met jullie mee.’ Berend gaat tevredengesteld zitten en schenkt zich een groot mok Honingbier in. ‘Dat is dan afgesproken en laten we drinken op een goede afloop.’ Kzandaar heft zijn theeglas op en lacht twijfelend, ‘De afloop is nog duister en ligt ver in het verschiet. Maar de reis is begonnen en dat is goed.’ Ze toosten allen op een goede afloop en de rest van de avond zitten ze dicht bij elkaar plannen te smeden voor de reis.
De volgende ochtend loopt Kzandaar te mopperen en brommen terwijl hij zijn reiszak klaarmaakt. Berend neemt Lamech mee naar buiten, ‘Kom laat ons gaan wandelen. Kzandaar heeft een hekel aan reizen. Hij wil zijn gemoedelijke grot nooit verlaten.’ Lamech lacht gnuivend, ‘Gemoedelijke grot…? Nee toch zeker. Kzandaars grot is even comfortabel als een nacht slapen in de smeltende sneeuw.’ Berend lacht beamend, ‘Maar het is een veilige plek in zijn geval en hij heeft alles wat hij nodig heeft om zich heen.’ Even later komt Kzandaar volledig bepakt en bezakt naar buiten. ‘Ik hoop dat je een van je wonderschone paardjes hebt meegenomen voor een oude stramme tovenaar Berend?’ Berend heeft zelfs twee extra paardjes bij zich. Één paardje is volledig beladen onder voorraadzakken. ‘De vrouw heeft me zelfs een extra pakpaard voor Lamech meegestuurd, voor zijn lange reis.’ antwoordt hij trots. Lamech kijkt hem dankbaar aan en vraagt zich af hoe de oude merrie het maakt. Gelukkig dat hij haar niet mee hoeft te nemen. Ze zou niet ver komen hier in deze bergen.
Ze stappen even later goedgemutst op en reizen de rest van de dag in stilte de Regenboog Vallei in. Voor zover als Berends geleuter natuurlijk onder het mom stilte kan vallen.
Anderhalve dag later ziet Lamech de hoofdstad van de Regenboogvallei. Voor zover zien mogelijk is. De hele vallei is al twee jaar bedekt onder een energiewolk die de zon afschermt en de landen eronder in een spookachtige maar sprookjeachtige gloed zet. De stad ligt in de schemering maar midden in de stad ligt een groot kasteel boven op een hoge rots volledig in de zon te schitteren. Het ziet er onbegrijpelijk uit. Het is duidelijk dat dit geen natuurlijk weersomstandigheden zijn. De mensen die door de stad lopen zien er armoedig en verslagen uit. Kinderen schuifelen glurend en angstig rond. Nergens is een glimlach te zien. Werkelijk, dat dit de Regenboog vallei is waar zoveel verhalen uit zijn jonge jaren over spreken is onbegrijpelijk en ergens diep in hem moet hij bijna huilen. Malakaï en grootvader zullen verdrietig zijn als zij dit zullen horen.
Kzandaar draait zich om en wenkt hen hem te volgen. Hij leidt ze snel een donkere steeg binnen en gluurt om de hoek of niemand hen heeft opgemekt. Even later klopt hij op een onzichtbare deur in de muur. Plotseling verschijnt er een deur en Kzandaar opent hem. Ze stappen het duister binnen en lopen even zoekend en tastend een gang door die naar beneden leidt.
Even later staan ze plotseling in het volle licht. Een gezellige huiskamer straalt hun tegemoet. Een gezellige dikzak staat bij een oven te koken. ‘Kom binnen, kom binnen heren. Ik ben Kilios wij hadden u al verwacht,’ klonk de gewichtige stem die in het geheel niet bij zijn uiterlijk past. ‘Zo, zo, en dit is Lamech,’ een hand wordt naar hem uitgestoken en Lamech schudt de bezwete mollige hand. ‘Goedendag,’ mompelt hij verlegen.
‘Ja, ja, ik had al van de draken vernomen dat je een bescheiden jongen bent. Maar als ik je zo opneem, schijn jij me in het geheel niet verlegen toe; eerder een beetje brutaal zoals Kzandaar in zijn jonge jaren zogezegd,’ zegt hij lachend met een vette knipoog naar Kzandaar. ‘Kom eet en drink, ik zal de familie waarschuwen dat er goed volk is en dan kunnen we een feestje bouwen zoals wij lange tijd niet meer hebben gehad in de Vallei.’
Plotseling stroomt de kamer vol. Een beetje te vol volgens Lamech maar de gezelligheid is onverwacht na de armoedige uitdrukking op de gezichten van de mensen in de stad boven hen. Een paar jonge kinderen die in mooie kleren gekleed gaan tronen hem mee naar hun kelderkamer. Overal gloeien stenen zoals in Kzandaars grot. Een klein meisje dat Lamech ziet kijken naar de stenen fluistert hem zachtjes in het oor, ‘Mijn vader is tovenaar weet je. Die lichtjes branden altijd als je ze nodig hebt.’ Een oudere jongen port haar boos in haar buik. ‘Stil, je mag daar niet over praten, dat weet je wel!’ Het meisje schud verongelijkt, ‘Maar dit is Lamech iedereen praat over hem. Alle magiërs hebben vanmiddag vergaderd ik heb ze zelf gehoord hoor.’ Nogmaals port hij in haar buik, ‘Als je niet stil bent vertel ik het vader en dan stuurt hij je naar de Zwarte meester en moet je de rest van je leven in een donkere grot werken tot je handen bloeden en je haren grijs zijn!’ Het meisje houdt zich nu angstig stil en kijkt glurend naar Lamech alsof ze steun van hem verwacht. Maar Lamech staat diep in gedachten te kijken naar een prachtige verzameling drakenbeeldjes. De grotere jongen legt hem trots uit dat hij die heeft verzameld sinds hij twee jaar oud was.
Een prachtige slanke vrouw gekleed in een fluorescerend witte lange jurk komt binnen en maant hen aan tafel te komen. Ze glimlacht vriendelijk naar Lamech en neemt hem mee naar de tafel van de volwassenen, de twee kinderen jaloers achterlatend. Net goed denkt hij en hij schuift aan naast Berend als een oudere man op een zetel wijst aan het hoofd van de tafel naast hem. ‘Moeder Aarde, iedereen maakt toch echt teveel ophef over hem, wie denken ze wel dat hij is. Ik ben gewoon een jongen, op zoek naar avontuur en maak gebruik van alle hulp die me word aangeboden en of ik de wereld ga redden dat zie ik later nog wel.’
Hij eet met smaak en geniet van de verhalen die verteld worden over en weer. Hij luistert oplettend toe want elke informatie over de situatie in de wereld kan zijn reis heel wat veiliger laten verlopen. ‘Maar al te veilig hoeft ook niet, anders wordt het toch weer saai,’ en daarvoor is hij niet op pad gegaan. Aan de andere kant van de tafel wordt driftig gefluisterd door enkele mannen waaronder Kzandaar en Berend. Lamech is hevig geïnteresseerd in het besprokene maar verwacht dat hij morgen alle details toch wel zal vernemen.
Die nacht krijgen ze allen een gemoedelijke kamer toegewezen en Lamech overdenkt zijn toekomst maar de slaap overvalt hem zoals altijd.
Lamech wordt wakker van een zachte stem in zijn oor. Het is het kleine meisje die in haar lange nachtpon aan zijn voeteneinde zit. Ze rilt van de kou en hij vraagt haar wat ze van hem moet. ‘Ik houd van draken en ik heb gehoord dat jij vaak met de draken hebt gevlogen.’ Haar ogen staan groot van ongeloof, ‘Je bent zelfs in de andere dimensie geweest met Kzandaar de blauwe. ‘Vertel me alsjeblieft alles, hoe ik kan reizen met de draken en zo. Ik zal het echt niet doorvertellen aan mijn broer en er nooit over praten met mijn vriendinnetjes, ik beloof het plechtig.’ Ze staat op met haar blote voetjes blauw van de kou op de stenen vloer, haar hand opgeheven en haar andere hand op haar hart. Haar ogend kijken smekend naar Lamech die ondanks zijn irritatie dit nederige verzoek niet kan afslaan. Hij biedt haar onwennig zijn warme vacht aan die ze snel en dankbaar om zich heenslaat en ze gaat intens tevreden zitten wachten op zijn verhaal.
Lamech voelt zich ongemakkelijk met dit kleine kind dichtbij maar legt haar snel en duidelijk uit hoe hij de draken oproept en hoe zijn reis naar de Regenboogeilanden was verlopen. Ze zucht tevreden en kijkt hem dankbaar aan als hij eindelijk is uitgesproken. Resoluut en met een volwassen blik in haar ogen staat ze op. ‘Dank je Lamech ik beloof je, ik zal er met niemand over praten.’ Ze legt zijn vacht netjes gevouwen op zijn voeteneinde en verdwijnt weer. Bij de deuropening kijkt ze nog even lachend om de hoek en legt haar vinger op haar kleine mondje. Lamech glimlacht en voelt zich minder opgelaten dan hij verwacht had.
Berend komt even later binnen en vraagt Lamech hem te volgen. Ze gaan naar en nog dieper gelegen kamer waar meerdere mannen in allerlei keuren rond een grote tafel zitten. Kzandaar wenkt hem trots naar zich toe, ‘Kom Lamech we hebben onverwachte hulp aangeboden gekregen.’ De mannen rond de tafel knikken beamend. ‘Gaël hier is de broer van Baleantach, en niemand zal verwondert opkijken als hij het graf van zijn broer bezoekt. Hij heeft mij verteld dat het graf al menigmaal geschonden is en hij begrijpt nu wat de oorzaak is. Hij heeft ons toestemming gegeven te zoeken naar het voorwerp waar wij naar zoeken.’
Gaël knikt Lamech vriendelijk toe, ‘Het is vervelend voor mij, Baleantach heeft nooit met mij gesproken over zijn reis naar Liberato. Eigenlijk zou hij volledig afgezonderd gestorven zijn als het niet was voor onze goede vriend hier,’ zegt hij, wijzend op Kzandaar. ‘Ik denk dat mijn broer zich schaamde voor zijn verleden en zijn gekozen paden. Maar ik zal je vanavond begeleiden.
We gaan vlak voor de nachtklok zodat we geen anderen op de begraafplaats tegen zullen komen. Ik hoop dat je vindt wat je zoekt Lamech en dat het je van pas komt in je toekomst.’ Lamech knikt hem dankbaar toe en weet eigenlijk niet waar hij moet kijken. Grafschennis is wel het laatste dat hij op zijn reislijstje had staan. Maar het ligt op de weg voor hem dus hij stapt moedig het pad op. Maar als het zover is wilde hij dat hij zich twintig maal had bedacht.
Het is donker en de grafzerken staan als gebroken tanden uit de aarde naar hem te grijnzen. De hele sfeer is luguber en Lamech wil hard wegrennen maar Berend staat te wachten in de schaduw van de huizen aan de overkant van de straat dus hij wil zich groter voordoen dan hij zich voelt.
Gaël komt even later spierwit terug uit het stenen huisje en wenkt hem fluisterend. ‘Het spijt me Lamech ik heb het graf geopend maar ik kan niets vinden wat lijkt op de beschrijving die jullie me hebben gegeven. Ik denk dat het al gestolen is door een van de grafschenders.’ Lamech voelt zich teleurgesteld en opgelucht tegelijk maar het gitzwarte oog van Maleantara kijkt hem wenkend aan vanuit de opening van de tombe. En als in een slaapwandeling loopt hij naar binnen. De graftombe is gevuld met een misselijke geur en zijn maag speelt op. Hij kokhalst als hij dichterbij loopt en ziet de Grafsteen tegen de zijkant van de zerk liggen. Op de steen staan de woorden precies zo gegrift als hij het in zijn droom heeft gezien en hij beseft dat dit zijn noodlot is, hier te zijn op dit moment in tijd.
Moedig stapt hij om de steen heen en kijkt in het meest afschuwelijke tafereel dat je, je kunt voorstellen. Baleantach is nu enkele maanden dood en zijn lichaam is nog niet ontbonden. Zijn gezicht is opgeblazen en de vorm en uitdrukking van zijn gezicht zijn niet meer te herkennen als die van een man. Zijn buik ligt half open en zijn darmen bewegen sidderend op en neer. ‘Maden!’ schudt hij zich in afgrijzen. Hij loopt struikelend terug. ‘Niemand kan van hem verwachten dat hij hiermee doorgaat. Tenslotte heeft hij niet om deze taak gevraagd. Moeder Aarde, hij wil helemaal niet de paden volgen die anderen voor hem uitstippelen.’ Hij rent kokhalzend naar buiten en leegt zijn hele maaginhoud op het eerste de beste graf dat hij tegenkomt.
Gaël kijkt verdrietig toe. ‘Heb je gevonden wat je zoekt?’ Lamech beent de begraafplaats af maar met elke stap die hij neemt worden zijn voeten zwaarder. ‘Hij wil de sleutels hebben! Hij wil de draken terug in de Grote Landen. Hij wil in de leer bij Liberato! Maar niet zonder een klein voordeel op de oppermachtige magiër te hebben.’ Hij draait zich weer om en loopt schoorvoetend terug.
Hij roept Maleantara, Malakaï, grootvader en al de draken ter hulp op. En de warme zachte stem van Maleantara fluistert in zijn oor. Sluit je ogen, ik leid je kleine meester. Lamech sluit zijn ogen en ziet een klein gouden voorwerp in de verte schitteren. Hij loopt langs de graven met zijn ogen gesloten maar struikelt nergens over. Hij volgt de schittering van het voorwerp en loopt moedig verder tot hij weer de misselijkmakende geur van het graf ruikt. Hij opent zijn ogen en kijkt weer naar het rottende en sidderende lichaam van het lijk. ‘Sluit je ogen Lamech en denk aan het meer,’ zingt de hypnotiserende stem van Maleantara in zijn hoofd.
Lamech sluit zijn ogen en duikt in het water. Hij volgt de schittering en duikt dieper in het water. Plakkende waterplanten glijden langs zijn hand die langzaam naar voren reikt naar de darmen van het lijk. Hij ziet het sieraad nu duidelijk. Het ligt in het zand achter een steen en hij reikt snel om het te pakken. Hij voelt beweging om zijn handen alsof duizend kleine rivier garnaaltjes aan zijn hand knabbelen. Hij pakt het voorwerp en rent naar buiten. Zijn hand stinkt alsof het zelf rottend is en hij veegt het onophoudelijk af aan het gras.
Het gouden voorwerp ligt op de grond voor hem te schitteren alsof het geheel onaangedaan is door de weerzinwekkende omgeving waar het toch een lange tijd heeft vertoefd. Hij steekt het snel in zijn zak en rent de begraafplaats af naar Berend die bemoedigend en hevig snuivend een arm om hem legt. ‘Kom jongen volg mij. Ik weet wat jij nodig hebt.’ En voor het eerst sinds hij Berend kent blijft het stil als Lamech hem in vol vertrouwen volgt.
Even later staan ze bij een kleine vijver in een verwaarloosd parkje die omgeven is door doornstruiken. Berend kijkt hem vragend aan en Lamech knikt bevestigend. Samen werken ze zich door de doornstruiken menig verwonding oplopend. Lamech bedenkt zich niet en loopt het water in met nog al zijn kleren aan. Berend maant hem met de vinger op zijn mond stil te zijn. Hij wast zich tot zijn handen er rood van zien en duikt menigmaal onder om de geur uit zijn neus te verdrijven.
Hij duikt weer op en neemt het sieraad uit zijn zak en wast het langdurig. Dan bekijkt het in het schemerige licht van een verre lantaarn die door de struiken heendringt. Het ziet eruit als een kogeltje met een uitlopend puntje. Het is bezet met allerlei vreemde steentjes en allerlei hem onbekende tekens staan erop gegraveerd. Het is een prachtig werkstukje en hij gelooft niet dat dit het voorwerp is dat hij zoekt. Dit zijn geen sleutels of plattegronden, maar magiërs werk is altijd onverwacht en vreemd. Straks zou Kzandaar of een van de andere mannen misschien wel weten wat hij ermee kon. Het is misschien wel een sleutel tot een ander geheim. Als hij maar niet nog een keer zoiets weerzinwekkends moet doen. Hij heeft voor vandaag zijn buik vol van avonturen. Hij wil straks nog heel lang en intensief badderen als hij weer in het huis is.
Ze sluipen door de straten en komen onopgemerkt weer in het huis terug. Kzandaar, Kilios en Gaël wachten hem op en kijken hem afwachtend aan. Hij legt het voorwerp op de tafel voor hen. Gaël die er bleek uitziet is al eerder teruggegaan is naar het huis pakt het op. ‘Dit voorwerp heb ik nog nooit gezien en de tekens zijn in een code of taal die ik niet ken.’ Hij geeft het door aan Kzandaar die het lang bestudeert en ook zijn hoofd teleurgesteld schudt. Dan neem Berend het ter hand meer omdat hij een voorliefde heeft voor mooie voorwerpen dan dat hij de oplossing weet. Hij bewondert het met een heleboel commentaren over de samenstelling van het goud de namen van de edelsteentjes en hij vertelt dat het voorwerp niet ouder is dan een jaar. En dat het regelmatig en op verschillende tijdstippen is bijgewerkt en gegraveerd. Dan geeft hij het door aan Kilios die het eveneens lang en geïnteresseerd bestudeert. En ook hij legt het teleurgesteld terug op tafel.
‘Nou daar zitten we dan als ‘de Grote magiërs’ maar bij het eerste de beste voorwerp dat ons ter raad wordt aangeboden schudden we ons hoofd in onwetendheid. Ik besef dat we hier voor een raadsel staan. Baleantach wilde waarschijnlijk dat het voorwerp er gewoon uit zou zien als een sieraad en die bedoeling is goed gelukt. Wat denk jij ervan Lamech?’ Lamech pakt het voorwerp op, het voorwerp voelt aan alsof het al lange tijd van hem is en ook al is het waarschijnlijk niet wat ze zoeken hij wil er geen afstand van doen. ‘Maleantara heeft me geholpen het sieraad te vinden dus ik denk dat het wel de bedoeling is dat ik het houdt,’ en hij drukt het sieraad dicht tegen zijn hart. Gaël glimlacht geruststellend, ‘Het voorwerp is van jouw Lamech, niemand wil het je afnemen. Wij zijn niet geïnteresseerd in goud en macht anders waren we al lang dood geweest of inwoners van het zonnekasteel, jongen.’
Kzandaar staat teleurgesteld op, ‘En toch vermoed ik dat dit het voorwerp is waar we naar hebben gezocht. Ik denk dat de wijsheden die Baleantach heeft opgedaan bij Liberato veel verder reikt dan wij kunnen vermoeden. En misschien moet Lamech zich ten zeerste beraden of het goed zou zijn om zich in de buurt van deze machtige meester te vertonen. Wij vermoeden dat Lamech een rol speelt in de val van Liberato maar misschien is zijn rol kleiner en eenvoudiger dan wij vermoeden. Ik zou je ten zeerste aanraden Lamech voorlopig niet naar Liberato te gaan.’
Lamech reageert narrig, ‘Eerst willen jullie me dingen laten doen waar ik helemaal geen zin in heb. Jullie maken een hoop ophef over mijn persoon en dan zeggen jullie dat ik misschien wel niemand ben. Hebben jullie wel enig idee op wie of wat jullie al deze jaren zitten te wachten verstopt in jullie geheime grotjes?’ Hij loopt boos weg, de mannen verbaasd achterlatend en gaat op zoek naar de vrouw van Kilios om een heet en schuimend bad te vragen.
Enkele uren later ligt hij te weken in een grote ijzeren tobbe vlak voor het brandende haardvuur in zijn kamer. Het water ruikt naar melisse en jeneverbes. Hij sluit zijn ogen en probeert de afgrijselijke herinnering van de grafschending weg te drukken door aan het eiland van de draken te denken.
Even later geniet hij weer van een prachtige vlucht over de zee en de eilanden in de blauwe zee. Hij wordt gestoord door het kleine meisje dat giechelend om de hoek staat te gluren. Haar broer pakt haar bij het oor en stuurt haar weg. ‘Het spijt me Lamech, kleine zusjes kunnen zo strontvervelend zijn. Mijn ouders vragen of je komt eten?’ Lamech knikt hem toe en verlaat het inmiddels bijna koude bad teleurgesteld. De tafel met al het lekkere eten heeft hij gelukkig voor zich alleen en hij eet met smaak alles op.
Hij bedenkt zich wat hij nu gaat doen en besluit dat er voor hem niets veranderd is. Zijn route blijft ongewijzigd en met Liberato weet hij ook wel raad. Baleantach is tenslotte ook teruggekeerd. Hij gaat gewoon zoveel mogelijk wijsheid op doen en dan als hij tevreden is gaat hij gewoon verder op pad. Want wijze meesters als Kzandaar staan mijlenver van Liberato verwijdert in kennis en wijsheid dus van hen hoeft hij niet veel te verwachten.
Alsof je de duivel opzijn staart stapt, komen de grote wijzen binnen met veel poeha en gezucht. ‘We hebben overlegd Lamech het lijkt ons beter dat je niet naar Liberato gaat. Misschien kunnen we via de draken genoeg informatie opdoen om te spioneren in de verblijven van Liberato. Jij hebt tenslotte de gave de sluitzegels van de drakendimensie te breken. Lamech kijkt de magiërs en Berend verward aan. ‘Maar die gave heeft toch iedereen hier denk ik.’
‘Voor ons is het mogelijk berichten en raad te ontvangen, maar met hun vliegen en hun eiland bezoeken zoals jij laatst deed is voor ons onmogelijk,’ reageert Kzandaar verrast, ‘Ik dacht dat je dat wist?’
Lamech denkt beschaamd aan zijn uitleg aan het kleine meisje. Ze zal hevig teleurgesteld zijn als het haar niet lukt. Maar ja hoe kan hij weten dat zo iets eenvoudigs, voor anderen onmogelijk is.
‘Heren,’ begint Lamech hoogmoedig, ‘Ik begrijp uw angst maar ik heb besloten door te gaan met mijn plan. Ik heb nooit gevraagd om de eer die jullie mij hebben gegeven. Ik wil kennis opdoen en de wereld zien. Verder heb ik geen plannen voor Liberato. Wat ik voor jullie wil doen omdat ik dankbaar ben voor al de hulp die jullie mij hebben gegeven, is; al het nieuws dat voor jullie interessant is toe te sturen via de draken. Verder heb ik niet de ambitie om Liberato van zijn troon te schoppen en een martelaar te worden.’ Hij neemt een slok van de mok die voor hem staat en kijkt de mannen uitdagend aan. Berend en Kzandaar kijken wat beschaamd naar de anderen maar ze laten niets merken van hun mening over zijn onbeleefde gedrag. Ze blijven lange tijd stil zitten, twijfelend wat nu te zeggen tegen deze vastberaden jongeman en iedereen druipt af behalve Berend. ‘Dat had je iets voorzichtiger kunnen brengen Lamech. Misschien komt er een tijd dat zelfs jij die minderen nodig zult hebben. Vergeet niet dat er in principe geen hogere en lagere bestaan. Die macht geven wij zelf uit handen omdat wij niet de interesse hebben meer te zijn dan een ander. Maar om een lang verhaal kort te maken ik had verwacht met je te reizen tot de grenzen van Waterland. Dat aanbod staat nog als je interesse hebt.’
En hij verlaat de ruimte zonder nog op een antwoord te wachten. Lamech beseft zijn fout maar hij weet niet hoe hij het anders had moeten doen. Op deze manier heeft hij een ellenlange uitleg en discussie omzeild. ‘Als iedereen slaapt ga ik weg zonder iemand te storen,’ zegt hij tegen zichzelf. En hij gaat naar zijn kamer en pakt zijn spullen zo zachtjes mogelijk bij elkaar en bereidt zich voor om te vertrekken. Hij wacht tot hij niets meer hoort en verlaat het huis zonder één geluid te maken. Hij sjort zijn rugzak recht en gaat op pad naar het zuiden de stad uit.
Het is stil en duister in de stad. ‘Ik zal blij zijn dit bedrukkende land en haar inwoners achter me te laten. En als de rest van de Hooglanden net zo is trek ik toch gewoon verder. Ergens in de wereld zal er toch wel een land zijn dat mooi, vrij en avontuurlijk is.
TOTZOVER dond 9 10
Hoofdstuk 10
Hij loopt de hele dag en mist het mooie paardje van Berend. Hij had het niet aangedurfd het mee te nemen. Hij was al brutaal genoeg geweest om te vertrekken zonder fatsoenlijk afscheid te nemen. Zelfs Kzandaar had dit gedrag niet verdiend maar hij zag tegen een confrontatie op dus was dit de minst pijnlijke oplossing.
Hij reist enkele dagen langs stille paadjes door een donker bos dat langs de grote weg is gelegen. De hoofdweg loopt pal naar het zuiden naar de grens van de Regenboogvallei met Waterland herinnert Lamech zich van de kaarten in Malakaïs hutjes.
Zijn benen zijn lam en hij verlangt naar een menselijke stem en een comfortabel bed. Hij is nu ver verwijderd van de stad en durft het aan om de bospaden te verlaten en de hoofdweg te nemen. Hij wringt zich door de dichte begroeiing en stuurt recht aan op de hoofdweg. In de verte ziet hij de daken van een dorp. Hij kijkt angstig om zich heen maar schudt de angstige gedachten van zich af en ziet even later de lichten van een warme herberg aan de horizon.
Een poosje later stapt hij de stille herberg binnen. ‘Gezellig is anders,’ denkt hij als hij om zich heen kijkt. Enkele mannen die gebogen zitten over een stel schuimende pinten, gluren naar hem en fluisteren zacht. De waard stapt op hem toe en biedt hem een tafel aan. Hij probeert zijn nieuwsgierige blik te verdoezelen onder een gemaakte gastvrijheid, ‘Goedenavond Jongeheer, op pad in deze duistere tijden. Wat kan ik voor u doen?’
‘Ik wil graag een maaltijd en een warm en schoon bed voor één nacht,’ antwoordt Lamech zekerder dan hij zich voelt. ‘Dat is goed. Ik zal mijn vrouw waarschuwen een kamer voor u klaar te maken en een goede maaltijd voor u te bereiden. Maar mag ik u vragen waar u vandaan komt en waarheen de reis gaat?’ Lamech kijkt hem brutaal aan, ‘Dat mag u vragen maar helaas kan ik u daarop geen antwoord geven. Weet u misschien iemand in de buurt die mij een sterk reispaard kan verkopen?’ De waard staart hem verbaasd en ongelovig aan. Waarschijnlijk zien ze hier niet zoveel jonge reizigers. Hij knikt en wijst op een van de mannen in de hoek, ‘Belento hier heeft een paar goede paarden op stal staan. Ik zal hem naar u toesturen.’
Een onverzorgd uitziende man kijkt op omdat hij zijn naam heeft gehoord. De waard fluistert hem iets toe en de mannen nemen Lamech onderzoekend op. De man knikt naar hem en loopt op hem toe, ‘U kunt morgenvroeg naar mijn stallen komen. De waard zal u de weg wijzen. Ik heb wel enige goede paard die een jongeman als u goede diensten zal bewijzen op uw reis.’ De man klinkt gemaakt vriendelijk. ‘Maar mag ik u iets vragen?’ Lamech knikt. ‘Om te weten welk paard ik u kan aanbieden moet ik weten hoe ver en waarheen u denk te reizen.’ Lamech kijkt hem strak aan,’ Ik reis vanaf hier direct naar de grenzen van uw land en daarna wil ik Waterland bezoeken.’ De mannen kijken verbaasd op en de paardenman vraagt, ‘Waterland? U lijkt mij te jong om door zo’n gevaarlijk land te reizen. Heeft u geen begeleiders? Het watervolk staat er niet om bekend erg gastvrij en vriendelijk te zijn. Het zijn vreemde wezens weet u.’ Zijn stem heeft een samenzwerende klank gekregen alsof hij Lamech werkelijk wil waarschuwen en helpen. ‘Ik zal morgenvroeg erg vroeg bij u langskomen. En bedankt voor de waarschuwing.’
Verder laat Lamech de vragen van de man onbeantwoord en hij wendt zijn aandacht weer op de waard. ‘Hebt u voor mij nog een mok kruidendrank waard?’ vraagt Lamech zonder verder aandacht aan de paardenman te besteden. De paardenman loopt beledigt weg door het brutale gedrag van de jongen. Hij fluistert met zijn vrienden en even later verlaat de groep de herberg.
De waard brengt zijn mok en een bord bonen met spek die Lamech met tegenzin opeet. De thee is bitter en het brood is oud. Hij voelt zich ongemakkelijk en onervaren. De waard gluurt vanaf zijn plek achter de bar constant naar hem. Hij is blij als een moment later een dikke vrouw de kamer binnen komt waggelen, ‘Ik zal uw kamer wijzen heer.’ Is alles wat ze zegt. Hij volgt haar naar zijn kamer die onverwacht warm en gezellig blijkt.
Hij zit lang op de schommelstoel voor de warme gloed van de open haard en kijkt naar buiten over de schemerige velden van het dorp. Hij overdenkt zijn plannen voor de grote reis door de wereld en ergens voelt hij dat reizen alleen, niet altijd zo leuk en eenvoudig is als hij had verwacht.
De volgende morgen wordt hij badend in het zweet wakker. Hij ziet donkere wolken aan de hemel en ziet er tegen op om verder te trekken met zo’n regenbui in het verschiet. Maar nog minder voelt hij ervoor om nog één dag langer in dit ongastvrije dorp te blijven. Hij pakt zijn spullen bij elkaar en gaat op zoek naar de waard. Hij betaalt de waard met het kleinste muntje dat hij in zijn buidel heeft en hoopt dat het voldoende is. De waard kijkt vol ongeloof naar het goudstukje en bijt er even op om het op echtheid te controleren. ‘Daar heb ik niet van terug jongeman. Beseft u wel hoeveel u mij geeft?’ Lamech wuift zijn bezwaar weg om niet te onervaren over te komen. ‘Het is wel goed zo,’ zegt hij grootmoedig.
Hij volgt de instructies van een bijzonder gelukkige man en vindt de stallen zonder moeite. De man is bezig enkele paarden te verzorgen en wijst hem enkele ander paarden. Ze zien er onverzorgd en mager uit. Lamech is teleurgesteld en verward. Hij kiest het sterkste paard dat hij ziet en betaalt hem met eenzelfde muntstukje als hij de waard heeft gegeven. De man neemt het muntstukje zonder enige commentaar aan en steekt het snel in zijn zak. Hij zadelt het paard op en zegt bijna geen woord meer.
Lamech stijgt op en rijdt snel weg uit dit ongastvrije dorp. Lamech rijdt het dorp uit en denkt aan de oude merrie van grootvader. In ieder geval is dit paard jonger en sterker maar het is schichtig en mager, hij verwacht niet lang plezier van haar te hebben. Die zelfde avond staan in de stallen van de paardenman een paar mannen driftig te praten. Paarden worden gezadeld en donkere maskers worden opgezet. De mannen stijgen op en galopperen denderend het dorp uit. De dag gaat in een sprookjesachtige gloed over in de nacht.
Lamech zoekt turend in de verte om een plek voor de nacht te vinden hoewel hij zo snel mogelijk ver uit dit land weg wil komen. Hij rijdt nog een poosje door al knikkebollend en gapend. Het paard sjokt ongestoord door en Lamech zakt weg in een half waak slaap.
Hij schrikt plotseling wakker als de hemel in één keer verduisterd en de geur in de lucht is zwaar wordt van de rook. Hij hoort het gerommel van een verre donderwolk en zoekt naar de bron van de rooklucht. Misschien is er toch nog een herberg te vinden. Hij kijkt onrustig om zich heen, ‘Heb ik zolang gedommeld.’ Het landschap is veranderd, de heuvels zijn hoger en het land om hem heen ziet er verlaten uit. Eigenlijk had hij de zuidenbergketen van de Regenboog vallei allang moeten zien, hij is niet één keer van de hoofdweg afgeweken.
Hij hoort stemmen in de lucht: diepe doordringende stemmen die in zijn hoofd trillen alsof ze in zijn oren schreeuwen. ‘Gevaar, verberg je!’ Lamech kijkt zoekend om zich heen Hij hoort de stemmen van de draken duidelijk in zijn oren gonzen.
‘Ik moet slapen, verdorie mijn fantasie gaat nu echt met me aan de loop.’ Hij zoekt een hogere heuvel waar hij een rustplaats kan maken en kan uitzien over dit vreemde landschap. Hij wil zich wel in zijn arm knijpen om zeker te zijn dat hij niet slaapt. Hij maakt een klein kampvuurtje en rolt zich in zijn vacht. Hij ruikt de geur van zwavel in de lucht. Als hij niet beter wist zou hij zweren dat er hier een vulkaan in de buurt is. Zijn hart bonst met dubbele slagen tegen zijn ribben en klopt onregelmatig als hij in de verte een donderwolk hoort. Hij voelt zich onrustig maar hij is te moe om verder te gaan en valt in een onrustige slaap.
In zijn droom dondert de naderde onweerwolk in zijn hoofd. ‘Onweer, prachtig dat kan ik nu net gebruiken.’Hij staat op in zijn droom om een betere slaapplek te zoeken als in de verte een stofwolk verschijnt. Een groep mannen op paarden galoppeert met een enorme haast over de weg. Één kijkt in zijn richting, stopt zijn paard en roept iets naar de anderen die onmiddellijk bijdraaien en de heuvel opgalopperen. Voorop rijdt de paardenman en hij stapt af naast Lamech, ‘Gegroet jonge reiziger, alles wel?’ Lamech voelt dat de man overdreven beleefd is en ziet de anderen gniffelend naar hem gluren.
In één moment beseft hij dat hij wordt overvallen en probeert uit zijn sluimerige gevoel te ontwaken. Kzandaar had hem uitgelegd dat je in staat bent nare dromen te controleren. Hij kijkt om zich heen maar ziet geen uitweg die geschikt lijkt om te gebruiken om zichzelf wakker te maken. Het geluid van de nu onbedaarlijk lachende mannen klinkt vertraagt en onnatuurlijk zwaar. Hij roept Maleantara maar er gebeurt niets.
Hij ziet de mannen tergend langzaam op hem afkomen terwijl ze domme grappen maken. Het hele gebeuren vervult hem met een onwerkelijk gevoel. Dan voelt hij de misselijk makende pijn van een zware trap in zijn maag gevolgd door een niet aflatende stroom van klappen en schoppen.
Hij beseft dat hij al wakker is en hij schreeuwt het uit van de pijn. De mannen lachen hem uit en zoeken door zijn kleren. ‘Waar heb je het ventje,’ Ze lachen nu onophoudelijk en de klappen gaan onverminderd door. Ze scheuren zijn kleren kapot en vinden het gezochte. De geldbuidel verdwijnt in de zakken van een van de mannen. Lamech wil opstaan om zich te verdedigen maar hij wordt wreed van de heuvel afgegooid. Een grote steen raakt zijn hoofd pijnlijk en Lamech voelt zich wegzakken in een flauwte terwijl hij Maleantaras naam kreunt. De mannen schreeuwen hem lachend toe. ‘Wil je mammie niet komen jongetje, om je te redden? Wij willen je wel helpen roepen hoor. Maleantara…’ Hun rauwe stemmen klinken onnatuurlijk door de schemerige nacht. Hij vecht tegen de duisternis die zijn ogen vult en roept in gedachten nogmaals haar naam. Niets, hij voelt zich wanhopig worden terwijl hij angstig achteruit strompelt.
De mannen komen de heuvel af en lopen op hem toe. Enkelen hebben nu stokken in hun handen. Lamech beseft dat dit zijn einde is.
Zijn hart bonkt in dubbele kracht tegen zijn ribben en hij schreeuwt woedend, ‘Verdorie niet hier, niet nu.’ De lucht begint te trillen en de wolken scheuren uiteen. Lamech staat rechtop en zijn handen zijn tot vuisten gebald. De oude witte littekens in zijn gezicht zien eruit als een masker. Bloed druipt over zijn voorhoofd en de vreemde gloed uit zijn ene goede oog geeft hem een onmenselijk uiterlijk. Zijn ogen beginnen rood te branden en te vonken en de lucht om hem heen trilt alsof de heuvel onder hem op uitbarsten staat. De mannen voelen de grond nu duidelijk sidderen en schudden en als ze naar Lamech kijken verbeelden ze zich allemaal dat hij enorm gegroeid is. Onzeker kijken ze elkaar aan. Dat is onmogelijk, hij was toch maar een jongen het maanlicht begoocheld hun gezichtsveld. Wat moet dit allemaal voorstellen. De grootste van de groep schudt zijn hoofd in ongeloof en pakt de stok die hij even daarvoor in angst en afgrijzen heeft laten vallen weer op. ‘Geen enkel joch laat mij ongestraft geloven in die onzin. Ik sla je helemaal verrot jij tovenaarsgebroed.’ Hij geeft de mannen moed en Lamech ziet niets meer dan duisternis.
Het voelt alsof hij zijn eigen lijf niet meer onder controle heeft. Hij voelt zijn handen schokken en scheuren en verbaasd ziet hij zijn eigen armen veranderen in kolossale vleugels. Hij wappert met ze alsof hij ze van zich wil afschudden en hij schreeuwt in ongeloof en woede. Heet vuur borrelt in zijn borstkast en hij krijgt geen lucht meer binnen. Hij schreeuwt en in doodsnood blaast zijn laatste adem uit. De aarde en de nacht zijn gewillig en ze slokken hem op in een rustgevende duisternis.
Berend volgt nogmaals de Zuiderweg die naar de grens van de Regenboogvallei leidt. Hij heeft verscheidene wegen afgezocht die naar het zuiden leiden en hij had allang verwacht Lamechs spoor op te pakken. Lamech is tenslotte een onervaren reiziger zonder paard. Zijn gedachten gaan naar de geldbuidel van Lamech en hij beseft dat Lamech best een paard gekocht kan hebben in een van de dorpen. Hij spoort zijn paard nog iets aan en rijdt in galop door een volgend dorp. Hij ziet een verlichte herberg (wat een zeldzaamheid is in deze streek) en ondanks de verloren tijd kan hij niet anders dan te stoppen om te vragen of Lamech hier heeft overnacht.
Hij loopt de warme zaal binnen en de waard gluurt hem aan vanaf de bar. Berend loopt door en tikt kort tegen zijn ver overhangende hoed en spreekt een groet in het plaatselijke dialect, ‘Galea ma de Homdes. Hebt u een jonge reiziger in het dorp gezien de laatste dagen?’ Hij kijkt om zich heen naar de gasten als hij de vraag stelt maar iedereen blijft krampachtig naar zijn bier loeren. Berend draait zich om naar de waard en vermoedt dat er hier iets niet helemaal in orde is.
‘Hebt u misschien een jonge jongen te gast gehad heer waard.’ Berend legt zijn grote vuist op tafel en de waard slikt krampachtig. ‘Nee heer, wij hebben geen vreemdelingen te gast gehad de laatste weken.’ Berend weet nu met zekerheid dat de waard liegt en neemt hem bij de kraag, ’Wie heeft gezegd dat het om een vreemdeling gaat. Kunt u mij vertellen hoe lang geleden hij door het dorp is gekomen?’ De waard zijn stem slaat over en is nu onnatuurlijk hoog, ‘Ik zei u toch, ik heb geen gasten gehad. Laat u mij los.’ Enkele mannen staan dreigend op en komen dichterbij. Berend laat de waard plotseling los die pardoes op de grond valt terwijl hij een paar kannen bier in zijn val neer maait van de donker eiken bar. De mannen staan dreigend voor Berend die zich in zijn volle lengte opricht en rustig vraagt.’ ‘Heeft u behoefte aan een pak slaag heren of wilt u mij de ruimte geven om dit pand te verlaten.’ Berends stem klinkt krachtig en diep en in zijn ogen verschijnt een vastberaden blik. Een vreemde glimlach speelt om zijn lippen en zijn vuisten zijn gebald. De mannen twijfelen en kijken onzeker naar de waard die angstig vanachter de rand van de bar gluurt en het gebeurde volgt. De mannen verliezen hun motivatie en maken schoorvoetend plaats voor Berend die langzaam en met zekere stappen de herberg uitwandelt en in de deuropening nog even een korte knik naar de mannen maakt.
Buiten voelt hij zich opgelucht. Hij mag dan groot en sterk zijn, maar een dozijn mannen en geen tijd om te verliezen hadden hem echt niet gelukkig gemaakt. Hij stapt op en maant zijn paard tot spoed. In ieder geval is hij bijna zeker dat Lamech door dit dorp is getrokken. Hij rijdt de hele nacht door en gunt zich geen rust. Wat zou hij nu niet geven voor zo’n tovenaars trucje als schouwen of een gevleugelde vriend die de omgeving kan spotten.
Plotseling hoort hij in de verte gedonder alsof er een aardbeving is. De hemel is hier onnatuurlijk donker en de geur van zwavel hangt in de lucht. Hij verbaast zich want in deze streken zijn hem geen vulkanen bekend. De zware geur brandt in zijn neusgaten als hij plotseling een lichtflits ziet en de lucht boven een heuvel breekt.
Op de heuvel staat het vreemdste wezen dat hij ooit heeft gezien; een enorme man met de vleugels van een draak en een vreemde kop. De verwrongen kop valt naar achteren en een onmenselijke schreeuw laat de heuvel sidderen in de lucht. De schreeuw sterf uit en een enorme vuurstraal blakert de heuvel in enkele seconden tot as. Hij ziet mannen schreeuwend en brandend wegrennen en hij spoort zijn paard aan en galoppeert in de richting van het wezen dat nu langzaam in elkaar zakt. Hij weet op een of andere manier en zonder enig twijfel dat dit Lamech is en zijn hart trilt van angst om de jongen. Hij rent de heuvel op en zakt naast de jongen in elkaar. Zijn gezicht en hele lijf is bedekt met bloedende wonden en bloed gutst uit een wond uit zijn arm die er nu stil en machteloos bij ligt. Weg is het vreemde wezen.
Hij kijkt om zich heen. De mannen zijn allang in de verte verdwenen en een grote stofwolk getuigt van hun angstige haast. Hij staat op en kijkt in medelijden naar de jongen en pakt uit zijn zadeltas een bundel opgerolde lappen die hij gebruikt om de schenen van zijn bergpaardjes te zwachtelen als de bergpaden te ruw zijn. Met liefdevolle zorg wast en verbindt hij de wonden van Lamech en zet een kruik met honingdrank aan zijn verbrande lippen. Langzaam komt er leven terug in het lijf en Lamech slaat zijn vertwijfelde ogen op. Hij kijkt in de trouwe ogen van Berend en hij voelt de rust terugkeren. Hij glimlacht pijnlijk en zakt weer terug in de duisternis.
Berend tilt hem voor zich op zijn paard en rijdt iets verder de heuvels in. Hij durft hier geen kamp op te zetten. De mannen zouden terug kunnen komen als hun moed is teruggekeerd. Hij herinnert zich het schouwspel van even tevoren. Kzandaar had hem toegefluisterd dat Lamech een drakenmagie van ongekende grootte bezit maar dit had hij nooit verwacht. Een cynische glimlach speelt om zijn lippen. Hij verwacht niet dat de moed van de mannen snel terug zal keren, maar je kunt nooit zeker zijn. Over het algemeen komt het gezond verstand wel terug als men, zijn overspannen reactie in het daglicht bekijkt.
Een half uurtje later vindt hij een lage grot en hij legt Lamech, die niet eenmaal heeft bewogen, neer en dekt hem toe met al de vachten die hij heeft. Hij bevochtigt de verbrande lippen van Lamech en houdt de hele nacht de wacht.
Lamech voelt zich geborgen en warm in een droomloze slaap. De geur van spek en kruidenthee maakt hem in een keer klaar wakker. Hij voelt zijn maag knorren en onwennig gaat hij zitten. Hij voelt de pijn van de wonden en hij krimpt ineen van de pijn. Zijn lijf voelt aan alsof het niet bij hem hoort en in een seconde herinnert hij zich de vreemde droom van afgelopen nacht.
‘Maleantara heeft mij gered weet je dat Berend? Ik droomde dat ze de heuvel waar de mannen stonden geheel heeft verbrandt. Heb jij alles gezien? Het moet er spectaculair hebben uitgezien.’
Berend kijkt hem ongelovig aan. ‘Zou hij niet weten wat er echt is gebeurd?’ schiet het door hem heen. Hij besluit zich stil te houden. ‘Of heb je niets gezien,’ vraagt Lamech onrustig, ‘En hoe wist je dat ik daar was eigenlijk? Hoe heb je mij gered? Heb je de draak nu gezien of niet?’ Lamech staat intussen onrustig naast hem te tieren en Berend bied hem een mok soep aan. ‘Kom ga zitten jongen je bent nog lang niet beter. En welke vraag moet ik het eerst beantwoorden eigenlijk? Houdt je liever rustig, je wonden heb ik zo goed mogelijk verbonden maar ik ben geen heelmeester dat weet je. Ik zal je vertellen wat ik heb gezien als jij rustig gaat zitten.’
Lamech gaat pruttelend zitten en wringt zich in de minst pijnlijke houding. Zijn gezicht brandt, hij weet zeker dat de draak erbij was op de heuvel maar als hij er logisch over nadenkt, is dat natuurlijk onmogelijk. Draken kwamen niet echt lijfelijk in deze dimensie… of toch wel? Hij kijkt verwart naar Berend die hem geruststellend toelacht. ‘Het komt wel goed jongen. Maar eerst moet ik jou een vraag stellen. Waarom heb je ons als een dief in de nacht verlaten? Vertrouw je, je vrienden niet. We hebben ons erge zorgen gemaakt weet je dat niet?’
Lamech kijkt hem schuldig aan maar heeft niet veel zin om uit te leggen waarom hij er zonder een woord vandoor is gegaan. Liever wil hij weten wat er de avond daarvoor is gebeurd. ‘Het spijt me Berend maar ik had een goede reden geloof me nu maar, vertel me alsjeblieft wat er gisternachtis gebeurd. Des te langer ik erover nadenk des te vreemder ik me voel.’ Berend kijkt hem twijfelend aan. Hij ziet zich voor een onmogelijke taak gesteld Lamech uit te leggen wat hij heeft gezien. ‘Okay jongen, luister, ik zal je alles vertellen vanaf het moment dat ik Kilios huis heb verlaten om je te gaan zoeken.
In de morgen toen ik wakker werd was alles in rep en roer. Het kleine meisje had haar vader gewaarschuwd met een vaag verhaal dat jij weg was met de draken. Ze had een nachtmerrie gehad en was erg onduidelijk en gespannen. Wij zagen al snel dat je werkelijk was verdwenen en we hebben zelfs even gedacht dat je was ontvoerd door de zwarte meester. Maar toen al je reisbepakking was verdwenen was het wel duidelijk dat je uit eigen beweging was weggegaan. Ik heb niet gewacht op de uitkomst van de discussie van de hoge heren. Ik heb mijn paard gezadeld en ben je zo snel mogelijk achterna gekomen.’
Lamech valt hem in de rede, ‘Dat soort discussie was de reden waarom ik ben vertrokken zonder wat te zeggen. Ik weet nu dat jij er net zo over denkt!’ Berend glimlacht, ‘Ik begrijp het wel maar zoals je ziet is de Regenboogvallei niet zo veilig om te reizen als de Laaglanden. Je had wel kunnen sterven jongen.’ Berend kijkt bijzonder verdrietig en Lamech beseft dat hij hem in al deze tijd nog niet éénmaal heeft zien lachen. Hij voelt zich nu toch flink schuldig en verontschuldigt zich oprecht.
Berend kijkt hem aan en gaat verder met zijn verhaal hopend dat hij een goede manier kan vinden om hem de waarheid te vertellen. ‘Ik ben flink doorgereden en na een korte tijd kwam ik door een dorp waar ik in een herberg bijzonder ongastvrij werd behandeld. Ik weet niet hoe, maar ik rook direct lont. Ik vermoedde dat je daar was geweest en dat iedereen dat geheim wilde houden. Ik ben het dorp uitgevlogen en na een paar uur zag ik de heuvel en hoorde het donderen. Ik hoorde schreeuwen en zag even later een vuur op de heuvel branden. Hoe ik het wist dat jij het was, weet ik niet maar er was voor mij was er geen twijfel mogelijk.
De rest weet je, ik heb je wonden verzorgd en een veilige rustplek gezocht. Ik was er niet zeker van zijn dat de mannen met versterking terug zouden komen.’ Berend zwijgt met een schuldig gevoel en kijkt Lamech strak aan. Lamech weet dat Berend liegt, ‘Hij houdt iets mij verborgen, gaat het door hem heen, ‘Maar de draak! Heb je de draak gezien?’ Lamech schreeuwt schor en wanhopig maar Berend houdt zich stil en denkt diep na over het gebeurde: Alles lijkt zo ongelofelijk. De maan en een overspannen fantasie of angst hadden wel vaker voor vreemde hallucinaties gezorgd. Hoewel hij zich niet één keer in zijn leven kon herinneren dat zijn ogen hem hadden bedrogen.’
‘Misschien heb ik wel gedroomd,’ zegt Lamech teleurgesteld, ‘Ik heb een stevige koppijn van die steen die mijn schedel heeft gespleten.’ Berend klopt hem op zijn knie om hem te troosten waarop Lamech van kleur verschiet. ‘Sorry Lamech, is er niet één plek waar die rotzakken je niet hebben geraakt? Wil je terug naar het dorp. We zullen ze laten zien dat er niet met ons te sollen valt.’ Lamech kijkt Berend ongelovig aan: Hij was volledig in elkaar geslagen zonder zich te verdedigen en de draken zouden hem echt niet elke keer te hulp schieten, denkt hij verbaasd.
Hij schudt zijn hoofd en vertelt hem alles wat hem overkomen, is vanaf zijn vertrek van Kilios huis tot het moment op de heuvel. ‘Later kom ik hier wel eens terug. Ik weet wie ik moet zoeken,’ zegt Lamech wraakzuchtig. Berend voelt een rilling over zijn rug lopen als hij in het verwrongen masker van Lamechs gezicht kijkt. ‘Kom rust vandaag. Morgen trekken we rustig verder naar de grens. Daar zoeken we een goede herberg, dan kun je de tijd nemen weer op krachten te komen en je wonden laten genezen.’
Lamech kijkt verslagen in de gloeiende sintels van het vuur. ‘Weet je, ze hebben mijn hele goudvoorraad buit gemaakt. Het reizen zal nu behoorlijk moeilijker worden.’ Berend reageert woedend, ‘Dat had ik wel vermoed, weet je zeker dat ik niet terug moet naar het dorp. Ik weet waar ik de daders kan vinden. Lamech schudt nogmaals zijn hoofd, ‘Nee Berend, het is mijn eigen stomme fout en ik kan jou niet daarheen sturen in je eentje. Ik red me wel denk ik.’ ‘Ja later,’ knikt Berend gemaakt gedwee, ‘Hij heeft zelf ook nog wel een paar ideetjes om het de rotzakken betaalt te zetten.’
Beiden kijken ze stil en nadenkend in het vuur ieder met hun eigen gedachten en vragen over het gebeurde terwijl de opkomende zon de bergpieken in de verte in een gouden gloed zet. Lamech zakt vermoeid onderuit en Berend helpt hem wat gemakkelijker te liggen dan slaat een dunne deken om zichzelf hem heen en valt over het land uitkijkend in een onrustige slaap.
Lamech wordt wakker van het geluid van ratelende wielen in de verte. Over de weg beneden hem rolt een oude boerenkar. Een mager maantje schijnt over het stokoude paard voor de kar en de twee figuren die op de bok zitten zien er niet veel jonger uit. Lamech tikt de dommelende Berend zacht aan. Hij schiet geschrokken wakker en volgt direct het geluid van de kar onder hen. Een glimlach verschijnt op zijn gezicht en hij roept naar beneden, ‘Hé, oude man we zijn hierboven. Kom een fijne pint drinken met een verloren reiziger.’ De mannen draaien verdraaid snel om voor een bejaard reisgezelschap en Lamech kijkt dan ook niet al te vreemd op als hij de stem van Kzandaar uit de mond van de oude man hoort komen. Hij richt zijn woord rechtstreeks tot Lamech, als ze de heuvel op komen lopen.
‘Wel wel, dat is goed nieuws Lamech. Jij hebt ons behoorlijk laten schrikken jongeman!’ Lamech heeft geen zin nog meer berispingen aan te horen en hij mompelt een nederig excuus. Berend schiet hem te hulp met een waarschuwende blik naar Kzandaar en de andere gezette oude man. ‘Hij heeft genoeg meegemaakt heren en hij heeft oprecht spijt, laat hem nu maar, later hebben we nog genoeg tijd om hem de les te lezen. Ik wilde eigenlijk naar de grensherberg om Lamech de tijd te geven zijn wonden te laten genezen.’
Kzandaar en Kilios kijken erg bezorgt naar Lamech, schouwen hem één seconde lang terwijl Lamech hen gedwee toelaat in zijn verwarde gedachten.
Kzandaar kijkt verwondert van Kilios naar Lamech en dan naar Berend. ‘Wat is hier in godsnaam gebeurd als ik vragen mag? Dit was geen normale overval!’ Lamech en Berend houden zich allebei vastberaden stil en Kzandaar schudt zijn hoofd peinzend. De andere oude man was rustig bij het vuur gaan zitten en had zich een mok honingbier toegeëigend. Kilios warme stem dringt nu tot hem door. ‘Nou Lamech hoe gaat het nu? Ik zie dat Berend je wonden bijzonder vakkundig heeft verzorgd.’
Lamech bestudeert de oude mannen verbaasd. Ze hebben beiden een werkelijk onherkenbaar gezicht, alleen hun stemmen verraden de werkelijke personages achter hun magische maskers. Kzandaar kijkt om zich heen en laat zijn masker vallen direct gevolgd door Kilios. Berend glimlacht om de plotselinge wisseling, ‘Ik blijf me met jullie altijd verwonderen heren.
Maar nu jullie er zijn heb ik een voorstel. Geheel vrijblijvend dan wel te verstaan hè. Lamech is al zijn geld en speciaal zijn eer kwijtgeraakt gisteravond. Het lijkt mij een goed idee naar het dorp terug te gaan en hier en daar wat stennis te bouwen. Lamech wilde mij niet alleen laten gaan maar met de hulp van twee magische meesters durf ik mijn, althans Lamechs recht, wel te gaan halen. Wij weten precies wie het gedaan heeft.’
Kzandaar schudt zijn hoofd afwijzend, ‘Het spijt me Berend en Lamech, dit is niet de tijd om met potten en pannen te gaan rammelen. Er is al teveel aandacht op Lamech gericht en gisteravond heeft dat niet echt veel beter gemaakt. Het is denk ik het beste dat Lamech de Regenboogvallei zo snel mogelijk verlaat. Ik denk dat het magische Waterland een goede schuilplaats voor hem zal zijn. Het watervolk is schuw en ongastvrij maar erg wijs en zij hebben een natuurlijk schild tegen de inmenging en spionnen van Liberato. Misschien is het beter dat wij onze principes eenmaal laten varen Kilios en een stukje meereizen over de grenzen van de vallei naar Waterland. Wat zeg jij daarvan?’ Kilios krijgt geen kans te antwoorden. Lamech bromt zachtjes, ‘Ik ben jullie al teveel tot last geweest. Ik zou graag een poosje rusten in de herberg aan de grens.’
Kzandaar kijkt Lamech diep aan en Lamech voelt duidelijk dat Kzandaar hem schouwt. Maar even duidelijk voelt hij dat Kzandaar schild volledig open ligt. Hij krijgt een duidelijke invitatie om Kzandaars gedachten binnen te gaan. Lamech kijkt hem lang en nadenkend aan voor hij binnenstapt in een grote glazen hal en het geluid van Kzandaars gedachten galmt in zijn hoofd. Op de reflecterende wand voor hem ziet hij de Zwarte Bergen geprojecteerd en uit een krater ziet hij schaduwen opstijgen die naar alle kanten verspreiden. Als hij probeert de schaduwen van dichterbij te bekijken wordt één schaduw enorm vergroot en hij ziet zichzelf en hoort zijn eigen gedachten tijdens de overval op de heuvel. Hij ziet in een andere schaduw de oude kar van Kilios en Kzandaar rijden en in een andere ziet hij Berend over de weg vliegen alsof de duivel hem op de hielen zit. Hij beseft dat Liberato hen allen schouwt. Plotseling ziet hij op de hele wand een enorm vreemd wezen, half man half draak zijn ogen branden en vuur spuit uit zijn longen. Lamech verstart en begint te trillen. Wie is dat? Hij voelt zich angstaanjagend veel met het wezen verbonden. Hij valt uit de gedachten van Kzandaar of hij wordt hardhandig verwijderd, ‘Moeder Aarde Kzandaar, wat was dat? Wie ben ik?’ Zijn schreeuw gaat over in een pijnlijke kreun en hij valt diep in een pikzwarte duisternis. Maleantara wacht hem op en begeleid hem naar het eiland in de zee. Hij rust lang en diep in een zalige gedachteloosheid.
Berend schrikt verschrikkelijk als hij Lamech flauw ziet vallen. Hij springt op hem af maar Kzandaar is hem voor om hem behendig op te vangen. ‘Laat hem maar Berend, rust is het enige wat hem kan genezen. Hij heeft veel te verwerken.’ Laten we hem de rest van de nacht maar rusten. Morgenochtend reist hij met ons op de kar naar Waterland waar hij bij een goede vriend van mij kan rusten en herstellen. Als je wilt kun je met ons meereizen, maar het Watervolk is schuw en ik weet niet of ik ze kan vinden als ik met teveel mensen de heuvels overtrek.
Kilios knipoogt naar Berend, ‘Ik denk dat het goed is om met ons tweeën terug te reizen. Onze families wachten op ons.’ Kzandaar richt zijn aandacht weer op Lamech en mist de samenzwerende blikken van Kilios en Berend. Hij overdenkt hoe het mogelijk is wat hij heeft gezien in de dromen en gedachten van Lamech. Deze jongen is te machtig en onervaren en dit is een bijzonder gevaarlijke combinatie. ‘Hoe kan ik hem ooit alleen laten reizen in een wereld die geheel in de macht is van Liberato.’ Kzandaar denkt diep en lang na maar hij ziet geen oplossing voor zijn dilemma.
De volgende morgen scheiden de paden van de reizigers met een hoop handen geschud en waarschuwingen. Lamech is niet meer wakker geworden en ze hebben voor hem een comfortabele slaapplaats gemaakt op de oude kar. Berend kijkt de kar lang en bezorgt na, hij had graag met Lamech verder willen reizen maar beseft dat zijn taak voorbij is in de reis van Lamech. Kzandaar had hem gerust gesteld toen hij zich zorgen had gemaakt om de diepe slaap van Lamech, ‘Maak je geen zorgen Berend,’ had de magiër hem toevertrouwd. ‘Ik heb Lamech in een soort diepslaap gebracht. Hij heeft veel rust nodig. Hij is nu bij de draken die hem zullen helpen het gebeurde te verwerken.’ Berend had hem ongelovig aangekeken, ‘Maar dan is die hallucinatie die ik gezien heb op de heuvel echt gebeurd?’ Kzandaar had bevestigend geknikt. ‘Het is moeilijk te bevatten Berend,’ had de magiër gezegd, ‘Kilios legt je zoveel mogelijk uit op je weg terug. Heb geduld en maak je niet teveel zorgen om Lamech. Bij het watervolk is hij in goede handen.’
Hoofdstuk 9
Het Watervolk en een onverwacht weerzien
Lamech voelt de dagen en nachten langs hem heenvlieden zonder dat hij de behoefte heeft terug te keren naar de realiteit. Hij geniet van de goede zorgen van de draken. Alleen af en toe klinkt een zachte en liefelijke stem door in zijn droomwereld. De stem is niet van de draken en Lamech vraagt zich af wie zo hemels kan zingen. Misschien is ze een zeewezen. Haar stem klinkt als gemanifesteerd water. Harmonie, rust en oneindige mysterieuze diepten kalmeren zijn gewonde wezen.
Af en toe twijfelt hij of hij misschien toch is gestorven en in Het Andere Leven is beland maar de draken lachen om zijn ideeën en stellen hem gerust. ‘Maak je geen zorgen Lamech, binnenkort zul je gezond terug keren naar de Grote Landen en haar ontmoeten.’ Lamech kijkt uit naar dat moment. Maar even zo vaak zijn, zijn gedachten als een vuurbal; brandend onvatbaar en pijnlijk. Er is iets gebeurd met hem. Waarom is hij hier zo lang. Waar zijn de magiërs en hij wil nog reizen. Wie is hij en wat wil hij nu eigenlijk. De onrust maakt hem gek, dus zit hij hele dagen aan het strand waar de overmacht van de zee hem langzaam gerust stelt. ‘Alles is oneindig, alles is goed.’
Zo ook op en prachtige morgen twee weken nadat Lamech in slaap is gevallen, zit hij op het strand en kijkt uit over de oneindige zee. Maleantara komt naast hem zitten. Lange tijd zitten ze stil naast elkaar te genieten van de schoonheid van de zee. ‘Lamech?’ begint Maleantara, ‘Wij hebben iets te bespreken of niet? Je hebt lang en goed gerust en je wonden zijn geheeld. Ik denk dat je het aankan om je te herinneren wat er werkelijkis gebeurd op de heuvel. Durf je mij toe te vertrouwen wat je gedachten erover zijn?’ Lamech begrijpt haar vraag niet helemaal en een duister vermoeden sluipt zijn hart binnen. ‘Moeder Aarde, wat bedoelde Maleantara, ik kan mij niets herinneren tot het moment dat ik dat vervelende dorp heb verlaten.’ ‘Probeer dan in gedachten die weg weer te nemen. Maak je geen zorgen ik ben bij je.’
Lamech kijkt Maleantara aan en weet nu zonder twijfel, dat er iets vreselijks gebeurd is met hem. Hij heeft iets verdrongen.
Hij gaat terug naar de dag dat hij naar de heuvel reisde en hoort de donder in de verte. In één seconde is hij weer terug op het strand. Maleantara, Maleantech en enkele andere draken zitten dicht bij hem. Hij voelt hun bemoedigende gedachten en hij verzamelt moed.
Hij gaat in gedachten weer terug naar de heuvel en beleeft elk moment weer. Hij voelt de trappen in zijn maag lijfelijk. Hij schreeuwt en draait in zijn bed. Hij raakt verward in de lakens en het zweet gutst over zijn voorhoofd. Enkele blauwe wezens, slank en bijna doorzichtig als water verzorgen hem maar maken hem niet wakker. ‘Het is zover,’ fluistert een van de wezens. ‘Roep de magiër!’ Lamech voelt zich gesterkt door het idee dat de draken in de buurt zijn. Hij staat op zijn handen gebald en hij schreeuwt, ‘Niet hier, niet nu,’ en hij voelt zijn lichaam schokken en schudden. Het vlees op zijn armen scheurt en een paar kolossale vleugels ontstaan uit de zijn dunne jongens armen. Hij beweegt ze in ongeloof en zijn borstkast begint te borrelen. Hij brandt… Hij brandt van binnen. Hij kan geen lucht meer naar binnen halen of het vuur in zijn longen wordt sterker. Zijn hoofd lijkt te exploderen en zijn zicht verandert. Hij ziet de mannen haarscherp op hem afkomen. Elk detail staat op zijn netvlies gebrand. Hij ziet hun vastberaden blikken veranderen in angst. Hij ruikt hun angst, het is de geur van een hert in doodsangst tussen de kaken van de wolf. Macht en woede vullen zijn gedachten en hij wil wraak. Hij blaast zijn hete adem uit en laat zijn volle woede over de heuvel blakeren. Hij ziet de mannen branden en schreeuwen en geniet van hun wanhoop. Op dat moment komt de duisternis. Wat heeft hij gedaan?
Hij wordt wakker in een totaal onbekende omgeving enkele blauwe waterwezens kijken hem medelijdend en angstig aan. Hij vermoedt nu echt te zijn gestorven. Hij springt op en begint te rennen Hij vliegt naar buiten en rent over velden en heuvels die vol gegroeid zijn met verschillende kleine witte en blauwe bloemen. Hij heeft het gevoel over een fluwelen tapijt te lopen. Alles ziet er onwerkelijk uit. Hij wil wegrennen van dit onbekende landschap. Waar is hij, waar zijn de draken. Wat heeft hij gedaan. Hij zinkt neer op een heuvel en de pijn komt terug.
Hij beseft wie hij is. Hij is een moordenaar! Een Zwarte magiër. Een gedaante wisselaar. Hij voelt het vuur in zijn borst branden. Het is rustig nu en vastberaden. Haat en macht stromen door zijn aders en hij voelt zich oppermachtig. Laat nu maar iemand komen om hem lastig te vallen of te vernederen, zij zullen het berouwen voor de rest van hun korte leventje.
Vuur en Doemenis zal hij over hun uitstorten!
Lamech loopt verward, verblijdt, woedend, oppermachtig en verbaasd rond in deze omgeving. De schoonheid beneemt hem de adem en zijn hart komt tot rust. Zijn herinnering komt terug en hij beseft dat Kzandaar en Berend hem naar het watervolk hebben gebracht om zijn wonden te laten genezen. Hij kijkt om zich heen om te zien waar hij is en zoekt naar een teken van leven. Naar alle kanten ziet hij heuvels en velden vol bloemen. Vlinders en vogels vliegen ongestoord door zijn aanwezigheid af en aan. Angst schijnen ze niet te kennen. Een vlinder land op zijn arm en hij kijkt verbaasd naar het kleine beestje. De kleuren van de tere vleugels lijken onwerkelijk, het lijkt of elke seconde de kleuren vervagen en veranderen in ander kleuren en patronen.
Hij schudt het van zich af en schreeuwt, ‘Weet je niet wie ik ben?’ Ik ben dood en verderf.’ De vlinder kan het niet schelen en landt nogmaals op zijn arm. Hij schudt het ruw van zich af en luistert of hij geluiden of stemmen hoort. Ergens ver weg hoort hij een waterval ruizen. Hij loopt in de richting van het geluid. De heuvels worden hoger en rotsachtiger.
Hij hoort plotseling een bekende stem. Haar geluid is als de golven van de zee. Hij loopt verder en ziet haar beneden zich. De heuvel stopt plotseling en valt naar beneden in een kleine rotsachtig ravijn. Een berg riviertje verder op stort zich over de rotswand en het neerstortende water vormt een mist van regenboogdruppels die haar lichaam raken en veranderen in wit vuur. Haar stem dringt door tot in de diepten van zijn brein hij zit gevangen in haar web van rust en schoonheid. Ze kijkt naar hem op, haar witte haar golft alsof het water haar niet echt heeft geraakt en ze lacht. Een lach die zijn hart in tweeën scheurt.
‘Ha, die Lamech voel je, je al wat beter. Kom naar beneden en neem een bad. Het water is heerlijk.’ ‘Hij kent haar, hij heeft haar zovaak gezien in zijn dromen en zij kent mij! Maar wie ben ik en wie is zij?’ Hij voelt het bloed in zijn hoofd bonken, de hemel wordt duister en hij valt. Het meisje maakt een hoog geluid en is in een enkele seconde vanuit het ravijntje op de heuvel en zinkt neer naast Lamech. Ze neemt zijn hoofd liefdevol in haar schoot en spreekt zachtjes tegen hem.
Maneantean il mao te yantum Recover for me stranger
Te ninio helim peancho. Your live so painfull
Maneante te yantu Heal you wanderer
Meanto pe achilios Rest now loved one
Acheantino mao te restato My hart knows you
Manentea il mao, te mao Heal for me, for you,
Achilios loved one
De woorden genezen zijn pijn, sussen zijn brandende hart en overvleugeld zijn onrust met zo’n ongekende warmte dat hij niet anders kan dan als een gevangen sterveling verdrinken in haar oneindige ogen. Het blauw van haar ogen verandert constant van kleur en samenstelling. Hij ervaart de mysterieuze diepten van de oceanen en de rust van een helder beekje. Haar haren bewegen als wit vlammend vuur. Hij steekt zijn handen er twijfelend naar uit alsof hij vreest zijn hand te verbranden. Haar glimlach moedigt hem aan en hij voelt een zachtheid die hij niet kent. Haar geur als een veld vol bloeiende bloemen prikkelt zijn neusgaten en het enige dat hij doet is haar met open mond aanstaren. Ze wendt haar ogen in wanhoop op en glimlacht sarcastisch, ‘Ik had me jou wel iets brutaler voorgesteld Lamech, je lijkt op een stotterende puber.’
Hij glimlacht verontschuldigend. ‘Het spijt me,’ is alles wat hij kan uitbrengen. Duizenden vragen spelen tikkertje in zijn hoofd maar lijken alle te banaal om te stellen aan dit wonderschone wezen. ‘Mijn naam is Antheyanta, ik ben maar gewoon een kind van het watervolk, geen engel of godheid. Zet mij niet op een te hoog voetstuk Lamech, ik zou eraf kunnen vallen.’
Haar glimlach schroeit zijn wonden dicht en zijn hart vult zich met een ongekende rust. Als een zuiver persoon als haar, hier kan zijn, zo dicht bij hem, dan kan hij toch niet zo’n monster zijn. Hij voelt zich goed, precies zoals hij is.
Hij hoort stemmen in de verte. Een ervan is Kzandaar, hij klinkt opgewonden. Hij komt puffend en steunend over de heuveltop in zicht. ‘Ah, hier ben je Lamech, hoe gaat het.’ Het rode zwetende gezicht staat bezorgt. ‘Jouw escapades zijn bijna teveel voor het hart van een oude vermoeide man,’ maar zijn glimlach bewijst dat hij hem allang weer heeft vergeven. Meerdere wezens die lijken op Antheyanta staan nu om hun heen en een lange man met spierwit haar kijkt hem diep en doordringend aan. ‘Ik zie dat mijn dochter je heeft gevonden.’ De woorden klinken vriendelijk maar Lamech voelt er een onmiskenbare waarschuwing in doorklinken. Antheyanta kijkt haar vader onbevreesd aan. ‘Het gaat nu goed met hem vader, het is goed dat jullie hier zijn, kunnen jullie hem naar zijn slaapplaats brengen hij heeft nog veel rust nodig.’ Haar vader knikt en wijst een paar mannen aan die Lamech optillen en terug lopen.
Lamech voelt zich behoorlijk ongemakkelijk, ‘Zet me neer, ik kan zelf lopen.’ Kzandaar en Antheyanta wisselen een geheimzinnig glimlach uit en lopen arm in arm terug naar het dorp.
Lamech volgt ze langzaam, vastberaden zich niet te laten kennen. Schoonheid en mystiek zijn onafscheidelijk verbonden in de cultuur van het watervolk. Het land is overdekt met prachtige meren. De bossen, heuvels, meren en woningen zien eruit alsof een godheid er zijn hobby van heeft gemaakt de definitie van schoonheid te overtreffen. In de heuvels zijn een complexe structuur van gangen en grotten gegraven die overgaan in een onaards Waterlandschap. De gangen in de heuvels zijn de toegang tot de woonvertrekken van het watervolk die onder het wateroppervlak liggen. Een onzichtbaar schild scheidt de woonruimtes van het water en een scala aan waterplanten en vissen in allerlei vormen en kleuren zijn te zien in het water. Lamech die hier toch al een behoorlijke tijd is kijkt zijn ogen uit. Waar is hij geweest de laatste dagen. Waarom heeft hij zijn ogen gesloten gehouden voor zoiets bijzonders.
Antheyanta en Kzandaar kijken lachend naar zijn open mond van bewondering. ‘Weet je wat er nog mist?’ zegt Lamech met een scheve glimlach naar zijn Kzandaar, ‘De groene draak die ik een poos geleden in mijn bergmeer heb gezien. Zij zou er onnoemelijk van genieten hier te zwemmen in dit wonderbaarlijke Waterlandschap en wij zouden genieten van haar elegante bewegingen in het water.’
Antheyanta kijkt hem bewonderend aan en zendt haar vader een duidelijke blik. ‘Dat zou prachtig zijn Lamech, misschien kun je haar eens vragen hier te komen. Wij van het watervolk hebben te lang geen draken meer gezien in onze wateren.
‘En dat heeft dan ook een duidelijke reden dochter,’ zegt de vader van Antheyanta berispend, ‘Wie durft te beweren dat de wereld betere dagen zal kennen zal zich danig vergissen. En dan ook nog te verwachten dat door haat en hoogmoed vrede gebracht kan worden is helemaal van den gekke!’ Hij loopt boos het vertrek uit en Kzandaar loopt achter hem aan, ‘Kom, kom Yliananto, Moeder Aarde heeft ons nog nooit van haar geheimen deelgenoot gemaakt. Zij heeft zo haar eigen ideeën en onbegrijpelijke wegen haar volk te beschermen en te leiden. En zij heeft de duistere en de lichte wezens lief Yliananto dat weet jij net zo goed als ik.’
De stemmen verdwijnen in de verte en Lamech zakt moe en teleurgesteld in een parelmoeren schelp die als zetel is bedoeld. ‘Yliananto haat hem en weet wie hij is, dat is zeker. Hij weet nu ook wie hijzelf is of wat hij kan zijn. Hij voelt zich gespleten. Aan een kant is hij trots op wat er gebeurd is, wie zou niet zo’n machtig en mystiek wezen willen zijn. Wie zou niet zo’n gave willen hebben. Angst hoeft hij niet meer te kennen. Maar hij herinnert zich de woorden van Kzandaar, ‘Als jij deze energie weet te controleren zijn er geen grenzen.’ Nou dat had hij zeker bewezen. Maar hij twijfelt als hij naar de zachte glimlach en de elegante bewegingen kijkt van Antheyanta die zachtjes met Kzandaar praat die even daarvoor de kamer weer binnen was gekomen.
Haar stem klinkt alsof een nachtegaal zingt. Zou zij het waarderen dat hij drie mannen heeft vermoordt, verbrandt alleen omdat ze zijn goud hadden gestolen. Maar dat was niet het ergste beseft hij; hij had ervan genoten en als hij eraan terugdenkt, voelt hij de macht weer door zijn lichaam sidderen. Het voelt alsof er een tweede hart in zijn lichaam klopt; sterk en vastberaden, hij hoort het geluid ervan in zijn oren bonken. En dan het vuur, hij voelt de hitte in zijn borstkast gloeien. Een brandend vuur dat elk moment waakzaam op de loer ligt.
Zij zal hem niet kunnen liefhebben als zij weet wie hij werkelijk is. Antheyanta kijkt naar hem en glimlacht. Hij kijkt in de blauwe diepten van haar ogen en zoekt naar een afwijzing. Hij ervaart alleen haar warmte, als een weldadige deken. Bij haar houdt zijn haat en twijfel nooit lang stand. Hij zal het wezen in hem onder controle krijgen al is het, het laatste dat hij doet. Nooit zal hij een wezen als haar pijn kunnen doen.
Hij glimlacht verlegen naar haar. Kzandaar verlaat stilletjes de kamer met een glimlach van oor tot oor, breder dan de bek van een brulkikker. Pretlichtjes fonkelen in zijn ogen. Antheyanta loopt naar Lamech en strijkt door zijn stugge strohaar. Een andere vinger volgt de lijnen op zijn gezicht alsof ze het doolhof wil ontrafelen. Lamech pakt haar pols en trekt het ruw weg. Een korte donderflits van pijn verduistert haar heldere blauwe ogen maar is al weer verdwenen als hij haar snel loslaat. Beschaamd kijkt hij naar zijn versleten leren laarzen. ‘Het spijt me maar ik schaam me voor mijn gezicht en mijn kapotte oog.
In het dorp waar ik vandaan kom schrikken de dorpsbewoners nog altijd van me. Ze noemen me duivel, terwijl ze mij al hun hele leven kennen.’
Antheyanta kijkt in zijn van pijn en wrok verwrongen gezicht met medelijden. Zij ziet recht door hem heen. Twee wezens in één hart zou elk mens tot wanhoop drijven, maar Lamech was nog altijd een goede jongen. Zij voorziet de strijd die hij zal krijgen als het vuur zal groeien en hem van binnen uit wil verteren. Maar vuur kan een zegen zijn als het onder controle wordt gehouden. Zij heeft allang besloten dat zij aan zijn zijde zal staan wat er ook gebeurt. Het prachtige vliegende wezen in haar droom heeft haar het laten zien. Hoeveel pijn er ook mag komen, zij weet wat haar levenstaak is.
‘Lamech maak je geen zorgen, ik en vele wezens en wijze mensen met mij kijken niet naar de oppervlakte. Je zou bijna kunnen zeggen dat wij die niet eens meer kunnen zien. Voor ons is de diepere uitstraling van je wezen veel belangrijker.’ Lamech kijkt haar verwondert aan. Hij herinnert zich de draken boven het bergmeer en zijn gloed om zijn eigen handen.
Antheyanta gaat verder, ‘Heb je wel eens gezien dat mensen een bepaalde kleur uitstralen?’ Lamech knikt, ‘Ik heb eens een zilveren rand om de draken gezien. Bedoel je dat?’ Antheyanta knikt enthousiast. ‘Ja, dat bedoel ik. Als je beter leert concentreren kun je nog veel meer zien. Soms is een mens of dier omringt door allerlei kleuren die allemaal een bepaalde betekenis hebben. Elk deel van je lichaam heeft zijn eigen manier om met emoties en ervaringen om te gaan en die energie straalt een bepaalde kleur uit.’ Lamech luistert geïnteresseerd. Antheyanta zit stil naar hem te kijken en Lamech maant haar door te gaan. ‘Vertel, is het zoiets als schouwen? Kun jij iemands gedachten opvangen?’
Antheyanta lacht, ’Bij jullie mensen gaat ook alles om het hoofd hè. Alsof dat het enige werktuig is dat ter beschikking staat. Alles wordt er overdacht, geanalyseerd en opgeslagen. En conclusies worden getrokken terwijl je maar één beperkt werktuig hebt gebruikt om de omgeving op te nemen.’ Lamech kijkt haar met open mond aan. Als Antheyanta zo enthousiast vertelt is haar hele wezen veranderd. Het heldere blauw van haar ogen is veranderd in een diep donkerblauwe kleur. Haar haren vonkelen en knetteren. Hij wijkt wat terug alsof hij zich zal branden aan het witte vuur. Antheyanta glimlacht verontschuldigend, ‘Sorry maar ik kan me zo kwaad maken om zoveel domheid. En niet alleen mensen kijken niet verder dan hun neus lang is. Zelfs onder ons volk dat toch beter zou moeten weten zijn er elven die te snel oordelen.’
Lamech ziet haar ogen schitteren en hij aait haar onhandig over haar neerhangende armen. ‘Weet je Lamech, elk mens is zoveel meer dan de daden en gedachten die hij heeft ervaren in zijn korte leven. Wij zijn wezens; mens, dier, magiër en waterwezens. Allemaal zijn we gelijk en zoveel meer dan het deel dat je hier in deze dimensie ziet. Ik bedoel de realiteit hè datgene wat we zien en zo.’ Lamech knikt begrijpend. ‘Rustig maar, ik begrijp je wel. Kom laten we naar buiten gaan. Ik wil nog zoveel aan je vragen. En ik wil alles weten wat jij weet.’ Lamech stottert onhandig. Hij voelt zich stom en onvolwassen maar hij kan niet anders, hij wil elk moment van de dag dicht bij haar zijn. Haar bekijken en bewonderen en luisteren naar haar wijsheid. En vooral wil hij de zachte blik in haar ogen zien als ze naar hem kijkt. Dan voelt hij zich pas echt thuis.
Antheyanta neemt zijn hand en maakt een hoog geluid. Lamech voelt zijn oren barsten en zijn lijf vervagen. Angstig knijpt hij in haar hand en het volgende ogenblik staat hij op een hoge heuvel. Hij voelt zich volledig gedesoriënteerd. Wat was hier gebeurd? Hij kijkt naar Antheyanta die ondeugend naar hem glimlacht. ‘Niet vertellen hoor aan vader of mijn broers. Dit is het diepste geheim van ons volk. Wij kunnen ons op deze manier verplaatsen. Daarom worden er zoveel vreemde verhalen verteld over dit volk. Sommige volkeren geloven zelfs dat wij sprookjeswezens zijn. Zo zijn we er en poef even later is er alleen de lege lucht. Weet je als kind heb ik vaak reizigers geplaagd en laten schrikken.
Ik vond het leuk om hun verbaasde gezichten te zien als ik verdween voor hun ogen terwijl ik net een normaal gesprek met hun had gevoerd. Mijn vader was vaak boos op me en zei dat deze gaven niet lichtzinnig gebruikt mogen worden. Wat vind jij Lamech als we iets kunnen, heeft dat toch een reden. We hoeven ons toch niet te verbergen voor wat we werkelijk zijn?’
Lamech bestudeert haar diepblauwe fonkellende ogen en begrijpt plotseling waarom ze hem zo goed begrijpt. Beiden vechten ze met die immense innerlijke krachten. Maar zij is zuiver en lieflijk en hij is een duivel. ‘Ik weet het niet Antheyanta, ik heb zelf zo mijn duivels die ik moet overwinnen. En dat is niet eenvoudig, ze laten zich niet zo maar wegjagen.’ ‘Maar dat ik nu wat ik bedoel! Waarom moeten wij wegjagen wat wij werkelijk zijn. Ik heb mijn hele leven geleerd dat alles in ons wezen een reden heeft, een nut. Maar als mensen gevaarlijke gaven hebben is dat in één keer verkeerd, niet nuttig? Ik kan het niet geloven. Het is het één of het ander.’
Langzaam, hand in hand lopen ze over de heuvels, in de verte gloeit een enorm donker woud. Lamech ziet een zwarte gloed om de bomen schitteren alsof er een zwart vuur in de toppen van de bomen brandt. Hij voelt een beklemmende pijn in zijn borstkast opkomen en hij kijkt Antheyanta gepijnigd aan. ‘Moeder Aarde waarom breng je me naar zo’n plek.’ Hij adem hortend en stotend. Het vuur in zijn borstkast loeit en knettert en hij kan geen adem meer halen. ‘Niet nog eens!’ Hij zakt op zijn knieën neer en slaat zijn handen voor zijn ogen. ‘Haal me hier weg Antheyanta, haal me hier weg alsjeblieft!’ Hij hoort het hoge geluid en even later zijn ze uit het zicht van de bomen. Ze kijkt hem uitdagend aan. ‘Het wegjagen van onze duivels is even slecht en dom als er hard voor weglopen Lamech. Je kunt niet weglopen voor wat je bent. Dat is hetzelfde als moord maar dan op jezelf.’ Ze beent boos weg. Lamech zit nog steeds op zijn knieën op adem te komen en kijkt haar na. Hij glimlacht begrijpend, het zuivere wezentje heeft werkelijk haar eigen duivels te bevechten. Alleen heeft zij een mooier masker opgezet gekregen dan hij.
Hij rent haar achterna en slaat vriendschappelijk een arm om haar heen. ‘Ik begrijp je Antheyanta, kom wees niet boos op mij.’ Ze kijkt hem vragend aan, ‘Boos? Ik ben niet boos. Ik begrijp alleen het leven niet. Er is zoveel leed door alle leugens die wij ons elke dag weer vertellen. Weinig wezens ken ik, die echt eerlijk zijn tegen zichzelf. Lamech jij bent niet zo. Ik weet dat je vecht tegen het vuur omdat je bang bent mensen te verwonden maar je durft te voelen wat je bent. Daarom heb ik je naar het woud gebracht. Ik dacht dat je daarheen wilde?’
‘Waarom zou ik naar dat woud willen?’ vraagt hij verbaasd. Antheyanta kijkt hem op zijn beurt puzzelend aan. ‘Er is mij verteld dat er iemand zou komen die ik naar het Dodenwoud moest begeleiden. Ik dacht dat jij dat zou zijn want ik heb je verscheiden keren in mijn dromen gezien. Ben jij het niet Lamech?’ Lamech herinnert zich dat Maleantara hem iets verteld heeft over een bericht van zijn moeder maar daar had hij helemaal niet meer aan gedacht. ‘Ik denk dat ik het ben, maar ik ben niet van plan te gaan, dat heb ik Maleantara ook gezegd. Mijn moeder kan mij niets te vertellen hebben wat ik wil horen.’
Lamech beent nu woedend weg en Antheyanta grijpt hem bij zijn arm om hem stil te laten staan. ‘Maar ze is je moeder! Als mijn moeder mij zou willen spreken zou ik naar de hellepoorten reizen en verder als het moest.’ Lamech kijkt haar vals aan, ‘Nou daar zou bij mijn moeder nog wel eens kans op zijn. En praat hier nooit meer over alsjeblieft.’ vraagt hij haar smekend. Antheyanta houdt zich stil en ze lopen beiden mokkend terug naar de water woningen.
Jammer genoeg is het erg ver en Lamech kijkt af en toe opzij. Kan ze niet weer normaal zijn en dat geluid ding doen. Ze lopen nu al uren en zijn maag begint te knorren. Antheyantas maag valt hem bij en ze maken een hoop geluid daar midden in de stille velden. Ze kijkt glimlachend naar Lamech en port hem in zijn zij. ‘Okay, ik begrijp het, laat ons gaan.’ En ze pakt hem bij de hand. ‘Maar voor ik ga, je bent nog niet klaar met me Lamech. Het laatste woord is hier nog niet over gesproken.’
Hij wil iets terug zeggen maar hij voelt alweer de overweldigende ervaring van het reizen door geluid. Als ze terugkomen, wil hij snel reageren op wat ze zei maar alles is in rep en roer. Ze verschijnen midden in zijn slaapvertrek en iedereen om hun heen staat luid te discussiëren. Kzandaars mond valt open als ze ineens in het midden van de kamer verschijnen.
Yliananto gaat uit zijn dak. ‘Wel verdraaid jij, jij…volg mij!’ zegt hij woedend tegen Antheyanta. Zijn hoofd is roodgloeiend en zijn vuisten zijn gebald en hij rent letterlijk de ruimte uit. Antheyanta volgt hem neergeslagen en werpt nog snel een ondeugende blik opzij naar Lamech. Lamech steekt zijn tong naar haar uit en kijkt naar buiten door de scheidingswand. Het Waterlandschap kalmeert zijn verwarde gemoed, vissen zwemmen en het waterleven gaat onberoerd verder. Kzandaar kijkt hem zijdelings aan, twijfelend wat hij moet zeggen. Lamech voelt de onrust in Kzandaar en hij zegt brutaal, ‘Ja, wat wil je zeggen? Ik heb het nu helemaal verbruid niet?’
Kzandaar zwijgt even en zucht vermoeid, ‘Niet voor jezelf Lamech, voor Antheyanta ziet het er niet best uit. Zij heeft een volksgeheim meegedeeld aan iemand die door de vader van het volk nog steeds met twijfel wordt bekeken.’
‘Twijfel? Pff volksvijand nummer een zeker! Antheyantas vader haat me gewoon.’ Kzandaar zucht vermoeid, ‘Niet alles gaat over haat Lamech. Yliananto kan nog beter dan ik schouwen. Hij vermoedt allang wat er op de heuvel is gebeurd en hij weet dat zijn dochter jou als haar persoonlijke vriend ziet. Dit is niet gemakkelijk voor een vader, zelfs al was je een normale jongen. Je bent niet van zijn volk. Probeer alsjeblieft af en toe in de schoenen van een ander te gaan staan Lamech. Een goede magiër moet zonder moeite kunnen voelen wat een ander voelt.’
Lamech ijsbeert briesend door de ruimte. ‘Een goede magiër? Ik zal nooit een goede magiër zijn! Ik ben een monster. Overal waar ik ga breng ik verwarring en verderf. Laat me met rust Kzandaar, ik moet nadenken.’ Kzandaar twijfelt, zijn smalle gezicht staat bezorgd en hij krabt in zijn korte witte baard. ‘Lamech luister,’ Lamech draait zich boos naar hem om, ‘Nee, ik luister niet, ik luister naar niemand meer. Antheyanta heeft me vandaag bijna naar het Dodenwoud gebracht. Ik dacht dat ik dood ging. Ik voelde me net zoals op de heuvel. Een hatend monster. Ik stikte bijna in het vuur. Kzandaar ik weet niet meer wat ik moet doen of wat ik ben en wat er van me verwacht wordt!’ Lamech stem klinkt als een noodkreet. Tranen staan in zijn ogen en hij veegt ze ruw weg. Kzandaar gaat naast hem staan en aait door zijn blonde haar. Lamech zakt in elkaar en huilt zijn hart uit. Lange ruwe snikken laten het lichaam van Lamech schokken en vele druppels bevochtigen Kzandaars lange blauwe kleed. Kzandaar lacht binnensmonds en laat hem begaan.
Als het stiller wordt zegt hij gniffelend, ‘Mijn kleed heeft al vele functies gehad maar nog nooit is hij als zakdoek gebruikt.’ Lamech kijkt hem schuldig aan, maar als hij opkijkt in het lachende gezicht van Kzandaar begint hij ook te lachen. Hij staat onhandig op en rommelt wat rond om zich groots voor te doen. Kzandaar is al tevreden, meer is nu niet nodig, het was teveel en te moeilijk om te verwerken voor een kind. Maar net als Antheyanta besluit hij, vanaf dit moment altijd aan zijn zijde te staan. Het is erop of eronder voor de grote landen. ‘Rust maar wat Lamech, ik praat wel Yliananto, maak je geen zorgen.’
Lamech kijkt hem twijfelend aan en draait zich weer om naar het Waterlandschap. Hij wil zo graag één van de draken zien maar hij vermoedt dat ze hem haten voor wat hij nu is. ‘Waarom zijn ze er niet voor hem?’ Plotseling begint het water buiten het schild te borrelen en kolken en binnen één enkele seconde is het water gevuld met tientallen draken. Alle kleuren, maten en vormen zwemmen in het rond en genieten van het heerlijke water. Twee draken zwemmen naar het schild van Lamech en schenken hem een nederige groet, ‘U heeft ons geroepen meester? Hier zij we.’
Lamech staat verstelt en hij niet alleen. Overal in de verschillende ruimtes wordt er verwonderd naar buiten gekeken. Ze bewonderen allen de kolossale macht en elegante schoonheid die de draken uitstralen. In de ruimte van Yliananto staat Antheyanta naar buiten te kijken en raakt helemaal in extase. Haar hart pompt zo snel dat ze het gevoel heeft te zullen exploderen. Ze was bijzonder hard aangepakt door haar vader maar in een keer is al het verdriet en de twijfel verdwenen. Ze ziet een paar schilden verder twee draken voor een schild hangen. Ze brengen duidelijk een groet en iedereen in elke ruimte hoort duidelijk de donderende stem van Maleantech in hun hoofd en in het water kolken. ‘U heeft ons geroepen meester? Hier zijn we.’
Ze rent de ruimte uit langs haar vader die met open mond staat te kijken naar de prachtige draken die het water buiten het schild in beroering brengen.
Ze rent rechtstreeks naar de kamer van Lamech en ziet hem voor het raam staan communiceren met de draken. Ze wist het! Haar hart vult zich met een onwankelbare vastberadenheid. Lamech is geen duivel of een wereldvernietiger zoals haar vader beweert. Hij is alles wat ze van hem verwacht en ze gaat trots naast hem staan.
Maleantara groet haar zacht, ‘Gegroet Antheyanta, fijn u hier te zien staan naast onze jonge meester. Zijn weg was zwaar en het eind is nog lang niet in zicht.’ Kzandaar komt de kamer binnen hollen. ‘Ah, Kzandaar goede vriend,’ zingt nu het strelende geluid van Maleantara stem door het water en vult elk hoofd in alle ruimten van de water woningen met een vreedzaam en gelukzalig gevoel. ‘Lamech je bent gezegend met vele goede vrienden. Wij wensen je succes met je reis.’ En het volgende ogenblik is het water weer leeg. Vissen gluurden angstig uit hun verstopplekken en planten bewegen nog zachtjes heen in weer. Lamech kijkt verlegen en verwart opzij naar Antheyanta en Kzandaar, ‘Het spijt mij als ik soms wat moeilijk doe en jullie niet waardeer. Ik weet het allemaal niet zo goed meer wat ik wil en moet en zo.’ Hij stamelt en stotterend en kijkt wanhopig naar Antheyanta die een arm om hem heen slaat. ‘Het geeft niet, bijna niemand weet in zijn leven precies wat hij wil en waar hij heen gaat. Het loopt allemaal vanzelf zogezegd. En in jouw geval rent het nogal hard voor je uit denk ik. Alles gaat veel te snel voor je en is moeilijk te bevatten, neem rustig de tijd. Ik denk dat mijn fout van vanmiddag wel vergeven is dankzij de draken. Te lang hebben wij hun gezelschap moeten missen. Vroeger waren ze goede vrienden van het watervolk maar sinds de zegels van Liberato zijn ze nooit meer in onze wateren gezien.’
Yliananto komt binnen en kijkt Lamech strak aan. Lamech ziet de verbeten blik en de strijd in de diepblauwe ogen. Verwondering en verzet strijden om de voorrang. ‘Ik wil je danken namens het gehele watervolk, jonge meester.’ Hij wendt zijn blik kort op zijn dochter, ‘Ik wil jou straks nog even spreken in mijn kamers jongedame.’ Zijn stem klinkt streng maar lang niet zo kwaad als een klein half uurtje geleden. Antheyanta kijkt Lamech even snel aan en zucht opgelucht. Hij groet Kzandaar kort en verlaat de ruimte weer even plotseling als hij is binnengekomen, de groep met open mond achterlatend.
Antheyanta kijkt verbaasd naar de gesloten deur achter haar vader en begint luid te lachen. ‘Zo dat is goed. Als mijn vader zo snel mijn grote misstap vergeeft en jouw persoonlijk komt bedanken, lijkt het erop dat ons volk weer haar rechtmatige plaats in de Grote landen gaat innemen, mijn dank Lamech.’
Lamech kijkt Kzandaar wanhopig aan. Kzandaar reageert snel, ‘Ik denk dat het tijd is voor een beetje rust, ‘Kom Antheyanta, ik wil nog wat met je bespreken.’ Kzandaar sleurt haar bijna uit de ruimte, Lamech wanhopig verward achterlatend. Hij stort neer op het bed en legt zijn hoofd tegen de grote kussens aan de wand en kijkt starend naar buiten. Wat in godsnaam is er allemaal aan de hand in zijn leven. Hij wilde gewoon de wereld zien maar in enkele weken tijd is zijn dood saaie leven veranderd in een chaos van onbegrijpelijke gebeurtenissen. Hij sluit zijn ogen en valt weg in een diepe rustige slaap.
Hoog boven hem vliegen de draken en het warme water van het bergmeer stelt zijn verwarde gemoed gerust. Een paar kamers verderop zitten Kzandaar en Antheyanta zachtjes te praten. ‘Ik had laatst al van je begrepen dat je Maleantara kent Antheyanta. Was zij degene die je de opdracht gaf Lamech naar het Dodenwoud te begeleiden?’ Antheyanta knikt. ‘Maleantara verschijnt sinds ik een klein meisje ben al in mijn dromen. Ze vertelde mij altijd dat ik ons volk zou bevrijden uit hun zelfgekozen verbanning. En dat ik een gids en hulp zou zijn voor een jongen in moeilijkheden. Ze had mij volledig voorbereid op het verwarde en ruwe karakter van Lamech maar ze heeft zich vergist denk ik soms. Lamech heeft een erg sterk karakter en is diep in zijn hart goedmoedig. Ik denk dat die affaire met zijn moeder zijn geest verduisterd. En natuurlijk de overmoed van vele jongens die zoveel groter willen zijn en zoveel meer willen doen dan hun ouders hun toestaan is er ook schuldig aan.
Hij is lange tijd niet bewust geweest van zijn gaven en zijn grote en onbegrijpelijke levenstaak.’ Kzandaar schud instemmend, ‘Ja, maar Malakaï en Harald hadden daar hun eigen redenen voor. Zij waren er niet zeker van of Liberato nog op zoek was naar Lamech. En hem het idee geven dat Lamech was gestorven samen met zijn moeder was volgens hen de wijste beslissing die zij konden maken. Soms twijfel ik er ook aan of dat wijs is geweest, maar zovaak moeten wij kiezen uit twee slechte keuzen omdat er soms geen perfecte oplossing is. Maak je geen zorgen, als we dicht bij hem blijven zal hij niet gek worden van de overvloed aan ervaringen die hij heeft te verwerken. En tenslotte hij heeft de draken nog. Hij heeft hulp genoeg, de rest is aan hem.’
L
Tor zover hoofdstuk 12
amech wordt wakker in zijn zittende houding. Het water is donker en alleen de reflecterende ogen van de vissen en de gloeiende anemonen geven het water een sprookjeachtige gloed. Zijn maag knort en hij beseft dat hij de avond ervoor niets heeft gegeten. Eigenlijk heeft hij al dagen niet goed gegeten. Vanaf het moment van de overval heeft hij geslapen. Zijn maag knort zo luid dat hij bang is dat men hem buiten de deur kan horen. Enkele visjes kijken naar binnen en zoeken het schild af naar iets te eten. De warmte om het schild verzamelt altijd een hoeveelheid plankton.
Lamech kijkt jaloers naar de etende vissen. Hij durft niet onuitgenodigd door de gangen te dwalen op zoek naar de keukens om iets te eten. Er is teveel gebeurd in het waterpaleis. Iedereen zal wel over hem praten en hij verwacht dat iedereen hem na zal wijzen. Eigenlijk wil hij deze prachtige ruimte nooit meer verlaten.
Plotseling gaat de deur open. Antheyanta en een lange slanke vrouw komen binnen. In hun handen houden zij grote schelpen die gevuld zijn met allerlei heerlijke gerechten. De geuren doen zijn maag nog harder knorren. ‘Nog even harder en de kamer gaat ervan schudden Lamech. We kunnen het op de gangen horen vandaar dat ik de opdracht kreeg je te redden. Of althans de zalen te redden van een aardbeving wel te verstaan.’ Antheyanta babbelt rustig door en hij kijkt haar schuldig en onzeker aan maar haar glimlach antwoordt hem ontspannen.
Hij valt zonder iets te zeggen aan en eet tot hij er buikpijn van krijgt. Antheyanta kijkt glimlachend toe terwijl ze af en toe een garnaaltje of een mossel in haar mond steekt, zij heeft vanmorgen vroeg al gegeten in de grote zaal met haar gehele volk.
Het was er behoorlijk onrustig geweest en iedereen had haar beladen onder vragen. Daarna was haar vader opgestaan en had een toespraak gegeven. ‘Mijn zonen en dochters van het Watervolk. Veel is er gebeurd gisteren. Zowel goed als kwaad.’ En hij kijkt strak naar Antheyanta als hij dat zegt. ‘Maar laat ons niet vergeten dat vele lange jaren terug wij een deel waren van de Grote landen.
Ten tijde van het grote keizerrijk waren wij welkome gasten in de hoven en in de paleizen van de grote heren. Lang hebben wij ons afzijdig gehouden van de zaken in de wereld en wij zijn verdwenen uit de geschiedenis van de mensen. Het watervolk en de draken die wij gisteren na lange tijd weer in onze wateren welkom mochten heten zijn niet meer dan verhaaltjes die mensenkinderen te horen krijgen als ze gaan slapen.
Lange tijd waren wij daar tevreden mee, maar de tijden zijn veranderd. U kent het vrijgevochten karakter van mijn dochter.’ De hele zaal had gelachen en Antheyanta had zich zowel ongemakkelijk als gesteund gevoeld. ‘Jullie allen hebben kennis gemaakt met onze jonge gast die veel verwarring heeft veroorzaakt, onze wetten heeft gebroken maar ons ook met zijn gaven heeft verblijdt. Lamech heeft de verzegelingen van het draken rijk verbroken en onze vrienden zullen ons weer bijstaan en bezoeken als wij bereid zijn de wereld bij te staan en niet langer onder stenen en achter onze waterplanten blijven schuilen.’
De hele zaal was in luid gepraat uitgebroken. Antheyanta had haar vader dankbaar aangekeken en hij had twijfelend terug gelachen. Zijn ogen stonden verdrietig om het verlies van zijn enige dochter en zijn hart was bang voor de dingen die onherroepelijk zouden volgen. Hij zocht steun bij de blauwe magiër die de hele tijd naast hem had gezeten. Kzandaar klopte hem op zijn rug.
Na haar dagelijkse taken was Antheyanta direct naar de keukens gegaan om eten te halen voor Lamech die zij nu openlijk kon bezoeken. ‘Lamech hoe gaat het nu?’ Antheyanta onderbreekt het luide geslobber van Lamech die met zijn mond vol antwoord, ‘Mm nu gaat het wel goed, ik had honger als een beer na een lange winterslaap.’ Antheyanta lacht, ‘Je had ook dagen niet gegeten. Het spijt mij dat ik je gister zo heb overvallen. Het was wel een beetje veel voor één dag niet?’ Lamech knikt en zuigt een lange sliert groen wier in zijn mond. Het groene vocht spat in het rond. ‘Een beetje, maar dat met de draken heeft veel goed gedaan heb ik het vermoeden. Heeft je vader je vergeven dat je me het volksgeheim hebt getoond?’
Antheyanta knikt enthousiast, ‘Ja, en vanochtend heeft hij in de grote eetzaal een toespraak gehouden. Alles gaat nu veranderen en dat maakt veel vragen en twijfel los bij ons volk dat zoals je weet lange tijd verborgen heeft geleefd.’ Lamech knikt nu nadenkend. Daar ben ik toch niet alleen schuldig aan hoop ik?’ Antheyanta lacht, ‘Nee ik heb de laatste jaren mijn volk af en toe tot waanzin gedreven met mijn ongehoorzaamheid ten opzichte van de verbanningswet. En nu heb ik gelijk gekregen, de grenzen gaan weer open en langzaam zullen de mensen weer weten dat wij echt bestaan en geen sprookjes wezens zijn. Ik hoop dat de wereld er klaar voor is. Het is erop of eronder voor ons volk.’
Lamech knikt vertwijfeld, ‘Dat is het voor velen in deze tijd. Maar iedereen heeft zijn eigen verantwoording vind ik. Waar ik zo’n hekel aan heb is dat op één of andere manier iedereen van alles van mij verwacht. Wie ben ik, dat ik de wereld kan of moet redden. Zou het niet eerlijker en beter zijn dat iedereen zijn eigen deel doet en niet afwacht en opkijkt naar anderen, die de weg ook niet precies kennen?’ Antheyanta knikt instemmend, ‘Je hebt gelijk Lamech, maar als er geen dirigent voor een orkest staat weet niemand wanneer te beginnen en wanneer hun deel van hun wordt verwacht. Het zou een chaotisch muziekstuk worden Lamech. Ik weet dat het niet leuk is maar je hebt vele vrienden die er allemaal zijn om je te ondersteunen vetrouw daar nu maar op. Ga elke dag gewoon verder op het pad naar wat je gevoel je aangeeft.’
Lamech springt boos op, ‘Of het pad dat me door mijn strot wordt gedrukt omdat ik de gave heb overal net op het verkeerde moment binnen te vallen!’ Hij schrikt van het pijn vertrokken gezicht van Antheyanta. ‘Ik bedoel het niet zo maar het is echt niet leuk om door iedereen geleefd te worden. Het lijkt er voor mij op dat er niet één beslissing is die ikzelf neem.’ Antheyanta glimlacht stilletjes, ‘Ik weet het Lamech maar het is nu eenmaal zo. Dit is de realiteit waar je in zit. Wat is, dat is! En daar kan jij met mopperen of met hard wegrennen niet veel aan veranderen.’
Lamech zwijgt verder en kijkt naar buiten. Dit bijzondere meisje dat op één of andere manier aan hem verbonden is kan hem af en toe echt met de mond vol tanden laten staan. Hij kijkt haar vragend aan. ‘Waarom heb jij je verbonden aan mijn lot Antheyanta. Niemand heeft je daartoe gedwongen. Ben je niet bang voor mij. Je weet wat ik ben en je kent mijn duistere kant?’
Antheyanta antwoord met gesloten ogen, ‘Dat weet ik allemaal Lamech maar ik ben net als jij maar een klein radertje in het grote levens wiel van de Moeder Aarde. Ik heb mijn eigen wensen en gedachten en heb zelf veel opgeroepen met die soms extreme wensen van mij, net als jij.’ ‘Wat bedoel je met over mezelf afgeroepen?’ reageert Lamech onbegrijpend. ‘Wil je zeggen dat alles mijn eigen wens is. Het spijt me dat kan ik niet te geloven.’
Antheyanta zucht zachtjes. ‘Natuurlijk is veel wat om ons heen gebeurd het gevolg van wat anderen met hun leven doen, maar een even zo groot deel hebben we zelf in de hand. Bijvoorbeeld: Heel je leven wil je al een magiër zijn. Je houdt van de draken die je al als kind zag. Je vindt het eenvoudige boerenleven maar doodsaai. Als je één plus één optelt krijg je onherroepelijk jouw leven zoals het er nu uitziet. Het had iets rustiger gekund maar als je over een brede rivier wilt springen, moet je soms al je kracht en energie op één moment bundelen en gebruiken, anders zul je nooit de overkant bereiken.
‘Lamech denkt diep na over de wijze woorden van dit jonge meisje. Hoe is het mogelijk dat er zoveel wijsheid in haar aanwezig is. Misschien zijn niet alle vrouwen hetzelfde. Hij denkt aan zijn moeder maar zijn hele wezen klapt in elkaar. Misschien had zijn moeder lang geleden in de toekomst gekeken en gezien dat hij een monster zou worden. Misschien had ze hem daarom willen vermoorden. Zijn hart opent en hij twijfelt over het harde oordeel dat hij altijd velt over zijn moeder. Zij was in die tijd wanhopig en zij kende de macht van Liberato, misschien had zij gezien dat het echt onmogelijk is om zijn macht te breken.
‘Misschien is het tijd mijn moeder te zoeken Antheyanta.’ Antheyanta die nooit verwacht had dat Lamech zo snel van mening zou veranderen, valt pardoes naast haar stoel omdat ze te snel wil opspringen. Ze staat op en kijkt hem verwart en twijfelend aan. ‘Laten we een paar dagen rust nemen en met Kzandaar overleggen.’
‘Ik wil dit alleen doen Antheyanta, zonder de ogen van iedereen op me gericht. Ik ben het met je eens dat we een paar dagen kunnen wachten ik ben tenslotte snel van menig veranderd maar je moet me beloven dat je het aan niemand vertelt. Beloof je dat?’ Lamech kijkt Antheyanta smekend aan. Zij knikt terwijl ze diep in zijn ogen zoekt naar een achterliggende gedachte maar ze voelt alleen een vastberadenheid vermengt met angst.
‘Dat is goed Lamech, we genieten van de komende dagen rust, ik laat je mijn land zien en dan gaan we naar het woud als jij er klaar voor bent, afgesproken?’ Lamech knikt instemmend en hij schudt haar hand. Samen lopen ze naar de keukens waar ze de parelmoeren etensbladen terugbrengen naar de koks die alweer volop aan het werk zijn met de maaltijd van die middag. Iedereen staart Lamech eerbiedig of twijfelend aan. Hij voelt dat het watervolk niet eensgezind is in de beslissingen van hun leider en stamvader. Hij kijkt af en toe op en probeert een verlegen groet. Antheyanta die zijn stuntelende pogingen waardeert glimlacht bemoedigend en denkt, ‘Het komt wel goed met Lamech hoe gevaarlijk de monsters in zijn hart ook zijn, hij zal ze overwinnen dat weet ik zeker!’
Hoofdstuk 10
Het Dodenwoud
De rest van de dagen wandelen ze in het prachtige land rond. Kzandaar begeleidt hen af en toe en Lamech geniet van de stille afwachtende houding van het bescheiden watervolk. Ze behandelen hem met vriendelijke terughoudendheid. Gastvrij maar niet opdringerig. Antheyanta denkt daar wel anders over. Zij had het watervolk samen met Kzandaar streng toegesproken om Lamech volledig met rust te laten. De dag dat Lamech klaar is om zijn moeder te bezoeken komt veel te snel volgens Antheyanta.
Op een morgen als ze ver hebben gewandeld over de heuvels en ergens rusten met hun voeten in een kabbelend beekje doorbreekt Lamech plotseling de stilte, ‘Antheyanta, ik denk dat het tijd is om mijn moeder op te zoeken. Maleantara heeft me vannacht bezocht in een droom en ze maande me tot spoed. Ik vind het jammer maar ik denk dat er veel zal veranderen als ik mijn moeder zal vinden. Ik weet niet waarom, maar ik kan het gevoel niet van me afzetten dat ik hier niet weer terugkeer. Antheyanta ik ben bang!’ Lamech zucht diep, ‘Hoe kan ik me nu ooit voorbereiden op wat er gaat komen als ik niet weet wat er gaat gebeuren?’
Antheyanta kijkt verdrietig, ‘De toekomst is voor niemand duidelijk Lamech en ik denk dat het goed is zo. Als wij beseffen wat er voor ons in verschiet ligt zullen vele belangrijke gebeurtenissen niet plaatsvinden. De angst zou ons de moed in de schoenen doen zinken.
Weet je zeker dat je nu wilt gaan? Wil je echt geen afscheid nemen van Kzandaar en vader?’ Lamech schudt resoluut, ‘Nee Antheyanta ik kan het niet. Laat ons gewoon gaan en snel terugkomen.’ Antheyanta pakt zijn hand en één seconde staan ze weer op de heuvel vlak bij het donkere woud.
‘Voor je gaat moet ik je nog iets vertellen Lamech, ons volk heeft lange tijd dicht bij het duistere woud geleefd en vele verhalen en legendes spreken over de dreiging en verschrikkingen in het bos. Ik wil je waarschuwen, weinigen zijn onveranderd uit het bos teruggekeerd. Maar ik vertrouw op Maleantara dus denk ik niet dat je leven echt gevaar loopt maar pas op, de machten die er rondwaren zijn erg sterk.’
Lamech kijkt naar het duistere groene woud. ‘Waarom wordt het, het Dodenwoud genoemd eigenlijk. De doden zijn daar toch niet echt?’ Antheyanta schudt haar hoofd. ‘Nee, ik denk het niet. Wat ik heb begrepen uit de verhalen, is dat hier de sluier tussen realiteit en Mystiek erg dun is. Er kan hier dus erg veel gebeuren op verschillende gebieden. Maar altijd gebeurt het in je eigen hoofd. De doden hebben hier geen macht. Ik denk dat je moeder net als Maleantara in één andere dimensie vertoeft. Ze zal waarschijnlijk in je gedachten of in een visioen verschijnen, ik weet het ook niet zeker. Van ons volk ken ik niemand die ooit interesse had het bos in te gaan. Wij zijn lichtwezens en duisternis trekt ons niet zo.’
Lamech knikt haar lachend toe, ‘Oh ja, en wat doe jij dan met mij?’ Antheyanta lacht grijnzend terug, ‘Tja dat vraag ik me ook af.’ Ze lopen gezamenlijk naar de rand van het bos. De duisternis is overweldigend. Het is er zo donker dat na twee rijen bomen al niets meer te zien is dan pikzwarte duisternis. Lamech kijkt Antheyanta aan en knijpt in haar hand. ‘Tot hier Antheyanta, en niet verder.’ ‘Wat bedoel je Lamech, ik ga mee!’ reageert Antheyanta boos. ‘Ik zei tot hier en niet verder, ik ga alleen. Ik wil jou dit niet aandoen. Wacht een uurtje als ik dan niet terug ben slaap ik hier en kom je me morgen halen, okay?’
Antheyanta wil protesteren maar als ze in het vastberaden gezicht van Lamech kijkt sluit ze haar mond weer. ‘Okay, maar ik wacht zo lang mogelijk, en daar wil ík geen discussie over.’ Lamech kijkt haar lang aan en houdt haar gezicht tussen zijn handen vast alsof hij elke lijn van haar gezicht in zijn geheugen wil griffen. Hij draait zijn hoofd even naar het bos om en voelt langzaam de pijn in zijn borst weer opkomen. ‘Goed ik ga nu.’ Antheyanta geeft hem snel een kus op zijn voorhoofd en Lamech glimlacht verlegen. Haar kus verwarmt zijn hart één ogenblik maar het vuur in zijn borstkast laat hem er geen moment genieten. Zijn lucht wordt afgesnoerd en hij beseft dat hij snel moet gaan anders laat Antheyanta hem nooit meer alleen gaan. ‘Ik ga.’ Lamech draait zich volledig om en loopt het bos in zonder éénmaal om te kijken.
Hij loopt door tot de complete duisternis hem heeft opgeslokt. Hij heeft moeite met ademhalen en ziet geen hand voor ogen. Hij neemt een gloeisteen uit zijn zak die Antheyanta hem had toegestoken die ochtend en kijkt om zich heen. Had ze geweten dat dit zou gebeuren? De steen reflecteert de kleur van de bomen en gloeit diepgroen op. De hele situatie lijkt een nachtmerrie die je zo snel mogelijk wilt vergeten. Maar vergeten is er voor Lamech nog niet bij, hij staat nog middenin zijn nachtmerrie. Moedig loopt hij dieper het bos in zonder na te denken over de richting die hij zou moeten nemen. Tenslotte kan hij niemand vinden in dit bos als hij of zij niet gevonden wil worden. Hij wacht af en loopt rond.
Hij herinnert zich het bos om het bergmeer. Als hij ‘s nachts eens onrustig was liep hij daar vaak rond. De geluiden maakten hem soms onzeker en lieten hem af en toe opspringen van angst.
Maar hier heerst absolute stilte alsof je diep onder de grond zit en al het geluid is buitengesloten. Hij heeft het gevoel dat zijn oren onder hoge druk staan en het maakt hem misselijk. De pijn in zijn borstkast is zo erg geworden dat hij neerzakt op een omgevallen boom. Piepend komt de adem zijn longen binnen en hij voelt zijn borstkast exploderen. Hij kucht en de geur van zwavel verspreidt zich om hem heen.
‘Moeder waar ben je, je monster is hier!’ Hij staat nu rechtop en een wrede glimlach speelt om zijn mond. ‘Moeder je hebt geroepen en ik ben hier, wat wil je van me.’ Maar alles blijft doodstil en twijfel neemt bezit van zijn gedachten. Hij begint zachtjes te mompelen, ‘Wat doe ik hier in Godsnaam. Ik lijkt wel gek, wat verwacht ik eigenlijk. Een gezellige ontmoeting met mijn moeder in een door God vergeten Dodenwoud. Wil je me nog eens vermoorden. Want nu ben ik pas echt een monster geworden moeder.’
Het geluid van zijn stem doorbreekt de stilte alsof er nooit in het verleden een geluid is geweest. Het doordringende echo komt naar hem terug en hij hoort duizenden stemmen fluisteren en mompelen om hem heen. Hij probeert ze te verstaan en uit angst kruipt hij in elkaar met zijn rug tegen een grote boom. Het mos is zacht en kleverig en stinkt naar verrotting. ‘Godsnaam, godsnaam, Gek, gek, gek, moord, moeder, moeder.’ De stemmen dringen zijn oren binnen en zij schreeuwen en drammen om een plek in zijn hoofd.
Hij kijkt om zich heen en houdt de steen boven zijn ogen maar er is niets meer te zien dan duisternis buiten de groene gloed op de eerste rij bomen. De bomen staan stil er is geen enkele beweging. Wind en leven is hier opgehouden. De geur van rottend hout doordrenkt hem met een gevoel van dood en hij herinnert zich het graf van Baleantach. Hij sluit zijn ogen maar het beeld wil niet meer verdwijnen.
Plotseling kruipen langs zijn hele lichaam kleine beestjes en hij slaat in het wilde weg om ze van zich af te slaan. Maar als hij op de grond kijkt is er niets te zien. Maar op zijn hele lichaam ziet hij duidelijk de witte lijk maden reflecterend in het groene gloeiende licht van zijn lichtsteen. Hij trilt in afgrijzend en de geur van dood laat hem kokhalzen. Hij slaat dubbel en leegt zijn gehele maaginhoud en hij kan niet meer stoppen. Zijn lichaam schokt en schudt en zelfs als er niets meer uit zijn lichaam komt dan rottende lucht vermengt met zwavel gaat zijn lichaam door met de maagkrampen.
Lamech ligt trillend op de grond en zoekt naar het pad waar hij het bos is ingekomen maar hij kan niets meer zien. Alleen duisternis en de groenige schaduwen van bomen. Hij beseft dat hij zal sterven als hij het bos niet snel verlaat en hij begint trillend van pijn en ademgebrek te kruipen in de richting waar hij vandaan kwam. Hij trekt zich op langs de stam van een boom en kijkt nogmaals in afgrijzen naar zijn armen. Het wriemelen van de witte beestjes gaan onverminderd door en hij ziet dat zij zijn jas bijna hebben stuk gevreten. Hij slaat ze nogmaals van zich af maar ze blijven komen. Hij voelt nu duidelijk dat ze door de gaten van jas kruipen en voelt hun klamme krakende lijfjes over zijn huid glijden. Duizenden pootjes lopen over zijn armen en borstkast en hij schreeuwt.
‘Nee!…’ Het vuur in zijn borstkast ziet een uitweg en barst uit zijn longen, zijn mond en gezicht verschroeiend. Het vuur verbrandt al het struikgewas in zijn omgeving en de maden op zijn lijf kraken en ploffen uiteen in een slijmerige rokende massa. Het vuur likt aan een dichtbij staande boom en hij ziet een groot donker wezen met rood gloeiende ogen vanuit de verte naar hem kijken. Hij schrikt maar zijn angst maakt plaats voor woede en hij schreeuwt nogmaals en het vuur uit zijn lijf zet de hele omgeving in lichterlaaie. Het wezen staat nog steeds te kijken alsof vuur hem niet deert. Hij grijnst en hij slaat zijn enorme vleugels uit en krijst. Vuur komt nu ook uit de bek van het wezen en vermengt zich met het vuur van het brandende bos. Lamech kijkt verwondert naar zijn lijf. Waarom brandt hij niet. Op dat moment van helderheid beseft hij dat hij naar zichzelf kijkt.
Het wezen staart nieuwsgierig naar hem en hij ziet de huid van het wezen glanzen in de uitstervende vuurtongen. Hij knippert met zijn ogen en de rode gloed gaat over in een groene glans. Lamech stapt dichterbij alsof hij zichzelf beter wil bekijken. Het wezen stapt onbevreesd op hem toe. Zijn glanzende huid is bezaaid met kleine wit glanzende veren die groenig glanzen in de vorm van schubben en duizenden kleine kristallen die lichten groen op.
Hij bewondert de vorm van het dier of mens en kijkt naar zijn eigen lichaam. Zijn kleren zijn weg en zijn hele huid is bedekt met zachte schubben en duizenden groene kristallen schitteren in zijn ogen. Het vuur in zijn borstkast is tot rust gekomen en de lucht komt met grote teugen zijn lijf binnen. Nogmaals voelt hij de grote macht van het wezen. Hij kijkt op maar het wezen is verdwenen. Hij voelt zich goed en zijn zicht is aanzienlijk verbeterd.
Hij ziet diep in het bos duidelijk een breed pad. Hij loopt erheen ondertussen genietend van zijn lijf. Hij is wat hij is. Waarom zou hij zich ertegen blijven verzetten. Antheyanta had gezegd dat, dat moord was maar dan op zichzelf.
En vanaf het moment dat hij accepteert wat hij is voelt hij geen pijn meer. Een rustig gevoel komt over hem terwijl hij zijn vleugels bewondert. Hij vraagt zich af of hij ermee kan vliegen. Een glimlach verschijnt op zijn lippen. ‘Wel niet hier, Er is niet eens ruimte om ze uit te slaan, dan ben ik mijn nieuwe aanwinst direct weer kwijt.’ Hij is bij het pad aangekomen en volgt het dieper het bos in. Aan beide kanten van het brede pad groeien grote bomen en hun takken zijn tot een natuurlijke tunnel gegroeid. In de verte ziet hij een zwak licht gloeien, het is het eerste licht dat hij ziet dat niet dezelfde ziekelijke groenige uitstraling heeft. Het licht geeft hem moed en hij stapt stevig door maar beseft dat Antheyanta zich nu wel zorgen zal maken.
Die gedachte maakt hem onrustig. ‘Als ze me maar niet achterna komt verdorie!’ Hij draait zich om en de duisternis keert terug. Pikzwarte duisternis en de beklemmende druk op zijn borst neemt weer bezit van hem. Het licht in de verte is verdwenen en zijn oriëntatie is weg. Waar kwam hij vandaan en waar was het brede pad. De bomen sluiten hem aan alle kanten in en hij voelt zijn vleugels langs de bomen slijten. Hij schudt de gedachte aan Antheyanta van zich af, ‘Niet nu, ik heb een andere taak nu!’
Even plotseling staat hij weer midden op het brede pad en het licht is dichterbij gekomen. Een gevoel van herkenning komt over hem. In de verte ziet hij zijn ouderlijk huis, het huis op de heuvel. Het staat er zoals hij het zich herinnert voor de brand. Het bergmeer schittert hem blauw en helder tegemoet tussen de stammen van de bomen door. Hij rent naar voren en het zachte gras verwelkomt hem zacht geurend. Hij stapt in het water en voelt de ruimte om hem heen als een genezende douche. Hij slaat zijn vleugels uit en hij voelt de kracht door zijn lichaam stromen. Zijn twee harten kloppen gelijkmatig en het geluid klinkt in zijn hoofd als het gelijkmatige ritme van houthakkers in het bos. Hij kijkt om zich heen en ziet een klein kind spelen aan de waterkant.
Hij voelt in één seconde wie het is en twijfelt. Hij wil er wel heenrennen maar het idee zichzelf te zien als kleine jongen houdt hem tegen.
Een zachte stem klinkt door de lucht. Verdriet druipt er aan alle kanten af. Op de houten veranda staat zijn moeder. Haar ogen zijn rood van het huilen en grootvader staat dicht bij haar. ‘Komt Lamech eten!’ Het kleine magere jongetje glimlacht en kijkt verdrietig naar zijn moeder. ‘Ik kom eraan mama.’
Hij staat op en rent het huis binnen. De deur slaat dicht en de stilte keert weer terug. Dit moest het moment zijn vlak voor de brand en nadat zijn vader was verdwenen. Hij vraagt zich af of dit alles een visioen is of één of andere vorm van magie. Het water aan zijn voeten voelt warm en nat en de lucht om hen heen ruikt naar de dennenbomen in het bos. Hij geniet van de ervaring en probeert zijn vleugels uit. Na vele pogingen kan hij enkele meters half rennen half zweven en onverstoorbaar blijft hij oefenen de tijd vergetend.
Plotseling ziet hij vanuit zijn ooghoeken het jongetje naar hem staren en hij valt pardoes in het water. Hij kijkt naar zijn jonge evenbeeld en ziet dat het jongetje ziek is. Zijn gezicht is lijkbleek en zijn ogen liggen diep in de oogkassen. Zijn jonge evenbeeld lacht en steekt zijn hand naar hem uit alsof hij hem uitnodigt naar hem toe te komen. Lamech die in het midden van het meer terecht is gekomen toen zijn laatste vliegpoging zo plotseling werd onderbroken duikt onder water omdat hij niet naar het kind kan kijken en vergeet onder water even het schrikbeeld van zijn herinnering.
Hij geniet van zijn nieuwe lichaam in het water. Hij herkent het gevoel uit één van zijn dromen alsof hij zweeft onder water. Vlak bij het kiezelstrandje duikt hij weer op en spuugt een straal water over de kiezels stenen richting zichzelf. Zijn gedachten lijken onvatbaar en een onherkenbaar gevoel stroomt door zijn aderen Het voelt allemaal vreemd bekend aan.
Hij lacht of althans zijn jongere ik lacht en nodigt hem nogmaals uit. Lamech stapt uit het water en kijkt zichzelf strak aan, ‘Hallo Lamech, hoe gaat het met je?’
Kleine Lamech kijkt hem verbaast en nieuwsgierig aan, ‘Wat ben jij? Jij ziet er net zo uit als mijn vader maar ook een beetje als de draken?’
‘Ik ben niet je vader Lamech en ik ben geen draak. Ik ben een beetje van allebei.’ Kleine Lamech kijkt hem verbaasd aan, ‘Hoe weet jij mijn naam?’ Lamech lacht terug, genietend van het gesprek, ‘Dat hebben de draken me verteld denk ik. Wil je even op mijn rug zitten en een klein eindje met me vliegen? Je hebt gezien dat ik nog niet zover kom want ik heb mijn vleugels nog niet zo lang zie je.’
Kleine Lamech knikt enthousiast, ‘Maar ik mag niet nat worden hoor want anders wordt moeder weer verdrietig.’ Zijn ogen staan ernstig en verdrietig en hij kijkt snel over zijn schouder naar het huis.
Lamech voelt de pijn in de ogen van kleine Lamech lijfelijk in zijn eigen borstkast,’ Huilt moeder nog steeds elke dag.’ Kleine Lamech knikt bedroefd, ‘Ja mijn vader is dood. Eerst zei mama dat hij gauw terug zou komen maar nu zegt ze dat hij nooit meer terug komt. En ze maakt zich zorgen om mij. Ik weet niet waar hij is, wij hebben hem naar de zee gebracht lang geleden.’
Lamech gaat op het strandje naast de jongen zitten en luistert naar het kabbelen van het water tussen de kiezels van het strandje. Kleine Lamech respecteert de stilte en gaat naast hem zitten en legt zijn magere handje in de kom van het uiteinde van de glanzende vleugel die tussen hen in ligt. Tijd en pijn lijken te vervagen en ze genieten beide van dit samenzijn.
Plotseling springt kleine Lamech op en hij zegt: ‘kom, je had me beloofd op je rug te vliegen. Hij kijkt verlegen, ‘Ik weet wel dat je niet zo hoog kunt en dat vind ik niet erg hoor. ‘Oké, klim maar op mijn rug,’ antwoordt Lamech en hij tilt hem op en kijkt even angstig om, ‘Beloof me dat je me goed vasthoudt Lamech?’ En dat beloofde de opgewonden kleuter plechtig. Hij slaat zijn vleugels uit en geeft alles wat hij heeft en één seconde later zweven ze al over het huis en over de bomen. Hij vliegt! Lamech voelt de enorme siddering van de vleugels en geniet intens. Op zijn schouders voelt hij zichzelf zitten, trillend van ingehouden emoties. Zij genieten. Even later als ze moe zijn van het vliegen landt Lamech weer op het kiezelstrandje en ze zakken beiden overweldigt neer op het ruwe gras naast het kiezelstrandje. Een lange stilte valt en intens genot giert door hun aderen. Ze zijn voor eeuwig verbonden; hij en het grote draakwezen.
De kleine jongen voelt de kracht in zijn longen terug komen een tweede hart begint krachtig en vastberaden in zijn borstkast te kloppen hij kan het geluid horen bonzen in zijn oren.
‘Lamech…’ een stem zachte stem roept hem. Hij hoort zijn moeder roepen en hij kijkt op naar het vreemde wezen naast zich. ‘Bedankt, ik hoop dat ik nog eens met je mag vliegen?’ Het bijzondere wezen kijkt hem strak aan maar kleine Lamech is niet bang voor het enge witte oog en het gezicht dat lijkt op de bast van een eeuwenoude dennenboom. Heel zachtjes raakt hij één van de heldere kristallen aan in de vleugels van Lamech en streelt de zachte verenschubben. ‘Beloof je dat je terug komt?’ Het draakwezen knikt hem vriendelijk toe van ja.
Hij rent naar binnen en voelt zich voor het eerst sinds lange tijd beter. De pijn in zijn borstkast is verminderd en hij kan de frisse lucht van het water en de bomen weer vrij inademen. Hij draait zich nog éénmaal om en zwaait naar het wachtende wezen. Hij opent de deur en rent naar binnen. ‘Mama, ik heb een draak ontmoet. Nou ja, het is geen draak maar ook geen man. Hij lijkt op vader.’ Zijn stemmetje wordt zacht en verdrietig in een ogenblik, ‘Maar hij heeft zich heel zeer gedaan denk ik.’ Met zijn handje strijkt hij bedenkelijk over zijn gezicht. Hij kijkt naar zijn moeder die ineengedoken voor de haard zit. Op de tafel staat een eenvoudige maaltijd. Brood met soep. ‘Bah, mam dat eten we elke dag al.’
De vrouw kijkt verbaasd op alsof haar gedachten tijd nodig hebben om zich om te zetten in actie. ‘Wat zeg je jongen, is er een vreemde buiten? Wat heeft hij gezegd en waar is hij nu?’ Haar angstige stem slaat over terwijl ze opspringt.
Ze pakt Lamech bij zijn dunne armpjes en drukt hem achter haar rug. Langzaam sluipt ze naar voren en kijkt door het raam naar buiten naar het nu lege strand. Nergens is iemand te bekennen. ‘Waar is hij dan en hoe ziet hij eruit?’ Haar stem klinkt als een bezetene en haar ogen rollen in haar hoofd. Kleine Lamech voelt haar overweldigende angst in zijn eigen borstkast verspreiden en het beneemt hem de adem. Hij voelt zich weer ziek worden en hij wringt zich los om naar buiten te hollen,
‘Je hoeft niet bang te zijn voor hem mama, hij is een vriendelijk wezen. Ik heb met hem gevlogen en hij heeft beloofd dat hij terug komt en me meeneemt op zijn rug.
Dan gaan we vliegen over de bergen en de zee en dan ga ik vader zoeken.’ Zijn moeder begint te trillen. ‘Nee! Je mag nooit meer met dat wezen mee. Je blijft thuis, hij zal je niet te pakken krijgen daar zorg ik voor.’ Wanhopig probeert hij zich te bevrijden aan de stevige greep van zijn moeder. Hij wringt en schreeuwt, ‘Laat me gaan moeder alsjeblieft, hij heeft me weer beter gemaakt ik kan weer goed ademen, luister maar naar mijn longetjes.’
Maar in plaats dat zijn moeder blij is begint ze nog harder te tieren en schreeuwen, hij begrijpt er niets van. Ze sleurt hem naar boven en gooit hem op zijn bed. Indringend neuriet ze onbegrijpelijke zinnen en haar hoofd deint zachtjes heen en weer op het cadans van de woorden. Magische witte vlammen verschijnen op de grond om zijn bed en hij voelt een band om zijn lichaam komen die hem de adem beneemt. Hij schreeuw het uit. ‘Mama niet doen! Ik ben bang.’ Ze ontwaakt uit haar trance en glimlacht, ‘Maak je geen zorgen Lamech, ik bescherm je alleen maar, zodat het wezen je niet kan mee nemen. Vertrouw me ik wil je helpen, hij mag je niet meenemen naar de zee en zijn duistere grotten.’ Zachtjes begint ze weer te neuriën en Lamech verliest het bewustzijn door de overweldigende spanning.
Als hij een seconde later zijn ogen opendoet staat voor het raam het wezen dat hij die middag heeft ontmoet. Hij wenkt naar hem en Lamech staat op en wil van zijn bed springen. Hij kijkt vluchtig naar zijn moeder die geconcentreerd haar mantras neuriet. De witte vlammen leggen een duidelijke band om zijn bed. Hij kijkt op naar het wezen voor het raam, zijn ruwe getekende gezicht staat boos en zijn ogen gloeien rood fonkelend in het reflecterende glas van het raam.
Kleine Lamech kijkt van het wezen naar zijn moeder, haar monotone bezweringsspreuk begint te dreunen in zijn oren. Haar spreuk en het witte vuur verstevigt de band om zijn kleine borst en hij begint hijgend te ademen. De kleine Lamech wordt wanhopig en boos, ‘Laat mij gaan mama! Kijk mama,’ zijn kleine handje wijst enthousiast naar het raam. ‘Kijk, hij staat voor het raam, hij is niet slecht mama, kijk dan naar hem en stop met zingen mama, u doet mij zeer, ik kan niet meer ademen. Laat mij gaan, hij zal mij weer beter maken!’ schreeuwt kleine Lamech nu hard en doordringend.
Hij kijkt wanhopig naar het wezen voor het raam. Het wezen knikt hem bemoedigend toe en wenkt hem nogmaals. Zijn moeder volgt zijn blik en kijkt naar het raam maar haar blik blijft wazig en geconcentreerd. Lamechs kleine hart begint tegen zijn ribben te bonken alsof er twee harten in een magisch duet beginnen te kloppen. De geïoniseerde geur van het witte vuur wordt overspoeld door een indringende geur van zwavel.
Zijn moeder kijkt verbaasd op en wil iets zeggen. Hij voelt zijn borstkast exploderen en hij schreeuwt. Het vuur uit zijn mond blaast over zijn bed en zijn moeder wordt er door overweldigd. Zij schreeuwt en probeert de vlammen op haar lichaam te doven. Ze probeert dichterbij te komen om hem te redden uit de vuurzee maar haar eigen magische witte vlammen die zonder haar mantra ongecontroleerd opschieten naar het houten plafond zijn hoog opgelaaid en hebben zich in een razend tempo vermengd met de rode vuurtongen tot een vlammende vuurzee.
Hij staat als vastgenageld op zijn bed en ziet zijn moeder in elkaar zakken en verdwijnen in de chaos van vuur, brandend hout en beddengoed dat brandt als een fakkel. Hij ziet het vuur verder komen maar hij kan niets doen. Tranen biggelen sissend over zijn verschroeide wangen en in een krankzinnig tempo schudt zijn kleine hoofdje in onbegrip van alles wat er is gebeurd.
Hij hoort een geluid. Buiten het raam hangt het wezen nog steeds voor het raam. Zijn dieprode ogen staan wanhopig in zijn hoofd en met een felle beweging van zijn sterke vleugels breekt hij het raam van het kleine kamertje. Het vuur laait sterker op en het wezen verplaats met zijn wapperende vleugels een sterke wind om een weg vrij te maken voor kleine Lamech en wenkt hem zich te haasten. Moedig en onbevreesd loopt kleine Lamech door de vlammenzee naar het raam, waar het wezen wacht en hem op zijn rug neemt en naar het meer vliegt. Gehaast gooit hij de kleine verbrande jongen in het water en blijft onophoudelijk koud water over de tegenstribbelende jongen gooien. Kleine Lamech schreeuwt in wanhoop en pijn, ‘Mama… mama,’ Tranen stromen over zijn wangen en zijn handjes spartelen om de helse pijn die zijn gehele lichaam uit elkaar scheurt in de hand te houden.
Het wezen kijkt hem boos aan. Zijn ogen branden als kolen en hij kijkt op de kleine jongen neer met een verwrongen blik en een strakke mond. Kleine Lamech voelt de woede op zijn lichaam schroeien. Huilend kijkt hij naar hem op, ‘Wees niet boos, ik wilde haar niet zeer doen, ik wilde naar jou en ze wilde me niet laten gaan.’ Tranen stromen over zijn gezichtje en maken vreemde sporen langs de zwarte randen van het verschroeide vlees op het gezichtje van de kleine jongen. Het wezen kijkt hem strak aan maar antwoord niet. Zijn mond staat zo strak alsof het één geworden is met de lijnen op zijn gezicht. Langzaam gaat zijn kleine handje naar de wonden op het gezicht van het wezen, zijn ogen branden en hij beseft in één seconde van oeroude wijsheid wie het wezen is. In de verte hoort hij de stemmen van grootvader en Malakaï en het wezen verdwijnt plotseling in de lucht voor hem. Hij schreeuwt nog eenmaal wanhopig, ‘Kom terug!’ En het volgende moment zakt weg in een bevrijdende duisternis.
Het visioen verdwijnt in een ogenblik van pijn en wanhoop en het water van het bergmeer is als een spiegel zo vlak. Lamech staat aan het strand en voelt aan de littekens van zijn gezicht en hij staart naar de ruïnes van het verbrande huis en beseft wie en wat hij is. Hij zakt door zijn knieën en zakt weg in een beklemmende duisternis die hem overweldigt. Zijn stem scheurt door de ondoordringbare stilte, ‘Dit is onmogelijk. Mama, vergeef mij!’ Het bos blijft drukkend stil. Lange tijd stromen tranen langs zijn handen die hij in wanhoop tegen zijn ogen houdt gedrukt. Zijn hoofd begint te bonken en langzaam komt hij tot rust. Maar wanhoop neemt de plaats in het hartverscheurende verdriet. ‘Nu kan ik nooit meer terug. Antheyanta, vergeef mij, dit is de enige weg voor mij.’
Zijn gedachten volgen elkaar in hoog tempo op. ‘Kzandaar had gelijk; ik ben de zoon van de duivel, waarom heeft hij zich bedacht die eerste dag op de bergen. Iedereen weet dat ik een monster ben. Alleen de goede naam van de draken heeft me keer op keer gered. Waarom? Waarom houden de draken van mij? Misschien vanwege het wezen dat in mij huist. Maar het wezen is door en door slecht. Misschien zijn zij ook slecht. Misschien kan ik niemand vertrouwen en hebben de groten en wijzen van de wereld hun eigen duistere plannen. Maar ik ben de slechtste van allen. Wat is erger dan je eigen moeder vermoorden. Niets!’
Zijn luide schreeuwt golft lange tijd in een echo over het water, ‘Niets… niets… niets.’ Enkele tranen verschijnen weer in zijn ooghoeken. Ruw wrijft hij ze weg. Niet meer huilen nu. Gedane zaken nemen geen keer, ik ben een uitgestotene. Vrijwillige verbanning, nooit meer mijn vrienden zien is de enige oplossing. De heldere blauwe ogen van Antheyanta verschijnen in zijn gedachten wereld. Nooit zal ik meer in haar ogen kijken en mijn duistere karakter goed praten. Ik ben niet goed genoeg voor haar en moet haar vergeten. ‘Nee, niet meer aan denken nu!’
Hij staat op, zijn lichaam voelt zwaar en zijn benen trillen, hij zoekt in de duisternis naar een pad. Geen enkel aanknopingspunt vindt hij en verliest zijn gevoel van oriëntatie compleet. Niets dan absolute duisternis en twijfel vult zijn hart. ‘Waarheen? Waarvoor?’ Vermoeid zakt hij weer in elkaar en hij sluit zijn ogen. Direct komt het gezicht van zijn moeder weer in zijn gedachten. Hij ziet haar wanhopige gezicht in de vlammen verdwijnen. Zijn hoofd voelt zwaar en in zijn borstkast klopt een brok ijskoud steen.
Hij begint als een waanzinnige te rennen naar de duisternis van de bomen, alsof hij zich wil verschuilen voor oog wanhopige laatste blik. Takken slaan in zijn gezicht en striemen de ruwe huid en nog rent hij door tot zijn benen hem niet meer willen dragen. Bloed guts uit zijn de veelvuldige wonden over zijn gehele lichaam. ‘Wat ben ik in Godsnaam. Wie ben ik? Waar moet ik heen.’ Zijn wanhopige fluistering sist tussen de bomen en absolute stilte is het antwoord. Hij antwoordt zichzelf, ‘Ik kan nergens heen. Leven is onmogelijk geworden. Overal laat ik een spoor achter van ellende en dood.
Misschien sterven, langzaam sterven.’ Lamech zakt tergend langzaam onderuit met zijn rug tegen een boom. Een tak krast zijn al bloedende arm nog verder open maar hij voelt niets meer. Afwezig en koud registreert hij het bloed dat langs zijn armen naar beneden stroomt en in de wachtende grond wordt opgenomen. Hij sluit alles buiten, zijn gedachten sterven een langzame dood en absolute duisternis en stilte weven hem in een cocon van gevoelloosheid.
Hoofdstuk 11
Verloren in de mist
‘Niets… Ik vang hem niet meer op. Hij is weg!’ Kzandaar kijkt vertwijfeld om naar Antheyanta die samen met haar vader onrustig heen en weer lopen aan de rand van het donkere woud waar Kzandaar zijn magische band met Lamech enkele minuten geleden heeft opgebouwd. De tintelende geur van het magische vuur waar Kzandaar zijn ritueel doet prikkelt in Antheyantas neus. Antheyanta grijpt Kzandaar bij zijn mouw, ‘Maar waar is hij dan, waarom vang je hem niet meer op, is er iets ergs gebeurd?’
Kzandaar knikt ongerust en wendt zich terug naar zijn vuur. Hij gooit nog eenmaal het poeder uit het kleine leren zakje in het vuur. De lucht boven het vuur knettert en sist en een regenboog aan kleuren ontstaan in de stijgende hitte van het warme vuur. Zacht murmelt hij zijn mantra en Antheyanta wringt haar handen tot ze pijn doen.
Wanhopig kijkt ze naar haar vader die troostend een arm om haar schouders legt. ‘Maak je geen zorgen het is goed dat je ons hebt geroepen. Lamech redt zich wel, hij is sterk dat heb je mezelf gezegd.’ Antheyanta volgt de bezorgde blik van haar vader die onrustig het bos in tuurt en gelooft geen woord van zijn geruststelling. Ze wijst wanhopig naar Kzandaar, ‘Zelfs hij kan hem niet meer voelen. Kzandaar kan geen contact met hem krijgen en ik al helemaal niet, terwijl we een telepathische band hadden tot het moment dat hij het bos inging.
Ze rent naar Kzandaar en stoort hem in zijn magische ritueel. De rimpels in zijn gezicht zijn verdiept en zijn ogen staan diep in de oogkassen als hij haar wezenloos aanstaart. ‘Vertel me alsjeblieft Kzandaar, wat is er gebeurd?’ Kzandaar kijkt naar Yliananto en vraagt zonder woorden om toestemming.
Yliananto knikt hem gelaten toe. Kzandaar zucht, ‘Voor zover ik alles goed heb opgevangen uit de chaos van Lamechs emoties heeft hij zijn moeder gezien en ergens lijkt het erop dat Lamech een rol heeft gespeeld in de dood van zijn moeder. Ik begrijp niet de hele gebeurtenis en ik denk dat hij de visioenen niet goed zal begrijpen en zichzelf schuldig verklaren. We moeten erop vertrouwen dat zijn innerlijke wijsheid hem zal lijden. Het enige dat ik opvang is een bepaalde leegte, ik voel niets meer van zijn verwarde gevoelens van even tevoren.’
Antheyanta zoekt met haar ogen vol tranen in de duisternis van het woud, haar oren gespitst naar elk geluid. ‘Rustig? Als je zoiets moet verwerken. Misschien heeft hij de moed opgegeven Kzandaar? En het kan toch ook zijn dat de rust die u opvangt alleen maar zijn overgave aan de duisternis van het woud is of nog erger? Het Dodenwoud is gevaarlijk voor diegenen die het gevecht opgegeven. Hij kan er krankzinnig worden Kzandaar!’ Haar gedachten gaan als een razende tekeer, ‘Hij moet terug komen,’ Ze schreeuwt naar Kzandaar en haar vader die verwoede pogingen doen haar te troosten. Ze schudt hen van zich af en loopt op en neer naar het woud met een blik vol wanhoop.
Lamech weet toch dat zij hem altijd zal vertrouwen wat er ook is gebeurd. Dit is het probleem bij de mensen. Alles moet met het verstand worden beredeneerd. Kinderen met bijzondere gaven worden afgesloten van hun innerlijke gaven. En later wanneer ze groot zijn, als de gaven zich niet langer laten onderdrukken, moeten ze moeizaam leren hun gaven onder controle te krijgen zonder de kennis en de steun van ervaren helpers.
Arme Lamech, hoe moet het nu verder met hem. Wie zal voor hem zorgen en hem de moed geven zichzelf te accepteren om wat hij is en zijn duistere zijde te overwinnen. Hoe moet het, als zijn schuldgevoel hem verleidt de verkeerde beslissingen te nemen.’
Yliananto kijkt verdrietig naar de wanhopige bewegingen van zijn dochter, hij loopt onrustig heen en weer en weet zich geen houding te geven of wat hij moet zeggen om deze pijnlijke situatie uit te leggen of troost te bieden. Wanhopig legt hij een arm om haar schouders en spreekt haar gerustellend toe.
‘Mensen zijn vreemde wezens dochter, maar ook gezegend met een onbegrijpelijk innerlijke veerkracht. Kom dochter laat ons gaan, we kunnen op dit moment niets meer doen. Als hij niet gevonden wil worden zullen wij verdwalen in de chaos van de verschillende dimensies van het woud. Lamech zal een weg terug vinden dat beloof ik je.’
Antheyanta rukt zich los uit haar vaders armen. ‘Dat is niet waar, Kzandaar zegt dat hij verdwenen is; dat betekent dat hij zichzelf is kwijtgeraakt.’ Ze kijkt wanhopig naar Kzandaar, ‘Zeg het dat Kzandaar, Lamech is stervende als hij zichzelf niet oppakt en accepteert wat er is gebeurd, zal hij sterven. Ik moet naar hem toe. Wie van de mensenkinderen is sterk genoeg zichzelf te vergeven dat je, je eigen moeder hebt vermoord!’
Ze rent in de richting van het bos en Kzandaar rent haar achterna en pakt haar arm beet die ze wanhopig probeert los te rukken. ‘Wacht Antheyanta, ik begrijp je maar je kunt hem niet vinden. Niemand van ons kan dat. Laat ons teruggaan, Lamech redt zich wel, luister naar je vader, je gaat een ongelukkige dood tegemoet als je verdwaalt in de oneindige dimensies van het Dodenwoud.’
Antheyanta kijkt naar haar vader die haar in doodsangst aanstaart. ‘Doe het niet meisje, ik heb al één keer mijn leven verloren toen je moeder stierf, doe mij dat niet nog eens aan!’ Antheyanta voelt zich schuldig maar haar hart gaat tekeer als een bezetene. ‘Het spijt mij vader ik kan niet anders. Ik heb mijn noodlot lang geleden gekozen toen de draken mij bezochten in mijn dromen en me vertelden van Lamech en mij vertelden over mijn taak om hem te begeleiden en te ondersteunen. Ik houd van u vader maar ik kan niet anders.’
En het volgende moment is ze verdwenen opgelost in de lucht voor hen. Kzandaar kijkt verbaasd om zich heen. ‘De macht van het woud reikt zelfs buiten haar grenzen, de wereld en haar natuurlijke orde is verstoord.’ Hij keert zich om naar Yliananto die als versteend naar de plek staart waar even daarvoor nog zijn dochter was te zien.
Kzandaar slaat een arm om Ylianantos schokkende schouders en loopt langzaam de heuvel op. ‘Kom oude vriend wij kunnen nu niets meer doen, laat ons gaan en de draken om wijsheid en bescherming vragen voor de kinderen.’ Yliananto volgt hem gelaten en verslagen, alle hoop is voor hem verloren.
Antheyanta voelt zich omhoog gezogen in een onherkenbare omgeving. Licht brandt in haar ogen en ze voelt zich gewichtloos. Het lijkt of ze zweeft boven de wolken in een oneindige ruimte die opgebouwd is uit licht en lucht. Ze zoekt om zich heen en voelt zich verloren in de vreemde en oneindige ruimte.
In de verte ziet ze een beweging, de lucht circuleert in een draaikolk en het licht stoot af en schittert als een waterval in de draaiende lucht. Het is een onwerkelijk gezicht en niet te beschrijven. Het is een ervaring die ze nog nooit heeft gehad.
Ze gaat volledig op het moment en wordt één met het gevoel van de beweging, ze wordt opgenomen in het licht en een gelukzalig gevoel stroomt door haar lichaam, tijd en ruimte zijn geheel vergeten. Haar gedachten zijn volledig gefocust op het moment en ergens heeft ze het gevoel dat ze iets belangrijks vergeet. Ze schudt haar hoofd om los te komen van het onwerkelijke gebeuren.
Een prachtig geluid omringt haar alsof zij en het geluid één zijn geworden. Een andere identiteit ligt net buiten haar bereik en ze voelt gedachten vormen die niet van haar zijn. Een zacht melodieus geluid dringt door tot haar oude wezen die lang vergeten lijkt.
‘Antheyanta ontwaak! Je tijd is nog niet gekomen om te rusten in oneindigheid. Kom Antheyanta, Lamech heeft je nodig!’ Antheyanta probeert zich te herinneren wie Lamech is en langzaam komt de herinnering terug. In haar gedachten vormt zich een vraag, ‘Wie bent u en waar ben ik?’ Op hetzelfde moment is het antwoord al in haar wezen opgenomen. ‘Ik ben Lamechs moeder en ik vraag je terug te keren naar de realiteit. Lamech is in gevaar en ik kan hem niet bereiken.
Kom volg mij ik zal je naar hem toe brengen, wees niet bang.’ Antheyanta volgt de zachte stem en beweegt in het geluid en het licht alsof ze zweeft. Een volgend moment valt ze met een razende vaart naar beneden en ze valt op het zachte mos diep in het donkere woud. Een beklemmende band ligt om haar hart en haar longen en ze kan haast niet ademen. De absolute overgang van zoveel rust naar zo ’n hevig gevoel van pijn en lijden is haar bijna teveel.
Ze valt in wanhoop op haar knieën en even plotseling voelt ze een ander lichaam. Koud maar nog steeds is er een vleugje leven. Zonder twijfel weet ze dat het Lamech is. In de ondoordringbare duisternis en overweldigende geur van verrotting kruipt ze naar voren en ze neemt zijn hoofd in haar schoot.
Zacht zingt ze een helende melodie om zijn stervende ziel troost te bieden en terug te brengen naar de levenden.
Maneantean il mao te yantum Recover for me you stranger
Te ninio helim peancho Your live so painfull
Maneante te yantu Heal you wanderer
Meanto pe achilios Rest now loved one
Acheantino mao te restato My hart knows you
Manentea il mao, te mao achilios Heal for me, for you, loved one
‘Lamech, alsjeblieft wordt wakker, geef de strijd niet op, we hebben je nodig. Je moeder heeft me naar je toe gestuurd, ze heeft je allang vergeven.’ Langzaam begint Lamech te bewegen, het lijkt alsof hij nog steeds droomt. Zachtjes roept hij haar naam, ‘Antheyanta, Antheyanta…’ Antheyantas hart vult zich met hoop, ‘Hier ben ik Lamech dichtbij je, kom terug bij me.’ Zijn onrustige ademhaling herstelt zich, ze voelt de warmte in zijn lichaam terugkeren. Hij kijkt in haar zeeblauwe ogen en glimlacht en dan is hij verdwenen, alsof het een droom is geweest en hij nooit in haar armen heeft gelegen.
Antheyanta voelt zich leeg en ontgoocheld. Zachtjes begint ze wanhopig te huilen. De wereld i gek geworden, alles wat er gebeurd is, is absoluut onmogelijk en niet te bevatten.
‘Vader! Kzandaar! Ik kan hem niet meer vinden, help mij.’ Dan hoort ze de zachte stem weer in haar hoofd zingen. ‘Antheyanta alles is goed nu, het gaat goed met Lamech. De orde is hersteld, heb geduld meisje, mijn zoon zal naar je terugkeren.’ En weg was de zachte stem maar het laat een diepe rust achter en Antheyanta besluit terug te keren naar huis. Ze staat op en probeert de duisternis te doordringen maar er is niets te zien dan donkere schaduwen. Ze maakt een hoog geluid en wordt wakker op de heuvel waar ze Lamech voor het eerst heeft ontmoet.
Het beekje fluistert en het oneindige geluid van de waterval vervult haar met hoop. Ze staat op en keert terug naar huis. Ze weet dat hij haar zal roepen als hij haar nodig had, ze had nu genoeg bondgenoten die over hem waakten. Een glimlach vormt zich om haar lippen. ‘Dank u moeder.’ En wederom vult de zachte stem haar gedachten alsof zij vlak naast haar wordt uitgesproken. ‘Ik waak over hem en ik beloof je als hij je hulp nodig heeft zal ik je waarschuwen en leiden. Maar ik dank jouw meisje, voor mij ben je als mijn eigen dochter.’
Stemmen in de verte schreeuwen een welkom en binnen enkele seconden komt haar hele volk op haar toegestroomd. Yliananto en Kzandaar lopen voorop, hun gezichten weerspiegelen zowel wanhoop als trots.
Enkele vriendinnen rennen naar haar toe en kletsen haar oren van haar hoofd. Ze glimlacht sereen en loopt op haar vader toe die haar in één beweging in zijn armen sluit en in zijn hart opneemt. Kzandaar knipoogt trots naar haar en Antheyanta voelt zich thuis.
Hoofdstuk 12
Het Meesterhuis
Op hetzelfde moment wordt Lamech wakker met zijn rug tegen een boom. De zon brandt in zijn ogen en het geluid van spelende kinderen dringt door in zijn zware hoofd. Onbegrijpelijk kijkt hij om zich heen, ‘Waar ben ik ergens.’ Hij kijkt om zich heen en ziet dat hij op een heuvel zit, hij vermoedt dat hij op een of andere manier in de Hooglanden is belandt. In de verte ziet hij de bergketens van de Zwarte Bergen. Een paar kinderen spelen in de rivier onder aan de heuvel, een jongen kijkt voortdurend naar hem op alsof hij hem in de gaten houdt.
Langzaam staat hij op en probeert zijn verwaarde gevoelens en gedachten weer op een rijtje te krijgen. Terwijl hij de heuvel afloopt om zijn dorst te lessen in de rivier kijkt de jongen die hem de hele tijd in de gaten had gehouden nieuwsgierig naar hem. Als hij dichterbij komt loopt de jongen op hem toe en groet hem nederig, ‘Goedendag heer kan ik u van dienst zijn? Mijn naam is Archaï’ Lamech schudt zijn hoofd, ‘Nee ik wil alleen wat drinken.’ De jongen kijkt met grote ogen naar Lamech en pakt zijn arm beet om hem tegen te houden. ‘Maar niet van de rivier Meester, ik heb een waterfles heer sta mij toe hem voor u te halen.’ En hij rent hard weg, ‘Een momentje ik ben zo terug,’ schreeuwt hij over zijn schouder.
Lamech is verwart. Hoe kon hij vergeten dat hij niet van de rivier moet drinken. En hoe is het mogelijk dat deze jongen dit ook weet. Hij zakt verward neer op het zachte natte gras van de rivierdijk. Op hetzelfde moment is de jongen alweer terug hij houdt een prachtig versierde leren waterzak in zijn handen. ‘Hier meester drinkt u maar, ik heb genoeg water bij me.’
Met grote teugen drinkt Lamech uit het frisse water. Terwijl zijn dorst verminderd komt zijn verstand terug. Hoe kan hij zo vol vertrouwen zijn. Wie zegt dat dit water goed is. Hij stopt onmiddellijk met drinken en geeft de zak terug aan de jongen en bedankt hem verlegen. De jongen kijkt hem verbaasd aan en wacht af. Lamech kijkt hem op dezelfde wijze terug en weet niet wat hij moet zeggen.
De jongen gaat op een afstand zitten op een steen en schijnt op hem te wachten. Lamech probeert zijn gedachten op een rijtje te zetten en overdenkt de laatste dagen en het gebeurde in het Dodenwoud. Een fijne droom komt in zijn herinnering. Antheyanta zit naast hem op de grond in het woud op het moment dat hij duidelijk voelt dat zijn leven voorbij is. Ze vertelde hem dat zijn moeder hem had vergeven en de rust en troost die over hem kwam op dat moment geven hem de zekerheid dat het niet echt een droom is geweest. De rust is nog steeds bij hem en hij besluit alles te nemen zoals het is. Op een of andere manier is hij hier terechtgekomen vlakbij de Zwarte Bergen van Liberato. Een vastberaden gevoel komt over hem.
Als dit de weg is die voor hem ligt zal hij hem met de gepaste moed betreden. Hij richt het woord aan Archaï, ‘Ik ben Lamech bedank voor het water.’ De jongen kijkt hem nogmaals verwart aan. ‘Dat weet ik meester. Meester Liberato heeft ons allemaal de opdracht gegeven naar u uit te kijken en u te begeleiden naar zijn privé vertrekken. Hij heeft ons uitgelegd dat u een groot Magiër bent en dat wij u met het grootste respect moeten behandelen. Ik ben dankbaar dat ik u mocht vinden het zal me heel wat extra punten opleveren denk ik.’ Een grote trotse glimlach speelt om zijn mond.
Lamech twijfelt of hij de waarheid moet vertellen maar het lijkt hem beter het spel mee te spelen. In ieder geval is Liberato op de hoogte van zijn komst dus hij kan toch niet meer ongezien spioneren. ‘Mijn dank Archaï, ik zou graag zo snel mogelijk gaan als je het niet erg vindt.’ De jongen springt onmiddellijk op en wenkt Lamech hem te volgen. ‘Mijn paardje staat aan de andere van de heuvel op de grote weg. Laat ons gaan.’ Lamech volgt hem verwachtingsvol.
Hij probeert zijn lichaam en geest onder controle te krijgen, rust en wijsheid zijn de enige hulpmiddelen die hem veilig door de komende tijd kunnen leiden. Hij denkt terug aan de tijd met Kzandaar en herinnerd zich al zijn lessen. Zijn schouders rechten zich en een vastberaden rust vult zijn wezen. ‘Ik ben precies daar waar ik nu moet zijn in mijn leven en ik ben volmaakt precies zoals ik nu ben.’
Hij volgt Archaï en neemt de omgeving in hem op. De Hooglanden zijn precies zoals hij zich had voorgesteld. De rivier die in wilde vaart van de bergen komt gedonderd en de Hooglanden doormidden snijdt en bekroond met een zwarte kroon van duistere bergen. Ondanks dat het midden overdag is, zien de bergen er donker en dreigend uit. De rotsen zijn inktzwart en er is zo goed als geen begroeiing vanaf het moment dat de vruchtbare velden plotseling overgaan in de rotsen van de bergen. Zwarte Bergen is een goede naam voor de bergen die hoog en dreigend voor hem opdoemen. Maar de dreiging is vaag en onduidelijk, de rust die de vruchtbare velden en de grote bedrijvigheid en vrolijkheid die de Hooglanders uitstralen geven hem een vreemd gevoel van veiligheid.
Een grote hoeveelheid aan verschillende groenten, fruit en granen wordt hier verbouwd en hij vermoedt dat de plaatselijke boeren hun goederen afleveren aan het hof van Liberato. Alles ziet er welvarend en goed verzorgt uit. Op dit moment is de laatste oogst voor de wintermaanden aan de gang. Op de velden staan grote karren met geoogste kolen en het volk op het veld zingt een vrolijk volkslied. Niets wijst erop dat er hier sprake is van een wreed meester of overheersing.
Een eind verderop ziet hij een groot dorp. Het is er een vrolijke bedrijvigheid. De poorten staan wijd open en volgeladen karren rijden af en aan. Een groep kinderen speelt met een paar grote honden en een paar meisjes zitten kleurige bloemenkettingen te rijgen van een groot scala aan verschillende bloemen die om hen heen groeien op een heuvel.
Hij is plotseling in gedachten terug op de heuvels van Antheyanta en hij mist haar prachtige stem en haar diepe liefdevolle blik. Zachtjes zendt hij haar een boodschap in zijn gedachten. ‘Ik ben oké Antheyanta, ik kom naar je terug dat beloof ik, zendt Kzandaar mijn groet.’
Ergens weet hij zeker dat zij het bericht zal ontvangen en hij stapt met volle moed binnen in zijn nieuwe leven. Hij neemt het grote paard aan van Archaï en wil hem weigeren als hij ziet dat er maar een paard beschikbaar is. Archaï weigert hem resoluut en reageert beschaamd alsof de grote meester hem heeft veroordeeld voor de slechte voorbereiding van maar één rijdier. ‘Het spijt mij meester, ik heb er geen moeite mee te lopen maar als u haast heeft kunnen wij in het volgende dorp een beter paard voor u halen al u dat wenst.’ Lamech schudt onbegrijpend zijn hoofd en besluit zich stil te houden. Het is beter zo weinig mogelijk bekend te geven van zijn persoon.
De rest van de rit loopt Archaï stil voor hem uit. Ergens voelt Lamech zich schuldig dat hij de jongen die naar zijn idee niet veel jonger is dan hij het idee heeft gegeven dat hij boos is maar hij weet geen enkele andere manier om zonder al te veel informatie te verstrekken binnen te komen in het paleis van Liberato. Vrienden maken is een luxe die hij zich niet kan veroorloven. Geleidelijk wordt de bergweg een bergpad en ondanks dat het pad breed genoeg is om een grote boerenkar te huisvesten is de weg steil en moeilijk begaanbaar. Vooral de drukte op het pad is een belemmering. Zwaar beladen karren, vreemd geklede jonge mannen en vrouwen, boeren en vaklui lopen af en aan. Lamech voelt zich bijzonder bekeken ondanks dat hij voelt dat de mensen hem discreet opnemen. Hij is al bekend voordat hij weet wie zij zijn en wat ze van hem denken. Hij voelt zich ongemakkelijk en duikt wat dieper in zijn kraag. Archaï die op dat moment omkijkt, stelt hem gerust, ‘Het is niet veel verder meer Heer, we zijn er bijna.’ Lamech knikt hem toe en vecht om zijn rust te behouden. Wat zal Liberato van hem denken. Ondanks zijn hartelijke welkom vraagt hij zich af of hij veilig is en wat Liberato van hem verwacht.
Plotseling doemt een prachtig bouwwerk op als ze de bergpas zijn gepasseerd. In de bergwand die voor hem opdoemt, ziet hij het grootste en meest complexe bouwwerk dat hij ooit heeft aanschouwd. Een sprookjesachtige gloed ligt over het kasteel. Lamech twijfelt of het gebouw tegen de berg is aangebouwd of uit de zwarte bergwand gehouwen. Ze nemen het laatste stuk naar de poort en hij ziet dat Liberato zich bijzonder zeker van zichzelf voelt. Er is in het geheel geen enkele poortwachter of verdediging te zien. Dat kan twee dingen betekenen. Of Liberato is niet zo gevaarlijk en slecht als de rest van zijn vrienden denken of hij is werkelijk een machtig en onverslaanbaar Magiër. Ze lopen een groot plein op. De bergwanden reizen aan beide zijden van het plein ten hemel zover het oog reikt en geven hem de beklemmende gedachte dat dit paleis onneembaar is als er ooit iemand zou zijn die Liberato zou willen aanvallen.
Archaï wenkt hem af te stijgen en neemt het paard van hem over. Uit een rotswand springt een meisje naar voren die het paard liefdevol aanneemt en het paard vriendelijk toespreekt als ze het wegleidt zonder de jongens een blik waardig te gunnen. Archaï trekt verontschuldigend zijn schouders op, ‘Dat is Brianne, ze is onze stalmeester. Ze houd alleen van dieren geloof ik, mensen zijn volgens haar maar lagere identiteiten. Het hof van meester Liberato huisvest nog wel vreemdere gasten geloof mij maar,’ waarschuwt Archaï hem met een scheve grijns. Lamech glimlacht begrijpend, daar kon hij wel eens gelijk in hebben en met hem erbij hadden ze weer een nieuwe aanwinst in het rariteitenkabinet.
‘Volg mij maar Heer, ik breng u naar een rustige ruimte dan zal ik Meester Liberato vertellen dat u bent gearriveerd, hij zal bijzonder tevreden zijn verwacht ik.’ Lamech glimlacht om het tevreden gezicht van Archaï en herinnert zich de extra punten die hij verwacht. Hij hoopt dat hij Archaï niet al teveel negatieve punten zal bezorgen in de toekomst terwijl hij aan het gouden sieraad van Baleantach onder zijn kleding voelt. Archaï leidt hem een grote ruimte binnen. Het is een prachtige zaal die nieuwe gasten volledig zal overdonderen, wat waarschijnlijk de opzet is geweest. Zo ook kijkt Lamech met open mond de hoge zaal rond. De hoge stenen wanden zijn verlicht door magisch vuur dat aan elke wand schittert vanuit grote prachtig geslepen brokken bergkristal dat het magisch vuur huisvest. De rest van de zwarte stenen bergwand is doorspekt met halfedelstenen die het magisch licht weerspiegelen en de ruimte een koninklijk aanzien geven. Er staan een beperkt aantal meubels en aan alle zijden zijn grote stenen deuren. De deuren zijn één geheel met de bergwand en alleen zichtbaar door hun rijkelijke uitgehouwen versieringen.
Archaï gaat hem voor naar een deur en wijst hem naar een kleinere ruimte die bereikbaar is door een korte gang. ‘Dit is uw privé ruimte Heer, ik zal Meester Liberato te kennen geven dat u bent aangekomen. Rust maar wat uit, er is een badruimte om u te verfrissen en voedsel zal spoedig worden gebracht.’ Hij heeft het nog niet gezegd of een groep jonglui komt binnen, beladen met alles wat een koninklijk bezoeker nog overdadig zou vinden. Voedsel in allerlei soorten, verscheidene verfrissingen, prachtige gewaden, handdoeken en beddenlakens. Hij voelt zich overweldigt en kijkt verwart om zich heen als de jongelui discreet zijn kamer klaarmaken en het voedsel op de grote stenen tafel midden in de kamer instaleren. Even plotseling als ze gekomen zijn verdwijnen ze weer zonder iets te zeggen maar hij voelt duidelijk dat hij grondig onderzocht is. Menigmaal voelde hij duidelijk dat zijn natuurlijke beschermingsveld discreet werd afgezocht. Hij beseft dat deze jongelui leerlingen moeten zijn van Liberato en allen magie beheersen.
Hij zinkt neer op een grote zetel die vlak voor een magisch haardvuur is geplaatst en neemt een prachtig geslepen kristallen glas ter hand die gevuld is met een zoetgeurende drank. Hij pakt een appel van de fruitmand en stilt zijn eerste honger en dorst.
Er wordt discreet op de stenen deur geklopt en er komt een jong meisje binnen die een tablet met heerlijk geurende potjes en flessen binnenbrengt. ‘Onze goede Meester heeft mij opgedragen uw bad te verzorgen. Als u mij wilt volgen zal ik u uitleggen hoe de ruimte werkt.’ Ze kijkt hem verlegen aan en slaat haar ogen snel neer als Lamech haar aankijkt. Ze gaat hem voor naar een ruimte die aan zijn kamer grenst en wijst hem een badkuip die diep uitgehouwen is in de stenen vloer. De gepolijste binnenkant schittert hem tegemoet als een spiegel en hij schrikt van zijn eigen stoffige en mismaakte spiegelbeeld. Hij glimlacht verontschuldigend naar het meisje, hij had zich niet bedacht dat hij er zo smerig en onverzorgd uitzag. Het meisje legt hem verlegen uit hoe de magische watervoorziening werkt en binnen enkele minuten is het bad gevuld met heet stomend water. Hij neemt zich voor om er alles voor te doen dit geheim te achterhalen. Berend zal het bijzonder waarderen als hij hem het geheim van deze prachtige uitvinding zal vertellen.
Hij kijkt verlangend naar het heerlijk ruikende water en wacht ongeduldig tot het meisje is verdwenen. Als ze is verdwenen stapt hij genietend in het warme water en laat al zijn zorgen en angsten afweken door het zuiverende water. Na een lange tijd beseft hij dat hij te gemakkelijk zijn natuurlijke bescherming heeft laten vallen maar buiten het discreet onderzoek van de jongeren heeft niemand hem geschouwd niets wijst op de aanwezigheid van de grote zwarte meester. Eigenlijk hoopt hij dat Liberato hem nog een poosje de tijd geeft tot zichzelf te komen. Een goede nachtrust, een diepe overdenking over de gebeurtenissen van de laatste dagen en zijn onzekere toekomst is wel het minste dat hij dringend nodig heeft.
Vermoeid en door het warme water in slaap gesust valt hij in een lichte slaap. Als hij wakker schrikt merkt hij dat het water op een magische wijze op temperatuur is gebleven en zichzelf heeft gefilterd. Hij stapt verkwikt uit het nog steeds schone en zacht geurend water en valt voldaan op het grote hemelbed dat vakkundig is uitgehouwen uit de stenen bergwand. Prachtige sculpturen zijn uitgehouwen op de zuilen van het bed die met het stenen plafond verbonden zijn. Hij ligt op zijn rug en als hij naar boven kijkt ziet hij een groot schouwspel uitgehouwen op het plafond van zijn hemelbed. Vermoeidheid of magie laten de gebeeldhouwde jacht tafereel langzaam bewegen alsof ze tot leven zijn gekomen en hij valt snel in een diepe slaap.
Hij heeft onrustige dromen waar hij met al zijn kracht probeert uit te ontwaken. Hij beleeft in zijn dromen al de avonturen van de laatste tijd nog eenmaal over. Als hij wakker wordt uit de droom voelt hij zich vreemd genoeg verkwikt en zijn gedachten zijn onwerkelijk helder en rustig. Alle ervaringen van de afgelopen tijd hebben zonder dat hij daar ook maar enige moeite voor heeft gedaan een plekje gevonden in zijn gedachten en herinnering. Hij heeft het gevoel dat hij daar hulp bij heeft gehad en hij twijfelt of hij daar zo gelukkig mee moet zijn.
Vlak na dat hij is ontwaakt wordt er alweer allerlei voedsel binnengebracht alsof alles wat hier binnen gebeurt buiten allang bekend is. Het geeft hem een beetje een ongemakkelijk gevoel. Archaï komt even later ook binnen als Lamech net aan zijn derde kruidenbroodje begint. ‘Meester Liberato heeft u gisteravond niet meer bij zich geroepen. Hij had het idee dat u wel wat extra rust kon gebruiken. Ik hoop dat u dat niet vervelend heeft gevonden?’ Lamech keek de jongen bevreemd aan. ‘Luister Archaï, noem mij alsjeblieft geen Heer of meester, mijn naam is Lamech en je bent bijna even oud als ik. Ik vind het niet prettig. Verder wil ik je danken voor je hulp, ik was erg moe gisteravond en ben direct in slaap gevallen.’ Archaï glimlacht verlegen, ‘Dat is goed Heer, èh… Lamech, mijn meester laat vragen of ik je deze morgen naar hem toe kan brengen voor een ontmoeting? Ben je zo klaar?’ Lamech voelt zijn hart overslaan en hij reageert nerveus, ‘Ja als ik klaar ben met de maaltijd wil ik Meester Liberato graag ontmoeten, ik heb er erg naar uitgezien.’ Archaï glimlacht begrijpend, ‘Meester Liberato kan soms erg overweldigend zijn maar hij is een wijs en machtig Magiër en erg goed voor zijn leerlingen, als je hard werkt en gehoorzaam bent.’ Hij wacht bij de deur terwijl Lamech zich klaar maakt om zijn noodlot tegemoet te treden. Hij kan zich er geen voorstelling van maken hoe het zal zijn en hoe Liberato zal reageren. Hij knikt Archaï toe die direct voor hem uitgaat en hem wenkt hem te volgen.
De weg door het paleis is lang en bijzonder verwarrend. Soms heeft hij het gevoel dat ze twee keer door dezelfde gang komen. Alles lijkt op elkaar maar misschien is dat wel de opzet geweest. Baleantach moet veel Magie bezeten hebben om van dit doolhof een Plattegrond te maken. Plotseling staat Archaï stil en hij inspecteert Lamech nog even snel. Hij schudt zijn hand en wenst hem succes toe en plotseling is hij verdwenen.
La mech staat beteuterd in de lege gang, hij ziet geen deur of ingang en hij zoekt om zich heen naar een aanwijzing voor een geheime deur.
Een doordringende stem vult zijn gedachten ‘Welkom Lamech ik heb lang op je gewacht!’ Voor hem opent de bergwand, niet via een deur of een ander mechanisme maar plotseling is de bergwand niet meer aanwezig en hij kijkt een grote zaal in. Hij stapt twijfelend naar binnen en probeert met al zijn kracht zijn natuurlijke beschermingsveld op te houden.
De zaal lijkt op de grote ontvangsthal maar is tot de top gevuld met allerlei meubels, tafels, boekenkasten, en onduidelijke apparaten, het doet hem denken aan de grot van Kzandaar. ‘Hm, ja Kzandaar,’ de zware doordringende stem laat hem sidderen van angst, ontzag en een vreemd gevoel van thuiskomen.
‘Hoe gaat het met de regenboog Magiërs Lamech? Ik heb lange tijd niets meer van ze gehoord, jammer eigenlijk want er zijn erg bekwame meesters onder de onderduikers.’ Lamech kijkt rond om de oorsprong van de stem te ontdekken maar hij ziet niets. Nieuwsgierig loopt hij door de zaal en verwacht half en half dat Liberato elk moment voor zijn neus zal staan. ‘Ik ben in de grote bibliotheek als je me zoekt Lamech, gewoon doorlopen en je neus volgen.’
Lamech volgt de aanwijzingen terwijl hij overdenkt hoe hij moet reageren op Liberato die zonder enige moeite door zijn beschermingsveld heendringt en hem het gevoel geeft dat niets voor hem geheim is. Een bulderende vriendelijke lach dendert door de zaal en hier en daar trilt een pot of fles door de zware trilling die door de zaal heengaat.
‘Hoe kan er iets geheim zijn als wij één wezen zijn Lamech. Waarom willen mensen nog steeds geloven in het idee dat er geheimen kunnen zijn. Kom gauw, ik wil je zien. Het is te lang geleden dat ik je op mijn schoot had en jou de geheimen van de basismagie probeerde uit te leggen. Je was als kleuter al bijzonder leergierig.’
Lamech is volledig verward en overdondert, hij voelt zich onverwacht welkom. Een zware bedompte geur van oude boeken en perkamenten vult zijn neusgaten en hij beseft dat hij dicht bij de bibliotheek moet zijn. Hij loopt een brede natuurlijk gevormde trap op en komt binnen in de grootste boekenverzameling die een mens zich kan voorstellen. Verder ziet hij apparaten die licht en bewegende schilderijen uitstralen. Een zacht brommend geluid dat hij hoort vanaf het moment dat hij de grote zaal binnenkomt wordt sterker.
Achter een lichtgevend kastje zit Liberato geconcentreerd te hameren op een kistje met losse letters. ‘Kom, kom jongen, ik heb je zoveel te laten zien, je zult verstelt staan wat ik allemaal heb ontdekt de laatste tijd.’ Lamech neemt Liberato van opzij op en beseft dat zijn fantasie een spelletje met hem heeft gespeeld. Liberato ziet eruit als een gewone man en zijn diepe indringende stem past niet bij het plaatje dat hij nu ziet. Liberato is angstvallig lang en mager en zijn haar staat wild op zijn hoofd alsof hij in geen jaren een kam heeft gebruikt. Zijn gezicht is geschoren en ergens is Lamech teleurgesteld. Dit moest de grote en machtige meester zijn. Ergens doet hij hem denken aan de schoolmeester die hij ontmoet heeft aan het begin van zijn reis.
Liberato lacht, ‘En wie zegt jou dat ik dat niet geweest ben, maar kom Lamech, je hebt nog geen woord gezegd, tenslotte ben ik je peetvader.’ Liberato steekt zijn magere hand naar hem uit en Lamech weet niets anders te doen dan hem hartelijk schudden alsof hij een lang verloren familielid heeft teruggevonden.
Een tevreden gevoel stroomt door hem heen en hij kijkt recht in de lachende ogen van Liberato. ‘Goedendag meester het is een eer u te mogen ontmoeten.’ Is alles wat hij er stuntelend uit kan brengen. Liberato kijkt hem onderzoekend aan en glimlacht, ‘Ik begrijp het jongen er is veel gebeurd in je leven en er zijn vele geheimen en misvattingen betreffende mijn persoon. Niet dat ik daar zelf niet aan heb bijgedragen maar ik zal je alles uitleggen en al je vragen beantwoorden en dan kunnen we aan het werk.’
Lamech glimlacht wat onwennig en weet zich geen houding te geven door zoveel vriendelijke openheid. Liberato wijst op een stoel naast hem en wijst hem het lichtgevende scherm. ‘Zie hier is een van de dingen waar we veel mee zullen werken de komende tijd. Wat veel domme mensen magie noemen is vaak niet meer dan onwetendheid. Alles waar het volk geen kennis van heeft wordt al snel magie genoemd. Je kent de verhalen over de dondergod en de maangodinnen. Doodgewone natuurwetten worden aanbeden in plaats van echte magie en wijsheid.
Je weet allang dat mijn grootste obsessie kennis en informatie is. Ik wil je dan ook veel leren en laten zien. Weet je, er zijn veel wijze meesters in het leven maar velen kunnen niet verder denken dan hun eigen leeftijd, omgevingen vakkennis. Ik ben verder gegaan Lamech, en het heeft me veel geleerd en dat alles wil ik met je delen als je mij toestaat.’
Lamech kijkt in de haast smekende ogen van Liberato en raakt verwart door zijn nederige houding en knikt een enthousiast ja. ‘Ik ben hier gekomen om kennis op doen en zoveel mogelijk te leren.’ Liberatos ogen verduisteren, ‘Ik weet waarom jíj denkt dat je hier bent Lamech maar ik zal je snel doen inzien dat al je oude ideeën een vergissing zijn en je zult me een vergevend en mild meester vinden.’ Lamech voelt de duistere ogen branden tot diep in zijn wezen maar even plotseling is de vriendelijke blik terug en Lamech vergeet de plotselinge uitval snel.
Hij kijkt geïnteresseerd om zich heen en wil alles wel aanraken en vragen over stellen. Liberatos gezicht staat tevreden, ‘Dat is waarom ik al die jaren op je heb gewacht Lamech. Ik heb vele leerlingen maar er is er niet een zoals jou. Natuurlijke wijsheid en aangeboren magie zijn heel iets anders dan aangeleerde trucjes. De resultaten van mijn leerlingen zijn dan ook vaak bijzonder teleurstellend voor mij. Ik heb één van mijn beste leerling eenmaal in deze zaal toegelaten en hij was een week van streek door de overweldigende hoeveelheid toverkunsten zoals hij het noemde. En jij hebt tot nu toe alles in je opgenomen en ik heb je nog niet een keer zien schrikken. Jij staat open voor alles wat er is en gebeurt om je heen. Werkelijk als jij zou beseffen wie je bent en welke mogelijkheden je hebt, zul je eenmaal groter zijn dan ik.’ Lamech schrikt van de woorden van Liberato maar de vriendelijke blik verdwijnt niet eenmaal uit zijn ogen als hij de woorden uitspreekt.
Lamech ontspant zich en neemt zich heilig voor om Liberato een eerlijke kans te geven en hem volledig te vertrouwen en alles te leren wat hij hem aanbiedt. Liberato klopt hem joviaal op zijn schouder en begint hem van alles uit te leggen. Een paar uur later toeteren Lamechs oren en er blijft niets meer hangen van wat Liberato hem heeft verteld. ‘En dit is een ‘visueel apparaat’. Een van mijn leerlingen heeft hem meegenomen van een van de reizen naar een andere wereld. Hij wordt in die wereld T.V. genoemd.
Lamech mompelt de letters zacht voor zich uit om de stortvloed aan informatie een plekje te geven in zijn overlopende brein, ‘teevee.’
Liberato glimlacht tevreden. ‘Je kunt er allerlei verschillende plaatsen en landen mee zien. Ik denk dat ons schouwen er een beetje mee vergeleken kan worden. Hoewel… ’ Liberato krabt op zijn hoofd. ‘Die wereld verkoopt soms een heleboel onzin op een mooi apparaat als deze.’
Lamech kucht even en zinkt neer voor het apparaat. Hij voelt duidelijk dat het ding een hoge vorm van energie uitstraalt alsof een heel leger kinderen je tegelijk probeert uit te leggen wat ze het liefste doen. Zijn hand gaat voor het lichtgevende doorzichtige steen langs maar de beelden binnenin blijven hetzelfde. Hij voelt de energie tintelen en knetteren tussen zijn hand en de lichtbron.
Verwart kijkt hij opzij naar Liberato die tevreden naar hem kijkt. ‘Weet je, ik denk dat ik je wat heb overdonderd met teveel informatie in een korte tijd. Tenslotte hebben je grootvader en die dekselse Malakaï je veel te lang ontwetend gelaten over je capaciteiten.
Jammer eigenlijk, maar wel te begrijpen. Hun keuze kan goed uitvallen en slecht maar dat zal de toekomst uitwijzen. Ik denk dat het, het beste is als we nog een keer opnieuw beginnen maar dan wat langzamer. Ik wijs je toe aan Archaï, die zal je de komende tijd de basisgebruiken uitleggen die we hier handhaven in het Meesterhuis. Maar ik zal het fijn vinden als je af en toe een oud en eenzaam man komt bezoeken. Ik vermoedt dat je nog heel veel vragen over je verleden hebt, of niet?’ Lamech knikt hem toe en voelt zich weggestuurd maar alle informatie en de ontdekking dat Liberato een goede vriend en meester blijkt te zijn verwarren hem verschrikkelijk. ‘Dat zal ik doen Meester Liberato en ik wil u danken voor u gastvrijheid en de kans om bij u in de leer te gaan.’
Liberato zakt weer neer achter het lichtgevende scherm en begint weer met zijn vingers te hameren op een plat doosje met symbolen, ‘Het is al goed jongen, ik zal Archaï de opdracht geven binnenkort een kamer hier tegenover klaar te maken anders zul je met ons drukbezette lesprogramma niet eens de tijd hebben mij te bezoeken. Wees niet bevreesd Lamech, je kunt echt elk moment op mijn deur aankloppen met vragen, als je die hebt. Luister maar niet naar de vreemde verhalen van de andere leerlingen. Zoals jezelf altijd al hebt gezegd, onwetendheid maakt maar saaie wezens van mensen.’
Lamech kijkt naar het gebogen hoofd van Liberato die druk bezig is met zijn vreemde apparaat en verdwijnt snel naar buiten. Hij kijkt om zich heen maar weet de weg niet terug.
‘Volg je gevoel Lamech dan sta je zo voor je kamerdeur,’ klinkt Liberatos stem dwars door de stenen rotswand heen, die zich alweer gesloten heeft.’ Ergens vindt Lamech het vreemd dat Liberato precies weet wat hij denkt en zonder enige moeite zijn gedachten binnendringt maar hij ervaart het meer als een fijne stem in zijn binnenste dan een inbreuk op zijn privacy.
Zonder moeite vindt hij zijn kamer terug en ziet een grote stapel boeken en documenten op zijn tafel liggen. Als hij ze inspecteert ziet hij dat het huisregels, lestijden, plattegronden en enkele leerboeken zijn voor de verschillende lessen in het kasteel van Liberato, of Meesterhuis zoals Liberato deze vreemde gemeenschap zelf noemt. Hij bladert de boeken geïnteresseerd door en overdenkt zijn laatste leermeester.
Kzandaar voelt mijlenver en eeuwen verwijdert. En als hij probeert zijn gezicht voor de geest te halen wordt er zachtjes op zijn kamerdeur geklopt.
Archaï komt binnen met een tablet eten die hij op de tafel ver van de boeken verwijdert neerzet. ‘Ik heb wat te eten voor je meegebracht. Maar je mag ook in de grote zaal met de andere leerlingen mee eten als je dat wilt.’ Lamech pakt een appel van de schaal waar hij met smaak in hapt. ‘Nog niet Archaï alles is nog een beetje te veel voor mij, maar ik zou het fijn vinden als je nog even blijft en met mij mee eet.’
Archaï kijkt verlegen naar de schaal met fruit en Lamech biedt hem een appel aan. ‘Ik ben je persoonlijke begeleider voor de komende tijd dus het is niet erg als ik niet aan de eettafel verschijn. Iedereen begrijpt dat het Meesterhuis nogal een grote verandering is ten opzichte van het normale burgerleven. En jij hebt al op je eerste dag met Liberato gesproken, dat is voor sommigen van ons nog niet eens na twee jaar gebeurd. Iedereen is bijzonder nieuwsgierig naar je. Tenslotte heeft de meester ons al maanden geleden voorbereidt op het feit dat jij zou komen om zijn eerste leerling te worden.’
Lamech weet niet of hij zich geëerd of beledigd moet voelen over het feit dat Liberato al van zijn komst afwist voordat hij zijn eigen dorp had verlaten. Dat liet te vragen over of hij hier wel zo vrijwillig was als hij zichzelf deed geloven.
Lamech schenkt hun beiden een glas bessensap in om zich te herstellen van het dubbele gevoel dat hij ervaart en wijst op het lesschema, ‘Kun je mij vertellen welke lessen we allemaal krijgen en hoe het Meesterhuis wordt onderhouden?’ Archaï trekt een stoel bij en pakt de huisregels op en begint te vertellen terwijl ze zich beiden tegoed doen aan de heerlijke vruchtentaartjes die op de bladen zijn geserveerd. Na lang werken en veel uitleg excuseert Archaï zich, ‘Het wordt nu tijd dat we gaan slapen, morgen is je eerste leerdag en zal ik je voorstellen aan onze leraren. Het fijne van ons Meesterhuis is dat wij onszelf lesgeven via de boeken en de apparatuur van Liberato. Wij hebben geen saaie en strenge oudere meesters hier en straffen worden er ook niet uitgedeeld, daar heeft Liberato een heel eigen manier voor gevonden dat zul je wel ontdekken.’
Archaï kijkt schichtig om zich heen en Lamech vermoedt dat hij bang is voor iets. ‘Vind jij het fijn hier in het Meesterhuis?’ Archaï knikt enthousiast en de bange blik van even daarvoor is geheel verdwenen en Lamech twijfelt of hij het wel goed heeft gezien. Als hij Archaï schouwt voelt hij niet veel anders dan een open geest en veel informatie over lessen, andere leerlingen, zijn ouders en een mooi blond meisje met vlechten tot over haar middel, maar nergens in zijn emoties en gedachten voelt hij een vleugje angst.
Lamech heeft niet het idee dat Archaï zo’n begaafd magiër is dat hij hem voor de gek zou kunnen houden, daar is Archaï te simpel voor.
Lamech gaat snel naar bed als Archaï is verdwenen, hij heeft niet eens de kans zijn ontmoeting met Liberato te analyseren voor de slaap hem al overmand. Als hij wakker wordt is het midden in de nacht, een vreemd geluid heeft hem uit zijn slaap gewekt.
Hij kleedt zich snel aan en loopt de grote zaal in. Het zachte geluid komt vanachter een van de andere deuren en als hij zijn oor tegen de deur houdt hoort hij duidelijk iemand zachtjes huilen. Hij twijfelt geen moment of hij moet aankloppen, hij neemt de deur nauwkeurig in zich op zodat hij morgen in ieder geval kan ontdekken wie er heeft gehuild. Maar hij voelt zich niet geroepen zichzelf belachelijk te maken door zoetsappig gedoe. Je weet maar nooit hoe de verhoudingen er in deze groep bijliggen. Een ding is zeker, niet iedereen is zo gelukkig in het Meesterhuis van Liberato als Archaï beweert.
Hij kruipt terug in zijn bed waar hij lange tijd ligt na te denken over Liberato en de prachtige ontdekkingen die hij heeft gezien vandaag en de tijd die gaat komen onder het alziend oog en oor van Liberato.
Verwoedt doet hij een poging Antheyanta een bericht toe te zenden maar zijn gedachten blijven leeg. Hij kan niet eens haar gezicht voor zijn geest halen en wijt dat aan teveel ervaringen en vermoeidheid. Hij overdenkt dat alle veranderingen gewoon te veel geweest zijn in een korte tijd en besluit het te laten rusten tot morgen. Misschien dat de slaap haar antwoorden al voor hem klaar heeft liggen.
Als hij slaapt hoort hij Antheyanta zingen bij de waterval en hij voelt zich eenzaam en verloren. Hij probeert naar haar toe te lopen maar de weg voor hem wordt alsmaar langer en langer en het geluid van haar stem vervaagt tot een zacht gemurmel. Plotseling staat hij voor een grote rivier die hij niet kan oversteken omdat hij te breed en te wild is. Wanhopig zoekt hij naar een brug of een boot maar zelfs de rivier vervaagt en verdwijnt aan de horizon.
Als hij wakker wordt voelt hij zich verlaten door al zijn oude vrienden en hij probeert met al zijn kracht de draken op te roepen maar zijn gedachten blijven stil en leeg. Het zachte kloppen op zijn deur scheurt hem meedogenloos uit zijn diepe concentratie en stort hem terug in de realiteit. Hij hoort Archaï, aan de andere kant van de deur, hem zachtjes waarschuwen haast te maken en hij maakt zich snel klaar voor zijn eerste lesdag.
Zijn eerste dag is er een van onnoemelijk veel eerste indrukken. De gangen van het meesterhuis zijn gevuld met allerlei jongelui die gekleed zijn in toga’s in vier verschillende kleuren. Van Archaï had hij de vorige avond hij al vernomen dat de kleuren staan voor de verschillende studie niveaus. Lamech was verbaasd geweest dat hij direct in het derde niveau was ingedeeld en aan de ingehouden jaloerse reactie van Archaï, die zelf in het tweede niveau was ingedeeld, was dit ook niet de normale gang van zaken. Maar Lamech had zijn nachtblauwe toga met trots aangetrokken over zijn nieuwe zijden tuniek en had zichzelf ongegeneerd bewonderd in de manhoge spiegel in zijn badkamer. Hij zag er bijna uit als een echte magiër in zo´n lange toga. Als hij achter Archaï aan door de lange gangen loopt en hem voorstelt aan klassenleiders en andere groepsleiders ziet hij jaloezie met openlijke bewondering afgewisseld in hun nieuwsgierige blikken. Hij besluit niet te afstandelijk te doen tenslotte is hij hier nog wel even en wil hij zoveel mogelijk leren in een korte tijd.
Als zijn eerste lesdag voorbij is wil hij nog graag naar Liberato om te praten over zijn verleden zoals Liberato hem had beloofd maar de conciërge waarnaar hij verwezen wordt vertelt hem dat Liberato een paar dagen afwezig is en de drukke dagen in het meesterhuis gaan voorbij en hij lange tijd ziet geen kans om Liberato te bezoeken. Als de vragen in zijn hoofd bijna ondragelijk worden en hij Liberato wil bezoeken is hij weer afwezig. Lamech besluit beledigd af te wachten tot Liberato hem bij zich roept maar de dagen rijgen zich aaneen en hij hoort niets van Liberato.
Het lesprogramma valt hem mee en de leerlingen ook. Allemaal zijn ze ongeveer net zo oud als hij en ze komen van allerlei families uit de Hooglanden en Laaglanden. Velen zijn meegekomen met de goudtrek en Lamech hoort dat vele jongens, ouders hebben die in de mijnen van Liberato werken.
Voor Lamech die eigenlijk nooit veel vrienden heeft gehad is het vreemd om zo verwelkomd te worden. Archaï blijkt een goede steun te zijn. Menigmaal als de aandacht van de andere leerlingen hem wat te veel wordt vindt Archaï een goede smoes hem te bevrijden. Misschien is Archaï een simpele jongen maar zijn empathische capaciteiten zijn onmiskenbaar. Volgens Kzandaar zou Archaï een goed magiër kunnen worden.
Af en toe als zijn hoofd helder is en zijn verbazing en irritatie over de constante afwezigheid van Liberato ten top stijgt denkt Lamech wel eens na over de situatie die er in het meesterhuis heerst.
Lamech vindt het wel een beetje vreemd dat alle arbeiders die hij heeft ontmoet in en om het Meesterhuis; altijd gelukkig en tevreden zijn. Hij heeft zijn leven lang in een boerendorp gewoond en hij weet heel goed dat mensen nooit altijd gelukkig zijn, er is altijd wel iemand met verdriet of problemen.
Een andere zaak die hij niet kan bevatten is; dat iedereen in het meesterhuis het heel normaal vindt dat de oudere jongens, die hun examen gehaald hebben uitgezonden worden ver buiten het meesterhuis en nooit worden ingezet om les te geven aan de jongeren. Hij vindt het nog vreemder dat zij nooit meer iets horen over van de oudere jongens. En waarom is er geen enkele volwassene in de directe nabijheid van Liberato: wil hij geen concurrentie of zijn er geen magiërs meer over die met Liberato samen willen werken? Maar alle vragen die hij zichzelf af en toe stelt op zo’n heldere dag geven hem niet het idee dat er echt iets mis is want hij kan geen bewijzen vinden het vage gevoel van onwerkelijkheid.
Soms denkt hij erover om Archaï te vertellen over zijn ervaringen en de werkelijke reden waarom hij hier in het Meesterhuis is.
Maar als hij zo’n gesprek met Archaï wil beginnen houdt Archaï altijd een pleidooi voor Liberato en het meesterhuid en na zo’n lofzang vraagt hij zichzelf af of Kzandaar en de anderen zich niet volledig hebben vergist in Liberato. Alles in de omgeving van Liberato is ook goed georganiseerd zoals Archaï altijd beweert en iedereen in het meesterhuis schijnt tevreden. Lamech heeft nooit lang last van deze heldere momenten en in het meesterhuis vliegen voorbij zonder abnormale gebeurtenissen die zijn wantrouwen voeden.
Na bijna drie weken wordt hij plotseling uit zijn chemie klas gehaald door Liberato zelf met een vage verontschuldiging naar de klassenoudste. In de klas heerst een doodse stilte als Liberato vanonder zijn dikke wenkbrauwen de klas in tuurt terwijl hij wacht op Lamech die zijn boeken bij elkaar grijpt en achter hem aanloopt maar als de deur sluit en ze de lange gang inlopen vangen ze beide zenuwachtige giechelgeluidjes op.
Liberato staat plotseling stil, waardoor Lamech tegen zijn rug opbotst, hij draait zich op zijn hakken om en loopt terug naar de klas, scheurt de deur van de klas open. Enkele jongens zitten achterstevoren op hun stoelen en maken grapjes over het uiterlijk van Liberato met zijn verwarde haren en ongestreken toga. Lamech ziet een snelle beweging van Liberatos hand en het volgende moment hangen drie jongens een meter boven hun tafeltjes. De donderende stem van Liberato schalt door de grote zaal, ‘Een beetje respect voor je meerdere is nooit verkeerd!’
Glazen potten en buisjes tinkelen van de kracht van zijn stem en de kleine vuurtjes onder enkele experimenten laaien hoog op waardoor de buisjes springen en een vreemde geur zich door de klas verspreidt. De jongens vallen terug op de grond en Liberato verlaat de zaal zonder zich een maal om te keren.
Lamech die in de deuropening is blijven staan en snel plaats maakt voor Liberato ziet de jongens verward gaan zitten. Hun haren staan alle kanten op en hun kleding is binnenste buiten gekeerd. Ondanks de gespannen situatie blijft het doodstil in de klas.
Lamech sluit de deur zachtjes en loopt snel achter Liberato aan. Hij glimlacht om de grappige aanblik van de verwarde jongens en heeft er moeite mee om zijn gezicht in de plooi te houden als Liberato zich naar hem omkeert. De brede glimlach op Liberatos gezicht verbaasd hem, hij had verwacht dat Liberato echt boos was. Deze man was niet te doorgronden overdenkt hij teleurgesteld.
Liberato gaat naast hem lopen en slaat een arm om hem heen en fluistert zacht in zijn oor: ‘Jij moet alleen wat dieper in jezelf duiken Lamech, als je mij wilt leren kennen. Tenslotte zijn wij beiden gelijk en wij zijn dieper met elkaar verbonden dan de zee en het strand of de adelaar en zijn prooi.’ Lamech weet niet of de vriendelijke stem nu een dreiging uitspreekt of niet en hij kijkt recht in de ogen van Liberato en hij voelt zijn hart kloppen in zijn keel. Diepe zeeën vol vuur stralen hun warmte op hem af en hij zet een stap achteruit en wendt zijn blik af.
Liberato lacht vrolijk en klopt hem op de schouders, ‘Jij moet nog veel leren Lamech over jezelf en jouw lotsbestemming.’ Lamech volgt Liberato die door een plotselinge opening in een muur verdwijnt en voelt zich helderder dan ooit. Alle vragen die hij lange tijd probeert te overdenken en die ongrijpbaar voor hem wegrenden stromen nu zijn heldere geest binnen en hij stelt zenuwachtig de vraag die hem al deze weken niet met rust heeft gelaten.
‘Waarom, als u al die tijd wist waar ik woonde heeft u mij niet eerder opgehaald om mij te trainen om een magiër te laten worden?’
Liberato draait zich om terwijl hij een paar boeken van een stoel oppakt en op netjes in de grote boekenkast schuift. Hij kijkt hem diep aan en stelt een wedervraag: ‘waarom denk jij?’
Lamech wil niet dom of brutaal overkomen en overweegt zijn antwoordt nauwgezet. ‘Ik denk dat u er nog niet klaar voor was om leerlingen aan te nemen.’
Liberato grinnikt geslepen, Dat heb je beter gezien dan ik had verwacht. Wat denk jij dat ik wil bereiken Lamech? Wat is het grote meesterplan van de machtige Liberato? Wat ben ik van plan met de Grote Landen en met jou?’
Lamech die nooit had verwacht dat Liberato hem deze vraag zo direct zou stellen is even uit het veld geslagen maar de wetenschap dat geen enkele gedachte geheim is voor Liberato antwoordt ontspannen gevoel, ‘Ik weet het niet precies Liberato maar voor zover ik de mensen zie, die voor u werken in de velden en de mijnen zie ik alleen maar gelukkige gezichten en de snelle vooruitgang die de Hoge Landen hebben geboekt in een korte tijd geeft het idee dat u alleen maar goede bedoelingen heeft. Maar wat ik niet kan begrijpen is, dat de mensen die in de Lage landen zijn achtergebleven zo moeten lijden, het leven is daar zwaar en onzeker zonder de hulp van en de onzekerheid over hun families.’
Lamech beseft dat hij zich op gevaarlijk terrein begeeft maar hij heeft al lang gewacht op dit gesprek met Liberato en het is beter dat de kaarten open op tafel komen te liggen.
Liberato opent een groot boek voor Lamech en wenkt hem dichterbij te komen.
Lamech kijkt in het boek en ziet het oude keizerrijk in al haar pracht en praal.
‘Ken jij de verhalen over de glorie van het oude keizerrijk?’ Lamech knikt enthousiast terwijl hij de bewegende beelden bekijkt die Liberato hem laat zien in het magische boek. Het oude keizerrijk is nog prachtiger dan hij zich had voorgesteld. De paleizen in de grote steden waren bedekt met gouden torens en de brede straten baanden zich een weg door een bedrijvige drukte. Arm en rijk waren bijna niet van elkaar te onderscheiden en zelfs de eenvoudige bakkervrouw was in zijde gekleed. Lamech kan zijn ogen bijna niet afhouden van de prachtige beelden.
‘Weet je Lamech, als een groot leider zijn volk in vrede regeert kan elkeen van zijn onderdanen in rijkdom en gemak leven. De technologie is hoger en gezondheid en vooruitgang staan hoog op de ranglijst bij de wijsgeren.
Ik wil de glorie van het oude keizerrijk herstellen. Een tijd waarin grote en diepe wijsheden op elke hoek van de iedere straat is te horen. Een nieuwe glorieuze tijd waarin niemand armoede kent omdat vele wijze magiërs mij terzijde zullen staan met hun wijsheid en macht en Ik zal mijn zinnen niet op de landen van mijn naasten zetten en de rijkdom verspillen aan nutteloze oorlogen. Ik zal zorgen dat onze buurlanden niets anders kunnen doen dan hun knieën en hoofden in respect buigen voor overmacht van de grote Landen.
Lamech geniet van dit toekomstbeeld maar mist in de afbeelding een ding die de oude tijd heeft gekend; de Draken. Hij draait zich om en kijkt in het glanzende gelaat van Liberato. En hij durft de vraag te stellen die zijn angstig kloppende hart uitschreeuwt. ‘En de draken, zult u de draken terugbrengen uit die andere dimensie?’
Liberato draait zich snel om en loopt geïrriteerd naar de andere zaal terwijl Lamech naar zijn stramme rug kijkt. ‘Lamech, ik ken jouw liefde voor de draken maar ik heb hen gekend van hun andere zijde. Een zijde die zij jouw nooit hebben laten zien. Hoe vaak moet ik nog herhalen dat jij en ik gelijk zijn en dat wij samen de Grote Landen en al haar buurlanden naar grote hoogten zullen verheffen. Ons rijk zal mooier zijn dan het oude keizerrijk.’ Een verbeten blik vult Liberatos ogen als hij doorgaat, ‘De draken hebben dat verhinderd zoveel jaren geleden. In de tijd dat er nog vele wijze magiërs waren vonden de draken het nodig ons te scheiden.’
Lamech begrijpt het antwoord en de wrok van Liberato niet, ‘Maar de draken hebben altijd gezegd dat wij moeten samensmelten en een worden, zij willen juist dat wij samen regeren!’ Schreeuwt hij opgewonden. Lamech ziet de blik in de ogen van Liberato als een kameleon verwisselen van verwarring naar angst en weer terug naar extase. Lamech twijfelt er zelfs aan of hij het goed heeft gezien als Liberato weer bevangen van zijn grote dromen doorspreekt.
‘Samen zullen wij regeren in grote glorie en wijsheid Lamech, en ik beloof je dat de draken zullen terugkeren omdat vrede en wijsheid altijd hun eerste prioriteit is geweest. Niet ik heb de draken verjaagd, maar de keizer met zijn bloeddorstige oorlogen heeft de wijze en vreedzame draken verdreven. Ik heb ze alleen willen beschermen tegen kwaadwillende wezens Lamech. Zijn stem wordt zacht en geheimzinnig. Vergeet nooit Lamech, er zullen altijd kwade creaturen zijn die hun schoonheid en goedheid uitstralen als de oneindige en verslindende diepten van de zee. Er zijn er genoeg jongen, die de goedaardige draken met hun geslepen tongen tegen ons willen keren Lamech, vergeet dat nooit. En als wij samen wijsheid en vooruitgang hebben teruggebracht in de Grote Landen zullen de draken terugkeren, dat beloof ik.
Lamech is volledig overdonderd door de woorden van Liberato en hij voelt zich intens tevreden en gelukkig met de beelden die hij ziet. Het magische boek toont nu de draken die over de gouden daken van de bloeiende velden van de Grote Landen vliegen en hij zit op hun rug en is gekleed in de mooiste stoffen en de prachtigste kleuren die hij ooit heeft gezien. Liberato gaat naast Lamech zitten die geniet van de beelden in het boek, legt zijn hand tussen zijn schouders en Lamech valt in een diepe slaap.
Als Lamech opkijkt uit zijn boek ziet hij Liberato aan de andere kant van het bureau prutsend met een klein apparaatje en een stuk gereedschap. Lamech voelt zich zo volgestopt met wijsheden dat zijn hoofd klopt van de informatie die Liberato hem heeft opgevoerd in de afgelopen uren. Hij kijkt door de hoge ramen van de grote zaal naar buiten en ziet de maan boven de Zwarte Bergen glinsteren. Urenlang heeft hij wijsheden en spreuken en plannen met Liberato gedeeld en hij geeuwt van vermoeidheid.
Liberato lacht tevreden, ‘Jij bent een geweldige leerling Lamech, ik geniet van je open geest en je opnamecapaciteit. Ik heb altijd geweten dat er grote wijsheid in je schuilt als je maar juiste meester heb, vergeet dat nooit! Ga nu naar bed Lamech, deze nacht zal ik je nog meer wijsheden brengen in je dromen, vrees niet. We zullen nu snel verder kunnen gaan met mijn… onze grote plannen als jij zo snel blijft leren als vandaag. Ik ben trots op je!’ De woorden dragen hem bijna naar zijn kamer en intens tevreden valt hij, zonder zijn kleren uit te trekken doodvermoeid in slaap en droomt over het grote rijk dat hij en Liberato zullen regeren. Wijsheden, vreemde talen en verre landen passeren in zijn dromen en hij slaapt diep en ongestoord. Al zijn wantrouwen en vragen zijn verdwenen en hij voelt zich alleen nog maar intens tevreden en dat had hem toch aan het denken moeten zetten vindt u ook niet?
De volgende ochtend wordt Lamech wakker van Archaï die hard op zijn deur klopt. ‘Wordt wakker Lamech je bent te laat voor je chemieklas. Lamech springt op en voelt zich vreemd zwaar en duizelig. Een tevreden maar loom gevoel stroomt door zijn benen en hij probeert zich snel aan te kleden maar hij ziet dat hij al gekleed is en dat zijn toga volledig gekreukt en klam om zijn lichaam hangt. Hij knijpt zijn ogen dicht in wanhoop; dat wordt twee dagen in de hete wasserij werken, ‘Nou dan had ik maar beter op moeten letten gisteravond toen ik…,’ Lamech doet verwoede pogingen zich te herinneren waar hij gisteravond zo laat is geweest en wat er zo belangrijk was dat hij zijn toga is vergeten netjes op te hangen maar hij kan het zich niet meer herinneren. Hij weet alleen dat al zijn vragen zijn bentwoord en dat hij snel zijn examens wil gaan doen om nog meer privé-lessen bij Liberato te kunnen volgen.
Archaï staat ongeduldig op de gang te wachten als Lamech uit zijn kamer komt. Hij kijkt met grote ogen naar zijn verkreukte toga die Lamech toch zo goed heeft gefatsoeneerd, grijpt hem bij zijn arm en sleurt hem naar de kamer van de klassenoudste. Daar duwt hij hem naar binnen en Lamech voelt zich verraden door zijn beste vriend.
‘Kom binnen Lamech,’ klinkt de vriendelijke stem van Marco. ‘Ik heb van Liberato vernomen dat je verontschuldigd bent voor de eerste lessen. De meester is zeer tevreden over je vooruitgang Lamech en ik mag je een nieuwe mantel aanbieden. Ik wilde het deze middag met alle ceremonieel doen maar als ik zo naar je huidige exemplaar kijk denk ik dat het betere is dat je de Purper Toga direct aantrekt anders zal de dienstdoende klassenoudste je ondanks je promotie alsnog een paar dagen wasserijcorvee geven.
Lamech lijkt met grote ogen naar de dieppaarse toga; de laatste en hoogste onderscheiding in het meesterhuis is. Hij is nu officieel meesterleerling en hij legt zijn verkreukelde exemplaar eerbiedig over de stoelleuning en steekt vol trots zijn armen in de zacht zijden diepgekeurde toga. Marco feliciteert hem het eerste en het volgende ogenblik komt Archaï binnen met een ondeugende blik.
Lamech kan moeilijk boos worden zo trots en gelukkig is hij en hij geeft zijn vriend een vriendschappelijke stomp op zijn bovenarm.
De rest van de dag gaat voorbij in een waas van ceremonies, het uitdelen van nieuwe boeken en lesschema’s. Hij zoekt af en toe onzeker door zoveel geluk in de gezichten van zijn medestudenten naar een blik van jaloezie maar hij ervaart alleen maar oprechte bewondering en hij is intens tevreden en kalm.
Kalm en tevreden… Woorden die hij zijn hele leven niet heeft gekend en ergens diep in zijn achterhoofd ontwaakt er een vraag waar hij niet bij kan komen. Een vraag die hij niet kan verwoorden en die hij ontevreden en onbeantwoord van zich afschuift om een paar oudere jongens te volgen in de grote Amethist Zaal om zijn nieuwe lessen te volgen.
De maanden die volgen op zijn snelle promotie zijn gevuld met privé-lessen van Liberato en dromen die hem in snelle vogelvlucht over het grote toekomstige Rijk van de Magiërs voert. Dromen die Lamech zich elke vreemd genoeg bijna niet kan herinneren. Wel blijft hem elke keer een groot gevoel van wijsheid en macht bij als hij de zalen van Liberato verlaat en ontwaakt uit de dromen die Liberato hem toespeelt. Hij leert veel over de grote plannen van Liberato met de Grote Landen, de landen van het oude keizerrijk en de tijd dat de draken zullen terugkeren als alles gedaan is en alle leerlingen in het Meesterhuis hun examens gedaan hebben om als medemagiërs met hen te regeren het Grote Rijk der Magiërs.
Het is allemaal onwijs interessant maar vaak blijft Lamechs blik hangen bij de prachtige vreemde stukken uit die andere dimensie en keer op keer smeekt hij Liberato hem meer te vertellen over die andere wereld maar Liberato wil dat hij eerst zijn eigen dimensie volledig begrijpt voordat hij zich bezig kan houden met die andere werelden.
Meestal is hij gelukkig en tevreden met de gang van zaken en intussen is hij zelf klassenoudste en geeft les aan de jongere jongen en meisjes die hem allemaal bewonderen en vereren maar ergens blijft er een gevoel vaag gevoel van onbehagen hangen, een vraag diep in zijn brein die hij niet kan verwoorden.
Hoofdstuk 13
Een oude vriend
Op de laatste ouderbezoekdag van het jaar loopt Lamech over het plein diep in gedachten. Overal zijn tenten en etensstalletjes opgesteld. Ouders van vele leerlingen zijn met hun gehele familie gekomen om hun zonen of dochters te bezoeken. Maar zelfs mensen die geen kinderen op het Meesterhuis hebben zijn welkom.
Er zijn marktkraampjes waar allerlei nuttige en nutteloze zaken worden verkocht of geruild. Een groep acrobaten doet een levensgevaarlijke act en op elke straathoek staat een troubadour of een goochelaar. Zelfs enige van zijn collega studenten doen magische trucjes in donkere steegjes voor de nieuwsgierige boerenkinderen. Lamech vermoedt, dat de eerste regel van het Meesterhuis; dat er geen magische informatie overdragen mag worden buiten het Meesterhuis, op deze dag regelmatig wordt gebroken en hij neemt nog een grote hap van zijn illegaal verkregen kruidkoek. De grens tussen illusie en rasechte magie is hier even dun als de grenzen in het Dodenwoud.
De heerlijke geur van honingkoek trekt zijn aandacht. Hij ruilt bij het heerlijk geurende kraampje, een spreuk voor het zuiveren van water, om voor een kruik honingdrank en een stuk kruidenkoek.Vervolgens zoekt hij een hoog en stil plekje om de hele markt te kunnen overzien zonder constant gestoord te worden door zijn medestudenten die enthousiast hun familie komen voor te stellen. Hij heeft nu vaak genoeg gehoord dat hij de beste student van het Meesterhuis is en de enige die bij Liberato zelf in de leer is.
Hij had nooit gedacht dat hij nog eens nederig zou worden. Maar de overdreven en nimmer aflatende attenties van zijn medestudenten irriteren hem de laatste weken mateloos. Af en toe als hij bij Liberato is en zijn zware training doorloopt vraagt hij zich af of al die verering wel goed is voor een eenvoudig student. Maar veel bijval krijgt niet van Liberato behalve de waarschuwing niet te licht te denken over de enorme capaciteiten die hij heeft.
Eerlijk gezegd voelt Lamech zich in het geheel geen goede leerling of groot magiër in spé. Eigenlijk is hij nogal teleurgesteld in de opleiding voor magiër. Buiten de interessante voorwerpen in Liberatos werkplaats en de belofte dat als zij de Grote Landen weer in de oude glorie hebben hersteld dat de draken terug zullen keren is er weinig opzienbarends in het Meesterhuis.
Eenvoudige trucjes en naar zijn idee veel te veel overbodige leerstof, die buiten het feit dat het niet bijster interessant is, geen enkele praktische waarde heeft voor een magiër. Ellenlange epistels over grote onbekende keizers en lang vergeten oorlogen. Zes verschillende talen uit landen waar hij in zijn hele leven nog nooit van heeft gehoord. Waarom Liberato zijn leerlingen bewust dom houdt begrijpt hij in het geheel niet. In de ene week bij Kzandaar heeft hij meer geleerd over magie dan in de drie maanden dat hij nu bij de grootste meester is.
Hij denkt er hard over om de echte interessante dingen voor zichzelf te gaan onderzoeken. Hij neemt het gouden sieraad van Baleantach weer eens ter hand en probeert de ware macht erachter te ontdekken. Zoals vele keren daarvoor blijft zijn gezicht gesloten en zijn gedachten leeg. De binding die hij eenmaal heeft gevoeld met het voorwerp is ook niet meer aanwezig. Hij stopt het weer terug onder zijn blouse en kijkt ongeïnteresseerd vanaf het platform waar hij zit naar het marktplein beneden hem. Hij vraagt zich af waarom Liberato nooit over het sieraad heeft gesproken. Zijn hele verleden en zijn gehele reis is bekend bij Liberato maar het voorwerp is nooit ter sprake gekomen. Misschien had Baleantach toch meer macht dan Kzandaar verwachtte en verbergt het kleine sieraad werkelijk een groot geheim.
Plotseling springt hij op, zijn vriend Matani uit Medina loopt beneden hem met zijn vader de smid en een paar van zijn kolossale neven. Hij zakt weer in elkaar, wat moet hij zeggen, hoe zullen ze reageren. Hij volgt de familie met zijn ogen. Zelfs de bakkersvrouw staat met de vrouw van de smid te praten bij een kraampje met prachtige stoffen. Hij had niet verwacht dat de gezellig dikke bakkersvrouw geïnteresseerd kon zijn in prachtige stoffen. Zij en de vrouw van de smid bewonderen dure zijden lappen en hij vraagt zich af waar ze die zouden kunnen dragen in het mijnwerkersdorp onder de berg. Zijn vriend neemt een mooi zwaard ter hand en weegt het waarna hij zijn vader iets in zijn oor fluistert. Zijn vader neemt het over en inspecteert het indringend en geeft hem terug aan de teleurgestelde koopman.
Onrustig begint hij te ijsberen. Moet hij naar beneden gaan en doen alsof er niets aan de hand en gezellig met hen praten of is het beter zich verborgen te houden. Plotseling schaamt hij zich diep, het gezicht van Malakaï en grootvader branden op zijn netvlies, Malakai die toch van hem verwacht dat hij op pad is om informatie te verzamelen en hij heeft al deze maanden niets gedaan om zijn opdracht te vervullen. Hij heeft er zelfs helemaal niet meer aan gedacht. En grootvader zou zeker willen weten hoe het met zijn grote vriend de smid is. Langzaam loopt hij de vele trappen af naar het marktplein en twijfelt over de manier waarop hij zou kunnen uitvinden hoe het werkelijk met hen is, per slot van rekening schijnen alle goudzoekers bijzonder gelukkig te zijn in de mijnen van Liberato.
Als hij op het plein aankomt, loopt de gezellige dag al ten einde. De mensen beginnen in te pakken en al velen van hen zijn al verdwenen. Hij overziet de menigte snel en kan zijn vriend en de kolossale smid niet vinden. Hij vraagt wat rond naar de opvallende gestalte van de kolossale smid en zijn familie en hoort dat ze even geleden door de poorten zijn weggegaan.
Teleurgesteld loopt hij terug naar zijn kamer die intussen vlak bij de werkkamer van Liberato ligt. Als hij op zijn bed gaat liggen hoort hij de stem van Liberato hem roepen. ‘Lamech wil je even bij mij komen?’ klinkt de stem van Liberato zwaar in zijn achterhoofd. Lamech springt op en maakt zich klaar om naar Liberato te gaan. Hij gaat door hem heen dat hij er nooit aan zal wennen dat elk moment van de dag iedereen maar in zijn hersenpan zit te wroeten. Want de lessen van Kzandaar om zijn gedachten af te sluiten hebben geen enkele uitwerking op de overmacht die Liberato op zijn gedachten heeft.
Even later staat hij voor Liberato die onder een ingewikkeld uitziend apparaat ligt en hem vraagt een van de rare gereedschappen uit de andere wereld aan te geven. Liberato houdt veel van zijn geheimzinnige en vreemde apparaten geheim en hij weet dat hij een eed heeft gezworen aan Liberato om aan niemand iets te vertellen over de dingen die hij hier achter de gesloten deuren heeft gezien.
Hij geeft hem de dunne staaf met het rode handvat aan en bedenkt zich dat deze gereedschappen velen een goede dienst zouden bewijzen maar hij houdt zich stil. Liberato is een goed en gewillig meester en hij heeft hem al vele geheime magische ontdekkingen leren kennen. Tenslotte is hij op weg een groot meester te worden, beter dan al zijn medestudenten en hij wil deze voordeelpositie niet kwijtraken.
‘Lamech als je eens een dagje alleen buiten het Meesterhuis wilt kijken dan is dat goed hoor. De mijnen zijn altijd erg interessant en overweldigend. Je kunt Archaï meenemen als je een gids nodig hebt maar je kunt ook gewoon op je eigen houtje rondkijken als je dat wilt. Je weet dat ik je geleerd heb je interne gids te volgen, die zal je altijd daarheen brengen waar je gedachten zijn. Je weet dat je een speciale positie hier in het Meesterhuis hebt en ik hoop dan ook dat je bij mij zult blijven als je, je examen hebt gedaan. Samen zullen wij grote dingen doen Lamech, als jij je verstand eindelijk eens gaat gebruiken.’
Lamech knikt dankbaar met een gevoel van wrok diep verstopt, ‘Dank u Meester Liberato ik zou graag eens naar de mijnen willen gaan denk ik. Ik heb veel gehoord over de nieuwe winning methoden die u gebruikt om het goud van andere edelmetalen te scheiden.’
Lamech vermoedt al langer dat Liberato teleurgesteld is in hem. Dat is hij zelf trouwens ook, zowel in hem zelf als in Liberato. Hij is de laatste weken nooit meer bij hem in de leer en als hij Liberato wil bezoeken is hij altijd afwezig. Misschien groeit hij niet zo snel als Liberato verwacht had maar de watten in zijn hoofd storen zijn concentratie. Hij heeft elke dag moeite om wakker te worden en hij valt vaak in slaap tijdens de lessen. Het ergert hem mateloos maar als hij er over wil spreken met een van de oudere leerlingen komen ze met een vaag antwoordt waar hij niets aan heeft.
Na een heleboel gesleutel komt Liberato onder het vreemd uitziende apparaat vandaan, zijn gezicht zit vol zwarte vegen die hij met een smerige lap allen maar uitwrijft in plaats ze te verwijderen. Lamech glimlacht geamuseerd en Liberato lacht mee als hij een spiegel passeert en zijn smerige gezicht ziet. ‘Als je gaat moet je voor mij een brief bezorgen bij de hoofdman van de zilvermijn. Wacht maar even ik zal je de brief meegeven. Er is geen haast bij dus je kunt gaan wanneer je maar wilt.’ Liberato rommelt met zijn vieze vingers tussen de paparassen op zijn overvolle bureau. Lamech kan helemaal niet begrijpen dat iemand die zo slordig en ongeorganiseerd is zo’n groot magiër als Liberato kan zijn. Hij neemt de brief aan en kijkt nog even naar een van de lichtgevende doosjes die een vreemd toneel laten zien. Een grote oorlog wordt op het scherm afgebeeld, hij ziet grote vliegende voorwerpen over een stad vliegen die voorwerpen naar beneden gooien die de stad in puin leggen. Liberato loopt om hem heen en stopt de lichtbron. Lamech heeft menigmaal aan Liberato gevraagd hoe deze apparaten werken en uit wat voor een wereld ze komen maar Liberato wil het hem nog niet vertellen. ‘Dat is voor later mijn jongen zegt hij altijd.’ Maar de vreemde beelden binnen in het scherm blijven hem mateloos intrigeren en geduld is nooit zijn grootste gave geweest, hij bedankt Liberato nogmaals en verdwijnt door de stenen muur naar buiten. Een van de volgende dagen neemt hij zich voor naar de mijnen te gaan om zijn vriend te bezoeken maar zijn hypnose examen neemt meer tijd in beslag dan hij had verwacht en er zijn al enkele weken voorbij als hij een reispasje aanvraagt bij de conciërge. ‘Je wilt naar de mijnen? Gaaf,’ Een van mijn broers werkt daar ook, hij heet Marco, je hebt hem gezien op de laatste bezoekdag, ik stelde hem aan je voor samen met mijn twee zuster die in de keukens werken weet je nog?’ Lamech herinnert zich in het geheel niet dat Barco zijn familie had voorgesteld maar hij moet toegeven dat hij niet echt opgelet had toen alle jongens van het Meesterhuis waren langs gekomen met hun vrienden en familie. ‘Dat is goed Barco als je nog wilt dat ik iets voor hem meeneem moet je me dat voor vanmiddag geven.’ Barco kijkt bewonderend naar de meesterleerling en schudt dankbaar zijn hand terwijl hij met de andere hand het pasje tekent. ‘Hier is je pas Lamech, ik zal je vanmiddag enkele brieven meegeven voor mijn moeder en zusters.’ Hij schudt nogmaals de hand van Lamech en bedankt hem volledig overbodig nog een keer. Lamech verdwijnt snel met het pasje en weet nu al dat de brieven ergens in een afvalton zullen belanden, hij heeft er helemaal geen zin in postbode te spelen en op zoek te gaan naar de familie van Barco en al helemaal niet omdat hij vermoedt dat de familie van Barco net zo overdreven dankbaar zal zijn als hun zoon. Die middag zadelt hij een van de paarden en gaat op pad. Het schichtige stalmeisje neemt hem opmerkzaam op en ergens heeft hij het gevoel dat zij hem iets wil vragen.
Maar om te gaan praten met iemand die dieren hogere wezens vindt dan mensen moet je wel al je gezonde verstand zijn kwijtgeraakt. Hij vindt mensen al lagere wezens wat zou zij ervan zeggen als hij zou vertellen hoe hij over dieren denkt. Hij denkt aan de draken maar die vallen voor hem in een geheel andere categorie. Voor hem staan de draken op een veel hoger niveau dan mensen. Ze staan voor hem zelfs nog hoger dan de magiërs die hij ontmoet heeft in de Regen boogvallei. Af en toe betrapt hij zichzelf erop dat hij bar weinig aan zijn vrienden en zijn taak denkt in het Meesterhuis. Soms heeft hij het gevoel dat hij erg is veranderd maar als hij probeert uit te vinden wat er mis is stuit hij op een grootte leegte, zowel in zijn herinnering als zijn gevoelens. Hoe het mogelijk is dat hij niet meer droomt en waarom is hij zo mak schaap geworden, vraagt hij zich meerdere keren af maar hij kan zich niet concentreren tijdens een zelfanalyse. Hij herinnert zich dat hij nog niet zo lang geleden een heel ander karakter had. Ergens verbaast hij zich over de rust die hij hier heeft ervaren sinds hij in het Meesterhuis vertoeft. Hij richt zijn gedachten weer op zijn doel van die middag en gaat eerst naar de hoogste piek van de Zwarte Bergen. Hij heeft deze plek eenmaal bezocht met Liberato om de omgeving te leren spotten zoals Liberato het noemde. Het was een interessante les geweest en hij begreep dat veel van het gebeurde in de Hoog en Laaglanden volledig werd overzien en gecontroleerd door Liberato. Hij herinnerde zich heel goed dat het hem was opgevallen door de dingen die Liberato zei, dat hij hem al een lange tijd in de gaten had gehouden, zelfs in de jaren dat hij opgroeide bij zijn grootvader. Bijvoorbeeld op het moment dat hij een voorbeeld gebruikte om hem uit te leggen hoe hij de omgeving moest spotten. Liberato zei, ‘Herinner je het moment dat je in eigen dorp aan de rivierkant zat en de rivier met je gedachten volgde?’ Lamech had geknikt terwijl zijn gedachten op volle toeren werkten. Hij had allang begrepen dat Liberato al zijn gedachten kon opvangen en er helmaal geen geheim van maakte dat hij hem al die jaren in de gaten werd gehouden. Hij stapt van zijn paard en onderzoekt de omgeving. Het weer is helder en de winter was mild en warm gebleken. De maanden in het Meesterhuis gaan snel voorbij en ergens kan hij de lente al voelen broeien in de dode takken van de schaarse boom die er op de Zwarte Bergen groeit. Hij gaat zitten op een grote platte steen die de warmte van de karige zon heeft opgenomen en onverwacht warm blijkt. Hij neemt een ontspannen houding aan en sluit zijn ogen voor een moment. Al zijn gedachten concentreren zich op dit moment en hij ervaart de zachte winterbries en de zachte steen onder hem intens. Zijn lichaam wordt zwaar en loom en zijn gedachten worden helderder. Als hij zijn ogen opent, voelt hij de zwakke zon in zijn ogen branden. Alle dingen in zijn omgeving en in de verte schijnen dichtbij alsof hij het bijna kan aanraken en hij focust zijn gedachten op de verte. Langzaam komt de rivier dichterbij en hij ziet een paar kinderen spelen in het water. De bloemen op de jurk van een van de wasvrouwen zijn zo gedetailleerd dat hij ze bijna van haar kleed kan plukken. Hij voelt dat zijn concentratie verflauwt en hij sluit een moment zijn ogen om de energie van zijn gedachten op een lijn te brengen met zijn doel. Het volgende moment ziet hij de rivier onder hem wegschieten en in enkele seconden is hij in zijn eigen dorp. Hij zoekt het huisje van Malakaï en hij ziet even duidelijk alsof hij er zelf zou staan dat Malakaï en grootvader een pijp roken voor het kleine hutje. Hij focust zich op hun gedachten en hoort hun stemmen duidelijk in zijn hoofd. ‘Ik ben vandaag de heuvels ingegaan en heb enkele bergbewoners bezocht, Malakaï. Ze vroegen mij of ik nieuws had van Lamech en of er ooit iemand van de dorpsbewoners terug zal komen. Er wordt veel gemopperd Malakaï, het is te moeilijk voor de oudere bergbewoners om zichzelf geheel alleen te bedruipen. Ze moeten zoveel harder werken als voorheen. Oh ja, je vriendin Akanta laat je groeten.’
‘Ben je daar geweest,’ vraagt Malakaï geïnteresseerd, ‘Had ze nog nieuws.’
‘Nee, ze mopperde dat je al te lang niet meer op de berg bent geweest en ze mist het gezellige dorpsleven.’ Malakaï gezicht versombert, ‘Ja het is niet zoals het zou moeten zijn in het leven en nu Lamech al zo lang in de leer is bij Liberato en we nooit bericht krijgen, twijfel ik of het ooit weer zo zal worden als voorheen.’
‘Geef hem de tijd Malakaï,’ antwoordt Harald, ‘Alles heeft een reden en we mogen trots zijn op hem zijn, als ik alle verhalen mag geloven die, die tovenaar en die grote reus ons hebben gebracht. Er staat nog veel te gebeuren in de nabije toekomst.’
Lamech laat zijn concentratie verslappen en is in één enkele seconde terug op de steen waar hij op zit. Hij had niet verwacht dat zij zo over hem zouden denken. Een glimlach strijkt licht over zijn gezicht. Kzandaar en Berend hebben zijn grootvader bezocht. Hij is in de tijd dat hij hier in het Meesterhuis woont teveel vergeten van zijn oude leventje. Ergens voelt dat verkeerd maar het leven hier is zo geïsoleerd dat het moeilijk is om binding te houden met zijn saaie verleden. Hij probeert zoals zovele keren daarvoor, de draken op te roepen maar er gebeurt niets. Hij vermoedt dat de directe nabijheid van Liberato, die de zegels heeft aangebracht op de drakendimensie, er schuldig aan is. Hij durft het niet aan Liberato te vragen hoewel hij weet dat Liberato allang vermoedt dat hij de draken mist. Maar ook Liberato spreekt bijna nooit over de dingen die er buiten het Meesterhuis gebeuren. Het lijkt wel of het Meesterhuis een andere dimensie is dan de rest van de wereld en dat die wereld volledig vergeten is, want hoe is het mogelijk dat alle mensen die toch familie en ouders hebben achtergelaten nooit spreken over hun familie.
Hij staat op en strijkt zijn kleding recht. Vandaag komt er niets van schouwen, zijn gedachten zijn teveel in het verleden en in kleinmenselijke emoties om grote magie te kunnen bedrijven. Al lange tijd heeft hij geprobeerd het gouden sieraad van Baleantach te onderzoeken. Maar hij heeft ervaren dat het onmogelijk is om ook maar iets uit te vinden dat direct in verband staat met Liberato. Zijn overmoedige jongensziel heeft het gevoel dat hij Liberato wel eens zou kunnen tarten. Tenslotte is Liberato tot nu toe nooit boos geweest op hem of zijn herinneringen van de tijd met Kzandaar en hun plannen om bij hem te spioneren. Liberato had minderwaardig gelachen over de magiërs, hun plannen en eenvoudige leventjes en had het onderwerp snel van tafel geveegd toen Lamech hem had gevraagd of de regenboogmagiërs onder zijn gezag vallen.
Na een korte rit staat hij bij het de poort van het mijnwerkersdorp. Hij verbaast zich er nog steeds over dat veel van de dorpen en gebouwen van Liberato stevige poorten bezitten maar nooit gesloten of bewaakt worden. Het is gewoon overbodig hout en stenenverbruik geweest naar zijn idee, want uit niet een van Liberatos woorden of plannen blijkt de wens om de wereld te overheersen. Zijn gedachten zijn veel eerder overdreven vaak geobsedeerd door de toekomst en de wijsheid die daarin verborgen ligt. Lamech weet dat de apparaten uit Liberatos werkkamer apparaten zijn uit de toekomst, maar hij heeft Liberato wil nooit spreken over zijn reizen in andere dimensies. Als hij er beter over nadenkt, moet het toch mogelijk zijn want als je kunt reizen tussen dimensies moet het reizen in tijd maar een kleine aanpassing in je gedachtegang vergen.
Hij loopt naar de hoofdman en neemt zich voor om daar later nog eens dieper op in te gaan. Het idee tijdreizen of reizen tussen dimensies lijkt hem machtig interessant, maar nu eerst zijn doel voor vandaag. Hij levert de brief van Liberato af bij de hoofdman en vraagt hem waar hij Matani en zijn volgroeide familie kan vinden. De hoofdman geeft hem een gedetailleerde beschrijven en overhandigt hem een helm voor de werkgedeelten van de mijnen. ‘Als je een uurtje wacht zal je jouw vriend eenvoudiger vinden in de grote ontmoetingszaal, maar in ieder geval wees voorzichtig als je naar de afgravingen gaat, het zou beter zijn een gids mee te nemen.’ Lamech kijkt de hoofdman beledigt aan die direct verontschuldigend reageert, ‘Het spijt mij meester, natuurlijk loopt U geen enkel gevaar.’
Lamech glimlacht tevredengesteld en verdwijnt in de donkere gang. Ook hier is alles verlicht met magisch vuur. Lamech vraagt zich af waarom er nooit enig bericht is gekomen uit deze regionen over zoveel openlijke magie, je zou toch verwachten dat er mensen terugkeren met grote verhalen. Dat zou in ieder geval zo zijn als de mensen echt vrij zijn. Hij gaat er maar vanuit dat hij de verhalen moet geloven, dat de mijnen echt kort geleden zijn geopend. Lamech volgt de beschrijving van de hoofdman en komt even later hij bij de barakken van de werkers. Daar ziet hij een van de neven van Matani en hij vraagt waar Matani is. ‘Oh, die is net voor jou naar huis gegaan, wij moeten nog een uurtje maar ik denk dat hij een beetje ziek is.’
Lamech kijkt verbaasd naar de stevige man en vraagt zich af wat dat te betekenen heeft, er is volgens zijn weten nooit iemand ziek in de mijnen of het Meesterhuis. Liberato zorgt goed voor zijn mensen en preventieve geneeskunde is een van de hoofdvakken op de meesterschool. Hij volgt zijn gevoel en concentreert zich op het gezicht en de uitstraling van Matani en zonder moeite staat hij even later voor de deur van een prachtige grot. Na een kleine klop opent de deur en een van de zusters van Matani heet hem welkom. ‘Oh, dat is fijn dat u komt, Matani is ziek,’ het meisje fluistert geheimzinnig in zijn oor. ‘Of hij is gewoon lui als je mij vraagt, ik heb Matani nog niet één dag ziek gezien in zijn hele leven. Ik zal je naar hem toebrengen.’ Matanies moeder komt uit een andere kamer en groet hem enthousiast, ‘Ha die Lamech hoe gaat het met je, fijn dat je langskomt. Matani zal het bijzonder waarderen dat je hem bezoekt, hij heeft altijd zijn mond vol over zijn oude vriend de meestermagiër.’
Lamech verbaast zich over de eenvoud en gemak waarop deze familie hem begroet na zo’n lange tijd, alsof het heel normaal is, zo ver van huis elkaar weer te zien. En hoe weten zij dat hij een leerling is in het Meesterhuis. Hij volgt de vrouw en het meisje en in een prachtige kamer ligt Matani op een hemelbed zoals ook Lamech zelf heeft. De mijnwerkers zijn omringd met luxe en schoonheid, waarom hadden zijn oude vrienden zoveel vreemde ideeën over Liberato die toch zo’n goed en rechtvaardig meester blijkt te zijn.
‘Hallo Lamech, ik hoopte al dat je me eens een keer zou bezoeken. Ik heb veel over je gehoord, hoe gaat het met je.’ Hij springt van het bed, helemaal gezond zo te zien en slaat een arm om zijn schouders, ‘Nu heb je toch nog gekregen waar je, je hele leven van hebt gedroomd. Een groot magiër. En ik bied mijn excuses aan Lamech, al die rare verhalen van je bleken toch op waarheid te berusten hoewel ik nog nooit die draken van je heb gezien.’ Lamech glimlacht tevreden naar zijn oude vriend, ‘Wat niet is kan nog komen.’
Hij kijkt de kamer rond. ‘Prachtige kamer heb je Matani. Vind je het wel fijn om in de mijnen te werken, Ik kan mij nog herinneren dat je een echt buitenmens was en geen enkele fruitoogst in de buurt veilig was voor jouw onstilbare honger, en al de lange bergwandelingen die we hebben gemaakt.’ Matani knikt enthousiast. ‘Ja man, ik vindt het hier heerlijk. Beter dan op het platte land waar ik altijd hard moest werken en nooit beter zou worden dan mijn vader. Een saai boeren meisje en een hok vol kinderen.’ Lamech lacht, ‘Ik weet nog dat, dat het enige was waar je toen aan dacht, die meisjes en een hok vol kinderen was.’ Matani trekt een lelijk gezicht, ‘Nou, nu niet meer hoor, ik werk hard voor een beter leven. Ik spaar mijn eigen goudvoorraad en als mijn kist vol is trek ik over de Rode Heuvels naar het rijke en prachtige land achter de bergen, daar begin ik een grote smidse voor prachtig versierde zwaarden en andere wapens. Ik heb hier veel geleerd over ijzerlegeringen en bewerking, weet je.’
Lamech luistert geïnteresseerd naar de verhalen van Matani terwijl hij hem door de hele mijn van hot naar her sleurt en hem van alles uitlegt over het leven onder de bergen van Liberato. Op een bepaald moment als ze net naar een nieuwe opengelegde goudader hebben gekeken, vraagt hij Lamech samenzwerend, ‘Hoe is meester Liberato nou eigenlijk, ik heb gehoord dat jij de enige leerling bent die hij persoonlijk opleidt. Is hij echt zo’n groot en rechtvaardig meester als iedereen beweert?’
Lamech knikt instemmend, ‘Liberato zal je verrassen vriend. Hij is in het geheel niet hoe je hem voorstelt. Ten eerste ziet hij er in het geheel niet uit als een magiër en ten tweede is hij heel normaal en erg wijs. Ik heb veel geleerd van hem en hoop nog vele jaren in zijn leer te zijn.’ Matani kijkt hem vreemd aan, ‘Maar de leerlingen blijven toch nooit in het Meesterhuis na hun examen?’ Lamech denkt diep na, ‘Eigenlijk heeft hij er nooit bij nagedacht waar de meeste van de afgestudeerde leerlingen blijven na hun examen op hun eenentwintigste verjaardag.’ Lamech antwoordt peinzend: ‘ik denk dat ze terug gaan naar huis of ergens anders worden ingezet.’ Lamech probeert er niet aan te denken dat hij een geheimhoudingsbelofte heeft afgelegd aan Liberato. Hij weet heel goed waar enkele van de oudere jongens zijn, maar hij zou het nooit kunnen vertellen aan Matani, die zou het nooit kunnen of willen begrijpen.
Matani kijkt hem teleurgesteld aan. ‘Lamech, ik kan mij de tijd herinneren dat elke vaagheid bij jou een ontembare nieuwsgierigheid opriep. Je bent volgzaam geworden ouwe jongen.’ Lamech kijkt geïrriteerd een andere kant op terwijl in zijn achterhoofd een langzaam irritant kloppen begint. Hij schudt zijn hoofd om het gevoel kwijt te raken maar ‘De Vraag’ begint vorm aan te nemen.
‘Ik denk dat het tijd wordt om weer terug te gaan.’ Matani pakt hem bij zijn arm, ‘Wacht even, ik wil je nog mijn goudvoorraad laten zien, ga nog niet weg, je bent hier net.’ Lamech laat zich ompraten en loopt mee terug naar de kamer van Matani die zijn deur afsluit en er een stoel voorzet. ‘Wat doe je geheimzinnig Matani.’ Matani kijkt angstig om zich heen, ‘Alleen een ouder of een voogd mag een goudvoorraad opbouwen. Ik heb regelmatig kleine hoeveelheden goud meegesmokkeld uit de mijn. Maar eigenlijk is het vreemd, de goudvoorraad van mijn vader is van een veel hogere kwaliteit.’ Hij zet een grote eiken stoel voor zijn deur en verwijdert een loszittende steen onder zijn hemelbed en opent een kleine kist. Het goud dat een hoge zuiverheid heeft schittert hem tegemoet. Lamech vraagt zich af hoe zijn vader een nog hogere kwaliteit kan bezitten. Hij ziet geen spoor van vervuiling in het goud, het ziet eruit alsof het puur goud is. ‘Heb je dit zo gewonnen uit de bergen, Matani?’ Matani knikt ongeïnteresseerd. ‘Ja, we werken op verschillende niveaus en locaties maar er wordt al jaren uit de goudaders gewonnen en het zal naar mijn idee nog jaren duren voor we op een andere manier moeten delven.’
Lamech neemt een brokje goud ter hand en bestudeert het opmerkzaam. ‘Hoe spaart jouw vader dan voor een voorraad?’ Matani antwoordt hem terwijl hij het goudbrokje weer teruglegt en de kist zorgvuldig afsluit en terugzet op zijn geheime plek: ‘Elke maand wordt een deel van het goud dat onze gehele familie heeft gedolven aan ons uitgekeerd nadat het is geïnspecteerd en gemerkt.’ Lamech kijkt verwondert, geen wonder dat Liberato hier zo geliefd is. Vele families moesten nu vermogend zijn. ‘Maar waarom gaan jullie dan niet terug naar het dorp. Jullie moeten zo langzamerhand als koningen kunnen leven.’ Matani schimpscheut. ‘Ach, het dorp, niemand wil toch zeker terug naar dat saaie dorp.’
Lamech kijkt verbaasd, ‘Maar je ouders dan? Ik kan mij je vader niet anders voorstellen dan achter zijn enorme vuren. Ik dacht altijd dat hij een gelukkig man was.’ Matani antwoord meewarig, ‘Mijn vader is nu meestersmid en goudgraver en hij wordt geëerd in de gehele mijn voor de hoge kwaliteit van zijn gereedschappen. Nee, mijn vader wil niet terug naar het dorp waar hij zijn hele leven niet veel meer zal maken dan landbouwwerktuig en hier en daar een haardvuurtang. Onze familie is voor grotere dingen geboren.’
Lamech blijft aandringen terwijl het kloppen in zijn hoofd bijna ondragelijk is geworden, ‘Maar wanneer hebben jullie dan genoeg en waar willen jullie dan heengaan. Er is zo weinig bekend over het land achter de bergen. Zelfs in onze opleiding wordt er niet over het land achter de bergen gesproken.’ Matani reageert geïrriteerd, ‘Nou dan is er hier meer bekend, regelmatig gaan er families weg en ze laten regelmatig van zich horen door boodschappers die van hier naar daar reizen.’ Lamech kijkt bevreemd naar zijn vriend, het hele verhaal heeft iets ongeloofwaardigs maar hij besluit zijn mond te houden om zijn vriend niet nog meer tegen zich in het harnas te jagen.
Op dat moment klopt Matanies moeder op de deur. Matani verwijdert snel de stoel en opent de deur voor haar, ‘We gaan nu eten Lamech, Matanies vader is net van het werk gekomen. Blijf je eten?’ Ze kijkt blij naar haar zoon, ‘Goed dat je, je beter voelt Matani, kom je snel?’ Matani knikt en sluit de deur achter haar. Hij kijkt samenzwerend naar Lamech, ‘Niet vertellen hè, van mijn privé voorraadje. Ik heb hele plannen voor de toekomst.’ Lamech knikt hem toe, ‘Tuurlijk niet, ben je gek.’ Ze lopen naar de grote kamer waar het eten staat te dampen op de tafel. Lamech loopt het water in de mond maar er is één duidelijke regel in het Meesterhuis, ‘Er wordt niet buiten het huis gegeten en gedronken. Er ergens begrijpt hij die regel wel, hoewel er nooit openlijk over de reden wordt gesproken. Hij weigert beleefd maar de grote smid accepteert geen weigering en even later zit hij met smaak te eten van het heerlijke eten. Matanies moeder is een echte boerendochter, haar eten is krachtig en ligt zwaar op de maag. Heel wat anders dan het lichte eten dat ze in het Meesterhuis krijgen voorgeschoteld.
Elke activiteit heeft voor het lichaam zijn eigen belasting en de voeding moet daarop afgestemd zijn; dat was een van de eerste beginselen van het hoofdvak in het Meesterhuis: preventieve geneeskunde. Niet een van zijn lievelingsvakken maar hij hoeft er niet hard voor te studeren om goede cijfers voor het vak te halen.
Hij luistert afwezig naar het vrolijke gebabbel aan de tafel tot Matanies vader hem vraagt hoe hij de mijnen vindt. Lamech antwoordt wat ontwijkend, ‘Ik vindt het heel interessant om alles te zien. Maar ik vraag mij af waar al het goud dat gedolven wordt heengaat.’ De smid bestudeert geïnteresseerd zijn volle eetlepel, ‘Dat is niet onze zaak jongen. Liberato is een goed en vrijgevig meester, wat hij met de opbrengst doet zal mij een zorg zijn.’ Hij kijkt niet meer op en Lamech voelt de stilte nu drukken aan tafel, terwijl er even daarvoor nog zo’n gezellig gebabbel was.
Na de maaltijd staat hij snel op en verontschuldigt zich, ‘Ik moet nu gaan, eigenlijk worden wij altijd aan de hoofdtafel verwacht en mogen we niet buitenhuis eten maar ik heb genoten van de middag. Bedankt mevrouw voor de heerlijke maaltijd.Het doet me denken aan de goede maaltijden van Malakaï en grootvader Harald en alle keren dat ik bij jullie heb gegeten in de smidse.’ Lamech bestudeert de reactie van de familie opmerkzaam maar er wordt niet gereageerd op de duidelijke aanwijzing naar hun verleden in het dorp, terwijl Matanies broers en zussen hem toch echt zouden moeten herinneren en de vader van Matani was toch een goede vriend van zijn grootvader. Matani brengt hem naar de poort en smeekt hem vaker langs te komen. Dat beloofd Lamech want er zijn vele vragen bij hem gerezen na dit bezoek aan de mijnen en zijn oude vriend.
Misschien ligt het aan de lange tijd dat ze elkaar niet meer hebben gezien maar ergens herkent hij de altijd ongehoorzame en enthousiaste Matani niet meer. Maar om eerlijk te zijn af en toe herkent hij zichzelf ook niet meer. Zijn hoofdpijn is gezakt maar een vreemd gevoel in zijn borstkast geeft hem een angstig voorgevoel. Er gaat iets veranderen. Hij kijkt naar de wolken om te zien of er onweer op komst is, soms kan een hogedruk gebied je emoties beïnvloeden maar de hemel is strak en wolkeloos.
Als hij langzaam terug rijdt naar het Meesterhuis overdenkt hij zijn eigen verandering en hij beseft dat hij eigenlijk net zo is als Matani; een en al bewondering voor Liberato en totaal geen binding meer met vroeger. Hoe vaak probeert hij niet het liefdevolle en lichtgevende gezichte van Antheyanta voor de geest te halen maar het wordt elke keer moeilijker haar gezicht te herinneren en het is nog maar enkele maanden geleden dat hij haar voor het laatst heeft gezien. Hij weet dat hij haar heeft achtergelaten in een bijzondere vervelende situatie. Hij probeert haar op te roepen maar hij kan zich niet concentreren maar hij ziet haar prachtige haren waaien en hoort haar zachte stem in de kleine waterval die murmelt in het beekje langs het dalende bergpad.
Het is al laat en Lamech legt een onzichtbaarheids veld over zichzelf om langs de conciërge te sluipen. Hij heeft geen zin aan overbodige en lastige vragen vanavond, hij heeft er genoeg van in zijn eigen hoofd. Die nacht voelt hij duidelijk dat hij teveel onbeantwoorde vragen in zijn hoofd heeft. Zijn dromen zijn vaag en onrustig. Hij loopt over de bergen, de bijtende kou snijdt in zijn gezicht. Hij wil de zachte heuvels van Antheyanta bereiken die hij in het dal ziet maar de bergen blijven komen en de heuvels komen maar niet dichterbij. Hij zakt neer in de koude sneeuw en schreeuwt wanhopig haar naam terwijl hij probeert haar gezicht voor de geest te halen. Alles blijft duister en vaag en de kou bevriest zijn ledematen. ‘Antheyantaaaaa…’
Badend van het zweet, maar tot in zijn botten verkleumd, wordt hij wakker. Voor zijn bed staat Liberato hem diepgaand op te nemen. Lamech schrikt zich wezenloos en stamelt onduidelijk, ‘Wat is er meester, kan ik iets voor u doen?’ Liberato lacht grijnzend, ‘Ik dacht dat ik iets voor jou moest doen Lamech, je schreeuwde zo hard dat het buiten op de gang te horen was. Is alles goed?’ Lamech knikt zenuwachtig, ‘Ja meester ik had alleen een nare droom.’ Liberato grijnst scheef, ‘Ik heb gehoord dat je een oude vriend hebt bezocht in de mijnen en niet aan de hoofdtafel bent verschenen. De zware mijnwerkerskost zit je dwars. Kom morgen na de ochtendmaaltijd naar mij toe ik wil je iets laten zien.’ En zonder op antwoord te wachten verlaat hij de kamer.
Lamech blijft verwart achter, verwoede pogingen ondernemend om weer in slaap te vallen maar de slaap blijft hardnekkig weigeren. Hij overdenkt zijn droom en beseft dat er iets niet in orde is. Hoe kan hij haar prachtige gezicht vergeten zijn? De prachtige groene heuvels met het kleurrijke tapijt van bloemen vulden hem met altijd met gelukkige herinnering maar de verwachte beelden uit. Alles blijft duister en donker in zijn herinnering. Hij mist het bergmeer en de draken en hij beseft dat hij alles vergeten is. Zijn grootste droom de draken weer te zien vliegen boven de Hoog en Laaglanden lijkt een kinderachtige jongensdroom. Hij schudt zijn hoofd in ongeloof; dat was altijd zijn grootste wens geweest! Hij kan hij genoegen nemen met regeltjes en feiten die de ouderen hem op de mouw spelden. Hoe kan hij wachten tot de Grote landen weer in de oude glorie zijn herstelt? Hoeveel lange jaren zal dat duren? En hoeveel dorpen zullen er nog moeten leegstromen en families uit elkaar worden gescheurd? Hoe kan hij zo goedgelovig zijn en akkoord gaan met de belofte dat de draken terug zullen keren na zoveel lange jaren… Hij wil de draken nu en hier zoals hij zijn hele leven heeft gehad! Zijn hele leven heeft hij gedroomd om in de leer te zijn bij een groot magiër en nu hij zover is, is zijn hart leeg en schijnen de aangeleerde tovenaarstrucjes onbenullig en overbodig.
Na lang draaien besluit hij uit bed te stappen en wat rond te lopen. Hij moet voorzichtig zijn want Liberato is al gealarmeerd en op hem afgestemd. Hij voelt duidelijk dat er iemand bij zijn overdenkingen aanwezig is en dat kan alleen Liberato zijn. Hij kleedt zich aan en wandelt door de schemerige gangen naar de stiltezaal. Een prachtige zaal zonder meubelen maar verlicht door duizenden kleine kaarsen. Als hij de zaal binnenstapt gaan alle kaarsen op een magisch manier branden, de geur stelt zijn verontruste gemoed gerust. Hij probeert zijn eigen energie te voelen en verdwijnt in een diepe meditatie.
Als hij ontwaakt uit zijn diepe zelfhypnose hoort hij op de gang de geluiden van de andere studenten die zich klaarmaken voor de lessen. Hij heeft de ochtendmaaltijd gemist en hij snelt naar Liberato. Hij had niet verwacht dat hij zolang in de stiltezaal was geweest.
Liberato wacht hem al op en lacht naar hem, ‘Dat had je wel nodig hè.’ Lamech knikt, zich volledig bewust van het feit dat niets maar dan ook niets voor Liberato geheim blijft. Liberato wenkt hem dichterbij, ‘Ik denk dat het tijd wordt je in te wijden in de diepere geheimen van het Magiërs vak.’ Lamech knikt enthousiast en overweegt of hij durft te vragen om uitleg te geven over de vreemde apparaten in de werkzaal van Liberato. Liberato glimlacht, ‘Okay jij je zin ik zal je uitleggen hoe ik zover gekomen ben, je zult bijzonder geïnteresseerd zijn dat beloof ik. Kom hier maar even zitten, ik heb een verslag bijgehouden van mijn onderzoek naar toekomst. Je weet allang dat ik de gave heb in de toekomst te kijken. Maar ik ben al verder dan kijken alleen, ik kan mij sinds kort zonder moeite tussen deze en die dimensie verplaatsen.’ Lamech kijkt met open mond naar Liberato, eindelijk hoort hij hoe Liberato de grenzen naar die andere dimensie overgaat.
Hij zakt overdonderd neer naast Liberato. Liberato schuift hem het volgekrabbelde boek toe. ‘Lees de eerste hoofdstukken maar eens door dan zal ik je straks laten zien wat ik allemaal heb ontdekt.’ Lamech pakt het boekje ter hand en minutenlang gaan voorbij in de grotzaal met niets anders te horen dan de omslaande bladzijden en de zware ademhaling van Liberato die op een kleine verhoging in een diepe meditatie is verzonken. Er gaat een rustgevende uitstraling van hem uit en Lamech gaat binnen in een nieuwe wereld vol wonderen en geheimen.
Oogstmaand des jaar 2024
De visioenen worden duidelijker. Ze storen me nu zelfs tijdens mijn meditaties en rustperiodes. Het wordt moeilijker ze als toekomstbeelden af te schrijven. De beelden intrigeren me mateloos. Ik moet weten wat ze betekenen, en waarom ze me niet loslaten en opzoeken zelfs al ben ik niet geconcentreerd op deze toekomstbeelden.
De toekomst houdt veel grote en magische dingen geheim en het zou voor een ambitieus meester als ik de volgende stap zijn in de ontwikkeling tot hoger wezen om door te dringen in deze geheimen. Ik moet weten hoe de mensen zich gaat ontwikkelen en of de beelden die ik zie, de toekomst zijn van onze dimensie of de toekomst van een van de oneindige hoeveelheid andere dimensies.
Daarna volgen een aantal bladzijden met gedetailleerde verslagen van de visioenen en dromen van Liberato. Lamech kijkt af en toe om zich heen omdat hij enkele van de apparaten herkent die om hem heen staan in de werkzaal van Liberato in de beschrijving. Hij leest geïntrigeerd verder en raakt bijna net zo geobsedeerd door de geheimen van de toekomst als de schrijver van het verslag.
Oogstmaand des jaar 2026
Mijn pogingen door te dringen tot de dimensie uit mijn visioenen zijn zovele malen stuk gelopen door pure onmacht. Hoe eenvoudig is het voor mij om me in onze eigen dimensie te verplaatsen van de ene plek naar de andere maar ondanks de duidelijke aanknooppunten die de beelden mij geven, lukt het me niet om me te verplaatsen of over te springen naar de toekomst. Baleantach stoort me steeds vaker met zijn overspannen ideeën als ik me probeer te verplaatsen tussen de diverse dimensies. Hij heeft het idee dat de toekomst of de tijd niet iets is waar je al te lichtzinnig mee moet omspringen maar ik heb het idee dat Baleantach gewoon beseft dat hij nooit in staat zal zijn dezelfde geheimen te veroveren als ik. Tenslotte is hij een misserabel magiër met mij vergeleken, een goed belezen hulpje maar verder is hij niet veel waard. Soms wilde ik dat Lamech in de buurt was. Tenslotte is het duidelijk dat hij de macht heeft in de dimensies te kijken en hij is een geboren magiër ondanks de bemoeizucht van die oude gek en dat misserabel excuus voor een dorpsheks. Maar op dit moment komt hun keuze om Lamech volledig onwetend te laten over zijn gaven me nu heel goed uit. Tenslotte weet ik dat zijn toekomst vast staat. Eenmaal zal ik me weer laven aan zijn aangeboren vermogen compleet één te zijn met de oneindige energiebron. Soms ben ik blij dat ik Lamechs vermogen hebt verzegeld om zijn echte magie te ontwikkelen. Hij breekt steeds vaker door de zegels die ik aangebracht heb, Hij zou een groter meester dan mij kunnen zijn als hij wist wie hij was en weet wat hij werkelijk wil.
Lamech schuift heen en weer op zijn stoel terwijl hij de woorden van het verslag verslindt. Zijn gedachten gaan als een razende tekeer. Waarom laat Liberato hem dit lezen? Lamech zijn nieuwsgierigheid wint het van zijn angst en hij leest snel verder.
Maar eerst moet ik nog alleen verder strijden om mijn grootste wens te vervullen; absolute wijsheid en de herstelling van de glorie van het oude keizerrijk.
Initiatiemaand des jaar 2027
Het is gelukt! En het was zoveel eenvoudiger dan ik had verwacht. Absolute leegte is het antwoordt. Zolang ik me nog concentreer op deze dimensie kan ik niet overstappen. Ik ben er geweest en het heeft me overweldigd. Het was nog grootser dan ik me had voorgesteld. De aarde zoals wij die kennen is duizend maal kleiner dan de wereld zoals de bewoners van die planeet haar noemen. Maar ergens weet ik zeker voor zover mijn wijsheid over dimensies reikt dat wij dezelfde ruimte in beslag nemen alleen hebben wij andere labels op de aanwezige energie geplakt. De wereldbewoners zijn minder kleinburgerlijk dan wij en ze denken groot, hoewel sommige van hun. De leiders van de wereld blinken uit in banale onwetende volgelingen van macht en goud tot geslepen manipulators. Hun ontwikkeling van primaat naar hoger wezen is in een sneltreinvaart verlopen. Wat ik na één bezoek wel heb ontdekt is dat ze zichzelf vaker voorliegen dan gezond voor ze is. De toekomstwereld is bijzonder verdeeld. Arm naast absoluut rijk en dom naast hoogbegaafde genieën. Alleen beseffen ze niet wat ze met hun wijsheid moeten doen omdat ze het contact met hun innerlijke wijsheiden de natuurlijke wijsheid volledig zijn verloren. Ze leven ongezond en ik vraag me af of deze wereld het nog lang zal volhouden. Ze stevent onmiskenbaar af op een luguber einde. Ik moet meer energie sparen voor nog vele bezoeken naar die dimensie, voor ze zich van mijn aanwezigheid bewust worden. Mijn doel is zoveel mogelijk wijsheid en geheimen op te doen want het idee daar te blijven trekt me in het geheel niet aan. Vele wijze mannen, magiërs en kinderen worden opgesloten in grote stenen blokken en volgepropt met gif zodat ze volgzaam en ontwetend blijven van hun immense innerlijke krachten. Dat heeft me wel op een geniaal idee gebracht om de Grote landen gemakkelijker onder controle te kunnen houden.
Groeimaand des jaar 2027
Heb lang en diep nagedacht over het idee hoe ik zo efficiënt mogelijk kennis kan opdoen en informatie verzamelen zonder argwaan te wekken bij de plaatselijke wereldbewoners. Ik stap altijd over naar een plaats Stad der Engelen genoemd, hun taal is eenvoudig en wordt ook ver buiten hun grenzen door andere volken gebruikt. De wereld is groot en klein tegelijk omdat hun vergevorderde techniek hun in staat stelt overal ter wereld connecties te leggen. Vreemd eigenlijk dat deze wezens niet in de gaten hebben dat ze een vorm van magie gebruiken, daar een tastbaar apparaat voor hebben ontwikkeld en het dat opeens wetenschap en techniek noemen. De mensen doen mij denken aan willoze schapen die achter elk vaststaand idee aanlopen zonder er dieper over na te denken. Maar die onbenullen zijn er in de Grote Landen ook genoeg te vinden dus misschien staan wij op evolutiegebied dichter bij elkaar dan ik vermoedt. Als ik overspring door een vrij eenvoudige meditatieve toestand verschijn ik onder een kolossale brug. De stad is overbevolkt en afgrijselijk smerig. Maar het volk dat onder de brug woont, reageert in het totaal niet op mijn magisch verschijnen. Eenmaal verscheen ik direct voor een persoon die een vreemd spel speelde en in een grote hard papieren doos sliep. Hij opende zijn ogen net toen ik verscheen en de enige reactie was dat hij dorst had en een van de flessen die naast hem lag opnam en aan zijn mond zette. Het is een vreemd en ongelukkig volk dat daar in die stad leeft. Binnenkort wil ik andere landen en werelddelen bezoeken. Maar ik heb uitgevonden dat alles daar om goud draait. En ik denk dat ik voor mijn tijdelijke woonplaats een land moet uitzoeken die bereidt is voor goud zijn ogen te sluiten. Voor zover ik kan overzien lijkt: ‘Zuid-Amerika’ mij wel wat. Daar leven volgens de berichten die ze op papier schrijven en in elk huis lezen, genoeg schurken die voor genoeg goud hun vrijheid en rust kopen. Goud heb ik genoeg. De goudaders onder mijn bergen zijn van hoge kwaliteit, ik heb alleen meer mensen nodig die het voor mij delven zonder al de poespas die daarbij hoort.
Ik zal mijn experimenten met het gif uit de grote huizen wat serieuzer nemen. Ik heb ontdekt dat de leiders van veel landen hetzelfde of een variant van het gif aan het drinkwater toevoegen om het volk volgzamer en minder strijdvaardig te maken. Een geniaal idee overigens en zeker de moeite waard uit te proberen bij mijn volk. Tenslotte heb ik veel goud nodig om de echte geheimen van de toekomst te ontdekken, want tot nu toe heb ik nog niets werkelijk van echte waarde ontdekt, het zou kunnen dat ik al mijn goud op een heel dom paard heb gezet.
Lamech durfde niet op te kijken naar Liberato. Hier was de oplossing van het water. Liberato had…
‘Lees verder lamech,’ klinkt de stem van Liberato bijtend in zijn hoofd. Als je alles gelezen hebt kun je pas begrijpen waar ik mee bezig ben. Onze plannen gaan niet van de ene op de andere dag en de mensheid heeft een leider nodig. Lees door goede vriend van me. Ik beloof je, spoedig zul je alles begrijpen.
Sneeuwmaand der jaar 2027
Ben verder gekomen met mijn onderzoek voor de watertoevoeging en zover ik de effecten bij mijn leerlingen zie, blijkt het dat ik twee tot driemaal minder energie kwijt ben om hun gedachten te controleren. Het fijne is dat ik hun volle magische energie kan blijven aftappen zonder protest reacties op te roepen. Morgen ga ik op grotere schaal experimenteren.
Koudemaand des jaar 2028tot
Veel van de grote wijsheden en geheimen uit de andere wereld zijn onnuttig gebleken. De grote wijsgeren daar besteden hun energie en kennis aan wapens en overbodige luxe apparaten. En dan niet het eervolle, echte wapenwerk. Nee, zelfs voor mij is deze vorm van oorlogvoering; ten eerste volledig inefficiënt maar zeker misselijkmakend. Je eigen mannen dood laten schieten met wapens die je zelf aan de vijand heb verkocht. Maar de echte geheimen zijn te vinden achter gesloten deuren, terwijl het volk wijs gemaakt wordt dat deze experimenten onethisch en verboden zijn. Goud blijkt een machtig onderhandelaar te zijn in die andere wereld. De eerste resultaten van het water experiment zijn binnen. De laatste dagen zijn de eerste werkers gearriveerd. Maar ik heb nog veel, veel meer nodig.
Lamech schuift onrustig heen en weer, zijn gedachten gaan als een gek tekeer. Liberato heeft hem onder controle hij is een doodgewone slaaf een werktuig voor ‘de grote meester’. Woede en onmacht razen door zijn aderen, wat moet hij doen. Liberato is te machtig voor hem, zolang hij zijn eigen macht niet kan gebruiken. Waarom heeft Kzandaar niet gezien dat hij slaaf was en is. Hij zou willen wegrennen en huilen als een klein kind. Maar waarom heeft Liberato zijn geheim verteld aan hem, uit puur leedvermaak of wil hij er iets anders mee bereiken. Zijn hoofd is gebogen en Liberato neemt hem medelijdend op. Lamech voelt de blik van Liberato op hem gericht en hij kijkt verslagen op.
‘Lamech ik begrijp dat dit alles je heel vreemd en onrechtvaardig toeschijnt maar vergeet niet Lamech, jij bent een uniek geval in de Grote Landen. Zelfs je grootvader en Malakaï hebben dat herkent, ik vraag mij zelfs af of ze niet hebben vermoed dat de dood van je moeder zich niet zo heeft afgespeeld zoals zij altijd hebben geloofd.
En besef goed Lamech, dat ik, de grootste van alle magiërs zelfs geen andere weg zie dan je potentie te verzegelen. Je kent het wezen dat in je huist en zijn macht om zelfs door mijn nauwkeurig aangebrachte zegels heen te dringen. Je weet dat je zonder enige moeite te doen de zegels van de draken dimensie verbreekt en omzeild. Lamech, jij kunt jouw macht niet begrijpen of controleren zonder de langzame en goed doordachte strategie van mij.’
Lamech luistert vol woede en onmacht naar de woorden van Liberato, zijn twee harten bonken tegen zijn ribben en in zijn borstkast gloeit en borrelt van het razende vuur. Hij herkent de voortekenen van het wezen en hij overweegt of hij sterk genoeg kan zijn om Liberato te verslaan.
Liberato glimlacht gemeen naar hem en groeit voor zijn ogen. De grote zaal lijkt te klein geworden om de enorme uitstraling van Liberato te huisvesten. Zijn ogen branden fel. Lamechs ziel, gedachten en de ruimte om hem heen trillen op hun grondvesten. ‘Ik zou het niet proberen Lamech! Wees geen dwaas.’ Lamech zakt weer verslagen in elkaar en sluit zijn ogen. De stem van Liberato klinkt weer zacht in zijn oren, ‘Lamech mijn jonge vriend, ik heb nooit de bedoeling gehad je te kwaad te doen. Ik wil je alleen tegen jezelf beschermen. Mensen als Malakaï en Kzandaar en in het geheel jouw grootvader niet, hebben de wijsheid en de macht een groot meester als jij te begeleiden op de weg naar absolute grootsheid.
Jouw macht is als een vreselijke orkaan of een exploderende vulkaan. Als jij jouw volle potentie ter beschikking had op de heuvel waar jij die mannen hebt verbrandt dan was er niet veel meer van jou en de heuvel overgebleven dan een hoopje as. Wordt rustig jongen, het komt wel goed, vertrouw me nu maar, ik heb het beste met je voor.’
Lamech ziet zijn onmogelijke positie in en kalmeert een beetje. Hij is nooit sterk genoeg om Liberato te overwinnen en hij kan een vijand als Liberato nu niet gebruiken. Voor dit moment is het beste samen te werken met zijn grootste vijand. Liberato glimlacht opgelucht, ‘Goed zo, dat is de beste beslissing.’ Beantwoordt Liberato zijn gedachtegang, ‘Ik zal je uit leggen dat ik niet van plan ben je voor eeuwig onder controle te houden. Om je vertrouwen te winnen zal ik je vertellen dat het grootste deel van mijn verzegeling in je eigen gedachten ligt. Jij weet niet wie je bent, je hebt er nooit echt diep over nagedacht wat je werkelijk wilt zijn en wat je wil doen met deze macht en je leven. De chaos in je eigen ervaringen en de kinderlijke manier waarop jij jouw eigen macht uit handen geeft, beperkt je mogelijkheid om je eigen macht te begrijpen en onder controle te krijgen. Ik zal je een geheim vertellen; geen enkel mens kan echt in slavernij gehouden worden tenzij hij zijn vrijheid uit handen geeft aan een groter en machtiger wezen, zelfs niet met gif of magie. Er zijn in de Grote Landen genoeg voorbeelden van; er zijn vele dorpsbewoners die het water drinken en nog steeds hun normale leven handhaven.
Ook jij, als je goed zou nadenken, zal beseffen dat macht en slavernij een overeenkomsten zijn tussen mensen die niet in hun eigen vrijheid of capaciteiten geloven en sluwe meesters die gebruik maken van de ongebruikte mogelijkheden in de geest van die mens. Wat doe jij met een appel die je onbeschermd onder een boom ziet liggen? Alles is opgebouwd uit energie en als één persoon zijn energie en mogelijkheden niet benut, wordt het door een wijzer en machtiger persoon gebruikt, want energie moet in beweging blijven, anders zou het leven ophouden te bestaan.’
Lamech hoort het lange verhaal van Liberato aan en begint te begrijpen hoe het in elkaar zit en hij besluit zijn eigen geest te onderzoeken en er achter te komen wat hij werkelijk wil. Liberato rommelt wat rondt in de zaal en vraagt hem tussen neus en lippen door, ‘Heb je zin om naar de andere wereld te reizen? Je wilde toch altijd weten hoe het daar is.’
Lamech kijkt met grote ogen naar Liberato. Dat doet hij nu altijd; eerst hem compleet vernederen en verwarren en dan als een goede vriend en wijs leermeester hem lijmen met één van zijn grootste wensen. Hij besluit later na te denken over de dingen die gebeurt zijn en knikt enthousiast, ja.
Liberato legt hem de eerstvolgende uren uit hoe de overstap werkt en waar hij aan moet denken. ‘Het is bijna net zo als het moment in Kzandaars grot, weet je nog, toen ik probeerde je te schouwen?’ Lamech herinnert zich nog duidelijk het zware bonken op het schild van hem en Kzandaar en de overweldigende macht die ze op dat moment bestreden en hij verbaast zich over de openheid waarmee Liberato met hem spreekt. Liberato gaat ongestoord verder, ‘Wat jij daar deed was je intens concentreren op de draken dimensie en je stapte over met zowel je lichaam als met je geest. Je vraagt je nog steeds af hè, of je werkelijk overstapte. Ik zal je vertellen, je verbaasde mij bijzonder want de grot was leeg. Wat mij het meest verbaasde was, dat jij de macht hebt een andere persoon met je mee te nemen. Dat is bijzonder ongebruikelijk Lamech en getuigd van grote macht.’
Lamech luistert verbaasd en voelt zich groots maar weet ook dat hij op dit moment niet in staat is zijn leven in eigen hand te nemen, hij heeft nog te veel te leren. Liberato glimlacht en hij bereidt de overstap voor. ‘Luister goed Lamech, voor we gaan wil ik dit nog zeggen; Wat er ook gebeurd, weet dat ik alles onder controle heb om je te helpen, jouw eigen macht te ontdekken. Ik heb het beste met je voor. Jij bent de zoon die ik nooit gehad heb.’ Hij wenkt Lamech met hem op het plateau plaats te nemen en wijst hem het beeldscherm waar een duidelijk beeld te zien is van de grote brug die Liberato hem heeft uitgelegd. Hij concentreert zich en zonder enige moeite stappen ze over.
TOT ZOVER
Hoofdstuk 18
Die andere wereld
Hij kijkt recht in de ogen van een straathond die hem vreemd maar onverschrokken aankijkt en zonder te wijken gevaarlijk naar hem gromt. Hij zit midden in een plas stinkend water en hij herinnert zich het verhaal van Liberato dat deze wereld volledig vergiftigd is. Hij springt op en veegt het water van zijn kleding en droogt zijn handen aan zijn tuniek. Hij zoekt om zich heen naar Liberato, maar ziet hem niet. Hij begint onrustig heen en neer te lopen en wacht op de verschijning van Liberato.
De hond zit op een afstandje naar hem te loeren terwijl hij af en toe naar hem gromt. Lamech begint zich aan hem te ergeren en gooit een steen naar hem toe. ‘Als je wat wilt, val me dan gewoon aan mormel en lig daar niet te grommen als een schoothondje.’ De hond kijkt hem verbaasd aan en maakt een piepend geluid, draait zich om en verdwijnt in de schaduwen van de hoogopgestapelde rommel die onder de brug ligt. Als hij om zich heen kijkt om de omgeving in zich op te nemen hoort hij vanuit een grote stapel dozen hoort een lachende stem, ‘Goed gedaan jochie die vlooienbal stoort ons al een lange tijd.’ Lamech zoekt de omgeving af naar de oorsprong van de stem en op dat moment verschijnt voor hem de karikatuur van een verlopen mens. Zijn gezicht is smerig en ongeschoren, zijn haar en zijn baard hebben dezelfde kleuren en klitten, als de luizenvacht van een eeuwenoude Berggeit. Zijn kleren zien er niet veel beter uit en als hij naar de goedgemeende lach van de vreemde verschijning kijkt, ziet hij de verweerde grafzerken in zijn mond schots en scheef staan. Lamech heeft de neiging te gaan kokhalzen. ‘Jullie rare typetjes komen hier nu wel erg vaak binnen vallen niet?’ Bijt de man hem toe. Lamech weet niet wat hij moet zeggen of antwoorden. Die verwijzing is duidelijk naar Liberato, maar typetjes is meervoud. ‘Zijn er nog anderen geweest. Hebt u vandaag nog anderen gezien hier?’ Vraagt Lamech met drang aan de zwerver.
De man bestudeert Lamech door zijn oogspleten en overdenkt zijn antwoord. ‘Mm, hoe bedoel je anderen. Anderen als in flitsers of anderen als in mijn soort?’ Lamech keek hem aan en beseft dat de vreemde snuiter hem wil uithoren. ‘Mijn vraag is eenvoudig heer. Is er enkele minuten geleden nog een ander persoon hier geweest?’ De man kijkt beledigt, ‘Nou je hoeft niet zo fel te reageren. Die oude zak is al een lange tijd niet meer hier verschenen. En dat is maar goed ook, hij is een engerd en een snob.’
Lamech kijkt hem verbouwereerd aan. ‘Niemand is hier geweest vandaag?’ De man begint zijn interesse te verliezen en zoekt in de rommel naar een fles die hij rammelend aan zijn mond zet en even later boos tegen een stenen muurtje stuk gooit. ‘Ben je doof? Jullie taaltje is toch al bijna niet te verstaan.’
Lamech denkt verbaasd over deze opmerking na. ‘Geen Liberato? En hoe is het mogelijk dat hij kan communiceren in deze andere wereld?’ Dan herinnert hij zich de lessen in het meesterhuis, hij zou zweren dat deze taal een van de vreemde talen is die ze leren maar hoe is het mogelijk dat hij deze taal onbewust spreekt. Vele vragen kloppen in zijn geest en hij zou er graag de passende antwoorden bij vinden.
De man schuifelt wat heen en weer en kijkt om zich heen. Lamech voelt zijn onrust en zijn vragen. Kan hij informatie van deze man opdoen of is het beter wat verder rond te zoeken. Hij besluit de man achter zich te laten en loopt onder de brug vandaan in het licht en ervaart de overdonderende indrukken van een geheel nieuwe wereld.
Hij kijkt zijn ogen uit. Hoe kunnen zoveel mensen op zo’n kleine ruimte gepropt worden. Geen groen, geen boom en bijna geen lucht meer te zien. Lamech duikt in elkaar als het geluid van een overvliegend gevaarte in zijn oorschelp explodeert. Hij wil wel terug naar de rust onder de brug maar daar is die vreemde snuiter en hij weet niet wat hij van hem moet denken. Eigenlijk weet deze man al te veel van hun aanwezigheid hier, hoewel Lamech vermoedt dat de man te zwak is om een werkelijk gevaar te zijn. Maar in deze wereld voelt hij zich bijzonder kwetsbaar en onervaren.
Hij loopt een trap op en ziet de bron van het vreemd suizende geluid dat hij al een lange tijd hoort. IJzeren brokken in verschillende kleuren razen in goed georganiseerde rijen langs hem heen, het geluid is overdonderend. Hij weet dat deze mensen deze razende gevaartes gebruiken om zich te verplaatsen en zoiets als auto’s of zo noemen. Zijn oren voelen overbelast en zijn gedachten raken erdoor gedesoriënteerd. Het is moeilijk zijn innerlijke rust te bewaren en hij zakt neer tegen een stenen bak waar allerlei gekleurde papieren en rommel in ligt. Een groep mensen rennen in vreemde kleding langs hem heen. Of althans bijna zonder kleren. Op hun hoofd hebben ze een vreemd ding dat aan hun oorschelp is bevestigd.
‘Rare wereld hier hè.’ De vreemde man is onder de brug vandaan gekomen en staat naar hem te kijken. Lamech weet dat hij iets moet doen en besluit dit probleem eerst op te lossen. Als hij Liberato niet kan vinden moet hij overleven, een rustige plek zoeken en een strategie ontwikkelen om terug te keren naar zijn eigen wereld. Maar eerst wil hij deze interessante en overvolle wereld ontdekken, met of zonder Liberato.
Hij knikt naar de man en steekt twijfelend zijn hand uit, ‘Ik ben Lamech.’ De grafzerken van de man grijnzen naar hem, ‘Ze noemen mij Maddog,’ Hij schudt de toegestoken hand van Lamech enthousiast. Lamech veegt zijn hand onopvallend achter zijn rug af aan zijn tuniek en kijkt onrustig om zich heen, de naam past bij hem als hij de betekenis van de naam van deze vreemde snuiter vertaalt.
‘Je sprak over de flitsers, wat bedoel je daarmee?’ Maddog kijkt hem wantrouwend aan en strijkt door zijn wilde haren alsof hij het juiste antwoord overdenkt en of hij Lamech in vertrouwen wil nemen of niet. Het blijft een lange tijd stil en Lamech wil al weglopen om zelf op onderzoek uit te gaan. ‘Wacht even, het is niet echt veilig hier in deze buurt voor iemand die niet bekent is in L.A.’ Lamech stopt en kijkt om naar Maddog, ‘Maak je maar geen zorgen om mij, ik kan wel voor mijzelf zorgen.’ De vreemde snuiter krimpt in elkaar alsof hij zich iets vervelends herinnert, ‘Ja dat weet ik wel maar jij bent anders dan de anderen. Jij bent hier niet uit eigen vrije wil heb ik het idee. Ergens heb ik het gevoel dat je verdwaald bent.’
Lamech neemt Maddog geïnteresseerd op, ‘Als een zwerver hier al zoveel mensenkennis en inzicht bezit hoe zou dat zijn met de meer intelligentere wezens die hier wonen’, gaat het angstig door hem heen. Voorzichtigheid is geboden. Hij draait zich om naar Maddog en besluit dat een ‘vriend’ als Maddog niet geheel onwelkom is op dit moment. Hij gaat zitten op een houten bank langs de waterkant van de brede rivier. Kort herinnert hij zich zijn eigen rivier en met een stevige slik concentreert hij zich weer op zijn huidige problemen. ‘Herinneringen zijn voor later!’
Maddog gaat naast hem zitten en reikt hem een oude boterham aan die hij even daarvoor uit een oude krant uit zijn binnenzak heeft getoverd. Lamech bedankt hem vriendelijk terwijl zijn maag zachtjes hoorbaar protesteert. Maddog glimlacht begrijpend en steekt zonder mopperen het brood in één hap in zijn mond en begint te vertellen.
‘Een jaar geleden lag ik te slapen op mijn eigen stekkie toen een harde knal mij wakker schudde. Ik keek vanuit mijn doos naar buiten en zag een lange magere man in een wit brandend vuur op de grond liggen. Hij leek mij gewond en ik liep naar hem toe om hem te helpen. Maddog kijkt twijfelend naar Lamech alsof hij wil controleren of hij hem gelooft. Lamech knikt hem vriendelijk toe en Maddog vervolgt gerustgesteld zijn vreemde verhaal. ‘Op het moment dat ik zijn kleding wilde inspecteren of ik een naam of adres kon vinden, voelde ik een harde klap en lig ik minstens vijf meter verderop. Er is niemand die ik ken met zoveel kracht, vervolgens staat de man op en ik besefte direct dat mijn laatste uur had geslagen.’ Lamech glimlacht begrijpend en spoort hem aan verder te vertellen.
Maddog kijkt onrustig om hem heen en zoekt in zijn zakken. Hij staat op en rommelt in een van de bakken met afval. Hij haalt er even later een fles uit die hij leegschudt boven zijn mond. Ongeduldig vangt hij de laatste druppels uit de fles in zijn mond. Lamech schuift ongeduldig op de bank hen en weer. ‘Vertel verder man, ik wil weten wat er verder gebeurde.’ Maddog gaat mokkend verder. ‘De man loopt op mij toe en steekt zijn hand naar mij uit. Je kunt je voorstellen dat ik hem niet direct vertrouwde.’ Lamech knikt hem toe en Maddog schuift dichter naar hem toe en begint te fluisteren. ‘Hij zei dat hij het niet zo bedoelde en dat het hem speet. Zijn stem was ongewoon vriendelijk en ik kon niets anders doen dan hem vertrouwen. En dat is wat mij nog steeds verward jongen. Normaal ben ik niet zo goed gelovig en vertrouwen is niet mijn sterkste punt, maar met hem had ik geen andere keuze, alsof iets mij dwong hem te vertrouwen. Begrijp jij dat?’ Lamech neemt Maddog nogmaals geïnteresseerd op, hij had grotere persoonlijkheden gezien die de macht van Liberato niet herkenden. ‘Ik begrijp het Maddog, ga verder met je verhaal, ik wil alles weten wat je over deze man kunt vertellen.’ Maddog glimlacht en Lamech neemt een beetje afstand van de grijnzende grafzerken. ‘Goed, de man kijkt een poosje naar me terwijl ik me zwaarder en zwaarder voel worden, dan loopt hij onder de brug vandaan zonder veder iets te zeggen en diezelfde avond komt hij bepakt en bezakt terug. Hij vroeg mij of goud wilde verdienen en wie zegt daarop nu geen nee. Hij legde mij uit dat hij onder de brug iemand nodig had die op de uitkijk kon staan en hem te allen tijde kon helpen ongezien aan te komen. Je begrijpt dat ik hem vroeg waar hij vandaan kwam, maar hij antwoordde eenvoudig dat ik dat niet hoefde te weten en meer kon ik niet vragen zonder een bijzonder onplezierig, zwaar en verlammende gevoel te ervaren. Ik heb hem een plek getoond die ik alleen ken. Daar is hij elke keer verschenen als hij hier aankwam uit die andere wereld.
‘Zijn jullie aliëns of zo van een andere planeet? Lamech lacht, ‘Wij zijn geen wezens van een andere planeet. Ik weet het zelf ook niet zo goed maar ik denk dat wij uit jouw verleden of een andere dimensie komen. De man die je hebt gezien is een meestermagiër en mijn leermeester. Hij wilde mij deze wereld laten zien, maar zo langzamerhand heb ik het idee dat hij mij hier heeft gedumpt om van mij af te zijn, alhoewel hij het zelf een goede leerschool zal noemen.’ Maddog mompelt bijna onhoorbaar, ‘Daar kon je wel eens gelijk in hebben, van die eerste stelling dan wel te verstaan.’ Lamech kijkt verbaasd op maar besluit door te gaan. ‘Kun jij mij de plek wijzen waar hij altijd is verschenen?’ Maddog schudt ontkennend zijn hoofd. ‘Op dit moment niet, ze zijn met werkzaamheden bezig aan de ingang van de tunnel maar morgenavond wil ik je er wel heenbrengen. Je moet weten dat er hier de laatste tijd enkele moorden zijn gepleegd en de politie heeft de schacht afgezet.’
Lamech kijkt observerend in het rond, het zou heel goed mogelijk kunnen zijn dat Liberato hem in de gaten houdt. ‘Ken jij een andere plek, Maddog?’ vraagt Lamech, ‘Een plek die Liberato niet kent, waar ik enkele nachten kan slapen om wat plannen te maken?’ Maddog kijkt hem onderzoekend aan en staat op. ‘Kom maar mee, ik denk dat ik je wel kan vertrouwen.’ Hij draait zich snel om en kijkt Lamech onderzoekend aan. De zware geur uit zijn mond bedwelmt Lamech bijna. Hij sluit zijn ogen en verzet zich ertegen om Maddog van zich af te drukken. Maddog draait zich even snel weer om en begint voor hem uit te lopen. Lamech loopt gedwee achter hem aan terwijl hij de overweldigende stad in zich opneemt.
Ze lopen een lange tijd langs het water terwijl de drukte en het lawaai van het verkeer om hen heen Lamech een lichte hoofdpijn bezorgen. Even later verdwijnen ze onder de grond via een trap. Het is er een drukste van jewelste. Honderden mensen lopen af en aan terwijl Lamech een oorverdovend geluid hoort als de aanval van een draak in oorlogstijd. Hij staat stokstijf van angst als een kolossaal ijzeren gevaarte uit een donkere tunnel op hem afdendert. Maddog trekt hem met een forse ruk achteruit en de zuigkracht van het voorbij denderende gevaarte sleurt hem bijna mee. Maddog lacht hem toe terwijl er even later nog een vaartuig binnenkomt die langzaam voor hen stilhoud. ‘Nog een vervoersmiddel uit deze tijd,’ Hij is de naam vergeten maar stapt zonder angst achter Maddog aan naar binnen en het vaartuig begint te bewegen.
Lamech gaat geschrokken zitten vanwege de snelheid van het voertuig en neemt de omgeving in zich op terwijl de duisternis buiten het raam hem in verwarring brengt over zijn uiteindelijke bestemming. Lamech vraagt zich af of Maddog hem meeneemt naar de diepten van de aarde. Hij herinnert zich beelden uit de lichtgevende kastjes van Liberato, deze rijdende zeeslang lijkt op het vervoermiddel uit de nieuwe tijd die de zeeën van mensen meeneemt onder de fundamenten van oneindige steden.
Liberato heeft hem enkele dingen verteld over zijn reizen in deze tijd, maar het schijnt Lamech toe dat het niet genoeg om geweest de overweldigende indrukken te verwerken. Waar was Liberato nu. Had Liberato hem met opzet alleen achtergelaten in deze onbekende wereld of was dit een les zoals Liberato hem vertelt had vlak voor ze vertrokken en waarom had hij nooit meer vragen gesteld aan Liberato? Dan had hij nu niet zo verward en verdwaald gevoeld.
Na een korte tijd wenkt Maddog hem te volgen. Het valt Lamech op dat velen met een grote boog om Maddog heen lopen. Hij is wel een heel interessante gids tegen het lijf gelopen. Ze lopen nog een klein poosje door een verlaten en vervallen buurt. Hier en daar staan enkele voertuigen in brand en de geur van giftig rook en afval dringt zijn neusgaten binnen als ze een klein straatje ingaan. Maddog gaat dicht naast hem lopen. ‘Hier moet je weten hoe te spreken Lamech, laat mij het woord maar doen. Ik denk dat je hier redelijk veilig bent voor je baas.’ Lamech kijkt verbaasd naar Maddog. ‘Waarom denk je dat ik me moet schuilhouden voor Liberato?’ Maddog draait zich om, ‘Liberato hè, ik denk dat je nog veel verrassingen van hem kunt verwachten hier Lamech. Je zult minder gevaar te duchten hebben van het ruwe volk hier, dan van je eigen meester.’
Lamech begrijpt er steeds minder van. Hij volgt Maddog in een oud vervallen huis waar hij af en toe geluiden hoort van leven achter de verschillende deuren. Een klein jongetje speelt op de trap met een poesje in een kleine doos. Zijn monotone neuriën vermengt zich met het luide spinnen van het poesje. Het jongetje kijkt op als ze vlak bij hem langs komen. ‘Ha, die Maddog, mama is beneden om een boodschap te doen, de deur is open. Maddog aait de jongen familiair door het haar en Lamech ziet een gelijkenis. Ze gaan een deur door en komen in een gezellige huiskamer, het jongetje komt binnen met het poesje op zijn arm. Als een volwassen gastheer vraagt hij of de gasten iets willen drinken. Lamech kijkt naar Maddog die enthousiast knikt. Het jongetje komt even later met ronde doosjes binnen die van een dun ijzer lijken en zijn handen bevriezen. Maddog opent zijn doosje met een luide knal opent en Lamech zet geschrokken het aangebodene op de lage tafel voor hem.
Even later komt een jonge mooie vrouw binnen die enthousiast in de armen van de verlopen zwerver valt en Lamech verwondert zich elke minuut meer over deze wereld. Maddog stelt Lamech voor aan zijn jongere zuster. ‘Dit is Lamech, Maria. Weet je nog dat ik je vertelde over die vreemde gast die me dat goud heeft gegeven?’ Zijn zuster knikt wantrouwend. ‘Ik hoop dat hij zich niet weer heeft laten zien?’ Maddog schudt zijn hoofd ontkennend. ‘Vandaag verscheen deze jongen zomaar ineens poef voor mijn neus net als de anderen maar die ouwe was niet aanwezig. Volgens Lamech, heeft die oude hem hier per ongeluk achtergelaten. Je weet wat er met de anderen is gebeurd dus leek het mij veiliger hem hierheen te brengen.’ Zijn zus knikt instemmend en richt het woord aan Lamech, ‘Ik heb wel een veilige slaapplek voor je, voor een poosje.’ Ze kijkt naar haar broer. ‘Je weet zeker dat je hem kunt vertrouwen? We hebben al genoeg ellende gehad met die oude schurk.’ Maddog slaat een arm om zijn zusjes schouder. ‘Maak je geen zorgen zus, Lamech is oké.’
Lamech luistert met open mond naar de verhalen die hij hier hoort. ‘Maddog, nu moet je me toch echt vertellen alles wat je van Liberato weet. Als ik het goed begrijp staat hij hier niet al te best bekend.’ Maddog wenkt hem te gaan zitten. Maria legt snel en behendig een oude deken op de bank voordat Maddog op de lichte sofa neer ploft. Ze glimlacht verontschuldigend naar Lamech en haar broer. ‘Ik begrijp het zusje, maak je geen zorgen, ik weet dat het niet vervelend bedoeld is. Ik had vandaag alleen geen tijd om mijn zondagse kleren aan te trekken.’
Hij richt het woord weer tot Lamech nadat hij lange tijd de buitenkant van zijn ijzeren doosje bestudeerd had en nog een lange teug van de inhoud in zijn hals giet. ‘Lamech, ik begrijp dat ik je lang in het ongewisse heb gelaten maar ik wilde je eerst observeren en overdenken wat ik je wel en niet kan vertellen.’ Lamech knikt hem bemoedigend toe en Maddog gaat verder, ‘Mag ik jou eerst wat vragen Lamech?’ Lamech knikt instemmend. ‘Kun jij ons eerst iets meer vertellen over wie jij bent? Ben jij ook een leerling van die Liberato of ben jij de rechterhand van de meester waar de jongens het over hebben. Ik herinner me, jouw naam wel eens gehoord te hebben van de jongens.’
Lamech is verbijsterd over wat er hier allemaal afspeelt. Hoe is het mogelijk dat zijn naam bekend is in een andere wereld en wie zijn de jongens waar Maddog de hele tijd over spreekt. Lamech antwoordt hem onzeker, ‘Ik ben een leerling van Liberato en zijn rechterhand, maar tot vanochtend ben ik nog nooit in deze wereld geweest. Ik wist van deze wereld uit enkele verhalen van Liberato maar voor mij was het niet duidelijk dat hij hier al veel vaker is geweest en zeker niet dat hij andere leerlingen hier achter heeft gelaten, antwoordt hij niet helemaal naar waarheid. Waar zijn die jongens die op de een of andere manier schuilen voor Liberato?’ Maria en Maddog wisselen onderling een betekenisvolle blik uit. Maddog neemt een slok van een nieuw drankje die zijn zus voor hem heeft gehaald en een blikje noemde. Lamech speelt met het blikje dat Maria voor hem heeft meegenomen. De smaak van de inhoud verrast hem, het brandt in zijn mond.
De sterke smaak van het bruine goedje geeft hem het idee dat hij wordt vergiftigd maar zijn vertrouwen in Maddog en zijn zuster stelt hem gerust en na een paar slokken went hij aan de vreemde smaak en schuift het op de vreemde gebruiken van een andere wereld.
‘De jongens zijn veilig,’ antwoordt Maddog, ‘Ik zal je morgen naar ze toebrengen om met hen te spreken. Waarschijnlijk weten zij meer over de plekken waar Liberato zich ophoud als hij deze wereld bezoekt. Er is alleen een probleem waarvan ik hoop dat jij iets meer kunt vertellen. De jongelui liggen al een poosje te slapen.’ Lamech weet zich echt geen houding te geven. Hoeveel weet deze kerel wel niet over Liberato en zijn wereld en wat voor een rol speelt hij in het verdwijnen van Liberato gaat het door hem heen. En wie zijn de slapende jongelui waar Maddog het steeds over heeft. Volgens hem zijn er nooit jongelui verdwenen uit het Meesterhuis alleen enkele volwassen jongens die in deze wereld spioneren voor Liberato.
Maddog vertelt onverstoord verder, ‘Een paar maanden geleden zat ik op mijn vaste stekkie toen een harde knal en een stevige wind mijn doos wegblies. Ik zag diezelfde lange magere man op de grond zitten die snel en bewust de omgeving in hem opnam en snel wegliep voor ik de kans had hem te observeren of te bekomen van de schrik. Tenslotte was het ochtend en had ik nog niet de bodem van mijn fles bereikt. Ik dacht er verder niet meer over na tot ik hem een paar uur later zag rondscharrelen onder de brug. Het leek mij dat hij op zoek was naar iets. Ik had niet zo’n zin in nog een ontmoeting met deze wrede kerel ondanks zijn goudstukken dus observeerde ik hem vanuit mijn doos terwijl ik mij stil hield.
Plotseling liep hij mijn richting op en begon met mij te praten en herinnerde mij aan het voorstel dat hij een lange tijd geleden had gedaan over het goud en zo. Hij had mij allang gezien en op de manier waarop hij tegen mij sprak had ik niet het idee dat ik er goed aan deed hem tegen te spreken of te negeren. Hij vroeg mij of ik een plek wist waar hij ongezien een paar dagen zijn kamp kon opslaan. Hij bood mij meteen een muntstuk aan waarvan ik het idee had dat het van een kinderspelletje was. Maria glimlacht scheef naar haar broer.
Lamech die zich zijn eigen ervaring met de gouden munten van het oude rijk herinnert begrijpt Maddogs verbijstering. Ik heb hem meer uit medelijden dan uit respect voor zijn genereuze aanbod geholpen, eigenlijk dacht ik op dat moment dat hij vreselijk gestoord moest zijn. Ik heb hem naar een oude en verlaten metroschacht gebracht die alleen gebruikt wordt door insiders uit mijn kleine wereldje. Hij was mij bijzonder dankbaar bleek want toen ik hem naar de verlaten schacht had gebracht gaf hij mij nog een muntstuk met de opdracht mijn mond dicht te houden. Hij beloofde mij rijkelijk te belonen. Ik dacht op dat moment dat hij gestoord was en ik heb hem alleen gelaten.
Ik heb hem toen wekenlang niet meer gezien, tot ik van een van mijn vrienden hoorde dat hij iemand had gezien in de oude metro schacht die zich wel erg verdacht gedroeg. Ik vroeg hem wat die man deed en toen ik Liberato herkende uit zijn verslag vertelde ik hem dat hij die oude gek met rust moest laten omdat ik dacht dat hij zo geschift was als een stekker maar behoorlijk agressief.
Mijn vriend vertelde mij dat hij iemand een gouden muntstuk had aangeboden voor informatie en dat het muntstuk zuiver goud bleek te zijn. Dat had natuurlijk een enorme impact op die plek want geruchten verspreiden zich hier sneller dan een leger griepbacillen. Ik denk dat die Liberato zich niet gerealiseerd heeft dat geld en zeker goud hier binnen de kortste keren een chaos kan veroorzaken die je niet voor mogelijk houdt. Al snel was het hier een drukte van jewelste en iedereen wilde die rare vent ontmoeten die met goud strooide en natuurlijk had iedereen nuttige informatie voor die vrijgevige gabber.
Liberato zag al die aandacht niet zo zitten denk ik en in die tijd zijn er heel wat vreemde snuiters spoorloos verdwenen. Voor mij maakte het niet zoveel uit, ik heb niet zoveel echte vrienden en ik houd niet van drukte. Ik heb me er niet mee bezig gehouden wat er allemaal gebeurde in die tijd. Later heb ik vernomen dat die gasten werkelijk waren verdwenen van de aardbodem en voor zover ik nu kan inschatten denk ik dat we ze nooit weer zullen zien.
Om een lang verhaal kort te maken, ik heb die weken daarop niets meer gehoord van die gek tot een paar oudere jongens onder de brug rondscharrelden net als jij. Ze waren bijzonder verward en opgejaagd. Ik vond dat ze er tamelijk ongevaarlijk en hulpbehoevend uitzagen dus heb ze meegenomen naar een paar vrienden van me. Ze hebben mij verteld dat ze ergens anders vandaan kwamen en dat ze niet meer terug konden naar hun eigen huis. Ik wist op dat moment nog niet van jullie wereld anders had ik mij wel stevig bedacht voor ik mij in dit wespennest had gestoken. Maar ja alles gebeurt met een reden.
De jongens vertelden mij dat ze werkten voor iemand die hun had beloofd hen op te halen van deze plek maar dat hij niet was komen opdagen en dat ze geen geld of mogelijkheden hadden terug te keren naar huis. Ik begreep niet precies wat ze bedoelden maar jij begrijpt nu wel wat er aan de hand was. De dagen daarop raakten ze meer en meer in de war tot op het moment dat er geen normaal gesprek meer met ze te voeren was. Ze raakten gedeprimeerd en sliepen meer dan ze waakten en sinds een korte tijd zijn ze niet meer wakker geworden.
Ik hoop dat jij weet wat er aan de hand is. Liberato heeft nog meer jongens in deze wereld gedropt en voor zover ik de verhalen van de jongens mag geloven; zijn er nog meer over de wereld verspreidt die nog steeds voor hem werken als spion op verschillende gebieden. Precies weet ik het ook niet allemaal, ik was in het begin niet zo geïnteresseerd in de vreemde verhalen van de jongens uit jouw wereld, omdat ik er geen woord van geloofde. Toen ik meer geïnteresseerd raakte waren de jongens al te ziek en verward om een zinnig woord uit te brengen. Ik werd pas geïnteresseerd in deze hele heisa toen ik vernam dat een van mijn eigen vrienden was gedood. Een ding hoop ik, dat jij niet ziek zult worden.
Lamech luistert verbijsterd naar Maddogs verhaal terwijl de vragen door zijn hoofd spoken. ‘Wat doet Liberato hier, waarom heeft hij zonder dat het bekend is in het Meesterhuis zo’n project in deze wereld opgezet. En hoe is het mogelijk dat er geen jongens vermist worden in het Meesterhuis. Het moeten de oudere jongens zijn die hun examen al hebben gedaan. En waarom laat hij jongens achter, die terug willen naar hun wereld. Moeder Aarde, misschien is het werkelijk waar en heeft Liberato hem ook achtergelaten.’ Hij voelt zich bijzonder onrustig en verward maar probeert via een eenvoudige ademhalingsoefening rustig te blijven en zijn natuurlijk balans te handhaven.
Zou Liberato nog een gedachtenband met hen hebben? Dan is elk woord dat hier wordt gesproken bekend bij Liberato. Lamech kijkt Maddog peinzend aan, ‘Heb jij het idee of Liberato wel eens geprobeerd heeft contact te zoeken met de jongens?’ ‘Maddog schudt ontkennend zijn hoofd, ‘Ik heb je verteld dat ik hem niet meer heb weer gezien na die laatste avond. En ik geloofde niet in die andere nonsens. Maar wil je vanavond nog naar de oude schacht of de jongens? Al moet ik moet eerlijk bekennen, ik denk niet dat de oude schacht erg veilig is voor jou en voor iedereen die niet van hier komt. Al de geruchten over goud en verdwijningen trekken nog steeds vreemd en agressief volk aan. En diegenen die vrienden zijn kwijtgeraakt zullen je zeker het vuur na aan de schenen leggen.’
Lamech overdenkt de situatie, hij wil graag de jongens ontmoeten waar Maddog over heeft verteld. Misschien zijn het wel jongens die hij persoonlijk kent. Lamech kijkt vragend naar Maddog, ‘Denk je dat we nog vanavond naar de jongens kunnen gaan? Later wil ik nog wel eens naar de schacht. Maar na jouw verhaal gehoord te hebben verwacht ik, dat ook ik, niet terug kan keren naar mijn wereld op dit moment. Maar dat zoek ik later nog wel uit. Eerst wil ik uitvinden waarom Liberato mij en de jongens heeft achtergelaten.’
Maddog knikt instemmend. ‘Oké, als je wilt kunnen we elk moment vertrekken, het is hier niet in de buurt en ik wil niet te laat in die buurt rondlopen. Deze buurten zijn niet al te veilig na zonsondergang.’ Maria springt op, ‘Jullie hebben nog niets gegeten, ik maak snel iets klaar dan kunnen jullie gaan.’ Lamech grijnst, Hij denkt aan Malakaï en diep in zijn hart begint hij te beseffen dat hij in een bijzonder vreemde en pijnlijke situatie is belandt. ‘Zal hij ooit weer terug keren en wat heeft Liberato met hem voor.
Een ding is nu zeker voor hem; Liberato is niet te vertrouwen en hij is niet sterk genoeg zichzelf te beschermen tegen Liberatos overmacht.’ Hij luistert niet naar de woordenwisseling tussen Maria en Maddog. Plotseling tikt Maddog hem op zijn schouder, ‘Kom we gaan nu, dan eten we als we terug komen. Ik wil me omkleden als ik hier ga eten. Het kleine jongetje heeft al die tijd vlak bij Maddog op de bank gezeten. Hij is in slaap gevallen op zijn schoot en Maddog legt hem zachtjes terug op de bank en dekt hem toe met de oude deken. Lamech ziet de zuchtende blik van Maria.
‘Kom Lamech we gaan!’ Maddog trekt Lamech mee naar buiten, Maria hoofdschuddend achterlatend. Ze lopen een poosje door een donkere wijk waarvan de sfeer Lamech een beetje doet denken aan de Regenboogvallei. Misschien zijn mensen in verschillende werelden en tijden in nature wel gelijk, wanhoop, armoede en onderdrukking verjaagt creativiteit en vreugde, gaat het snel door hem heen.
Hij maakt zich zorgen om de anderen die achter zijn gebleven in het Meesterhuis. Hij loopt in gedachten achter Maddog aan en voelt zijn hoofd licht bonken. Ergens voelt hij zich vrijer in zijn denken, maar hij verwacht dat Liberato toch dichtbij is. Hij is al volledig gewend aan de constante aanwezigheid van Liberato in zijn gedachtegang zodat hij nu een leeg en vreemd gevoel ervaart. Maar hij durft niet te hopen dat Liberato hem zijn vrijheid heeft geschonken. ‘Als Liberato hier leerlingen achterlaat heeft dat een reden. Liberato doet niets zonder een achterliggend plan,’ beseft hij drommels goed.
De trap die ze opgaan, geeft hem de kriebels. De geur van menselijk afval en verrotting dringt diep door in zijn neusgaten. Maddog klopt licht op een deur die alle kleuren van de regenboog vertoont en vol staat met allerlei onleesbare kriebels. Plotseling beseft hij dat Liberato zijn plannen al lang geleden heeft voorbereid. Een van de talen die ze op het Meesterhuis hebben geleerd is de taal die Maddog spreekt. Waarschijnlijk zijn de andere onbekende talen die ze geleerd hebben ook talen die ze in deze wereld spreken. De deur gaat een klein eindje open en nadat Maddog zich heeft bekend gemaakt gaat de deur wagenwijd open. Een zware geur dringt zijn neusgaten binnen en zijn keel wordt dichtgesnoerd. De lucht is blauw van de rook en als hij om zich heenkijkt vraagt hij zich af, naar wat voor een hel Maddog hem nu heeft gebracht. De grote zaal van een oud groot gebouw die naar zijn idee allang geleden had moeten instorten is vol met jongelui en iets ouderen die op matrassen en oude versleten banken bivakkeren. Bijna allemaal hebben ze een rokend klein pijpje in de mond en ze praten vreemd.
Hij durft bijna niet te reageren op de welkome houding van enkele jongens. ‘Hé man, ben jij ook uit die andere wereld?’ Hij voelt een harde klap op zijn rug die hij niet ervaart als een welkom maar meer als een waarschuwing. ‘Strak man. Ze slapen nog steeds. Wil je ze zien?’ Lamech knikt, en kijkt wat beduusd naar Maddog die hem geruststellend toeknikt. Hij loopt achter de jongen aan en kijkt verward om zich heen. Hoe kunnen mensen zo leven. Wat voor een wereld moet het hier zijn als mensen zichzelf als varkens opsluiten zonder licht en lucht en dan die geur! Lamech zijn hoofd begint ervan te tollen. Hij voelt zich alsof hij dagen niet heeft gegeten en dan vanaf een hoge toren naar beneden kijkt, hij begint te slingeren. De jongen voor hem pakt hem bij zijn arm en zet hem in een krakende stoel. Hij roept om hulp en Maddog en de man die hen heeft binnen gelaten snellen toe. Maddogs stem klinkt van ver en hij heeft moeite zich te concentreren op de woorden die als een voorhamer in zijn hersenspan beuken. ‘Lamech, wat is er, voel jij je niet goed?’ Lamech vindt dit een vreemde vraag en begint onbedaard te giechelen. De jongens beginnen nu ook te lachen, ‘Hij is stoned man, hier hebben we een groentje van de eerste plank, twee seconden snuiven en hij is al out.’
Enkele andere jongens komen erbij en stellen zich lachend voor terwijl ze zich verontschuldigen voor de rook die de oorzaak zou moeten zijn voor zijn slappe benen en zijn zware hoofd. Hij herinnert zich vaag een dag in het Meesterhuis tijdens een chemie experiment. Toen had hij ook zo extreem snel gereageerd op een proef met slaappoeder. Een jongen naast hem had geniest en wat rondvliegend poeder had hem a là minuut in slaap laten vallen. Hij raakt geïrriteerd, ‘Verdorie hij is een Magiër. Hij bepaalt wanneer hij onder invloed raakt of niet.’ Hij wil opstaan maar voelt zich duizelig. ‘Ik voel me alweer goed, ik heb alleen een lange tijd niet gegeten. Ik voel me wat slapjes.’ Hij heeft het nog niet gezegd of van alle kanten komen ze aan gestormd met de meest vreemde etenswaren. Hij kiest uit al het kleurige aangebodene, het enige dat hij herkent als voedsel en dat is een rode appel. Maar als hij erin bijt beseft hij dat deze appel al zeker twee jaar in de voorraadkelders moet hebben gelegen. Hij neemt een slok van het bruine vocht uit een blikje dat hem is aangeboden en direct weer helder maakt en bedankt de jongen. ‘Oké, ik voel me weer goed, ik wil nu graag de jongens zien.’
De jonge jongen die hem de hele tijd vergezeld heeft en zich heeft voorgesteld als René draait zich om. ‘Maar het zijn een jongen en een meisje, wist je dat niet? Worden ze niet vermist in jullie wereld?’ Lamech schudt ontkennend, ‘Nee, tot vandaag wist ik niet eens zeker hoe mijn meester de weg gevonden heeft naar deze dimensie.’ René schudt zijn hoofd terwijl hij hem voorgaat naar een ander kleinere zaal en mompelt onduidelijk, ‘Al weer een wereld zonder hart, en wij maar hopen en dromen over betere plekken waar mensen met gevoel en verstand de boel draaiende houden.’ Hij draait zich om naar Lamech, ‘Ik hoop in ieder geval dat je weet wie ze zijn, ze zijn al weken erg verward. Ze weten niet wie ze zijn en wat ze hier doen er is geen zinnig woord uit ze te krijgen behalve de naam van Liberato en jouw naam Lamech!’ René kijkt hem wantrouwen van onder zijn wenkbrauwen aan terwijl hij verder gaat met zijn uitleg, ‘Sinds enkele dagen worden ze al helemaal niet meer wakker. Wij zijn behoorlijk onzeker wat we nu moeten doen voor de jongelui, Lamech.’ Zijn naam galmt door de lege kamer alsof René erg boos en verward is.
In de hoek van de zaal hangen oude dekens over een draad die gespannen is tussen de muren en het raam. Er liggen enkele matrassen op de grond. De deur wordt snel weer dichtgedaan en deze kamer ruikt een beetje frisser, hoewel de diep kruidige geur is zijn neusgaten zit verankerd. Hij loopt achter René aan en hoort achter hem Maddog binnen komen met zijn vriend. Ze fluisteren geheimzinnig met elkaar. Maddog geeft hem een klein bemoedigend knikje en Lamech denkt dat zijn leven wel een hele vreemde wending heeft genomen.
Hoofdstuk 15
Niet alleen
Als René de dekens opzij trekt, valt Lamech gelijk op zijn knieën naast zijn schoolgenoten. Dat zijn Hidarco, de oudere broer van Barco de conciërge en het meisje van de stallen. ‘Moeder Aarde wat doet zij hier?’ schreeuwt hij vertwijfeld. Hij neemt Hidarcos hand vast en spreekt zacht zijn naam terwijl hij vertwijfeld steun zoekt bij Maddog. ‘Dit zijn medeleerlingen van mij uit het Meesterhuis, ik begrijp niet hoe zij hier komen. Ze hadden totaal geen contact met Liberato volgens mij,’ vertelt Lamech. Hij gaat naast het meisje zitten en kijkt naar het buisje dat in haar arm zit en uitmondt in een zak met water die aan een ijzeren paal hangt. Hidarco heeft eenzelfde buisje in zijn arm. Hij kijkt vragend naar Maddog die hem vertelt dat het een soort medicijn is. ‘Het is goed Lamech, dit houdt ze in leven zolang ze slapen.’ Haar fijne gezichtje is bleek en haar ademhaling is onrustig. Hij probeert zich te concentreren op haar gedachtegang, maar de bedompte lucht in de kamer stoort zijn concentratie.
‘Kan er niet een raampje open of zo. Deze jongelui hebben frisse lucht nodig. Maddog en René kijken elkaar vreemd aan. Maddog antwoordt, ’Ik denk dat het beter is dat we geen raam open doen.’ Lamech schreeuwt het uit van vertwijfeling, ‘Wat kan er mis zijn met wat frisse lucht man, alsjeblieft doe een raam open!’ René springt op en rammelt aan een raam dat in geen jaren meer open is geweest of licht heeft doorgelaten. De geluiden en de geuren die binnenstromen door de kleine opening in de gescheurde muur laten hem volledig wanhopen. Een zware oliegeur, brandlucht en een even sterke rookgeur als in de grote zaal vermengt zich met de lugubere mix van schreeuwende en vertwijfelde stemmen van buiten terwijl ze door het kleine raampje binnendringen. Beschaamt maant hij René het raam weer te sluiten, ‘Moeder Aarde wanneer halen jullie adem?’
Hij gebruikt al zijn vermogen en focust nog eenmaal op het meisje en roept zacht haar naam, ‘Brianne…Brianne kom terug bij ons. Je bent verdwaald Brianne. We zijn hier om je naar huis te brengen. Kom terug, je bent veilig Brianne.’ Het meisje begint onrustig te draaien en onverstaanbaar te mompellen. Angst en verdriet klinken diep door in Lamechs brein. Hij probeert binnen te dringen in haar duistere wereld en zakt weg in een draaikolk van herhalende woorden en gevoelens. Hij herkent direct het eenvoudige magiërs foefje; iemand vastzetten in een spiraal of een cirkel van negatieve gevoelens of gedachten. Het is een goede manier om iemand blijvend onschadelijk te maken. Maar regelmatig is de spiraal een negatieve spiraal en gaan de slachtoffers langzaam achteruit, na een lang en verdrietig lijden, zien sommigen de dood als enige oplossing.
‘Waar was Liberato in vredesnaam mee bezig. Had hij zich zo voor de gek laten houden met de ontwapende en welkome houding van Liberato.’ Lamech verliest de greep op zijn gedachten en voelt zich zwak worden. Zijn eigen gedachten gaan als een gek tekeer. Hij is net als zij, gebruikt en onder invloed van deze grote zwarte meester. Hoe is het mogelijk dat hij nooit heeft doorzien wat een doortrapt schurk Liberato is.
Hij herinnert zich de begindagen in het Meesterhuis, de verwoedde pogingen die hij bleef ondernemen om de draken op te roepen, of in ieder geval, ze in zijn dromen te zien. Het gezicht van Antheyanta staat plotseling duidelijk op zijn netvlies gegrift. Hij heeft te snel en te eenvoudig opgegeven en is hen vergeten. De pijn van het gemis valt op hem als een loodzware last en hij zakt in elkaar in een diepe duisternis. Maddog springt naar voren en vangt hem op, ‘Nou verdorie daar zijn we klaar mee, ik dacht dat wij hier een sterkere persoonlijkheid hadden gevonden om ons te helpen of in ieder geval enkele antwoorden te verschaffen maar nu hebben we er drie.’ Maddog legt Lamech rustig neer maar zijn ogen bewegen opgejaagd onder de dichte oogleden.
Dit kan niet langer zo. Hoe kunnen we dit geheim houden. Drie kinderen in coma, ze moeten nu echt naar het ziekenhuis. Zijn vriend stelt hem gerust. ‘Maddog maak je niet zo’n zorgen. Onze vriend Albert komt bijna elke dag langs om hun gezondheid controleren, ik zal hem direct roepen om langs te komen. Je weet dat wij hier al in jaren geen huiszoeking meer gehad. De plaatselijke politie weet dat wij een vreedzame groep zijn en ons totaal niet bezig houden met harddrugs of illegale praktijken. En ik heb het gevoel dat deze jongen meer in zijn mars heeft dan de anderen. Zijn slaap ziet er op een of andere manier anders uit. Kijk zelf maar.’
Maddog zet zijn zorgen opzij en neemt Lamech bezorgd op. Hij ziet de rooddoorbloede wangen van Lamech. Zijn ogen onder de oogleden gaan onrustig heen en weer, niet zoals de absolute stilte van de anderen. Hun gezicht is doodsbleek en straalt een wanhoop uit die je hart doet verstijven. Hij moet er voorlopig maar op vertrouwen dat het goed komt. Hij kijkt schuldig op naar René en zijn vriend. ‘Het spijt me, nu heb ik jullie met nog meer problemen opgezadeld in plaats van een oplossing te vinden.’ Zijn vriend legt een hand op zijn schouder, ‘Maak je maar geen zorgen Man, hij kan hier wel een poosje blijven, vind je ook niet René?’ René knikt bemoedigend, ‘Ik zorg wel voor ze, maak je maar geen zorgen, het komt wel goed.’
Maddog zucht vermoeid. ‘Ik weet het niet, die Liberato laat mij niet met rust. Waarom doet hij dit. Weet hij van de jongelui af, ik bedoel waar ze zijn en zo, of heeft hij ze echt achtergelaten. Hij lijkt me een machtig man die geen losse eindjes achterlaat, dat idee maakt mij onrustig.’ De anderen knikken instemmend maar weten ook geen andere oplossing dan rustig af te wachten. ‘Ga nu maar naar huis vriend. Slaap vannacht bij Maria. Je weet dat zij dat niet erg vind en ze zal ook haar vragen hebben na vanavond denk ik. Ik heb het vermoeden, na alles wat er gebeurd is dat we iedereen goed in de gaten moeten houden.’ Maddog knikt en verlaat de ruimte met nog een laatste wanhopige blik op Lamech.
Op hetzelfde moment duikt Lamech diep onder in zijn eigen duistere wereld. Hij is weggevallen in een dichte mist en hij overweegt de mogelijkheid dat Liberato hem in zijn macht heeft. Hij herinnert zich het gevoel van bevrijding vlak voordat hij wegviel. Maar nu gaan de gedachten in zijn hersenspan tekeer als een cycloon; wild en ongrijpbaar. Hij voelt zich heen en weer geslingerd tussen herkenning van zijn oude zelf en de makke Lamech, die hij de afgelopen maanden in het Meesterhuis is geweest. Verwoedt probeert hij zijn situatie te analyseren maar de oorverdovende storm in zijn hoofd laat hem geen moment met rust. Als hij eindelijk een duidelijk idee heeft slaat de storm het weer in stukken uit zijn handen en moet hij weer opnieuw uitvinden waar zijn redenering mee begon.
Zo vecht hij lange tijd tot hij vermoeid opgeeft en in een gelaten rust wegzinkt. De storm draagt hem mee naar een onbekend einde. In de verte doemen de Zwarte Bergen op maar Lamech registreert niets meer van dit alles. Liberato zit op een hoge stenen troon op een bergplateau. Voor hem is een oneindig diepe afgrond. Zijn gezicht staat tevreden en zijn huid gloeit van de energie die door zijn lichaam raast. Zijn ogen glanzen bezeten, Ze kunnen amper de grote overdosis energie bevatten maar de kracht van zijn lichaam beheerst de situatie als een meester. Hij murmelt onafgebroken een zich herhalende mantra.
‘Manachgasta zeanta feantoch,
Manachgasta zeanta feantoch,
Manachgasta zeanta feantoch,
Manachgasta zeanta feantoch.’
De energiepulsen uit het lichaam van Lamech, die nu vlak voor Liberato in de vrije lucht boven de oneindige diepte van de afgrond zweeft, schieten als bliksemflitsen in het rond en worden opgevangen door en in de aura van Liberato. Als een gulzige, onverzadigbare hond zuigt hij de energie uit het lichaam van de zwevende jongen. Zo blijkt de grote Liberato dus niets meer te zijn dan een dief. Een oncapabel meester, een vampier die zich tegoed doet aan de gaven en de macht van zijn onschuldige volgelingen.
Lamech opent zijn ogen en kijkt recht in de ogen van Liberato. De bezetenheid uit Liberatos ogen dringen diep door in zijn verwarde brein en vullen hem met een duistere wanhoop. Hij beseft dat vrijheid een illusie is. Hij is een marionet aan de touwtjes van een machtig meester. Hij voelt het brandende wezen in hem wakker worden. Zijn tweede hart begint te pompen en het zware kloppen gonst in zijn oren. Dit is de band tussen hem en Liberato. Dit is waarnaar de grote meester hunkert. De oneindige energie uit het vuur van zijn diepere wezen. Te lang heeft hij geslapen. In slaap gesust door de vriendelijke woorden en vleiende beloften van grote wijsheid en macht. Zijn tweede wezen zit gevangen in de onbreekbare banden die uit de aura van Liberato tevoorschijn komen en diep in Lamech lichaam doordringen. Lamech voelt de doodsstrijd van zijn innerlijke vriend en vijand. Het wezens wrikt en gromt maar de banden trekken alleen maar strakker en de vrijheid lijkt met elke beknelde ademstoot verder uit hem weg te vloeien. Lamech voelt zijn eigen adem zwakker worden en ziet het bleke gezichtje van Brianne het paardenmeisje, hoe ze in de stinkende kamer in een andere wereld ligt te verwelken, leeggezogen door een wreed meester.
Nooit kan hij een slaaf zijn. Waarom zou hij de bron zijn voor zoveel waanzin. De diepten beneden hem schijnen redding en bevrijding te beloven. Alles is beter dan slavernij en onwetendheid. Als hij niet groots kan zijn dan is het beter voor hem om niets te zijn. Op dat moment besluit hij dat zijn einde de enige oplossing is voor de wereld. Als zijn band met Liberato is verbroken is de macht van Liberato gebroken. Dit is het moment waar hij voor heeft geleefd. Werkelijke vrijheid volgt de keuze; om niets meer te zijn, niets meer te wensen dan één te zijn met je omgeving.
Hij trekt zijn gehele wezen samen, zijn energie bundelt zich tot het kleinste pakketje dat er bestaat (de eerste dimensie, het wiskundige punt.) In de verte hoort hij de pijnlijke en wanhopige kreet van Liberato tussen de bergwanden echoën, ‘Neeeee!’ Daarna valt Lamech met een razende snelheid zijn einde tegemoet. De wind raast in zijn oren en de hevige kou bevriest zijn adem. Alles valt weg en Lamech voelt zich opgenomen in zijn omgeving. Vrijheid, extase en een intens gelukgevoel doorstroomt hem.
Hij valt en landt plotseling met een harde klap op de rugwervels van Maleantara. Hij kijkt in de angstige ogen van Antheyanta. Ze zit op de rug van Maleantara en doet verwoede pogingen hem wakker te schudden. ‘Ziet ze dan niet dat hij al wakker is. Ziet ze niet, dat dit de enige oplossing is. Als zijn machtige innerlijke wezen sterft, sterft de macht van Liberato over de Grote landen. Al die jaren heeft Liberato de Grote Landen in een massa hypnose gevangen gehouden, en dat met zijn medewerking; de oneindige grote, magische kracht van zijn innerlijke wezen werd systematisch afgetapt en leeggezogen.’ Hij wist niet wie of wat hij was en welke magische potentie en wijsheid zijn innerlijke wezen bezat en van die onwetendheid heeft de sluwe Magiër jarenlang misbruik gemaakt. Jarenlang heeft hij geslapen terwijl hij het idee had te leven. En niemand die iets zag of er iets aan kon doen.
Maar beseft hij dat nu wel? ‘Maleantara dit is de enige weg laat mij gaan!’ beveelt Lamech met een scherpe stem, ‘Ga, en red Antheyanta.’
Maleantara gromt en briest: ‘niet zo Lamech, er is een andere weg!’ Ze vecht tegen de dramatische beslissing van Lamech maar is niet in staat tegen zijn wil in te gaan en de macht over haar vleugels te herkrijgen. Zijn wil om te sterven is wet en niets kan haar ertoe bewegen zijn wil te respecteren en hem te laten gaan. Als hij wil vallen zal zij met hem meegaan en Antheyanta valt mee.
Lamech is één met het vallende en sidderende lijf van Maleantara. Hij ís Antheyantas pijn. Hij is de voorbij razende bergwand, en hij is Liberato. Geen enkele gedachte staat hij toe binnen te dringen in de onmetelijke rust die hij nu voelt en alles staat stil, in tijd en ruimte. Tijd is relatief en zijn hele leven speelt zich af voor zijn ogen in een oneindig kort moment. Hij ziet zijn onmacht, zijn dromen en beseft zijn potentie. Maar ook voelt hij de ongekende creatieve energie in elk detail van het bestaan. Er is niet één wezen, niet één ding, niet één gedachte of wens die niet tot de rand gevuld is met deze oneindige bron aan energie, levensvreugde en creativiteit.
Maar daarvoor heeft de mens niet gekozen, ergens moet je aandacht op gericht zijn, als je niet oneindig wilt zweven in een gelukzalig gevoel van absolute vrijheid. Ook al is het leven de grootste illusie die er bestaat, de mens wil ervaren, voelen, denken, scheppen en vernietigen. Controleren wat niet te controleren valt. Begrijpen wat niet te begrijpen valt. Het is een spel met oneindige creativiteit.
Lamech beseft zijn keuze en focust zich op zijn huidige vorm en keert terug in zijn vrijwillig gekozen bestaan en kijkt recht in de diepblauwe ogen van Antheyanta om afscheid van haar te nemen. ‘Vaarwel mijn vriendin, laat mij gaan, dit is de enig weg, wees gerust alles komt goed als ik ben gegaan.’
Liberato schreeuwt het uit van woede. Hij heeft niet zijn hele leven opgeofferd in geduldig wachten. Vrijwillig gekozen verbanning van macht en leiderschap. Wachtend tot Lamech weer naast hem staat. Zijn dromen van absolute kennis en macht naast het machtigste wezen dat er op deze wereld rondloopt. Hoe wreed…al die jaren is hij machteloos geweest omdat hij het innerlijke wezen van Lamech wilde bezitten, overheersen en er deelgenoot van zijn. O, hoe machtig hadden ze samen kunnen zijn. Vele dimensies hadden ze kunnen bezoeken en overheersen. De diepere geheimen van het sterrenrijk hadden ze kunnen oplossen en zovele kansen om de grootste van allen te zijn. En nu koos hij voor het absolute einde. Liberato wordt krankzinnig van wanhoop als hij verwoed probeert al zijn macht aan te wenden om Lamechs val te breken. Hij verliest zijn greep op de jongen en hij valt met een duizelingwekkende snelheid naar beneden in de diepten. Liberato schreeuwt en herstelt zijn macht over het vallende lichaam, hij trekt hem weer naar boven maar het kost hem te veel moeite. Een wrede lach schalt door de bergen en het geluid keert terug als een lugubere echo.
Verwoedt probeert Maleantara met Antheyanta op haar rug Lamech wakker te roepen en te schudden. De ongekende kracht van Liberato laten de vleugels van Maleantara schudden en sidderen. Ze wordt bijna uit elkaar getrokken door de kracht van de val en Liberatos poging haar tegen te houden. Haar indringende stem schreeuwt het uit van pijn en Lamech waakt op uit zijn hypnose. Hij kijkt nogmaals recht in de diepblauwe ogen van Antheyanta. Verwart en intens dankbaar grijpt hij haar wanhopig vast, verwoed proberend om zijn controle te herstellen en uit de mistige duisternis te ontwaken. Ze vallen met hem naar de diepte, dat kan niet! ‘Laat mij gaan Antheyanta, schreeuwt Lamech uit, ‘Er is geen andere weg.’ Hij hoort de lugubere echo van Liberatos wrede stem en hij beseft dat ze het nooit kunnen opnemen tegen deze machtige man, maar hij kan zijn vrienden nooit in dezelfde val laten lopen die hij met open ogen is binnengestapt. Hij laat de gedachte aan sterven los. Hoop vult zijn longen en zijn hart als hij met een laatste krachtinspanning een diepe teug berglucht inademt en de controle herwint. ‘Er moet een andere weg zijn.’
Maleantara draait haar hoofd om en knipoogt tevreden naar hem. ‘Je hebt het begrepen jonge meester, nooit zul je meer dezelfde zijn. Welkom in de oneindigheid. En mijn dank voor je snelle redding. Wij draken zouden beter moeten weten, maar als wij ons vermengen met de levende wezens en haar illusies worden wij vaak ongewild meegetrokken. Geen spel zonder prijs Lamech, geen enkel spel komt zonder de prijs die je onherroepelijk moet betalen.’ Langzaam dalen ze af naar de vallei en het volgende ogenblik vervaagt de lucht om hen heen en bestaat er niets dan zuiver licht.
En dan ruiken ze de zilte geur van de zee. De golven breken uiteen in een mist van kleuren op de rotsen van de Regenboogeiland. Vele draken vliegen op om hen welkom te heten en ze landen zachtjes op het strand tussen een grote groep draken die hun met een harmonisch duizend stemmenkoor een welkoms lied toezingt. Lamech zakt neer op het strand, overweldigt door de ervaring en gevoelens van even daarvoor en het vreugdevolle weerzien in het drakendomein. Jammer genoeg vervagen de gevoelens en de wijsheid snel als de mist in de ochtendzon. Hij stapt terug in zijn eigen realiteit en neemt de hand van Antheyanta stevig vast terwijl hij een bemoedigend knipoogje geeft en trots en tevreden binnenstapt in het drakennest. Hij beseft dat het een droom of visioen is maar hij geniet van de nabijheid van Antheyanta en de draken alsof hij er in levenden lijve vertoeft.
Op hetzelfde moment wankelt Liberato uitgeput en verslagen terug naar zijn werkkamer, alle hulp van zijn toesnellende leerlingen wegslaand. Woede en wanhoop gieren door zijn aderen en zijn denken. ‘Verdorie, altijd is hij een vreedzaam man geweest, nooit heeft hij mensen werkelijk pijn gedaan. Hij heeft alleen gebruik gemaakt van datgene dat een ander niet wilde of kon gebruiken. Maar als het zo moet, kan hij ook anders.’
Een wrede glimlach bewolkt het gezicht van Liberato als hij de deur van zijn grotwand met een vreselijke knal dichtslaat.
Als Maddog de volgende dag terugkeert met Maria in zijn kielzog ziet hij dat Lamech is veranderd. Zijn blik is sereen en het lijkt alsof hij een helder licht uitstraalt. René en zijn vriend Martin staan er met een paar andere jongens en meisjes verbaasd naar te kijken. De andere twee kinderen zijn ook veranderd. Hun kleur is teruggekeerd en langzaam ontwaken ze uit hun lange en onrustige slaap. Als het jonge meisje als eerste haar ogen opslaat kijkt ze direct opzij naar Lamech die een eindje verderop ligt te slapen. Ze glimlacht verlegen naar de mannen en jongelui die afwachtend naar haar staan te kijken. Maar ze slaat verlegen haar ogen neer en trekt de deken tot haar kin op. Maddog voelt de onzekerheid van het meisje en jaagt iedereen de kamer uit. René en Martin laten zich niet wegjagen en René biedt het meisje een glas water aan en een stuk brood. Dankbaar begint het meisje in stilte te eten terwijl ze constant naar Lamech blijft kijken.
De mannen om haar heen laten haar begaan terwijl er nu ook beweging in de andere jongen komt. Hij wordt onrustig wakker en kijkt fel om zich heen. Zijn omgeving in één enkel ogenblik opnemend. Als hij Lamech ziet wordt hij rustig en kijkt hij vragend naar Brianne, ‘Onze meester slaapt al lang zo?’ Het meisje schudt ontkennend en kijkt vragend naar de mannen om hen heen. Martin reageert rustig, ‘Lamech is hier gisteravond gekomen en hij slaapt sinds die tijd. Jullie zijn hier nu enkele weken. Maar herinneren jullie je niets van de eerste dagen hier? Jullie waren toen nog wakker en helder. Jullie hebben ons verteld van die andere wereld, Liberato en Lamech en het Meesterhuis.’ De jongen schudt zijn hoofd in ontkenning en hij staat langzaam op, dankbaar neemt hij het brood en het drinken aan dat René hem aanreikt en begint rustig te eten, terwijl hij rondloopt en een poging doet door het smerige raam naar buiten te gluren. Langzaam komt zijn herinnering terug en hij begint te vertellen. ‘Ik herinner mij alleen dat ik in deze wereld ben achtergelaten en deze kamer vaag. Wie zijn jullie en hoe komen wij hier?’
René trekt zijn schouders gelaten op en begint hem nogmaals uit te leggen wie zij zijn: ‘wij zijn een groep mensen die nog bereidt zijn een ander te helpen. Je bent gevonden door Maddog hier,’ zegt hij terwijl hij naar Maddog wijst die een kleine buiging maakt. ‘Lamech is gisteren aangekomen in deze wereld en hij is gisteravond flauw gevallen nadat hij jullie probeerde wakker te schudden uit de lange slaap die jullie hebben gehad.’
Hidarco knikt terwijl zijn gezicht nog steeds wantrouwen en vragend staat. ‘In onze wereld is het mogelijk dat een machtig magiër een ander onder zijn controle brengt en als hij diep is binnengedrongen in je geest kan hij zelfs je lichamelijke functies stop zetten. Ik vermoed dat hij, Liberato bedoel ik, ons op een of andere manier nog nodig heeft anders had hij ons even eenvoudig voorgoed kunnen laten inslapen. Hij loopt op Lamech toe en neemt zijn hand in de zijne. ‘Hij is oké, hij is niet onder invloed van Liberato op dit moment maar uitgetreden om zijn innerlijke kracht en wijsheid in een virtuele gedachtewereld bewust te raadplegen.
Hoe gaat het met jouw Brianne?’ Vraagt hij met een bezorgde blik naar het meisje dat nog steeds stil en angstig van achter haar hoog opgetrokken deken naar de vele vreemden gluurt. Haar zachte verlegen stem klinkt bijna fluisterend: ‘het gaat goed met mij en ik heb een droom gehad over Lamech. Hij was in een gevecht gewikkeld met Liberato over de vrijheid van de mensen en voor zover ik nu kan beoordelen,’ zegt ze terwijl ze naar lamech knikt, ‘ denk ik dat hij heeft gewonnen.’
Hidarco kijkt haar met grote ogen aan, ‘dat is dan heel mooi maar hoe komen wij hier ooit weer vandaan? Misschien heeft hij hier geen macht over ons maar in De Grote Landen is hij nog steeds een onbetwiste dictator, neem dat maar van mij aan. Alleen lamech hier zou misschien sterk genoeg zijn om een weg terug te vinden.’
Brianne en Hidarco kijken beiden geïnteresseerd naar de uitdrukking op Lamechs gezicht en knikken instemmend waarom Martin vraagt: ‘Gaat het goed met hem moet ik de dokter nog laten komen of niet?’
Hidarco knikt, ‘Ik denk niet dat het nodig is een heelmeester te laten komen. Ik begin mij al meer te herinneren van de tijd voor wij in de diepe slaap vielen en ik besef dat jullie veel voor ons hebben gedaan. Maar ik denk dat het nog steeds onverantwoord is de leiders van deze wereld te alarmeren van onze komst. Ik smeek jullie nog steeds om ons geheim te houden tot wij meer weten over onze situatie en de situatie van anderen zoals ons in deze wereld. Liberato heeft genoeg spionnen om deze plek te vinden als wij onze nek uitsteken.’
Maddog knikt instemmend, ‘Daar ben ik mee eens, laten we wachten tot Lamechs ons meer kan vertellen. Ik heb het idee dat hij meer weet over de plannen van die oude gek.’ Maar Hidarco vertel mij nog eens hoe jullie hier zijn gekomen?’
Hidarco zucht instemmend en begint te vertellen, ‘Ik kom uit de Hoge Landen en mijn vader is er boer. Toen de goudtrek begon werd mijn vader benaderd door een Magiër die zich in de Zwarte Bergen had gevestigd en daar een Meesterhuis had opgezet en leerlingen aannam om hen de basistechnieken van Magie bij te brengen.’ Martin en René zuchten ongeduldig, ‘Dat heb je ons verteld toen je hier binnenkwam.’ Hidarco kijkt verward, ‘Ik weet niet wat ik heb verteld of niet, voor mij is het, het gemakkelijkste om vanaf het begin te beginnen.’ Hij kijkt even opzij naar Lamech en vertelt verder. ‘Deze magiër was op zoek naar nieuwe leerlingen en hij wilde weten of enkele van mijn vaders zeven zonen geïnteresseerd waren in een plek op de school. Mijn vader was een Herenboer en aan personeel had hij geen gebrek. Hij liet aan ons de keuze waarna ik en twee jongere broers besloten dat wij maar wat graag leerlingen wilden worden van een meestermagiër. Een andere broer van mij werkt in de mijnen. De eerste tijd van onze opleiding was moeilijk en eenzaam want het is hard werken en studeren als je leerling bent van een veeleisend meester. Maar de maandelijks terugkerende feesten met de plaatselijke bevolking waar mijn ouders altijd aanwezig waren gaven ons de moed om door te zetten. Wij werden als helden beschouwd want wijsheid wordt hoog gewaardeerd in onze wereld.
Ik haalde na drie jaar mijn examen en specialiseerde mij in ijzerlegeringen waarna ik in de mijnen bij de winning werd ingezet. Het leven in en om het Meesterhuis is een goed leven want Liberato is een gul meester. Hij laat elke maand een deel, van het goud dat gewonnen word uitkeren aan de mijnwerkers. Maar toen er zoveel mensen tegelijk aankwamen uit de gehele Grote Landen om een werkplek in de mijnen te vragen begon ik ongerust te worden. Ik heb veel tijd besteedt aan het rond zoeken in de mijnen naar een reden voor mijn ongerustheid maar ik vond lange tijd niets. Tot ik op een dag bemerkte dat er een vreemde schittering zat aan het goud dat de mijnwerkers kregen uitbetaald. Ik heb een gedeelte achtergehouden en het aan test onderworpen. Wat ik nu nog niet begrijp is dat de uitslagen van de testen volledig tegenover mijn eigen bevindingen stonden. Volgens de testen was het goud doodnormale bergkiezel maar mijn ogen en mijn gevoel zeiden dat het om een hoge kwaliteit goud handelde.
Op dat moment besloot ik Liberato op de hoogte te stelen van mijn ontdekkingen en hij reageerde bijzonder geïnteresseerd. Wij hebben samen nog enkele test gedaan waarin geen enkele onregelmatigheid werd geconstateerd. Hij vroeg mij of ik ziek was geweest of te hard moest werken. Ik ontkende dat natuurlijk want het leven in de mijnen en in het Meesterhuis is redelijk comfortabel. Liberato zorgt goed voor zijn mensen. Hij bracht mij onder een genezende hypnose om tot rust te komen en mij te helpen uit te vinden wat er mis met mij was en het volgende moment was ik in deze wereld. Ik lag dagenlang vast in een donkere grot voor ik wakker werd en door Maddog werd gevonden. Brianne hier was bij mij toen ik ontwaakte maar ik weet niet wat haar verhaal is. Al het andere weten jullie. Wat ik graag aan jullie wil vragen is: hoelang Lamech hier al is en wat is zijn verhaal, hoe hij hier is gekomen?’
Maddog snuift wat, veel nieuwe dingen was hij niet te weten gekomen. ‘Lamech kwam twee dagen geleden aan en hij beweert dat Liberato en hij bewust naar deze wereld zijn gestapt maar dat Liberato hem heeft achtergelaten, waarom wilde hij eigenlijk van jullie weten. Maar als ik het zo overdenk gebruikt Liberato deze wereld om zijn al te nieuwsgierige leerlingen te droppen.’
Brianne heeft al die tijd geluisterd zonder iets te zeggen maar nu valt ze Maddog in de rede, ‘Nee, Liberato heeft nog meer plannen met deze aarde. Dat heb ik op een dag uitgevonden toen ik achter in de stallen werkte toen hij met een oudere leerling een plan doorsprak om naar een andere wereld te gaan om daar te spioneren en kennis op te doen. De oudere leerling was erg geïnteresseerd maar hij twijfelde eraan of hij regelmatig terug kon keren naar huis. Ik wist dat hij een vriendinnetje had, een dochter van een van de Herenboeren die groente leveren aan Liberato keukens. Ik heb hun vaak zien wandelen in de tuinen van het Meesterhuis en ik had het gevoel dat ze trouwplannen hadden. Liberato verzekerde hem dat hij regelmatig terug kon keren en dat hij niet langer dan één jaar in die andere wereld hoefde te blijven.
Hij is nooit weer teruggekomen en heeft nooit een bericht gestuurd naar zijn vriendin. Dit weet ik omdat het meisje elke week bij de voorraadlevering iedereen bleef vragen naar Emerald. Na lang aandringen heb ik het wanhopige meisje beloofd om Liberato te vragen naar Emerald.
Op een morgen toen hij een ochtendrit wilde maken en ik hem ernaar vroeg heeft hij mij verteld dat Emerald diezelfde maand nog terug zou keren. We waren gerustgesteld maar na twee maanden was hij nog niet terug gekeerd en ik vroeg Liberato er weer naar. Hij werd erg geïrriteerd en wilde mij niet antwoorden maar liet mij diezelfde dag bij zich roepen. Ik was blij want ik vermoedde antwoord te krijgen op mijn vragen over Emerald. Ik kwam zijn kamer binnen en dat is het laatste dat ik mij kan herinneren. Hebben jullie ooit iets gehoord over een Emerald?’ Maddog schudt ontkennend, maar antwoord haar geruststellend, ‘Maak je maar geen zorgen Brianne, Lamech zal wel binnenkort wakker worden. Ik heb het gevoel dat er na vandaag vele antwoorden zullen komen. Kijk maar eens goed naar Lamech.’
Brianne zakt neer naast Lamech en begint zacht te zingen. Hidarco valt haar bij en ze zingen lange tijd een mantra op een prachtige serene melodie. Meerdere jongelui komen uit de andere zaal en luisteren in de deuropening stilletjes toe terwijl de prachtige klanken door de grote zaal dansen.
Ontwaakt Drakenrijder, Meesterdraak.
Uw tijd is gekomen
Ontwaakt Meester der dimensie
De tijd is gekomen
Om te openen wat is gesloten en te verbreken de knellende banden.
Ontwaakt Drakenvriend, Heelmeester der Grote Landen.
De tijd is gekomen
Om slapende ogen te open en verloren harten te vinden.
Ontwaakt, ontwaakt, vrienden staan u terzijde dat is onze taak.
De stemmen verstommen en de stilte valt als een zachte deken over de menigte. Niemand wil de vredige stemming verbreken maar het volgende moment horen ze een lugubere lach. De wreedheid doorbreekt de serene stemming als donderslag bij heldere hemel. Menigeen krimpt in elkaar van angst. Lamech zweeft boven zijn bed in een donkere wolk van mist en rook. De doordringende stem vervult eenieder met een bijna panisch verlangen zich te verstoppen. ‘Nooit zal ik mijn trouwste dienaar laten gaan. Hel en Doemenis over diegenen die hem bijstaan.’
Op hetzelfde moment valt Lamech uit de lucht op de grond en hij schrikt verbijsterd wakker. Hij wrijft over zijn zere billen alsof er niets is gebeurd en hij kijkt beteuterd in het rond naar iedereen die in angstige afwachting om zich heen kijken. Enkele jongens hebben de tegenwoordigheid van geest om de humor van de situatie in te zien en helpen Lamech lachend overeind, of misschien zijn ze zo stoned dat magie en realiteit voor hen allang met elkaar verweven zijn en er in hun beleving niets bijzondersis gebeurd.
Lamech voelt zich licht en vrij. Een krachtig gevoel van bevrijding stroomt door zijn aderen. Hij is vrij! Liberato is verdwenen. Ergens voelt hij nog wel de dreiging van een droom maar hij realiseert zich dat op dit moment de band met Liberato is verbroken en hij beseft heel goed dat hij nu moet toeslaan. Snel en onverwacht, er is geen tijd te verliezen. Lamech begint zich langzaam zijn droom te herinneren en weet dat er wel degelijk watis gebeurd maar op dat moment komt Brianne gevolgd door Hidarco op hem af en in vreugde begroeten ze elkaar.
Lamech kijkt zoekend rond en wenkt Maddog en de anderen hem te volgen. Hij gaat op een versleten stoel zitten in de kleine kamer en vraagt de anderen plaats te nemen. Hij spreekt kort en fluisterend met Hidarco en Brianne over hun komst hier in deze vreemde wereld en hun ideeën daarover, voor hij het woord richt aan de rest van de uitgenodigde en onuitgenodigde aanwezigen ‘Ik begrijp dat ik jullie veel uitleg verschuldigd ben over alles wat er is gebeurd. Ten eerste wil ik jullie bedanken dat jullie ons met gevaar voor eigen leven hebben verwelkomd en verzorgt.’ Hidarco en Brianne stemmen hier knikkend mee in. ‘Verder wil ik jullie waarschuwen, en ik begrijp als jullie ons vragen weg te gaan.’ Maddog en René springen boos en verwonderd op, ‘We zijn nu zo ver gegaan, de rest zullen we ook overleven.’ René beaamt de woorden van Maddog, die hij bijna woedend heeft uitgeschreeuwd met een heftig geknik met zijn hoofd.
Lamech glimlacht om de onschuldige reactie maar zijn ogen staan bezorgt. ‘Vergeet niet dat jullie al vrienden hebben verloren, jullie kennen de gevaren als je, je verzet tegen de macht van Liberato. En ik vermoedt dat na wat er nu gebeurd is dat Liberato als een briesende leeuw tekeer zal gaan. Hij voelt dat zijn zorgvuldig opgestelde plan gaat falen en dat zijn macht tanende is. Ik ben nog niet helemaal los van Liberato.’ Iedereen kijkt hem verbaasd aan. ‘Lamech begrijpt dat hij hen uitleg verschuldigd is en hij begint te vertellen. Vanaf het moment van zijn geboorte tot de laatste momenten van zijn droom.
Natijd valt er een ongemakkelijke stilte. Enkelen weten niet wat ze met het gehoorde aan moeten en verlaten de kleine kamer. Maddog, René, Martin en nog enkele anderen blijven en bieden plechtig hun hulp aan. Terwijl Lamech zijn verhaal vertelt begint een plan vorm aan te nemen in zijn hoofd. Die avond besluiten ze te rusten en al het leed buiten de deur te laten. Ze bouwen een feestje zoals de bewoners van de Grote Landen nog nooit hebben gezien. Grote geluidsboxen denderen vreemde klanken door het pand en in de directe omgeving van het gebouw, wat tot gevolg heeft dat het pand nog voller wordt dan normaal. Een punk en een reggae band spelen bijna de ramen uit het oude huis. Lamech is intussen gewend geraakt aan de bedwelmende lucht die er de hele dag in het pand hangt en begint de voordelen van de ontspannen uitwerking te waarderen. Als de laatste klanken zijn uitgestorven vallen de vreemde bezoekers uit die andere wereld in slaap.
Ze worden als eersten wakker als de zon al bijna weer ondergaat en Hidarco, Brianne en Lamech praten lang en diepgaand over de Grote landen en de plannen die ze moeten maken. Maddog is ook blijven slapen omdat hij halverwege de reggae band pardoes onderuit ging op een comfortabele bank waar hij nog steeds luidruchtig licht te snurken en te stinken. Een van de meisjes uit het pand gooit een bak met koud water over hem heen en maant hem een douche te nemen. Maddog verlaat de grote zaal beschaamt maar het lachen van de anderen achter hem geven hem toch het gevoel dat hij een welkome en geëerde gast is in het jongerenpand.
Hij komt even later schoon en fris gekleed terug en gaat naast Lamech en de anderen zitten met een afwachtende blik. Lamech voelt allang dat Maddog zo begaan is met hen en hun avonturen dat ze hem nooit meer buiten zouden kunnen sluiten; als ze dat al zouden willen. Lamech legt hem in korte bewoording uit wat ze van plan zijn. Ten eerste willen ze op zoek gaan naar de andere jongeren uit de Grote landen omdat het duidelijk is dat er meer moeten zijn zoals hun. Daarna wil Lamech de verlaten metroschacht bezoeken en enkele pogingen ondernemen om terug te springen. Hij wil graag Antheyanta, Kzandaar, Berend en de draken waarschuwen, want hij verwacht op een of andere manier problemen met het feit dat hij en Liberato niet meer verbonden zijn.
Lamech beseft dat hij op dit moment in ieder geval veiliger in deze wereld is voor de invloed van Liberato dan wanneer hij daar is. Hidarco en Brianne geven duidelijk aan dat hun gedachtenband met Liberato is verbroken en ze vragen zich af of dat in de Grote landen ook het geval zal zijn. Lamech vraagt hun hulp voor een poging een bericht te sturen naar de drakendimensie of wie dan ook van de andere wereld die open staat voor een bericht uit deze dimensie. Ze spreken af om dat de volgende morgen vlak voor zonsopgang te doen omdat het energieniveau op dat moment het hoogst is. Ze wensen elkaar goedenacht en slapen hun laatste nacht op deze veilige plek, midden in een krankzinnige wereld op zoek naar een nog vreemdere wereld.
Lamech wordt de volgende ochtend wakker met het gevoel dat hij een nare droom heeft gehad maar hij kan zich niets meer herinneren. Hij blijft lange tijd rustig liggen om zijn innerlijke rust weer te vinden. Plotseling verschijnt er een helder licht voor zijn ogen. Hij kijkt naar het raam maar het de zon kan amper door de dikke vuillaag dringen. Hij concentreert zich op de lichtbron die langzaam sterker wordt. Hij hoort Antheyanta zingen en springt op.
Te ninio te granfianto Your live so great
Maneante il mao achilios Heal for me loved one
Manentea il mao, te mao Heal for me, for you,
Achilios loved one
Hoofdstuk 16
De weg naar huis
Hij sluit zijn ogen en probeert één te worden met haar zachte stem en het beeld wordt duidelijker naarmate hij rustiger wordt en zijn verlangen loslaat om haar te zien. Hij ziet Antheyanta geknield zitten naast iemand die op een bed van bloemen ligt, ze zingt haar lied en ze heeft iets in haar handen dat ze in rituele bewegingen over de persoon heen strooit. Kzandaar en Berend kijken over haar schouder gespannen mee en Kzandaar houd zijn staf in een vreemde stand boven de twee op de grond. Lamech probeert dichterbij te komen om te zien wie de persoon is waar Antheyanta haar heling op toepast. Het beeld wordt waziger en vervaagt.
Lamech trekt zijn wezen samen en focust nogmaals op het beeld dat hij net ontving. Het beeld komt terug en hij ziet duidelijk dat Antheyantas vader zwaar gewond op het bloemenbed ligt. Tranen druppen uit de ogen van Antheyanta op het bebloede gezicht van haar vader. Hij is stervende, dat is Lamech zonder twijfel duidelijk. Zijn hart slaat over en de pijn van Antheyanta raast lijfelijk door zijn lichaam. Zijn tranen vermengen zich met de hare en hij zendt haar al de energie die hij opdat moment heeft. Al zijn capaciteiten als afstandsheler gebruikt hij tot hij uitgeput achterover valt waar René hem even later vindt.
‘Brianne, Hidarco kom!’ De twee stormen de kamer binnen en Brianne valt dadelijk naast Lamech neer. Ze voelt zijn hartslag en controleert zijn adem. Ze begint zacht te neuriën en Hidarco die begrijpt waar het lied voor staat legt de anderen zachtjes uit dat Lamech oké is maar dat hij op een of andere manier uitgeput is door een visioen of droom. De rest zucht opgelucht maar wachten in de grote zaal ongeduldig op het ontwaken van Lamech en zijn uitleg.
Antheyanta zit op dat moment samen met Kzandaar in een van de waterzalen, haar vader is net daarvoor overleden maar ze heeft één troost, ‘Het gaat goed met Lamech, Kzandaar. Hij is in leven en is ergens waar wij hem niet kunnen bereiken en denkt aan ons.’ Antheyanta weet dat hij aanwezig was bij het laatste afscheid van haar vader. ‘Hoe is het mogelijk Kzandaar dat de zwarte meester mijn vader zo eenvoudig heeft kunnen uitdagen tot een magische strijdt aan de grenzen van ons rijk. Mijn vader is een machtig man! Is Liberato zo sterk dat hij mijn vader zo eenvoudig kon verslaan? Liberato heeft nog nooit macht gehad binnen de grenzen van Waterland?’
Kzandaar kijkt nerveus opzij naar Berend en durft haar geen antwoordt te geven. Berend kucht ongemakkelijk maar zijn nuchtere kijk op het leven laat hem geen andere mogelijkheid dan haar een eerlijk antwoord geven. ‘De wereldstaat op zijn kop Antheyanta, overal is er ziekte en natuurgeweld ontstaan. Wij weten allemaal heel goed dat het geen normale natuurrampen zijn maar de macht van Liberato die onze wereld wil vernietigen.
Meisje ik weet dat jij het goed bedoelde toen jij je vader over hebt gehaald de grenzen van Waterland te openen en weer deel te worden van de Grote Landen maar dit heeft ook de magische barrière uitgeschakeld die jullie jarenlang heeft beschermt tegen Liberatos invloed.’
Antheyanta zucht diep en de tranen glanzen weer in haar ooghoeken. ‘Ik begrijp heel goed Berend dat ik verantwoordelijk ben voor mijn vaders dood. Maar wij kunnen niet in de wereld leven en net doen alsof wij er geen deel van zijn. Ik hoop alleen dat mijn volk er net zo over denkt. Onze leiders erkennen mijn gezag, nu mijn ouders zijn overgegaan maar het is geen vaste regel dat leiderschap overgaat van vader op zoon of dochter. De oudsten zullen lang vergaderen verwacht ik, en zeker ook over de beslissing de grenzen weer te sluiten. En dan moet ik weer van voren af aan beginnen. Ik weet dat mijn ouders het mij niet kwalijk nemen want bij ons volk, staan wij achter de beslissingen die wij nemen. We komen er niet te pas en te onpas op terug als het te moeilijk wordt en wijzen niet de schuld toe aan een ander. Ik moet alleen met deze verantwoording leren leven.’
Kzandaar kijkt zowel met trots als diepe bezorgdheid naar zijn jonge petekind en realiseert zich, dat Lamech de beste vriendin heeft die er op deze en ander werelden rondloopt en zoals de zaken nu staan heeft hij die steun ook zeker nodig.
Zoveel leed in zo’n korte tijd is bijna onbegrijpelijk. Hij schaamt zich voor zijn titel als magiër. Liberato gaat werkelijk alle grenzen voorbij in zijn wraak en bezitsdrang. De slapende vulkaan onder het bergmeer van Lamech is ontwaakt en heeft de hele berg in stukken gescheurd. Het dorp onder de berg is volledig weggevaagd en hij heeft nog steeds geen bericht van Maleantara over het welzijn van Harald en Malakaï. Kzandaar kruipt in elkaar bij het idee dat hij Lamech het slechte nieuws moet gaan vertellen. Hij overweegt dat het enige goede aan de hele zaak is dat enkele zegels van de drakendimensies zijn verbroken en dat er steeds vaker draken verschijnen om te helpen in de ravage waar de Grote Landen in zijn verandert.
De grote Landen hebben alle hulp nodig die er is. Maar ergens blijft er iets aan hem knagen; Liberato maakt geen fouten, hij heeft een plan met het feit dat de draken terug zijn. En waar is Lamech. Waarom is er nooit een bericht van hem geweest sinds hij is verdwenen.
Berend kijkt bezorgt opzij naar Kzandaar die diep zucht en een zwaar gevoel uitstraalt. Berend is geen magiër maar zoveel kan hij nog wel aanvoelen. ‘Kzandaar maakt zich grote zorgen en hij niet minder. De groten der aarde zijn al jarenlang ondergedoken voor de macht van Liberato. En nu Liberato zijn duistere kant laat zien, en de enige die hem zou kunnen tegenhouden gevangen zit in een andere dimensie is er wel heel weinig hoop op redding.’
Antheyanta kijkt over haar schouder als zij haar vrienden hoort zuchten als een leger oude vrouwen na de hopoogst. ‘Heren, angst en wanhoop kan nog geen haar op uw hoofd redden, ik verwacht zelfs dat zij de oorzaak is van de velen die er missen. Lamech is sterk en ik vertrouw op zijn inzicht en macht. Vertrouw op hem en laat nooit de moed zakken. Zoals ik jullie verteld heb, heb ik het gevoel dat de woede van Liberato alleen opgeroepen kan zijn als Lamech zich tegen hem heeft verzet, dus zich eindelijk heeft bevrijdt uit de hypnose die hem in gevangenschap heeft gehouden de lange maanden in het Meesterhuis en misschien wel zijn hele leven.’
Berend en Kzandaar kijken beschaamd naar het jonge meisje die als een wijze vrouw hun op hun plichten wijst. Kzandaar tovert een kleine glimlach op zijn gezicht en zucht nog eenmaal om zich moed in te pompen. Berend lacht voldaan. ‘Een waarheid als een koe, jongedame, een waarheid als een koe! Laat ons wat gaan eten en overleggen hoe wij Lamech kunnen helpen of bereiken met dat magie gedoe van jullie.’ Antheyanta en Kzandaar knikken instemmend en ze verlaten samen de waterzaal op zoek naar wat fysieke troost.
In de grote eetzaal staan vele groepjes Waterelfen zachtjes te fluisteren en Antheyanta voelt de tweestrijd in de zaal. Menigeen neemt het haar kwalijk, dat zij de oorzaak is van het openen van de grenzen en de dood van hun geliefde leider, maar ook velen staan vierkant achter haar ondanks de dood van haar vader en hun leider. Ze knikt iedereen vriendelijk en moedig toe en neemt van het buffet wat ze nodig heeft, gevold door Kzandaar en Berend die af en toe ongemakkelijk om zich heen kijken.
Berend bedenkt dat hij er geen van spijt heeft dat hij op zoek gegaan is naar Kzandaar in de landen van de waterelfen na de berichten uit de Lage Landen over vulkaanuitbarstingen en overstromingen maar ten slotte blijft het een magisch volk en je kunt maar nooit weten.
TOT ZOVER 10 10 Hoofdstuk 21
Lamech droomt onrustig en de beelden volgen elkaar in een rap tempo op. Hij ziet zijn dorp vernietigd. Zijn bergmeer is van de aardoppervlakte verdwenen. De pijn voelt als een mes in zijn hart. Hij draait zich onrustig om en kreunt als hij de zee ruikt. De Regenboogeilanden liggen nog ongedeerd in de blauwe zee en hij zoekt steun en troost bij de draken. Hij beïnvloedt zijn droom en ziet zichzelf op het drakeneiland landen. De draken komen direct op hem af als hij zich in hun dimensie materialiseert waarna een kakofonie van stemmen zijn hoofd bijna doet exploderen. Pijn, wanhoop, angst en teleurstelling klinken nu door in de altijd melodische en warme stemmen van de draken.
Hij ziet Maleantech met grote stappen op hem afkomen en een onverwachte vuurstraal doet zijn lichaam sidderen van pijn. ‘Het is tijd jonge meester, het is tijd, de wereld vergaat als u niet wilt accepteren wie u bent.’ En nogmaals blaast de draak een volle lading uit zijn vuurlong over hem heen. Lamech wordt schreeuwend wakker, badend in het zweet. Hij gooit de dekens van hem af alsof hij verwacht dat die ook in brand staan. Hidarco komt aanrennen en kijkt hem bezorgt aan. ‘Alles goed Lamech? Heb je een nare droom gehad of heb je slecht bericht uit de Grote Landen?’
Lamech kijkt zijn vriend verdrietig aan, ‘Beiden Hidarco, we zullen snel iets moeten doen of er zijn geen Grote Landen meer over om naar terug te keren.’ Brianne die net binnenkomt en de laatste woorden opvangt slaakt een kreet van pijn en angst. Maddog die ook komt binnenrennen, vangt haar op. ‘Kop op meissie, slecht nieuws is nooit zo beroerd als het er in eerste instantie uit ziet. Er is nog steeds hoop en we zullen alles doen om jullie bij te staan. Hidarco mompelt een dankjewel en kijkt afwachtend naar Lamech die snel een tuniek over zijn hoofd trekt.
‘We moeten in actie komen en wel snel, er is geen tijd meer te verliezen. Liberato heeft toegeslagen en wel heel hard en onverwacht.’ Hij vertelt ze van zijn visioenen maar van zijn angsten durft hij hen amper deelgenoot te maken. Maar Maddog is niet voor niets een zwerver in deze wereld, blijkt wel. ‘Kom Lamech, je droom is erg vervelend, maar vertel ons nu ook maar eens wat je van plan bent en hoe je denkt zo’n machtig man te kunnen verslaan?’
Lamech zucht en schudt zijn hoofd in twijfel, ‘Als ik eerlijk ben Maddog weet ik niet hoe, ik ben geen meestermagiër zoals Liberato en ik weet eerlijk gezegd niet hoe wij hem moeten verslaan.’ Maddog klopt hem troostend op zijn schouder, ‘Dat begreep ik allang Lamech maar wanhoop nooit. Jij bent hier en volgens jullie oude legendes zoals ik net gehoord heb van Brianne, lijkt het erop dat jij degene bent die de wereld gaat bevrijden van haar zegels, dus ergens zit er een oplossing verborgen. Maar luister goed naar een verloren man Lamech; meestentijds zoeken wij mensen veel te ver en te diep naar oplossingen en de oplossingen die vlak voor de hand liggen lijken altijd te eenvoudig.’
Lamech knikt instemmend, ‘Mijn peetmoeder Malakaï zou dan zeggen: neem gewoon de eerste stap op de weg die voor je ligt, dan volgt de rest vanzelf. Laten we daar dan maar mee beginnen wijze man.’
Lamech slaat zijn arm om Maddog die verlegen maar trots naar zijn versleten schoenen staart. ‘Ik wil uitvinden waar de anderen van het Meesterhuis uit onze wereld zijn. Heeft iemand enig idee hoe wij dat voor elkaar kunnen krijgen?’ René steekt enthousiast zijn hand op blij dat hij kan helpen. ‘Ik weet dat jij onze wereld nog niet zo goed kent en dat het wat simpel lijkt, maar wij leven in een informatietijdperk op deze wereld. Een vriend van me is computernerd en ik denk dat hij informatie zou kunnen verzamelen over elke vreemde gebeurtenissen die er plaatsvindt op dit moment want die vervloekte Liberato heeft buiten wat hij hier in de metroschacht heeft geflikt misschien nog wel meer smerige staaltjes uitgehaald.’
Lamech begrijpt niet precies wat René hem uitlegt, maar hij weet dat hij René kan vertrouwen, dus hij knikt hem dankbaar toe. ‘Doe dat maar René, maar maan je vriend tot spoed, want ik denk dat wij weinig tijd hebben. Verder wil ik vandaag graag naar de metroschacht, ik denk dat Liberato misschien toch een weg voor mij heeft vrijgehouden om terug te keren, hoewel ik er niet veel zin in heb om zijn uitgestippelde routes te volgen.’
Brianne kucht verlegen, ‘Ik denk, dat het ook mogelijk is, de hoge energie residu die op die plaats aanwezig is, voor ons eigen voordeel aan te wenden. Ten slotte is Liberato vele keren overgesprongen op die plek en de moorden die hij daar heeft gepleegd zullen in ieder geval een opening naar het dodenrijk verzekeren, er voor het gemak van uitgaande dat de dodenrijken van verschillende dimensies één zijn.’
Lamech luistert verbaasd naar het lange relaas van het altijd stille, verlegen meisje. Hij had niet verwacht dat Brianne die alleen maar om dieren geeft, toch nog opgelet heeft tijdens de lessen over dimensies en natuurwetten.
Hij overweegt de mogelijkheid en besluit dat het zeker de moeite waard is om te proberen. Maar voordat hij zich inlaat met een onzekere dimensie als het dodenrijk wil hij eerst proberen over te springen naar andere bekende plekken in de Grote Landen, als Liberato tenminste, niet al zijn voetstappen heeft uitgewist.
‘Goed ik wil eigenlijk direct gaan Maddog. Is dat een probleem?’ Maddog schudt ontkennend, ‘Nee ik denk het niet, maar dat verhaal over dat dodenrijk zint mij helemaal niet als ik eerlijk moet zijn. Maar kom, laat ons direct gaan, als wij langer wachten is het te druk met allerlei onbekend zwerfvolk in de schachten. Ik heb je verteld dat die plek niet meer zo stil en rustig is, als in de tijd dat ik Liberato ernaar heb verwezen.’
De vreemde stoet vertrekt naar de oude metroschacht; diep onder de fundamenten van een ontwakende wereldstad. Na een half uurtje gedragen ze zich als volleerde spionnen. Maddog vraagt ze dicht tegen een muur van een vervallen gebouw te wachten en uit het oog te blijven, als hij poolshoogte gaat nemen. Stil staan ze tussen de muur en een oude afvalcontainer te wachten in de koude ochtendlucht, terwijl ze uitkijken over een verlaten parkeerplaats met hier en daar een volledig uitgebrand en gesloopt autowrak. De vermeende auto eigenaar moet een moedig en optimistisch man geweest zijn, om daar zijn auto te durven parkeren.
In de verte zien ze een al even vervallen industrieterreintje of wat er voor door moet gaan. ‘Wat voor een fabriek is dat, Martin?’ Vraagt Hidarco. Martin die meegegaan is met de groep wijst naar de rook uit de pijp van de fabriek. ‘Die vervallen fabriek is nog steeds in werking, ik weet alleen niet waarvoor. Deze buurt en de omgeving wordt niet meer echt onderhouden door de leiders van ons land. Jeugdbendes en de plaatselijke maffia runt dit deel van de stad.’ Brianne kijkt vragend, maar Martin beantwoordt haar ongestelde vraag. ‘De maffia is een groep mensen die; om er zelf beter van te worden anderen onderdrukken en vermoorden.’ Brianne is er niet veel wijzer van geworden maar ze zegt niets. Deze wereld is sowieso maar een overgeorganiseerde chaos in haar ogen. Maddog komt terug en wenkt hen voort te maken. ‘De ingang naar de schacht is afgezet door de politie maar er is niemand op dit moment dus we kunnen er wel voorbij.
Ze gaan het verlaten gebouw binnen en gaan vele trappen naar beneden. Ze komen uit in een ondergrondse ruimte die haar doet denken aan de grotten in de Zwarte Bergen. Ze lopen de ruimte door en de echo van hun voetstappen klinkt als een lugubere achtervolger. Brianne houdt haar adem in als ze via een gat in de muur uitkomen in een stinkende schacht. Ze kijkt nog even om naar de ruimte achter haar te kijken want ergens voelt ze dat er iemand achter hen aankomt. De ruimte is leeg en de echo van hun voetstappen is verstomd. Ze draait zich om, om de anderen te volgen maar die zijn al een eind verderop. Ze voelt zich erg ongemakkelijk en begint te rennen. Haar voetstappen klinken als hamerslagen op het aambeeld van de smid en iedereen draait zich om, om haar tot stilte te manen. Ze trekt verontschuldigend haar schouders op en overweegt of ze haar gevoel naar voren moet brengen. Ze besluit het niet te doen, tenslotte zijn zulke oude gebouwen vol met de geest van voorbijgegane ervaringen en gebeurtenissen.
Ze loopt achter de groep aan en duikt onder een gekleurd lint door die Lamech voor haar omhoog houdt. Op de grond is een profiel van een liggende persoon geverfd. Ze kijkt vragend naar Lamech die ook zijn schouders ophaalt. ‘Vreemd volk deze aardbewoners; schilderen op een rommelige stenen ondergrond waar niemand het ooit zal zien,’ gaat het door hem heen. Ze komen in een grote ruimte die eruit ziet als de wachtruimte van de nieuwere metro, alleen volledig gesloopt en vervallen. Enkele ijzeren bankjes hangen vermoeid aan roestende bouten, wanhopig vast houdend aan vergane glorie.
Lamech en Hidarco schouwen de omgeving en Brianne zet zich neer op een omgevallen zuil. Ze sluit haar ogen en schouwt de omgeving. Martin en Maddog leunen op een afstandje tegen de muur en Maddog neemt een ijzeren flesje uit zijn zak die hij Martin aanbiedt. Martin schudt zijn hoofd resoluut en fluistert: ‘ik denk dat de jongelui onze hulp werkelijk nodig hebben, ik wil helder blijven. Ik vertrouw die Liberato voor geen cent. Ik heb het gevoel dat er wel duizend ogen naar mij kijken.’ Maddog knikt teleurgesteld en frommelt wat onhandig met de dop. Hij schudt met het flesje naast zijn oor, en kijkt Martin schuldig aan, maar steekt het even later, zuchtend terug in zijn binnenzak. ‘Ergens heeft Martin gelijk, deze plek geeft hem de kriebels en hij weet dat de jongelui er net zo over denkt.’
Een paar ratten die verderop tussen wat rommel scharrelen kijken met hun glimmende kraaloogjes brutaal naar de indringers. Met een ruw handgebaar jaagt hij ze weg en hij denkt aan een vriend van hem die hier enkele dagen dood moet hebben gelegen voor hij werd gevonden. Een rilling gaat over zijn rug en hij maakt een sissend gebaar om de brutale krengen weg te jagen.
Lamech kijkt vragend op naar Maddog alsof hij wil reageren op een oproep. Maddog maakt een afwijzend gebaar en steekt zijn duim op en Lamech verzinkt weer in zijn meditatie. Hij zit met Hidarco vlak bij nog een witte vloerschildering en voelt nu duidelijk wat de schildering inhoudt. Een duidelijk visioen ontstaat voor zijn ogen. Hij ziet Liberato met een vreemd wapen op afstand twee keer wijzen op een zwerver een paar meter verderop die hebberig enkele goudstukken van de grond opraapt. Hij hoort de echo van een donderslag in zijn hoofd en de zwerver valt neer. De glinsterende ogen van de oude man staan verbaasd. Het goud glijdt tussen zijn vingers door en rinkelt op de grond.
Lamech staat aan de grond genageld door de helderheid van het visioen. Hij ziet de zwerver naar voren kruipen naar de voeten van Liberato terwijl hij vragend opkijkt. Liberato lacht en trekt het hoofd van de zwerver aan zijn lange grijze haren omhoog en wijst nog eenmaal met het wapen op het hoofd van de zwerver. Een donderslag knalt en Lamech schreeuwt en valt achteruit op de grond. Liberato beweegt zijn hoofd in zijn richting en kijkt hem doordringend aan. Zijn ogen glanzen als een bezetene en Lamech voelt dat hij is verslagen. Niemand kan een wreed en meedogenloos meester als Liberato verslaan. Liberato wijst nu met het wapen op hem, het ijzer maakt een razendsnelle beweging omhoog en maakt een harde knal. Lamech voelt een ijzige pijn in zijn schouder. Hidarco pakt hem bij zijn pijnlijke schouder en Lamech krimpt in elkaar van pijn. Brianne en de anderen komen toegesneld. ‘Lamech, wat is er gebeurd, wat heb je gezien?’ Schreeuwt Hidarco.
Lamech schudt zich los van zijn visioen, de brandende pijn in zijn schouder blijft en hij wrijft er onrustig overheen. Brianne staat achter hem en wrijft over zijn achterhoofd en schouders. Langzaam verlaat de pijn zijn lichaam. ‘Dit is wat ik bedoel, de energie hier siddert van oude herinneringen,’ zegt Brianne onrustig. Lamech knikt instemmend, ‘Ik voel me ook ongemakkelijk, ik denk dat wij hier niet te lang kunnen blijven, Liberato heeft onze aanwezigheid opgevangen. We moeten ons haasten.’ Hidarco en Brianne stemmen toe en zonder verdere afspraak gaan ze met hun drieën in een cirkel staan en steken hun armen licht gebogen op. Hun handpalmen zijn vlak bij elkaar maar raken elkaar net niet aan.
Martin en Maddog stappen weer terug en kijken toe naar het vreemde groepje. Magie is iets dat je in films ziet maar niet in geloofd. Maar wat ze op dat moment zien doet hun bijna achterover slaan van verbazing. Een lichte draaikolk van stof ontstaat op de grond tussen de jongelui. Het stof, zand en de losse kiezels uit de oude schacht maakt een vreemd ruisend geluid. Dan begint Brianne zacht te neuriën en wordt bijgevallen door de diepere stemmen van Lamech en Hidarco. Een monotone klank in verschillend toonhoogten klinkt door de ruimte en Martin kijkt angstig om zich heen. Maddog houdt het gat in de muur angstvallig in de gaten en hij hoopt dat de jongelui niet te lang bezig zijn. Hij hoopt alleen maar dat het wat uithaalt dat vreemde gedoe. Plotseling valt er een indringende stilte waarop even later de wanden beginnen te branden alsof er benzine overheen is gegoten en vervolgens is aangestoken. Lamech schreeuwt en jaagt hen naar buiten. De mannen en de jongelui rennen vervolgens naar het gat in de muur opgejaagd door Lamech die ze tot spoed aanmaant. Ze hebben nog niet de oude metroschacht verlaten en rennen de trappen op van het perron als en oorverdovende knal achter hen het oude metro gebouw doet schudden op zijn fundering. Achter hen zakt het gebouw als een kaartenhuis ineen en ze rennen voor hun leven, brokstukken en neervallend puin ontwijkend, om buiten te komen. Als ze buiten zijn, staan ze op eerbiedwaardige afstand toe te kijken hoe de rest van het gebouw instort en opgenomen wordt in een vlammenzee. Ze staan elkaar verbaasd en opgelucht aan te kijken en op de schouder te slaan tot het geluid van sirenes hen weer doet rennen. Nu met Martin en Maddog voorop. Ze rennen door steegjes en vervallen straten tot ze in een redelijk bewoonde buurt aankomen waar ze weer rustig beginnen te lopen. Iedereen vol met vragen maar te verwart om de eerste vraag te stellen.
Ze lopen een poosje in stilte achter Martin en Maddog aan tot Martin het niet meer uithoudt en zich omdraait naar de jongelui, ‘Wat gebeurde daar in vredesnaam?’ Hidarco glimlacht verontschuldigend. ‘Ik begrijp dat het allemaal wat vreemd leek maar wij hebben de energie op die plek gebundeld en opgeslagen zodat wij er later gebruik van kunnen maken. De ontploffing was een sluitzegel van Liberato denk ik, wij zijn ontdekt en ik verwacht dat wij ons beter niet meer in die omgeving kunnen vertonen.’
Lamech lacht opgelucht maar nerveus. ‘Het is niet helemaal zo gegaan.’ Brianne en Hidarco houden stil en kijken hem verbaasd aan. ‘Wat is er dan gebeurd?’ Vraagt Hidarco verbaasd. ‘Ik voelde Liberatos aanwezigheid, zijn volle woede raasde door de poort, waardoor het gebouw explodeerde. Ik denk dat hij elke doorgang voor ons wil blokkeren.’ Lamech knikt, ‘Dat denk ik ook, maar de explosie was mijn schuld, het spijt mij. Liberato was niet van plan om de doorgang te blokkeren, hij was op weg naar ons toe. Hij voelt zich oppermachtig. Wij zijn geen bedreiging voor hem. Hij kwam om ons af te maken zoals hij die zwervers heeft afgemaakt. Ik heb de opening naar die andere dimensie afgesloten om hem buiten te houden. De explosie was wat extreem, dat geef ik toe maar ik heb geen controle over mijn magische krachten.’
Hidarco en Brianne kijken met ontzag naar Lamech die er wat verlegen lachend bijstaat. Maddog en Martin geloven hun oren niet. Lamech had het gebouw laten exploderen. ‘Mooie jongen ben jij zeg,’ zegt Martin quasi boos. ‘We waren er bijna geweest man.’ Lamech glimlacht spijtig. ‘Het was het enige wat ik op dat moment kon doen om hem tegen te houden.’ Brianne kijkt Lamech onderzoekend aan, ‘Dan zijn oude profetieën waar. De oude legende vertelt duidelijk van jouw band met de draken, Jij bent een vuurmagiër!’ Lamech trekt zijn schouders nonchalant op, ‘Ik weet niet wat er voor geruchten rondgaan, maar ik heb een of andere wezen in mij huizen die sterker lijkt te zijn dan Liberato. Of althans Liberato schijnt er bang voor te zijn. Jarenlang, eigenlijk al vanaf mijn geboorte heeft hij het wezen onder zijn controle gebracht en jarenlang heeft hij de energie van het wezen afgetapt als een vampier.’
Brianne staart hem verbaasd aan, ‘Hoe is het mogelijk dat jij een wezen in je hebt huizen en je hebt er geen controle over? Dat lijkt mij nogal gevaarlijk.’ Lamech kijkt boos naar Brianne maar Hidarco lijdt hem af. ‘Ze bedoelt het niet zo bot Lamech!’ Brianne pakt de arm van Lamech vast. ‘Ik bedoel het wel zo bot Hidarco! Als Lamech een of andere verborgen grote macht of potentie in zich heeft, lijkt mij dat het enige waar wij ons mee bezig moeten houden.’
Lamech schudt haar hand van zich af, ‘Ik wil er nu niet over praten Brianne.’ Brianne houdt zich verongelijkt stil en ze wandelen in stilte terug naar het kraakpand. Als ze binnenkomen, vinden ze alles in rep en roer. De meeste jongens en meisjes zijn verdwenen uit het altijd drukke pand. Het is er dreigend rustig. Zwarte rookwolken hangen onder het plafond. Hier en daar zit een enkelen afwezig in de verte te staren. De rest pakt onrustig zijn boeltje bij elkaar en verlaat het pand zonder de groep een blik waardig te gunnen. Rookwolken komen uit het kleine zijkamertje en een sterke brandlucht dringt hun neusgaten binnen. Martin rent erheen gevolgd door de rest en ze vinden René zittend op de grond tussen de brandende resten van de slaapkamer. Zijn gezicht is zwart van het roet en hier en daar smeulen de resten van zijn kleding en schijnen brandwonden door de gehavende resten van zijn kleding. Brianne rent op hem toe en begint direct de wonden te verzorgen.
‘Wat is er gebeurd René?’ Schreeuwt Martin ongerust. René trekt zijn schouders op, ‘Ik weet het niet. Of ik weet het wel maar ik wil het niet geloven.’ Hidarco stelt hem gerust en inspecteert de omgeving of het veilig is te blijven. Martin en Maddog blussen de rest van de kleine brandjes. Lamech staat verstijft in de deuropening naar zijn gewonde vriend te staren. ‘René, vertel me alsjeblieft wat er is gebeurd, heeft het met onze aanwezigheid hier te maken?’ René zucht gelaten, ‘Ik denk het, vlak nadat jullie weggingen vulde de grote zaal zich met een dichte mist. Velen van ons werden misselijk en een paar vriendinnen van mij vielen zelfs flauw. Even later begon de grond te schudden gevolgd door een zware explosie. De politie zegt dat de oude boiler in de kelder is geëxplodeerd maar de meeste zijn doodsbang gevlucht.’
René kijkt ongemakkelijk naar de grond als Lamech hem bij de schouders pakt. ‘René! Was Liberato hier?’ René knikt met een zenuwachtige blik. Lamech zucht diep, ‘Wat moet hij doen. Hij voelt zich machteloos tegen zoveel geweld en hij snikt het uit van wanhoop. Brianne kijkt op van haar bezigheden maar besluit dat René haar hulp harder nodig heeft en ze gaat verder. Lamech loopt wankelend het gebouw uit en zakt op de grond met zijn rug tegen een lekkende regenpijp. ‘Wat was er gebeurd? Was deze brand toeval en wat was Liberato van plan toen hij zijn destructieve macht hier gebruikte.’ Waterdruppels lekken zijn hals binnen maar hij merkt niets. ‘Wat moet ik in Godsnaam doen,’ klopt een gedachte onafgebroken op het ritme van de wanhoop in zijn hoofd.
Hij kijkt verwonderd om zich heen als de omgeving om hen heen verandert en een donkere wolk zich vlak voor zijn ogen vormt. Een bekende stem dringt door in zijn brein, ‘Ik heb op je gewacht Lamech, kom met mij mee. Laat deze onbeduidende schepsels achter en besef wie je werkelijk bent. Jij bent de grootste van allen. Samen kunnen we het gehele sterrenrijk beheersen. Onze macht zal absolute wijsheid en vrede in onze en vele andere werelden brengen. Kijk toch naar deze wanhopige wereld; hoe snakken ze niet naar een strenge hand die de oorlogswaanzin zal stoppen en iedereen in deze wereld de kans geeft werkelijk vrede, rijkdom en kennis te vergaderen. En hoe achtergebleven zijn ze niet in onze wereld. Lamech! Jij zegt zelf altijd dat het boerenvolk hun levens nutteloos vergooien. Kom, en laat ons hun liefdevol bij de hand nemen en hen leiden naar een grootste toekomst met een ongekende technologie. Jij hebt de wetenschap gezien van deze wereld. Er is kennis genoeg maar ze gebruiken het alleen om elkaar en zichzelf te vernietigen. Kom mijn zoon, laat ons weer samenzijn!
Een hand wordt uit de rook naar hem toegestoken en hij voelt zich zo moe, zo zwak. Alles zal zo eenvoudig zijn als hij gewoon die hand aanneemt en zich laat leiden. Want hij weet niet hoe hij alleen verder moet. Het is beter toe te geven, dan vechtend onder te gaan en al zijn vrienden mee te nemen in de afgrond. Hij staat op en loopt gehypnotiseerd richting de rookwolk als plotseling Maleantara en Maleantech en vele andere draken zich manifesteren tussen hem en de rookwolk. De aarde begint te schudden en te rommelen.
‘Waak op meester, Waak op. Geen tijd meer te verliezen Je bent onze erfgenaam, waak op!’
Enkele harde explosies volgen en de rook wolk is verdwenen. De grond voor zijn voeten is uit een gescheurd en een groot gat geeft hem uitzicht op de ravage die onder hem is onttaan. In de verte hoort hij nog meer explosies en hij kijkt verwart in het rond. De rest van de bewoners komt naar buiten rennen gevolgd door René die naar buiten komt strompelen, ondersteunt door Hidarco en Martin. Maddog rent vlak achter hen aan die direct naar Lamech toesnelt om hem te op te vangen vlak voor hij in elkaar zakt en dreigt in het diepe gat voor hem te vallen.
Binnen enkele minuten rijden Brandweerauto’s af en aan door de straat en verdelen hun manschappen zich over de verschillende branden die ontstaan zijn na de explosies. Brandweermannen rennen even later op hun af.
De grote groep omstanders en sensatiezoekers maken plaats voor de vreemde groep die een beter heenkomen zoekt. Ze horen geruchten over gasexplosies die zich in de hele wijk voordoen. Er wordt gemopperd over de beroerde regering die de wijken laat verloederen en iedereen daarmee in gevaar brengt.
Maddog wenkt de rest van de groep als ze zich uit de voeten maken voor de politie, die nu ook gearriveerd is en omstanders ondervraagt naar getuigen.
Ze lopen een lange tijd door en nemen plaats op een bankje in een verlaten parkje. Enkele kinderen spelen in het vieze zand en klimmen op kapotte speeltoestellen die lang geleden door gingen voor veilig kinderspeelgoed. De kleine gezichtjes kijken even kort op naar de groep die verloren om zich heen kijkt. Maar in deze wijken is wanhoop en vertwijfeling een bekende buurman en ze laten zich niet af leiden door de vreemdelingen. Maddog loopt onrustig heen en weer. ‘Waar moeten we nu heen? Waar zijn we veilig voor zoveel geweld en waanzin. Soms denkt ik dat ik beter een ander stekkie had kunnen zoeken toen die idioot van een Liberato voor mijn neus opdoemde.’
Lamech zucht diep, ‘Het spijt me Maddog dat ik jullie in zo zwaar in de problemen heb gebracht.’ Martin kijkt verontschuldigend naar Lamech en geeft Maddog een harde dreun op zijn arm, ‘Houd je stil man, zie je niet dat ze het al moeilijk genoeg hebben. Wij weten toch als de besten wat het is om van huis en haard verdreven te zijn en elk moment van de dag op zoek zijn een stukje rust en veiligheid.’
Maddog verontschuldigt zich met een zwak schoudergebaar, ‘Ik weet het wel Martin, maar ik vraag me af waar we ze nu weer in veiligheid kunnen brengen. Ik durf niet naar Maria, ik vraag me zelfs af of zij wel veilig is als die Liberato al onze schuilplaatsen kent.’ Lamech knikt beamend, ‘Ja daar heb je gelijk in, maar ga er niet zelf heen! Stuur iemand buiten onze groep om te kijken of alles oké is daar. Je kunt de eerste tijd beter niet die kant opgaan. Het is heel goed mogelijk dat Liberato ons in de gaten houdt.’
Lamech houdt zijn ervaring met de draken en Liberato voor zich maar de woorden van Liberato blijven door zijn hoofd spoken. Kon hij maar voor eventjes een rustig plekje vinden waar hij stilte kan nadenken en contact zoeken met Kzandaar of Antheyanta. Hoe zou het gaan in hun wereld. Was iedereen veilig?
Vele vragen denderen in een sneltreinvaart door zijn hoofd en hij loopt verslagen achter Martin en de groep aan die met het idee kwam om in een oude kerk te schuilen. ‘Het maakt hem niets uit waar hij zit, hij wil alleen één moment rust. Hij is er al bijna aan gewend te moeten sluipen en schuilen voor ze een huis binnengaan,’ Maar nu lopen ze open en bloot de hoge trappen op van een verwaarloosde kerk op. De traptreden zijn versleten en hier en daar missen enkele stenen. Op de trap spelen kinderen met een wapen zoals Liberato had gebruikt en Lamech kijkt verbaasd. Martin slaagt zij arm om hem heen. ‘Dat is speelgoed, Lamech. Niets om bang voor te zijn.’ Lamech kijkt verbaasd over zijn schouders als een van de kinderen als spel op de grond valt en een heleboel pijn simuleert, ‘Rare wereld hier als een kinderspel al zoveel geweld uitstraalt en geaccepteerd wordt als een onschuldig kinderspelletje.
Maar ach, thuis spelen ze toch ook riddertje, maar dit kinderspel voelt anders aan.’
Martin klopt hard op de gesloten deur. Vreemde tekens staan in allerlei kleuren verspreidt over de prachtige uitsnijdingen in het hardhout van de vale eikenhouten deur. Een klein luikje wordt geopend, waarna onmiddellijk de grote deur openzwaait en een vreemde snuiter met een gulle glimlach voor hen staat. ‘Hallo, een hele groep gelovigen, en het is niet eens een zondag. Kom binnen, kom binnen, het ziet eruit alsof jullie wel wat steun kunnen gebruiken.’ De vreemd geklede snuiter in een lange zwarte jurk met een verwilderde lange grijze baard gaat hen voor.
Lamech vraagt zich af wat hij hier nu weer van moet denken en kijkt zijn ogen uit als ze door de grote kapel naar een klein zijkamertje lopen. Grote beelden en prachtige schilderingen versieren de kolossale hoge ruimte. Hij moet zijn hoofd in de nek leggen als hij de plafondschilderingen wil bekijken. De adembenemende stilte valt over hem als een comfortabele deken en de wirwar van gedachten komt tot stilstand in zijn verwarde hoofd. Licht valt door het gekeurde glas van een groot zijraam. Het licht breekt uiteen in een regenboog van kleuren en zet de binnenkant van de grote zaal in een diffuus licht. De stemmen van de rest van de groep klinken hol en ver weg en hij zinkt weg in een prachtig visioen.
Hij zit op de schoot bij zijn moeder. Zijn vader zit een eindje verderop in een groot, oud boek te lezen. Hij hoort haar stem zachtjes neuriën als zij zijn stugge haar zachtjes kamt. Even raakt ze zijn gezicht licht aan met haar lippen en haar geur benevelt zijn brein. Haar stem klinkt zacht en bezorgt als ze met zijn vader spreekt die ongeduldig van zijn boek opkijkt. Er wordt zachtjes op de deur geklopt en zijn moeder springt geschrokken op. Zijn vader pakt een grote zak op en drukt het boek in de rugzak die hij stevig vastzet op zijn buik terwijl hij een andere zak op zijn rug schort. Hij neemt zijn moeder bij haar arm en samen verlaten ze de ruimte via een andere deur. Het harde kloppen gaat ongehinderd door. Ze vluchten door een oneindige hoeveelheid gangen en trappen en even later staan ze in een ondergrondse grot, waar een boot ligt te wachten op een donker ondergronds riviertje. Enkele mannen in de schaduw staan te wachten helpen hen met instappen. Alles gebeurt in absolute stilte en hij voelt instinctief aan dat hij zich moet stilhouden. Maar hij wil niet weg. Hij wil niet op reis. Hij wil bij zijn vriendjes en de Meester blijven. De grote meester, die hem altijd allerlei prachtige verhalen vertelt. Hij hoort zichzelf zachtjes huilen en zijn vader kijkt hem boos aan waarop hij onmiddellijk zijn mond weer dichthoudt. Hij zit warm verborgen onder de mantel van zijn moeder en hoort hen zachtjes spreken over gevaren en een verborgen dreiging. Ze schijnen zich zorgen over hem te maken maar alles is voor hem te onduidelijk om te begrijpen. Zijn vader toont haar een onduidelijk plaatje uit het grote boek en hij voelt vlakbij zijn oor haar hart overslaan. Hij hoort zijn moeder zachtjes huilen en het verdriet maakt hem onrustig. Zijn vader stelt haar gerust. ‘Maak je geen zorgen Diana, we zullen al onze kracht en kennis aanwenden om het monster te verzegelen. Ik beloof je dat hij nooit de kans zal krijgen te ontsnappen om onze zoon te vernietigen.’
Langzaam vervaagt het beeld van zijn ouders en ziet hij een blauwe engel neerdalen uit de kleuren van het raam. Antheyanta vleugels schitteren en glanzen als water en hij ziet de oplichtende kleuren van het raam door haar vleugels breken. ‘Je bent geen monster Lamech, dat ben je niet, verstop je niet langer voor jezelf. Ik wacht op je.’ En weg is het beeld weer.
De stemmen om hem heen worden duidelijker en Brianne staat naast hem met een homp brood en een appel. Hij schud zijn hoofd en beweegt zijn schouders wat, om terug te keren in dit moment, dankbaar neemt het brood aan en bijt hongerig in de frisse appel. Het sap druipt langs zijn mondhoeken en Brianne veegt het zachtjes weg met de mouw van haar mantel. Ze glimlacht verlegen naar hem en verdwijnt zonder iets te zeggen. Als hij om zich heen kijkt, ziet hij dat er enkele mensen in de houten banken zitten. Sommigen liggen op hun knieën en hun handen zijn gevouwen. Hij verbaast zich over dit vreemde gebruik, een dode man aanbidden. Weten deze mensen niet, dat de Goden alleen diegenen helpen die voor zichzelf zorgen? En dan, alle oorlogen die gevoerd worden in en door de naam van de vele verschillende Goden is iets dat hij nooit zal begrijpen.
Liberato had vertel dat mensen elkaar wederzijds afmaken en hun God afdwingen om partij te kiezen. Hij zou bijna medelijden krijgen met de Goden van deze wereld, als hij niet zeker wist dat de Goden niets meer en minder zijn dan de hoeveelheid creatieve energie waaruit alles is ontstaan en door de mensen zelf in stand gehouden wordt.
Hij loopt met een glimlach achter Brianne aan, een kleine zijkamer binnen en ziet de rest van de groep rond een goedgevulde tafel zitten. Ze praten en overleggen over mogelijke onderduik adressen. De vreemde man in het zwart luistert naar hun verhalen en smeekbeden. Hij kijkt één moment op naar Lamech als hij binnenkomt en een felle blik doorboort zijn gedachten. ‘Ik kan jullie híer niet verborgen houden maar ik weet wel een plek waar jullie een korte tijd kunnen schuilen. Het kan niet voor lang, anders krijg ik problemen. Je weet dat ik geen zwervers onderdak mag verlenen van de gemeente en de pastoraat Martin!’ Martin knikt begrijpend en mompelt een nederig dankjewel.
Lamech verlaat de ruimte weer om een wat rustiger omgeving op te zoeken. Hij moet diep nadenken over de weg die zij moeten gaan. Of met andere woorden welke stappen hij moet nemen. Lamech vraagt zich af waarom hij nu in deze positie is gemanoeuvreerd. Hij heeft er nooit om gevraag om de wereld te redden van een doorgedraaide toverkol. Waarom kan niet iedereen zichzelf redden. Hij heeft er genoeg moeite mee om zichzelf te laten overleven in een onduidelijke chaotische wereld; of beter gezegd werelden.
En zijn monster, de onbedwingbare woede en razernij in zijn eigen lijf die hem meer beangstigt dan honderd Liberatos op een rij. Goed, Het monster heeft nu meerdere keren het leven van hem en zijn vrienden gered maar wat is het. Is hij het zelf, of is het een duivel die zich in zijn lijf heeft verschanst. Zou het echt zo zijn als Antheyanta beweerd, dat het monster zijn eigen onmetelijke magische kracht is. Maar waarom,’ flits het door zijn gedachten met een schok. ‘Waarom heeft hij zijn hele leven nooit geweten dat deze kracht of dit monster in zijn lijf zit verschanst. Waarom hadden Grootvader en speciaal Malakaï, die volgens hem, elkaar toch altijd wederzijds hadden vertrouwd, hem nooit verteld wie hij was en wat voor een vloek hij met zich meedraagt. Misschien wisten ze het niet. Wat voor een last moet het zijn om te weten dat je kleinzoon je eigen dochter heeft vermoordt.’
Hij denkt terug aan het moment in de Metro toen zij voor een tweede keer in schouwing gingen. Hij herinnert het moment dat zijn visioen zich herhaalt maar dan als realiteit aanvoelt. Hij beleeft nogmaals haarscherp elk detail van het moment dat Liberato zich naar hem toekeert en hem wil vermoorden. De zwerver ligt erbij als een zak vodden en Lamech rilt ongecontroleerd. Hij volgt tergend langzaam het rode spoor dat tussen de gebroken plavuizen van de oude metroschacht sijpelt. Dieprood bloed druipt tergend langzaam langs enkele gedeukte colablikjes alsof de tijd stilstaat. Lamech staart als gebiologeerd naar de rode sporen die langzaam verdwijnen in een verroest roosters in de beschadigde vloer. Hij kijkt verwonderd op naar Liberato die hem breed grijnzend toeknikt. Genadeloos dringt de pijn zijn schedel binnen, Liberatos indringende ogen doen hem sidderen van angst en onmacht. Lamech voelt dat zijn energie wordt weggezogen uit zijn verstijfde lichaam en hij zakt door zijn knieën voor zijn nu roodgloeiende meester die eruitziet als een brandende fakkel. Lamech zinkt weg en hij verdwaalt in een mistig onherkenbaar landschap van schimmen. Geluiden komen hol en van ver, alsof hij verdrinkt in een onderwater wereld van grijs wier. In zijn hoofd ratelt een monotone stem die hij vaag herkent. In de verte ziet hij twee felle ogen oplichten en ingespannen probeert hij zich te herinneren waar hij die ogen van kent. Zijn tweede hart begint te pompen. Moeizaam heft hij zijn hoofd op en hij kijkt recht in de verbaasde ogen van Liberato zo groot als schoteltjes.
‘Nee!’ Als uit een verre droom hoort hij zijn eigen stem en een rauwe schreeuw galmt in de nauwe holle gang. ‘Kzandaar, Antheyanta, Maleantara, red mij!’ Dit mag niet! Hij wordt leeggezogen als een dolle hond. Plotseling herkent hij de scherpe blik van even daarvoor. De blauwe gloed van Kzandaar glinstert achter zijn oogleden. ‘Houd moed Lamech we zijn hier’ Van ver hoort hij Antheyantas zachte stem. ‘Lamech, waak op! Je bent geen monster, Lamech, jij bent pure energie. Schreeuw Lamech, schreeuw!’ Jij bent een werkelijk wonder!’ Haar zachte stem vervaagt in de verte en Lamech schreeuwt het uit van pure frustratie en eenzaamheid. Hij kijkt op naar het felle licht voor hem. Rode vuurballen spetteren en ketsen af op het etherische magische schild van Kzandaar. Liberatos vuur vult nu de hele gang en de blauwe gloed van Kzandaar vervaagt. Lamechs hart klopt in zijn keel en hij schreeuwt. ‘Stop!’ De oerkreet laat de wanden van de schacht sidderen. Hels vuur ontsnapt aan zijn mond en de vuurtongen verstrengelen zich met het vuur van Liberato als in een dans des doods. ‘Ga terug naar je hol Liberato! En laat deze wereld met rust.’ Lamechs stem klinkt als een misthoorn en de immense kracht verbaast hem. Liberato herstelt zichzelf snel en begint onbedaarlijk te lachen. Zijn spottende stem doorboort Lamechs nieuw verworven macht. ‘Wat wil jij nou addergebroed. Ik ben het, die je heeft gemaakt. Al die jaren ben ik je meester geweest. Nooit zal ik je de vrijheid schenken!’ Een beklemmende druk pers op zijn borst alsof een machtige hand zijn hart verpulverd.
‘Nee! Niemand is mijn meester behalve ikzelf. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen leven en mijn gedachten. Liberato, verdwijn! Ik eis mijn eigen wezen op!’ In zijn borstkast woedt een onblusbare brand en met een diepe schreeuw barst een vuurkolom uit zijn mond die in één enkele seconden de omgeving in vuur en vlam zet.
Lamech ziet de oude verroeste pijpen aan het plafond sissen en smelten en hij beseft dat hij moet rennen zoals hij nog nooit heeft gerend. Hij jaagt zijn vrienden op die verbaasd en langzaam op zijn schreeuwen reageren. Als een slavendrijver jaagt hij zijn vrienden naar buiten en het volgende moment klinkt een harde knal achter hen. Het gebouw schudt op zijn grondvesten en explodeert. Hij kijkt in de verbaasde ogen van zijn vrienden en glimlacht verontschuldigend. Lamech valt uit zijn visioen terug en slaat zijn handen voor zijn ogen.
Hij beseft wat hij heeft gedaan en de conclusie is moeilijk te verwerken, ‘Wat is hij in Godsnaam.’ Zo vindt Brianne hem even later, onderuitgezakt in een van de houten banken van de verlaten kerk. Ze had hem gemist bij de discussiërende groep. Zijn schouders hangen depressief en wanhopig neer en een warm en medelevend gevoel dringt diep binnen in haar hart. Ze aait hem even snel en onopvallend door zijn haar want ze weet dat Lamech helemaal niet gediend is van uiterlijke genegenheden. ‘Het is niet makkelijk hè vriend?’ Lamech kijkt op naar haar zachte gezicht en voelt zich getroost door haar woorden.
Hij schudt zijn hoofd in afweer. Zijn harde wanhopige stem scheurt door de serene stilte van de kerkruimte. ‘Het is te moeilijk Brianne. Wie ben ik om de wereld te redden! Jij hebt gezien waartoe ik in staat ben.’ Brianne gaat naast hem zitten en legt haar onrustige handen in haar schoot terwijl ze die zenuwachtig wrijft. Lamech kijkt er afwezig naar. ‘Misschien is het niet gemakkelijk,’ antwoordt ze, ‘Maar je bent niet alleen en dat weet je best. Het schijnt jou toe dat jij de hele wereld moet redden omdat je nu eenmaal een speciale gave hebt. Maar jij bent nog steeds een radertje in de gehele machinerie. Misschien lijken onze radertjes klein en onbeduidend, maar wie ben jij zonder Kzandaar en Antheyanta. Wie ben jij zonder je moeder en grootvader. Wij allemaal vervullen onze eigen taak. En je was nooit zover gekomen als alle radertjes die je bent tegengekomen hun taak niet hadden vervuld.’
Lamech luistert met open mond naar de woordenvloed van het altijd zo stille paardenmeisje en hij beseft de onbetwistbare waarheid. ‘Wie en wat zou hij zijn zonder de hulp van Malakaï, de draken, Kzandaar en zelfs het timide paardenmeisje naast hem.’ Een glimlach verschijnt om zijn mond en hij voelt rust als een troostende deken over zijn onrustige denken vallen. ‘Maar het is niet makkelijk Brianne, echt. Het wezen is zo oncontroleerbaar en machtig! Ik ben bang.’ Brianne glimlacht hem moedig toe. ‘Ik weet het Lamech maar elke magiër zal eenmaal zijn meerder tegenkomen en Liberato zal die tegenkomen in jou.’ Lamech kijkt haar onbegrijpend aan. ‘Ik bedoel niet Liberato, ik bedoel mijzelf. Ik bedoel het monster in mij!’
Nu antwoordt Brianne zijn vragende blik met eenzelfde uitdrukking. Haar herinnering springt terug naar die middag in de metro en het visioen dat ze zag vlak voor de explosie en ze stottert bijna onhoorbaar, ‘Jij was het hè? Dat vuurwezen in de schacht. Ik dacht…’ Ze slaat haar hand voor haar mond en staart hem in afgrijzen aan.
Lamech keert zijn hoofd van haar af. Tranen persen zich door zijn toegeknepen ogen en zijn lippen houdt hij stijf op elkaar geklemd. De stilte drukt zwaar op hen alsof de last van de hele wereld op hun schouders drukt. Brianne zucht diep en legt haar hand op zijn arm. Lamech schudt het ongecontroleerd weg. ‘Ook jij vindt dat ik een monster ben. Nu je weet wat ik ben, ben je ook bang, net als ik.’
Brianne schudt haar hoofd in ontkenning, ‘Nee, Lamech ik begrijp het wel. Jij bent wat je bent en dat heeft een reden. Ik vertrouw op jou en je gave Lamech, hoe gevaarlijk of machtig het ook schijnt. Lamech, ik weet dat er een reden moet zijn voor dit alles.’ Lamech kijkt hoopvol opzij en met een stamelend zacht geluid zoekt hij troost in de woorden van het tengere meisje. ‘Denk je dat echt Brianne, of wil je me alleen troosten? Hoe kun je zoiets een gave noemen, ik kan het niet anders zien dan een vloek. Wie heeft mij dit aangedaan? Het is zo verwarrend Brianne, ik weet helemaal niets over mijn verleden. Niemand heeft ooit de moeite genomen mij iets te vertellen.’
Brianne luistert met een schrijnend hart naar Lamech wanhoopskreten. ‘Misschien heeft niemand het geweten Lamech, heb je daar wel eens aan gedacht. Misschien wist alleen Liberato van jouw werkelijke macht. Je hebt mezelf verteld dat je grootvader er zijn hele leven van overtuigd was dat jouw moeder, het vuur waar zij in is gestorven, zelf heeft aangestoken. Denk je niet dat als hij wist dat jij het gedaan had, dat hij jou niet heel anders zou hebben opgevoed?’ Lamech overweegt de mogelijkheid, ‘Dat is mogelijk, maar het is ook mogelijk dat ze juist daarom mij volledig in onwetendheid hebben gelaten. Wie kan een klein kind vertellen dat hij zijn moeders dood op zijn geweten heeft. Ik herinner mij een droom dat mijn ouders wisten wie ik was. Ook zij noemden mij een monster. Lamech haalt wanhopig en gefrustreerd zijn hand door zijn warrige haar. ‘Weet je, soms wil ik het bijltje erbij neergooien en hard wegrennen, alles is zo onduidelijk. Hoe kan ik het tegen een Meester Magiër als Liberato opnemen zonder enige kennis, zelfvertrouwen of zelfs maar enige controle over mijn zogenaamde grote en machtige gave!’
Brianne trekt onkundig haar schouders op, ‘Ik weet het ook niet Lamech maar we zijn niet alleen. Laat ons nogmaals proberen contact te leggen met jouw vriend Kzandaar en de Waterelfen. Ik heb gehoord dat zij de enige wezens buiten de draken zijn die de grote natuurmagie bezitten die er is. Zij zijn de enigen die nooit lastig gevallen zijn door Liberato, dat moet toch wat zeggen. We zullen contact blijven zoeken door dromen, meditaties, en seances tot we erbij neervallen. Ten slotte, als het waar is wat we hebben gezien en gehoord. Als Liberato werkelijk zo tekeer gaat in de Grote Landen kunnen we binnenkort helemaal niet terugspringen. En sowieso, ik heb niet eens de capaciteiten om terug te springen. Liberato heeft ons hierheen gesleept wij zijn niet met onze eigen magie overgesprongen zoals jij.’
‘Maak je daarover maar geen zorgen Brianne. Als wij een plek vinden waar we veilig kunnen overspringen, een plek waar Liberato geen zegels op heeft gezet denk ik dat ik jullie mee kan nemen. Dat is niet onze grootste zorg Brianne. Onze eerste zorg is een weg vinden die niet bewaakt wordt of vernietigd is door Liberato.’
Als Brianne en Lamech uitgezakt op de houten banken in diepe gedachten zijn verzonken, over de beste manier om contact te leggen met de Grote Landen komen de anderen binnen. ‘Hé, hier zijn jullie! We vroegen ons al af waar jullie zaten.’ Martin kijkt opgelucht naar Brianne en Lamech. ‘Kom jongens, de priester hier brengt ons naar een ander onderduikadres. We moeten alleen beloven dat we geen lawaai zullen maken daar. We mogen hem wel dankbaar zijn, hij brengt zijn positie in gevaar voor ons. Kom laten we gaan, ik heb wel behoefte aan een rustige plek om even uit te puffen na al die heisa, jullie niet?’
Brianne knikt instemmend en Lamech kijkt moeizaam op uit zijn diepe gedachten. Hij staat langzaam op en volgt de groep dralend. De rust van de oude houten kapel gaf hem het eindelijk het gevoel een veilige plek te hebben gevonden en nu moet hij weer weg. Hij kijkt nog eenmaal teleurgesteld om en volgt de groep met hangende schouders alsof de last van de hele wereld op zijn schouders rust. Hij schudt zich ongemakkelijk, hij heeft er nooit omgevraagd om met deze last opgezadeld te worden. En wie is hij om Liberato uit de dagen. De volgende dagen zijn Lamech, Brianne en Hidarco gedreven bezig om contact te leggen met de Grote Landen. Alle mogelijke technieken worden uitgeprobeerd en elke avond vallen ze met een zware hoofdpijn en een verward en teleurgesteld gevoel in slaap. De slaap biedt geen rust omdat hun hoop om contact te leggen voor de helft op hun dromen is gebaseerd.
René brengt bericht van zijn computervriend die waarschijnlijk enkele medeleerlingen van het Meesterhuis heeft gelokaliseerd. Ze waren in de problemen gekomen met de politie omdat ze geen identiteitbewijs schenen te hebben. Lamech geeft René de opdracht ze te gaan halen op een of ander manier, en om door te blijven zoeken.
Lamech en Brianne hebben vele onrustige dromen want zij zijn beiden iets intuïtiever dan Hidarco die meer een chemicus dan een mystiek magiër is. Lamech gaat elke dag verder achteruit omdat hij enkele pogingen heeft ondernomen om over te stappen omdat ze twee maal het idee hadden een veilig plek te hebben geschouwd.
Na drie dagen kan hij zelfs niet meer wakker worden als Hidarco hem aan zijn tuniek trekt. ‘Lamech, wordt wakker. Brianne staat al een hele tijd op onze slaapkamerdeur te rammen en ze wil niet weggaan tot jij in ieder geval iets hebt gezegd.’ Lamech gromt een onduidelijk antwoord. ‘Hij is waker Brianne,’ schreeuwt Hidarco naar Brianne die nu echt aan de deurknop staat te rammelen. ‘Laat ons nog even rusten!’ Maar Brianne is nog niet gerust. ‘Ik ga niet weg voor ik Lamechs stem heb gehoord.’ Hidarco begint weer verwoedt aan Lamech zijn arm te trekken, ‘Moeder Aarde, Lamech, zeg wat tegen die trut. Ik vond haar leuker toen ze geen woord zei! Ik wil nog even slapen.’ Lamech hoort in de verte Hidarco wel schreeuwen maar zijn lichaam en zijn stem willen hem niet gehoorzamen. Zijn hoofd bonkt als een voorhamer op het aambeeld van de smid. Het zwaar verlammend gevoel van zijn droom die hem heeft gewekt ligt nog vers in zijn geheugen hoewel hij niet meer precies weet te herinneren waar de droom over ging. Hidarco loopt naar de deur waarachter Brianne nu als een gek staat te schreeuwen, ‘Doe die deur open Hidarco, ik wil hem zien voor ik jullie met rust laat.’ Hidarco gromt. Als hij de sleutel heeft omgedraaid vliegt de deur al open en Brianne stormt bezorgt op Lamech af, nadat ze een boze blik op Hidarco heeft geworpen, ‘Jij zou beter moeten weten Hidarco! Ten slotte heeft hij al te veel energie verloren met al die pogingen om terug te springen. We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn.’ Brianne voelt Lamech zijn pols en controleert zijn ogen door zijn oogleden om de beurt op te lichten. ‘Laat ons met rust Brianne, we zijn gewoon moe. Laat hem één dag rusten dan gaat het wel weer goed met hem denk ik.’ Brianne beweegt onzeker en werpt een vragende blik op Maddog die bezorgt in de deuropening staat te kijken. ‘Hoe gaat het met hem Brianne?’ Brianne trekt haar schouders op, ‘Ik weet het niet, ik krijg hem niet wakker maar zijn kleur ziet er verder wel goed uit. Misschien is het, het beste om hem een dag te laten rusten.’ Maddog knikt en Hidarco trekt zijn dekens over zijn hoofd met een diepe zucht, ‘Dat zeg ik toch de hele tijd mens, ik begrijp niet dat jij niet moe bent.’ Brianne staat langzaam op, ‘Ik ben wel moe, maar ik maak mij zorgen om Lamech, tenslotte zijn wij niet alleen op zoek naar en weg terug. Liberato is even fanatiek op zoek naar ons. En als hij te vermoeid is, wordt zijn natuurlijke afweer zwakker en kunnen wij hem voorgoed verliezen aan Liberato. En je beseft heel goed dat dan niet alleen Lamech is verloren maar de gehele Grote Landen!’ Het laatste schreeuwt ze uit naar Hidarco die schuldbewust over de rand van de deken naar haar gluurt. ‘Het spijt mij Brianne, natuurlijk besef ik dat wel. Ik was het alleen even vergeten omdat ik zo moe ben.’ Brianne stampt de kamer uit, terwijl ze één seconde later weer binnen komt stampen van woede, ‘En wat dacht je dat ik was, maar we kunnen nu toch niets doen dus ga maar slapen, maar hou hem in de gaten. Als hij onrustig wordt moeten we hem uit zijn dromen halen, vergeet dat niet!’ Terwijl ze dat zegt schudt Brianne haar wijsvinger vlak voor Hidarcos neus heen en weer, draait zich om en slaat de deur met een knal achter zich dicht.
‘Wat was dat?’ Klinkt een kreun uit Lamechs verwarde dekenhoop. Hidarco springt gelukkig op en rent naar de deur terwijl hij hem opent en opgelucht naar buiten schreeuwt, ‘Hij is wakker en nu gaan we weer slapen!’ Terwijl hij terug loopt naar Lamech, ziet hij hem al verbaasd boven zijn dekens uitgluren, ‘Wat was dat allemaal?’ Vraagt hij slaperig. ‘Ach vrouwen, je weet wel, veel te bezorgt,’ antwoordt Hidarco. ‘Wil je weer slapen of wil je wat te eten?’ Lamech schudt ontkennend, ‘Nee, alleen wat water graag. Ik denk dat het een goed idee is om te rusten. Ik voel mij volledig leeggezogen en uitgeput.’ Hidarco gooit hem een flesje water toe, die Lamech uit zijn handen laat vallen als hij hem wil opvangen, ‘Ja uitrusten is een heel goed idee,’ glimlacht hij vermoeid naar Hidarco. Hij drinkt in één teug het flesje leeg en valt direct in een diepe slaap, waar hij tot de volgende morgen niet meer uit ontwaakt.
Als Lamech de volgende ochtend ontwaakt wordt hij naar zijn idee iets te nieuwsgierig nagekeken.
Hij speelt verveeld met zijn ontbijt en denkt terug aan de momenten in het krakers pand. Hij herinnert zich de jonge rappers met hun donkere huid, hun speciale muziek en hun bijna onverstaanbare taaltje. Ze hadden een lied voor hem gemaakt dat hem aan het lachen had gemaakt. De zware beat (heavy zoals ze het zelf noemden)en de opruiende woorden hadden hem bijna het gevoel gegeven dat hij de wapenen moest opnemen, om Liberato uit zijn hoge toren weg te blazen. Hij had zijn ogen uitgekeken toen ze hem meenamen naar hun rood en zwart met duivels opgespoten auto om hem de inhoud van hun kofferbak te laten zien.
Hij had al vaker de kracht gezien van de wapens uit deze wereld. Hij had ze gezien op het kijkkastje dat ze T.V. noemen en had gerild van afschuw over de vreselijke en onmenselijke gevolgen van dezelfde wapens die hij in de handen van zijn vrienden had gezien. Maar ergens besefte hij ook dat deze wapens misschien de enige redding zouden zijn tegen de overmacht van Liberato.
En dan het meisje met de vreemde, pijnlijke versieringen in haar neus en tong. Zij had altijd van die rare boeken bij zich over Wicka. Een soort magie uit deze wereld. Hij had de boeken snel doorgebladerd en weggelegd als onzin maar enkele stukken over, telepathie en teleporteren een vreemd woord voor overstappen had zijn aandacht getrokken.
Zij beweerde dat hij de overstap niet bewust genoeg maakte. Misschien had deze kleine heks gelijk met haar intuïtieve magie. Waarom ging het elke keer mis? Misschien was hij net als Brianne en Hidarco niet met eigen kracht overgestapt maar met de hulp van Liberato. Eigenlijk was dat wel zo logisch als hij er beter over nadacht.
Het blijkt duidelijk dat Liberato hem hier wilde vastzetten en dan geef je natuurlijk niet de sleutels van de celdeur. Brianne valt naast hem neer en kijkt afkeurend naar de prut die hij van zijn eten heeft gemaakt, ‘Waar maak jij je zorgen over Lamech? We redden het wel als we niet opgeven.’ Haar stem klinkt gemaakt optimistisch en Lamech kijkt cynisch opzij waardoor zij beseft dat ze hem zonder succes probeert op te beuren.
‘Het is niet alleen de overmacht van Liberato die me zorgen baart Brianne. Ik durf geen openlijke strijd met hem aan te gaan. Ik wil niet de oorzaak zijn van de eerste oorlog sinds honderd jaar vrede in de Grote Landen. En dan ook nog een oorlog die we niet kunnen winnen. Brianne knikt instemmend, ‘Ik besef het Lamech, maar nu zijn we slaven. Wil jij jouw volk overleveren aan een leven lang slavernij? We hebben duidelijk genoeg gezien in de visioenen die door kwamen de laatste dagen dat de Grote Landen al in oorlog zijn. De natuurrampen volledig door Liberato geënsceneerd en de bendes uit het oude rijk die moordend en plunderend door het land trekken op zoek naar geruchten van goud. Er is geen keuze Lamech. We moeten iets doen, maar als je mij vraagt wat de beste oplossing is dan moet ik je een antwoord schuldig blijven.
Ik zeg nog steeds dat we door moeten gaan in onze pogingen contact te maken met Kzandaar en het watervolk. Zij zijn de volwassenen, bij hen ligt de verantwoording voor onze wereld. Niet dat ik niet op jouw inzicht vertrouw Lamech, maar hoe kunnen wij besluiten wat goed is voor een gehele wereld. Wij zijn nog kinderen ondanks onze opleiding als magiër, kunnen wij niet de gevolgen van een oorlog in de Grote Landen overzien.
Lamech zucht diep, ‘Maar wat moet ik dan. Eerst wordt er van mij geëist dat ik de wereld moet redden en dan moet ik naar de raad van de ouderen luisteren, wat moet ik nou, het is het één of het ander, Brianne.’
Brianne zucht, ‘Jij hebt last van hoogmoedwaanzin Lamech, niemand heeft gezegd dat jij de wereld moet redden. Jij bent alleen onherroepelijk verbonden met de oorzaak van ons lijden en niemand kan daar niet om heen, zelfs jij niet.’ Lamech stemt met tegenzin toe en schuift met een geïrriteerd gebaar zijn eten weg. ‘Weet je Brianne, heb jij met dat vreemde meisje met die zilveren sierraden gesproken uit het kraakpand van Martin?’ Brianne denkt diep na, ‘Jij bedoelt dat meisje geheel in zwart gekleed en die donkere ogen?’ Lamech knikt instemmend, ‘Ja, die bedoel ik, ze vertelde mij dat wij maar een vreemde manier hadden om over te stappen. Ze had mij gevraagd hoe wij dat deden in onze wereld. Ik heb haar een en ander vertelt en ze liet me een boek zien uit deze wereld die hier wat vanaf weet. Ik heb het niet echt gelezen omdat ik eigenlijk meer geluisterd heb uit beleefdheid dan dat ik geloof dat deze wereld echt iets zou weten over echte magie. Maar ik heb zitten nadenken, als Liberato mij niet echt terug wil in zijn wereld. Waarom, zou hij mij dan de techniek geven hoe ik kan overstappen en waarom blijft hij mij oproepen om terug te keren.’
Brianne luistert geïnteresseerd en begint enthousiast te knikken. ‘Ja je hebt gelijk. Laten we Martin vragen of hij weet waar de jongelui zijn heengegaan na de brand in het pand. Wat vind jij?’ Lamech stemt in en staat op. Laten we het dan maar direct doen. Alles is beter dan te blijven piekeren zonder oplossing.’ Martin luistert naar hun onduidelijke uitleg over het meisje in zwart. Direct herkent hij haar, ‘O, dat is Jessica, ze is nogal New Age maar dan wel op een lekkere directe manier. Mijn groep is gewoon weer terug in het pand nu het pand weer is vrijgegeven door de politie.’
Een poosje later lopen ze met zijn drieën terug naar het pand. Het laatste gedeelte besluit Martin alleen te gaan omdat hij verwacht dat Lamech en de rest niet bijzonder welkom zijn na de laatste vurige gebeurtenissen.
Even later komt hij terug met Jessica die hen enthousiast wenkt, ‘Kom jongens, denk je dat wij ons laten afschrikken door een vuurtje van dat kaliber. We vroegen ons al af waarom jullie hier niet terug kwamen. We missen al die chaos die jij altijd met je meebrengt. John en Mister Cool wilden al naar jullie op zoek gaan om jullie terug te halen. Of zitten jullie nu beter, ons pand vertoont hier en daar nog wel wat mankementen. Eén van de nadelen van goede wiet; je wordt wat laks in de verplichte klusjes in huis. Na een goede joint ziet alles er toch hetzelfde uit.
Lamech luistert met een brede glimlach om zijn mond. De hele groep hang op en om de bank, maar de jongelui uit de grote Landen kijken hun ogen uit. Overal hangt nog steeds een zware brandlucht en hier en daar zijn er nog vochtige plekken in het vloerkleed, het kleed maakt vreemd soppende geluiden als ze er over heen lopen. Jessica kijkt schuldig naar een andere jongen, ‘Jij zou op zoek gaan naar een ander kleed en deze weghalen.’ De jongen die altijd Monkey wordt genoemd, zucht en legt zijn voeten op het krakkemikkige tafeltje vlak voor haar benen, ‘En dat zegt jij, ijverig huisvrouwtje. Kijk naar je eigen hoek, daar is nog genoeg te doen, Er liggen zeker twee dozijn boeken die je wel mag weggooien. Ze zijn allemaal volledig verpest.’
John en een paar onbekende jongens komen binnenstormen. ‘Hé jongens, cool dat jullie hier zijn,’ Hij slaat een arm om Lamech en stompt hem quasi serieus in zijn maag. Het goud om zijn nek rammelt zwaar, ‘Ik had het vandaag nog over jou, Man. Mijn aanbod staat nog steeds, als je een paar mannetjes nodig hebt, staan we voor je klaar. Je weet wel wat ik bedoel.’ En hij maakt een vreemd teken met zijn vinger langs zijn keel. Lamech knikt hem nadenkend toe, ‘Misschien hou ik je daaraan John. Maar ik hoop dat het niet nodig is.’
Hij richt het woord aan Jessica die verdrietig naar haar vernielde boeken staart. ‘Jessica? Ik kwam eigenlijk voor jou, ik wilde je wat vragen over een van je boeken.’ Ze draait zich verbaasd om, ‘Wat kan ík voor jou doen, ik dacht dat je mijn boeken en ideeën maar vreemd vond?’ Antwoordt ze met een verdrietige blik. Lamech kijkt beteuterd naar zijn laarzen, ‘Zo bedoelde ik het niet, en nadat ik er over na gedacht heb wil ik graag weten of je dat boek nog hebt over die telepathie en zo?’
Jessica kijkt direct tussen haar stapels boeken en haalt een verfomfaaid boek uit de stapel. Enkele druppeltjes water glanzen op de gladde kaft als ze het in zijn handen legt. ‘Ik heb het nog, wat wil je weten?’ Lamech antwoordt haar niet maar bladert het direct door, op zoek naar het onderwerp waar hij naar zoekt. ‘Mag ik het een paar dagen van je lenen Jessica. Ik beloof je dat ik je zal vertellen waar ik naar heb gezocht als ik het vind.’
Jessica kijkt met grote ogen naar Lamech die met het boek op de bank neervalt. Hij springt op hetzelfde moment weer omhoog. Hij kijkt met een verbaasde blik naar Monkey die op de bank zit. ‘Hoe kun je daarop zitten, hij is nog drijfnat van het bluswater.’ Monkey lacht en laat hem de plastic zak zien waar hij op zit. ‘Goede voorbereiding is alles man. Hier mag jij hebben.’ Hij geeft zijn zak aan Lamech en verdwijnt in een van de zijkamertjes.
Lamech legt de zak terug op de bank en zoekt een droog plekje op de houten vloer waar hij even later diep verzonken in het boek zit verdiept. Martin vraagt Jessica naar René en hoe het met hem gaat, ‘Goed, hij was hier gister even. En jullie, waar zitten jullie nu?’ Antwoordt ze nieuwsgierig.
‘Wij zijn bij pater Michael geweest en die heeft ons een onderduik adresje in een buitenwijk gegeven. Lekker burgerlijk en rustig. Elke vreemde valt daar direct op. We komen ook haast niet buiten en zelfs Maddog ziet eruit alsof hij naar zijn eigen begrafenis gaat. Ik wist niet eens dat hij zulke kleren had.’
‘Je ziet er zelf ook nogal netjes uit,’ glimlacht Jessica terwijl ze verder vertelt. ‘René is met een paar vrienden om de vrienden van Lamech te gaan halen. Hij was hier gisteravond nog even om iets op te halen. Hij heeft zijn adres en een mobiel nummer achter gelaten voor Lamech. Ik denk dat hij nogal teleurgesteld was dat jullie niet terugkwamen naar het pand.’
Martin knikt begrijpend, ‘Hij heeft echt veel voor de jongelui gedaan maar we hadden niet veel keuze toen de politie rond ging snuffelen. Ik zal ons adres opschrijven voor hem dan kan hij wel langskomen, alleen vertel hem dat hij niet te laat moet langskomen, onze hospita is nogal een heks, ze hoort elke stap op de trap en controleert elke bezoeker. Eigenlijk vreemd dat de pastoor ons daar heeft ondergebracht, we vallen nogal op. Een ding is zeker, ze maakt een goddelijke soep. Ik ben al helemaal vergeten hoe een echte maaltijd smaakt na een paar jaar met jullie geleefd te hebben hier.’ Hij glimlacht breed naar Jessica om de ernst van zijn woorden wat af te zwakken. Het gaat allemaal aan Jessica voorbij, zij blijft geïntrigeerd naar Lamech zijn rug staren die nog steeds verdiept in haar boek zit te studeren.
Even later staat Lamech op en wenkt Brianne die diep in een gesprek is verwikkeld met een paar jongelui die enthousiast met hun fretjes aan het spelen zijn. De slanke lenige diertjes klimmen en kruipen over de jongens en stoeien met elkaar.
Ga je mee Brianne, ik wil wat uitproberen over wat ik in het boek heb gelezen.’ Met een dankbare blik bedankt hij Jessica nogmaals voor het boek. ‘Als ik terugkom vertel ik je meer oké?’
Jessica doet verwoede pogingen doet niet uit elkaar te knappen van trots. Terwijl ze in het rond kijkt naar de omhangende jongeren zegt ze, ‘Zie je nu wel dat mijn boeken niet allemaal onzin zijn!’ Lamech klopt haar enthousiast op haar schouder. ‘Nee Jessica, bij ons zou je als bijzonder wijs beschouwd worden maar hier in deze wereld ben je volledig geschift.’ Jessica staat met haar mond vol tanden als Lamech en de rest de trap aflopen. Ze moet nog uitvissen of dat nu als een compliment of een belediging was bedoeld. Lamech roept haar nog even over zijn schouder toe, ‘Als er ooit een brug gelegd wordt tussen onze en deze wereld moet je zeker een poosje komen studeren in het Meesterhuis!’ Jessica rent enthousiast achter hem aan en schreeuwt hem toe van boven, ‘Daar houd ik je aan Lamech, reken daar maar op.’
Lamech die zijn laatste opmerking overdenkt vraagt zich in stilte af of hoe de jongens in het Meesterhuis al deze verwikkelingen door komen. Eigenlijk moet hij een weg vinden om zijn vrienden in het Meesterhuis te waarschuwen. Hoe zal het met ze gaan onder een krankzinnig geworden Liberato. Net als Matani in de mijnen, hoe zou het met hem en zijn familie gaan.
‘Ach,’ neemt hij zichzelf voor, ‘Laat ik er niet te veel aan denken nu, het maakt mij alleen maar wanhopiger dat ik niets kan doen nu ik hier vast zit.’
Hij spoort Martin en Brianne aan om wat sneller te lopen. ‘Maak je niet zo’n zorgen Lamech, daar wordt onze situatie niet beter van. Het zal alleen je verstand en je intuïtie vertroebelen,’ zegt Brianne terwijl ze met haar lippen tegen haar mond de deur opent en de trap oploopt van het pand waar ze nu overnachten.
Maddog staat in de deuropening van de jongenskamer op hen te wachten, ‘Ik heb bericht van Maria gehad. Enkele van mijn vrienden zijn naar mij op zoek. Liberato is onder de brug nogal agressief naar mij op zoek met een paar kolossale jongens die er nogal luguber uitzien. Ze zijn vanmiddag bij haar langs geweest. Alleen die kolossale types dan en een oude vriend van me. Ik heb op jullie gewacht maar ik wil direct naar haar toe. Maria klonk erg bang vertelde mijn vriend en ze is echt niet het bangig type.’
Lamech en Hidarco die achter Maddog staat wisselen een duidelijke blik van verstandhouding. Hidarco die blij is dat ze het begrijpen, begint opgewonden te vertellen dat hij Maddog tegen heeft gehouden om direct naar haar toe te gaan. ‘Ik vertrouw het niet Martin. Ik heb Maddog al gezegd dat er iemand op hem staat te wachten. Het is beter daar niet heen te gaan als we niet direct het hele leger van Liberato op onze nek willen hebben. Zeg jij er nu eens wat van Lamech, jij kent Liberato het beste.’ Lamech heeft met open mond en zweet in zijn handen staan luisteren. ‘Het net sluit zich nog voor hij een uitweg heeft gevonden.’ Hij blijft angstvallig stil, ‘Wat kan hij zeggen.’
Martin loopt op Maddog af en neemt hem mee naar hun kamer waar de jongelui ze even later luid horen discussiëren. Hidarco vraagt Lamech of hij succes gehad heeft mijn zijn plan over het boek van het meisje. Lamech knikt en wijst hem een bepaald hoofdstuk die ze even later gedrieën diepgaand onderzoeken en bespreken. ‘Ik denk dat er wel eens een waarheid in kan schuilen, het kan in ieder geval geen kwaad het uit te proberen. Tenslotte hebben wij alle technieken al uitgeprobeerd dus waarom geen techniek van een andere wereld. Ik denk dat de schrijver met dematerialiseren hetzelfde bedoelt als onze overgave aan de energie. Ik denk dat we het vanavond zeker kunnen proberen. We kunnen beginnen met een experiment op deze aarde voor we definitief proberen over te stappen naar onze wereld. Brianne en Hidarco zijn het met hem eens en denken diep na over het gelezen en gehoorde.
Op de achtergrond horen ze Maddog en Martin nu bijna ruzie maken. Hidarco besluit maar even poolshoogte te gaan nemen. De anderen volgen hem op de voet. Martin kijkt wanhopig naar de jongelui, ‘Ik kan hem niet tegenhouden. Hij wil er direct heen.’ Lamech kijkt naar Hidarco die weer naar Brianne knikt. ‘Laat een van ons meegaan en de omgeving van het huis te spotten of het veilig is,’ Als een van ons tweeën wordt gepakt kan Lamech nog steeds zijn werk doen. Ik denk dat ik het beste kan gaan,’ zegt Brianne.
Hidarco valt haar in de rede, ‘Als iemand moet gaan ben ik dat.’ Lamech overdenkt de situatie. ‘We gaan allemaal, de enige persoon voor wie Liberato enige angst heeft ben ik dus als hij op ons wacht, laten wij hem geven waar hij naar op zoek is. Ik wil weten wat Liberato van plan is en wat is er beter dan hem direct te confronteren. En als hij er niet is het ook goed. Dan weten we zeker dat Maria veilig is. Laten we direct gaan.’
Maddog kijkt hem dankbaar maar ook bezorgt aan, ‘Ik wil je niet in gevaar brengen Lamech maar… mijn zuster, weet je wel.’ Lamech antwoordt gelaten, ‘Ik begrijp het Maddog. Iemand heeft mij eens verteld dat de grootste wijsheid is gelegen in de moed om de weg te bewandelen die recht voor voeten ligt. Laat ons niet langer omtreuzelen.’ Lamech loopt de trap af zonder een keer om te kijken.
Maddog en de rest volgen hem op de voet en zetten er stevig de pas in. Martin wenkt hen naar de ondergrondse trein. ‘Kom ik heb nog wat geld. Dat gaat sneller.’ Maddog volgt hem direct terwijl hij hem met een dankbaar gebaar toewerpt. Brianne en Hidarco houden Lamech tegen. ‘Denk je dat dit een verstandige zet is Lamech? We kunnen Liberato totaal niet aan op dit moment,’ begint Brianne die direct in rede wordt gevallen door Lamech, ‘Ik weet het Brianne, maar Maddog heeft teveel voor ons gedaan, we kunnen hem nu niet in de steek laten en op dit moment ben ik bereid alles te proberen om terug te keren, zelfs al zou het betekenen als gevangene van Liberato. Hier kan ik helemaal niets doen voor onze vrienden thuis.’ Met een ernstige blik naar Hidarco gaat Lamech verder, ‘Als ik niet terug kom. Of als er iets onverwachts gebeurt…’ Brianne valt hem boos in de rede, ‘Doe niet zo idioot Lamech, er zal echt niets gebeuren als we maar voorzichtig genoeg zijn.’
Na een korte rit stappen ze uit. Ze lopen een klein stukje richting het huis van Maddog als Lamech ze tegenhoudt en ze terugduwt in de schaduw van een winkelpui. ‘Luister, hij is hier! We kunnen niet verder.’ Martin en Maddog kijken verbaasd om zich heen. Maddog staart Lamech met open mond aan, ‘Ik zie niemand,’ zijn stem dempt en hij kijkt onrustig naar het einde van de straat, ‘Bedoel je Liberato. Laat me gaan ik wil naar Maria!’ Hidarco pakt hem resoluut bij zijn arm, ‘Wacht, als je nu gaat, zijn wij allemaal verloren.’ Maddog trekt zij arm los en kijkt beledigd naar Hidarco, ‘Ik vertel niemand waar jullie zijn daar kun je gif op innemen.’
Lamech mengt zich in het gesprek met een verdrietige glimlach. ‘Maak je geen zorgen, ik ga met je mee naar Maria. Maar ik moet even met mijn vrienden praten, heb je even geduld?’ Brianne werp zich opgewonden in de discussie, ‘Ben je gek Lamech, als jij gaat ben je verloren. Dat is alles wat hij wil, Jou!’ Laat mij gaan, ik heb genoeg magie om hem even bezig te houden. Lang genoeg om Maria en haar zoontje in veiligheid te brengen.’ Lamech maakt een ongeduldig gebaar. ‘Niemand van ons kan een confrontatie met Liberato aan. Ik begeleid Maddog naar Maria en geef mij dan over.’ Hidarco pakt Lamech ruw bij zijn arm, ‘Ben je gek geworden? Dat kan ik niet toestaan Lamech! Vergeet het maar.’
Lamech knikt instemmend, ‘Je hebt gelijk Hidarco maar ik heb er in de metro lang over nagedacht, ik denk dat het onze enige kans is om hier weg te komen. Ik denkt dat Liberato het geen gekke deal zal vinden.’ Hidarco en Brianne willen hem in de rede vallen als Lamech hen met een vingergebaar tegen zijn lippen tot stilte maant. ‘Luister goed! We hebben weinig tij. Liberato weet dat wij komen. Brianne, ik wil dat jij het boek van Jessica goed bestudeert. Ik heb het idee dat enkele van hun ideeën niet al te gek zijn als je over de klinkklare onzin heen kunt lezen althans. Ik wil alles op alles zetten om de zegels die Liberato heeft aangebracht op deze dimensie vanaf de andere kant weg te halen. Brianne zucht wanhopig. Lamech je kunt ons niet achter laten en Liberato alleen tegemoet treden. Laat ons… ’
‘Luister Brianne, alsjeblieft er is geen tijd te verliezen,’ valt Lamech haar onrustig in de rede, ‘Bestudeer het boek en houd je gereed. Kijk in je dromen uit naar waarschuwingen die ik je toespeel. Op dat moment begint het sieraad van Baleantach onder Lamechs tuniek zacht te zoemen. De warmte die het uitstraalt verwarmt Lamech met een plezierig gevoel. Iedereen kijkt verbaast naar Lamech die het voorwerp van onder zijn tuniek tevoorschijn haalt en bestudeert het met gesloten ogen waarna hij het Brianne in haar handen drukt, ‘Ik denk dat dit onze waarschuwing is.’ Bestudeer dit, Kzandaar dacht dat het sleutels en kaarten waren voor het Meesterhuis en de geheimen van Liberato, maar ik heb het vermoeden dat het de sluitzegels van de drakendimensie bevatten. En misschien bevat het ook de sleutels tot deze dimensie. Als je de geheimen ontdenkt stap dan over naar Waterland en vraag naar Kzandaar of Antheyanta. Ik heb nu geen tijd meer hij komt! Ik zie jullie hopelijk weer in beter tijden. Zoek onze vrienden op en houd je gereed. Ik denk dat ik jullie binnenkort hard nodig heb.’
Hidarco schudt zijn hoofd, ‘Waarom heb je ons niet eerder verteld over dit krankzinnige plan van jou. Dit kan nooit lukken.’ Lamech kijkt zijn vriend serieus aan. ‘Het spijt mij Hidarco. Tot op dit moment had ik geen plan. Ik moet nu gaan. Maddog, volg mij.’ Lamech loopt trillend de straat door met zijn hoofd opgeheven, Maddog volgt hem op zijn hielen en loopt zenuwachtig om zich heen te turen.
Lamech kijkt achterom terwijl hij vrolijk naar Maddog wekt alsof ze een wandeltochtje door de stad gaan maken, zijn stem galmt door de straat en Maddog krimpt in elkaar. ‘Kom het is tijd Maddog, je wilt toch naar je zuster?’ Maddog loopt volledig verbouwereerd achter Lamech aan die in volle glorie en vrolijk fluitend de straat doorloopt richting het huis van zijn zuster, alsof hij de hele wereld wil waarschuwen dat hij eraan komt.
Zonder enig voorval komen ze bij het huis van Maria en ze rennen de vele trappen op waarna Maddog ongerust en luid op de deur begint te kloppen. Maria opent de deur met een slaperig gezicht. ‘O, hallo Maddog, kom binnen. En je hebt je vriend meegenomen, leuk. Kom binnen, Kom binnen. Je bent te lang niet meer langs geweest, ik was ongerust en je moet me alles vertellen wat er is gebeurd. Maddog staat met open mond naar zijn zuster te luisteren. Lamech glimlacht begrijpend. Vreemde berichten van vrienden waren een specialiteit van Liberato. Het zou hem niet verbazen als Maddog zijn zuster niets zou weten over het telefoongesprek dat ze die middag had gevoerd met haar broer. Maar een ding is zeker, Liberato is hun nog steeds één stap voor en ze lopen precies daar waar hij hun heen dirigeert of ze laten zich leiden omdat ze al zo lang gewend zijn, slaaf te zijn. Misschien was het tijd dit tij te keren.
Lamech luistert met een half oor naar Maria en Maddog die de laatste nieuwtjes uitwisselen. Beiden kijken ze hem met een opgeluchte glimlacht dankbaar aan. Met een cynische glimlach verbaast hij zich over de onzekerheden en emotionele binding van deze mensen. Hoe gelijk waren levende wezens niet. Hij dacht aan grootvader en Malakaï en als een vloedgolf stromen de lang weggedrukte emoties over hem heen. Antheyanta, Kzandaar, Berend en moeder. Onrustig en beschaamd staat hij op om een veilig plekje te zoeken waar de chaos aan angsten en verlangens hem als een vloek en een zegen overvallen.
Haar blauwe ogen staren hem aan over een grijze mist van onduidelijke flarden herinneringen en haar stem klinkt helder en duidelijk in zijn oren. ‘Het is tijd Lamech. De weg is bereidt. Het is geen de veilige weg. Maar deze tijd gaat gepaard met gevaar en vernietiging. We wachten op je Lamech, heb vertrouwen. Volg je onstuimige drakenhart vriend.’ En weg was haar stem weer. Even dacht hij dat Maleantara tot hem sprak zo indringend had haar stem tegen de kusten van zijn hersenen gebeukt. Een vastberaden glimlacht siert zijn gezicht. Liberato is daarbuiten en Antheyanta wacht op hem. Het is tijd!
Als Lamech de kamer weer inkomt staan Maria en Maddog met grote ogen naar zijn brede, tevreden glimlach te kijken. Het lijkt alsof de onzekere jongen in enkele seconden is veranderd in een vastberaden man met een roeping. Ze staan dan ook helemaal niet verbaasd te kijken als hij een kort afscheid neemt en belooft dat hij nog eenmaal terug zal keren als hun levensweg het toestaat. Lamech geeft nog wat extra berichtjes aan Maddog om door te geven aan Hidarco en Brianne en verlaat met opgeheven hoofd het hoge pand en loopt in het midden van de schemerige straat naar een onduidelijk einde of begin. Zijn laarzen maken een vreemd echo tegen de versleten grauwe muren met hun onnatuurlijke gekleurde gekrabbel, onduidelijke symbolen van een onderbewuste kreten uit die andere wereld. Het schemerige licht uit de versleten lantarens zetten zijn gezicht in een schaduw. Een kapotte neonlamp flits onregelmatig en geeft zijn getekende gezicht een duivelse uitdrukking, ware het niet dat de vastberaden glimlach hem een majesteitelijke uitstraling geeft. Lamech loopt een poosje in het midden van de rustige straat en wacht af. Een duidelijker uitnodiging weet hij niet te geven.
Hij staat stil en wacht af. Achter enkele gordijnen staan Maddog en Maria angstig te kijken. Plotseling komt er een dichte mist op en Maddog en Maria moeten raden naar de afloop.
Hoofdstuk 17
De overstap
‘Ben je daar mijn jongen? Ik wist dat je naar me terug zou keren.’ Liberato staat als een grijze schaduw naar hem te kijken. De bedompte lucht om hem heen doen Lamech herinneren aan de lege nachten zonder dromen in het Meesterhuis. Liberato is zijn web aan het spinnen. Lamech herkent de allesoverheersende rust die Liberato uitstraalt alsof een welkome deken over zijn verwarde gemoed valt. Lamech glimlacht en schudt de deken van zich af waarop Liberato een spinachtige beweging van ongemak maakt.
‘Laat je niet verwarren Lamech. Een spin kan haar prooi laten gaan maar haar geduld zal altijd beloond worden. Wat wil je Lamech?’ Lamech kijkt Liberato onverschrokken aan. ‘Als Liberato hem had willen doden dan had hij hier allang niet meer gestaan.’
‘Jij hebt mij geroepen Liberato, weet je nog?’ Liberato slikt en Lamech vat moed. Onzekerheid getuigt van angst. Misschien, heel misschien was er een weg om de overwinning te behalen. Met hetzelfde gemak als waarmee Lamech zijn vertrouwen oppept slaat Liberato het weer in stukken. ‘Wees niet overmoedig kleine meester. Jouw wereld is verloren, er is niets meer om naar terug te keren. Je hebt te lang gewacht jonge vriend. Zelfs al zou ik je terugnemen als een geslagen hond. Mijn controle over jouw wereld is verloren gegaan toen jij onze band hebt verbroken. Jouw wereld was mijn wereld en nu is er alleen nog maar vernietiging en chaos en ik heb geen enkele reden om haar te redden. Jij wilde onze heilige band niet erkennen. Vanaf je geboorte waren jij en ik onherroepelijk aan elkaar verbonden als dag en nacht, als goed en kwaad en Wijsheid en Macht. Zonder mij ben je niets anders dan een hoop dromen en idealen met een monsterlijke wezen in je lijf, zonder de kracht om het onder controle te houden! Weet je wat de zon met onze wereld doet als de duisternis van het sterrenrijk niet haar kracht zou breken? Weet je wat een hongerige groep wolven doet met een spelend kind? Jouw kracht is even onbestuurbaar als een vloedgolf over een slapend vissersdorp. Lamech, Lamech, heb jij jezelf nooit afgevraagd wie jouw innerlijke wezen is? Waar het vandaan komt en welk doel heeft het?’ Lamech laat de voedgolf aan woorden over hem komen en langzaam zakt zijn overmoed weg in een wirwar van onzekerheid en vragen.
‘Liberato, wie en wat ik ben is minder belangrijk op dit moment dan het feit dat jij mijn leven hebt afgenomen. Ik keer terug naar mijn thuisland. Wat je ook met haar hebt uitgespookt en ik zal je zeggen dat voor elk kwaad dat je hebt aangericht een straf zal volgen, in dit of elk volgend leven. Oorzaak en gevolg Liberato, zal jou achtervolgen tot al jouw daden zijn tenietgedaan.’ Liberato grinnikt zachtjes bij elk woord dat uit de mond van zijn leerling en beschermeling komt. ‘Hoever is het gekomen Lamech, als de maan hard weg rent uit het sterrenrijk en schreeuwt dat hij de zon niet meer nodig heeft om te schijnen. Jij… bent niets zonder mij!’
Liberato draait zijn rug naar Lamech om en wenkt hem met een wrede beweging alsof hij een hond beveelt hem te volgen. ‘Volg mij verloren vriend, je hebt nog veel te leren.’ Lamech zet een stap naar voren en het volgende moment staat hij alweer midden op het plateau in Liberatos werkkamer alsof hij nooit is weggeweest. Zijn hoofd klopt onbedaard en zijn adem gaat met stoten. Alles gaat zo snel dat hij geen moment de tijd heeft zijn balans te hervinden. De deur vliegt open en een aantal ruwe mannen met lange kromzwaarden stormen de werkkamer binnen en vallen hem aan. Lamech is te verrast om zich te verzetten en het volgende moment hangt hij geboeid op de rug van een grote man met een lange vlecht die een zware geur verspreidt. Lamech heft zijn hoofd op en ziet dat de vlecht is doorweven met kleine botjes, resten afval en waardevolle stenen.
Hij herkent de grote ontvangsthal en hij verbaast zich over de rust in de hal. Normaal zou de hal bevolkt zijn met jongelui die heftig discuterend over filosofie of de wetten achter de geleerde wijsheden in de leerzalen. Hij hoort een muur wegschuiven en een koude vochtige lucht komt hem tegemoet. Hij hangt als een lompenzak over de schouder van de kolossale vent en voelt af en toe zijn arm langs de vochtige bergwand strijken. Vaag registreert hij zachte stemmen en gekreun. Af en toe hoort hij een pijnlijke schreeuw van mens of dier in de verte.
De geruchten zijn waar. Liberato heeft kerkers en hij beseft dat hij op is weg naar een onzekere toekomst. Lamech besluit het te laten zoals het is en nogmaals kalmeert hem de wetenschap dat Liberato niet de wens koestert hem te vermoorden anders was hij allang aan het einde van zijn zoektocht aangekomen. Even later kraken de oude schanieren van een massief houten deur en komt hij op een hardhandige manier met de harde stenen grond in aanraking. Het is zo duister als de nacht. Als zijn ogen aan het duister gewend zijn kijkt hij om zich heen en tast hij de eiken deur af naar scharnieren of ongeregeldheden. Het is een ambachtelijk gemaakte deur en grote ijzeren schanieren verzekeren de deur stevig aan de bergwand. Buiten dat zal de deur zeker een magisch slot hebben als extra verzegeling anders kan je er geen magiërs in opsluiten.
Lamech zakt neer op een kleine verhoging in de vloer. Vochtig stro houdt de kou maar amper tegen. Wat had hij verwacht? In de kerkers van Liberato te eindigen of terug onder de slavernij van Liberato. Lamech vraagt zichzelf af of hij überhaupt heeft nagedacht toen hij vol zelfvertrouwen achter Liberato aanstapte en de overstap maakte van die andere wereld naar zijn eigen thuiswereld, De Grote Landen. Hij overdenkt zijn laatste beslissingen en besluit dat er geen andere weg voor hem open stond dan deze. Hij moest de overstap naar de Grote Landen samen maken met Liberato. Hij hoopt dat het boek van Jessica en het sieraad van Baleantach, Hidarco en Brianne genoeg informatie zal leveren om zelf de overstap te maken want hij heeft hun hulp hard nodig.
Een kort moment twijfelt hij of het zoemende sieraad niet een andere boodschap voor hem had. Maar gedane zaken nemen geen keer. Antheyanta had hem zo vaak verteld op zijn gevoel te vertrouwen en dat had hij gedaan toen hij het sieraad in Briannes handen had gedrukt. Plotseling komen de herinneringen terug en hij geniet van zijn vrijheid. Liberato is ver weg. Ergens voelt hij zijn aanwezigheid als een dreiging van een verre donderbui. Verder zijn, zijn gedachten vrij. Misschien zou hij kunnen proberen om contact te leggen met Antheyanta maar hij twijfelt eraan of de onmiddellijke nabijheid van Liberato geen stoorzender zal zijn. Hij bereidt zich voor om in een diepe trance onder te duiken als hij van vermoeidheid diep wegzakt in een diepe slaap.
De fluisterende stemmen en het zachte kreunen op de achtergrond vervagen tot het zachte murmelen van een bergbeekje.
Hij droomt dat hij een vis is en langzaam de stroom opzwemt tot hij bij een waterval eindigt. Als hij naar lucht hapt ziet hij Antheyanta die op een grote steen zit en in de verte staart. Haar stem klinkt treurig als hij luistert naar een elfenlied in een onbekend dialect. Zijn hart staat even stil als hij een traan uit haar ogen opvangt in zijn happende bek. Plotseling schiet een speer langs haar heen en hij schiet opzij als de harde houten schacht zijn schubben schampt en tussen de stenen van de rotsige bodem rechtop blijft staan. Hij voelt zijn lichaam transformeren en zijn lenige lichaam glijdt langs de schacht omhoog en verstrengelt zich met haar brandende witte haren. Haar handen als zacht als zijde strijken langs zijn gladde huid en vuur ontbrandt in zijn hart. Zijn tweede hart begint te pompen en een onbestemde angst vormt een brok in zijn keel. Het water dat langs haar haren spoelt heeft de geur van zwavel. Hij doet verwoede pogingen zichzelf onder controle te krijgen. Zijn tweede wezen wil zich manifesteren en Lamech onderneemt verwoede pogingen zijn droom te beïnvloeden en wakker te worden door zich de koude vloer en de sterke geur van het dampige stro te herinneren.
Antheyanta glimlacht en kijkt hem recht in zijn brandende ogen. Haar hand streelt in de vrije lucht alsof zij zijn donzige vleugels al ziet. ‘Fijn dat je terug bent Lamech. Ik heb je zo gemist. Het leven is veranderd sinds je bent weggegaan. Haast je Lamech onze wereld gaat ten onder. De draken sterven Lamech.’ Ze kijkt om zich heen alsof ze hem zoekt maar niet meer vindt. Ze zakt weer neer op haar steen terwijl haar blik wazig in de verte staart. ‘Lamech haast je, onze wereld sterft.’
Het volgende moment waakt hij op door een sterke geur van rotting. Een kolossale rat scharrelt in de hoek van zijn cel. Het is ochtend. Door een gat in het plafond hoog boven hem schijnt een miezerig zonnestraaltje. Hij kijkt om zich heen en probeert de stemmen te herkennen. Hij luistert naar de zachte fluistering. ‘Hij is hier. Ik voel hem duidelijk. Liberato heeft zijn greep op hem verloren, net als op velen van ons.’ Een slepende stem antwoordt onduidelijk. ‘ Wat gaat er nu gebeu… kunnen we…contact…’ de rest gaat verloren in het geluid van de klossende laarzen van de bewakers die dichterbij komen.
Een luik opent in onderin zijn deur en een ijzeren bord schuift over de hobbelige vloer tot hij vlak voor zijn voeten stilhoudt. Lamech herinnert zich het eten uit het Meesterhuis en ruikt onrustig aan de heerlijk geurende stampot. Zou het veilig zijn. Hij weet dat water en eten een verslaving aan Liberato kan veroorzaken. Hij schuift het eten van zich af en hurkt neer op het plateautje en wacht tot de geluiden van de bewakers zijn verstomd.
Hij wil weten wie er in de cel naast hem zitten en of ze het over hem hebben. Goed nieuws is in ieder geval dat meerdere leerlingen vrij zijn van de geestelijke overheersing van Liberato. Hulp kan hij van alle fronten gebruiken. ‘Hallo, wie zit daar naast mij? Ik ben Lamech, wie zijn jullie?’
Het blijft even doodstil en dan hoort hij de slepende stem slissen, ‘Zie je wel ik zei het toch. Het is hem!’ De andere stem klinkt helder en nieuwsgierig. ‘Wij zijn Marcus en Eberhart van het Meesterhuis. Wij zaten in je chemieklas. We hebben niet zo vaak met elkaar gesproken. Mijn oudere broer zit hier ook ergens maar ik heb hem de laatste dagen niet meer gehoord.
‘Lamech zijn hoofd werkt op volle toeren. Hij doet verwoede pogingen de namen bij de gezicht te plaatsten maar het lukt hem niet. ‘Sorry, ik herinner me jullie namen niet zo goed maar vertel me wat is er gebeurd in het Meesterhuis. Ik kwam er gisteravond doorheen. Het ziet er verlaten uit.’ De stem antwoordt opgewonden. ‘Een paar weken geleden zijn velen van ons ontwaakt uit de hypnose die Liberato op ons had. Velen van ons kwamen in opstand. Maar Liberato heeft uit het oude rijk, de zeesteden en weet niet waarvandaan huurlingen aangenomen.
Iedereen die zich verzet tegen de nieuwe plannen van Liberato zijn hier opgesloten en dat zijn er niet weinig. En dat niet alleen, in andere afdelingen zitten ook veel boeren en mijnwerkers die de krankzinnige Liberato ter verantwoording dachten te kunnen roepen. Ik weet echt niet wat Liberato met ons van plan is, want voor moord en doodslag draait hij zijn hand niet om. Veel van de andere leerlingen van het Meesterhuis en mijnwerkers zijn in de eerste opstand van twee weken geleden vermoordt. We horen ook geruchten van aardbevingen en natuurrampen en het zou mij niets verbazen als Liberato dat allemaal op zijn kerfstok heeft.’
Lamech luistert geschokt. Al zijn visioenen blijken dus op waarheid te berusten. Maar nu hij het echt hoort in plaats van in een visioen ziet huilt zijn hart. Waarom? Wat heeft Liberato eraan om De Grote Landen te vernietigen. Als hij het doet om hem buiten te sluiten is het duidelijk, maar waarom komt hij dan toch naar de andere wereld om hem op te halen?’ Alles verwart hem ten zeerste en hij kan niet achter de beweegredenen van Liberato komen.
De stem van een van de jongens fluistert zacht, ‘Hé Lamech ben je daar nog? Waar ben je geweest de laatste weken. Je was ineens verdwenen en het gevolg was dat na een paar dagen Liberato bijna krankzinnig werd. Hij verloor zijn ijzeren greep op de leerlingen en bracht een ijzeren discipline aan met de huurmoordenaars uit het oude rijk. Waar hij zo’n grote groep zo snel vandaan heeft kunnen halen verbaasd ons nog steeds elke dag.’ De slepende stem breekt onrustig door het verhaal van de andere jongen heen, ‘Kom je ons helpen Lamech?’
Lamech weet niets te antwoorden. Zelfs hier verwacht iedereen van hem dat hij alle wijsheid in pacht heeft, wat denken ze van hem. ‘Het lijkt me dat we op dit moment in hetzelfde schuitje zitten,’ antwoordt Lamech lichtelijk geïrriteerd. Daar hebben zijn buren niet zoveel op te zeggen behalve een stotterend, ‘Maar…Maar?’ En dan blijft het lange tijd stil.
Lamech overdenkt zijn situatie en besluit dat het allemaal nog redelijk goed gaat tot zover. Zijn gedachten zijn van hem. Gisternacht heeft hij zelfs een droom gehad en contact gehad met Antheyanta. Zijn hart verkilt direct een paar graden, ze had hem tot spoed gemaand. De draken sterven had ze gezegd. Lamech begrijpt niet dat hij na zo’n bericht rustig in slaap kon vallen. Hij gaat rustig zitten en ruikt aan het voedsel van de dag ervoor. Het is een feit, zijn lichaam en geest zijn nog niet helmaal helder en alert. Hij moet zorgen dat hij in optimale conditie is, want het spel is nog maar net begonnen. De zet is aan Liberato.
Hij eet zijn voedsel en gaat in een diepe meditatie om zijn lichaam en geest tot rust te brengen. Na een lange tijd dringt er langzaam een vreemd geluid door in zijn denken. Monotoon dreunt een zware drum door in zijn diepe trance. Een aantal geluidsgolven in verschillende toonhoogten dringt zijn oren binnen. De messcherpe geluiden splijten zijn verstand doormidden en hij drukt zijn handen tegen zijn oren in een poging het geluid te weren, maar langzamerhand gaat zijn hart en bloed kloppen in hetzelfde ritme en hij voelt dat hij wordt overgenomen. Hij schreeuwt met zijn laatste kracht naar het kleine streepje licht van het raampje zo onbereikbaar ver boven hem en hij zakt in elkaar.
‘Lamech waak op. Geef niet op Lamech, wij zijn dicht bij je.’ De zachte stem van Kzandaar dringt door zijn wanhoop alsof zij naast hem staat. Als hij opkijkt verneemt hij een blauwe gloed die om hem hangt en het geluid van de drums en de indringende tonen zijn afgezwakt tot een minimum. Lamech lacht en springt op. Zijn vuisten staan gebald en zijn hoofd is opgeheven. ‘Hij hoeft deze strijd niet alleen aan te gaan. Al hun krachten zullen gebundeld worden in zijn innerlijke wezen. Liberato zal zich vergissen. De mensen zijn niet zwak.’
De deuren van de kerker gaan allemaal op een magische manier tegelijk open en hij ziet een lange rij leerlingen, bergbewoners en anderen langzaam langs zijn deur schuiven. Als hij niet ontdekt wil worden zal hij mee moeten spelen. Hij bestudeert de anderen en volgt hen langzaam maar alert. De blauwe gloed van Kzandaar is opgelost maar hangt nog duidelijk in zijn gedachten en het geluid van de drums klinkt nog steeds van ver.
Na een aantal gangen komen ze in een onmetelijk grote ondergrondse natuurlijke hal. Rijkdom schittert hun toe vanaf de bergwanden maar niemand is geïnteresseerd. Allemaal zijn ze volledig gefocust op de persoon die midden in de zaal op een verhoging op een eiland van de grote grotzaal zit.
Liberato! Of althans hij zit niet, hij zweeft ongeveer dertig centimeter boven zijn prachtige troon. Zijn gezicht is opgeheven naar het plafond en zijn hele lichaam gloeit. De verschillende doordringende tonen komen uit zijn mond alsof het geluid van een geheel koor voortbrengt. Af en toe stijgt er een gevangene naast hem op en zijn lichaam drijft in de lucht over de afgrond naar de spin in het midden van zijn afgrijselijke web.
Lamech herinnert zich hetzelfde gevoel lang geleden boven de afgrond toen hij besloot te sterven om aan de macht van Liberato te ontkomen en siddert. Op het moment dat de zwevende persoon vlak bij Liberato komt ziet Lamech een transformatie die hij zelfs in zijn meest duistere dromen niet had durven bevroeden. Het lichaam van Liberato siddert en groeit, zijn mantels vallen af en uit zijn armen ontvouwen zich vleugels zo groot en donker dat het lijkt of het licht in de zaal is opzogen door een enorme duisternis. Plotseling ontstaat er een kolossale vuurkolom uit de verwrongen bek van Liberato en de jongen die in de lucht hangt is in één enkele seconde vergaan tot stof. Lamech wrijft zijn ogen uit want op hetzelfde moment zit Liberato alweer op zijn troon en zuigt met een gruwelijk slurpend geluid de as uit de lucht en neemt de restanten van een jong leven in zich op.
Lamech schreeuwt. Plotseling beseft hij waar Liberatos zijn onmetelijke wijsheid en kracht vandaan heeft, en met een misselijk makend gevoel beseft hij ook waar de oudere jongens zijn gebleven. Liberato is niets meer of minder dan een magiër van de duisternis, een zieleverslinder. ‘Nee… !’ Schreeuwt Lamech. Een siddering gaat door Liberato als hij Lamechs stem hoort en hij schreeuwt naar de bewakers, ‘Wie heeft hem eruit gelaten. Honden, ik had duidelijk gezegd…’ Lamech kijkt verrast naar de plotselinge onrust van Liberato en beseft tot in het diepst van zijn ziel dat Liberato hem vreest. De bewakers wringen zich door de mensen om hem heen maar vorderen langzaam.
Enkele van de gevangenen zijn ontwaakt uit de hypnose omdat Liberato zijn magische banden heeft laten verslappen door de tussenkomst van Lamech. Ze kijken verwart om zich heen en enkelen die in het bezit zijn van een heldere geest beseffen wat er gebeurt en houden de bewakers tegen.
Lamech kijkt naar Liberato die er onmetelijk groot uit ziet op zijn troon en zijn ogen versmelten met zijn ziel. Een onbevattelijke pijn dringt door in zijn weten. Hij is gelijk aan Liberato. Al de duistere plannen en wijsheid van Liberato dringen door in zijn geest. Hij is als hij! Zij zijn van hetzelfde wezen. Nu begrijpt hij de wens van Liberato om samen te regeren over de machteloze mensenkinderen. De mens is stof in de ogen van wezens zoals zij.
Zijn tweede hart begint te kloppen een indringende zwavelgeur dringt zijn neusgaten binnen en zijn lichaam groeit. Hij reikt ver boven de mensen om hem heen uit en zijn vleugels beginnen zich te ontvouwen. Met een enkele vleugelslag zweeft hij over de afgrond die het eiland van Liberato scheidt van de rest van de zaal en staat hij voor Liberato. Hij dringt binnen in de ogen en ziel van Liberato en het enige dat hij ervaart is een oneindige duisternis en minachting. Hij voelt zich verdwaalt, niet welkom! Een beklemmende band dringt zich om hem heen en hij voelt zijn adem wegvallen. De verstikkende duisternis perst hem in elkaar alsof hij een strootje is. Hij voelt de botten in zijn vleugels breken en een diep treurig gevoel dringt zich tot zijn diepste wezen door. Hij heeft in zijn hoogmoed gefaald. Zijn tweede wezen gromt, wendt en wrikt tegen de beklemmende banden van Liberatos machtige magie die tergend langzaam samentrekken en de laatste adem uit Lamechs longen persen.
Duizelig van luchtgebrek probeert Lamech wanhopig lucht binnen te krijgen maar het enige effect is dat de banden nog verder dichtsnoeren.
Lamechs gedachten worden wazig en met zijn laatste wilskracht probeert hij controle te krijgen over zijn denken. Hij weet dat hij zich moet verzetten anders is hij verloren. Het idee dat Liberato hem niet wilde vermoorden is hierbij ontzenuwd. Als hij nu niets doet is alles voorbij en in een laatste wanhopige zet blaast zijn laatste adem uit en een hels vuur ontspringt uit zijn borst en dringt de diepe duisternis in. De duisternis om hem heen laat het vuur niet binnen en Lamech brandt in zijn eigen vuur. Lamech voelt dat zowel zijn lichaam als zijn geest gevangen zitten en branden als een fakkel en hij schreeuwt het uit van pijn en radeloosheid. Hij schreeuwt en ruikt zijn eigen verschroeide vlees.
Zijn wezen schreeuwt naar Liberato, ‘Laat mij gaan Liberato! Dit is niet ons einddoel. Maar zijn stem wordt afgestompt door de dichte duisternis die het vuur dat om hem heen brandt heeft opgeslokt. Duisternis dringt zijn ziel binnen en hij sluit zijn ogen en geeft bijna op.
Plotseling ziet hij een klein lichtje achter zijn oogleden verschijnen; het enige dat door deze eindeloze duisternis breekt is het licht uit haar diep blauwe ogen. Antheyanta kijkt hem geamuseerd aan. Het diepblauwe water uit haar ogen vult hem met een vertroostende koelheid en hij drinkt en drinkt alsof hij in geen jaren meer heeft gedronken om de brandende pijn in zijn borstkast te blussen en hij hoort Maleantaras stem donderen. De stenen uit het plafond sidderen en laten los en vallen tussen de verschrikte omstanders als haar stem uit zijn eigen lichaam komt.
‘Liberato! Dit was niet de afspraak! Jij hebt ons verraden. Laat deze jongen gaan. Hij is nodig voor de natuurlijke balans in dit sterrenrijk. Absolute duisternis slokt alles op, uiteindelijk zelfs jouw onverzadigbare wens naar wijsheid.’ Liberato lacht met een diep sarcasme en spuugt hem uit. Hij valt neer aan de voeten van zijn brandende wezen en zonder zijn machtige innerlijke wezen voelt hij zich zwak en belachelijk.
Ondoordringbare pulseert de duisternis van Liberato als een sidderen zwart gat in de lucht. Een ijzige stem uit de duisternis klinkt als het machtigste wezen dat hij ooit heft gehoord en het enige dat Lamech kan doen is zijn oren bedekken tegen de afschuwelijke geluiden die uit de duisternis tot hem doordringen en als een vaatdoek hijgt hij naar adem.
‘Ach, mooie drakenwezentjes,’ Schreeuwt Liberato minachtend. ‘Ik ben allang uitgestegen boven jullie wijze gaven. Ik ben machtiger dan jullie geworden en voorbij de absolute duisternis ligt nog zoveel meer. Meer dan jullie arme wezens, die de meest wijzen op deze wereld worden genoemd kunnen bevatten. Balans? Duisternis behoeft geen balans. Zie hem nu…’ De duisternis spuwt de woorden uit en alle mensen en bewakers liggen sidderend en bevend op de grond. ‘Is dit jullie zielige excuus voor balans. Zou hij mijn lichtende wederhelft moeten zijn. Hij is niets meer dan een verwarde dwaas met grootheidswaanzin.’
Met een ruw gebaar smijt Liberato, Lamech die teruggekeerd is in zijn oorspronkelijke vorm over de afgrond tegen de harde bergwand achter hem. ‘Wie is hij dat hij denkt mijn macht te kunnen breken.’ Een doordringende lach ontneemt Lamech de moed om zijn hoofd op te heffen, op te staan en zich teweer te stellen. Hij snikt als een kind en zakt op zijn knieën. Zijn hoofd is naar de grond gebogen als hij al zijn vrienden aanroept. ‘Antheyanta, Maleantara, wij zijn verloren!’
Zijn ziele kreet doet een duivelse glimlach op Liberatos gezicht ontwaken en hij lacht een geluid zo overweldigend dat alle mensen die langzaam zijn opgestaan weer op hun knieën vallen en beginnen te huilen als verloren kinderen. Lamech voelt een paar harde realistische klappen in zijn gezicht en hij kijkt recht in de ogen van Marco de broer van Hidarco. Zijn wangen tintelen van de afdruk die de handen op zijn wangen heeft achtergelaten. ‘Sta op man, wij weten dat je meer bent dan ons. Sta op en zie de wereld vergaan!’
Lamech staat langzaam op en kijkt om zich heen. Persoon na persoon wordt in de lucht opgeheven en voor hun ogen verbrand. Liberato zuigt ziel na ziel uit de verschroeide lucht op en het afgrijselijke geluid doet menigeen schreeuwen van wanhoop. Het lijkt of meerdere mensen langzaam hun hoofd opheffen en naar hem kijken. Vertwijfeling dringt diep in zijn binnenste door. ‘Waarom ik! Wie ben ik, dat ik iets zou kunnen doen om jullie te redden.’
De tijd staat stil alles gaat voor zijn ogen als in een vertraagde beweging. Hij hoort de stem van Liberato in zijn hersenspan dreunen en het geluid scheurt zijn wezen in tweeën. Hij voelt zijn lichaam weer door de lucht zweven. ‘Ik ben klaar met jouw huilebalk. Ga weg van mij.’ Met een stevige zwiep wordt hij nogmaals opgelicht en door de lucht gegooid en hij ziet de afgrond op zich afkomen.
Hij valt en valt en valt en nog gebeurt er niets. Dit geeft hem één seconde de tijd te beseffen dat zijn einde nadert. De bergwanden van de kloof om het eiland van Liberato suizen langs hem heen en hij herinnert zich tergend langzaam wie en wat hij is. Zijn lichaam siddert en zonder moeite transformeert hij naar zijn innerlijke wezen. Natuurlijk, want wat hij is, is een deel van hem. Onlosmakelijk verbonden met zijn gehele zijn. En alleen ontkenning kan hem vernietigen. Hij spreidt zijn vleugels en het vuur begint in zijn borstkast te branden als hij met een noodvaart de schacht uitschiet. Het vuur in zijn borstkast is klaar voor de aanval en hij neemt een diepe ademstoot om aan te vallen. Zijn haat en vernedering kloppen als oorlogstrommels in zijn hoofd en zijn transformatie is voor de eerste keer compleet. Als een enorm draakwezen schiet hij omhoog en zijn longen borrelen van het vuur dat zich ophoopt voor een verwoestende aanval.
Op het laatste moment stopt hij, Antheyanta, Malakaï en Kzandaar hangen vlak voor zijn blikveld alsof ze zweven in de vrije lucht voor zijn ogen. ‘Wacht Lamech, je bent nog niet klaar! Dit is niet de tijd. Kom, we wachten op je. Kom naar onze kring, we wachten op je.’ Het volgende dat hij ziet is de afgrond, de zaal met bevende mensen en Liberato op zijn troon met een brede wrede glimlach. ‘Wie ben jij, addergebroed. Ik ben klaar met je.’ Een enorme vuurkolom raast op hem af en het volgende moment is hij omgeven door brandend vuur. Zijn vleugels sissen en hij wringt en draait om aan het vuur te ontkomen. De grotzaal is kolossaal maar zijn enorme drakenlijf is te groot om het vuur te ontlopen. Hij begint als een bezetene om zijn eigen as te spinnen en de windverplaatsing blaast het vuur uit. De geluiden van de vluchtende en schreeuwende mensen in de grotzaal dringen zacht tot hem door.
Liberatos volledige transformatie vervult zich voor zijn ogen en een enorm draakwezen staat in het midden van het eiland. De enorme vleugels sidderen en glanzen van ingehouden kracht. Zijn enorme bek grijnst alsof hij hem uitlacht en als hij ademt stoten kleine rookwolkjes in de sidderende lucht tussen hem.
Lamech voelt zijn eigen wezen de controle overnemen en een enorme woede vervult zijn hart. Het is moeilijk om zijn gedachten te volgen of te controleren, het enige dat hij wil is vernietigen.
Zijn vleugels sidderen en zijn spieren staan gespannen als kabels, terwijl hij nog altijd boven de afgrond hangt. Nogmaals dringt de stem van Antheyanta door in zijn brein. ‘Laat af Lamech! Dit is niet het moment. Je zult de mensen vernietigen. Luister, Lamech luister!’
De stemmen van de vluchtende en wanhopige mensen dringen zijn denken binnen en hij kijkt naar Liberato die afwachtend staat te kijken en te grijnzen. ‘Laat je gaan Lamech, als ik niet met je kan regeren zal ik jouw machtige ziel verslinden en al je kracht en wijsheid in mij opnemen. Jouw kans is voorbij Lamech. Wie niet voor mij is, is tegen mij!’
En een enorme vuurkolom ontspruit aan zijn grimmige bek en vult de grotzaal. De mensen die door de bewaker tegen gehouden worden om weg te vluchten drukken zich tegen de grond om aan het vuur te ontkomen en gevangen en bewakers worden door het vuur opgenomen. Schreeuwende stemmen van brandende en stervende mensen maken zijn tweede wezen krankzinnig van woede. Hij moet ze beschermen. Hij haalt diep adem en een enorme windkolom blaast over de mensen. De enorme kracht blaast het vuur uit maar laat de mensen ook over de grond rollen en tegen de wanden klappen. Het geluid van brekende botten vult zijn oren terwijl Lamech met een snelle vuurkolom een nieuwe vuurkolom van Liberato pareert. Hij beantwoordt het vuur met zijn eigen krachtige vlam en boven de afgrond meten hun krachten zich.
Vuur vult de gehele ruimte en Lamech beseft terwijl hij zijn vuur blijft voeden met zijn enorme woede en beschermingsdrang dat hij het niet zal redden. De kracht van Liberato overweldigt hem en de grote zaal begint te gloeien van de enorme hitte. De bewakers en mensen zijn samen in paniek weggevlucht door de gangen voor zoveel geweld en vernietiging en Lamech blaast nog eenmaal met zijn laatste krachtinspanning en zijn gehele wezen een laatste grote vuurkolom richting Liberato.
Het vuur overweldigt Liberato en zet zijn stenen troon in enkele ogenblikken om in een gloeiende stroom magma. Liberato stijgt op om aan de vuurzee te ontkomen, zijn enorme vleugels vullen bijna de gehele ruimte boven het eiland. Liberato lacht en de grotzaal schudt op haar fundamenten door de zware trilling van zijn stem. Grote rotsblokken laten los uit het plafond en vallen met een hels kabaal om hun heen te pletter op de grotvloer.
Rotsblokken vallen de afgrond in en Lamech beseft afwezig dat hij ze niet hoort neerstorten. De afgrond heeft geen bodem net als hun gevecht. Dit gevecht kent geen einde, alleen geweld en vernietiging. Hij beantwoordt nogmaals een enorme vuurzee van Liberato en het vuur verteert zijn wezen. Liberato en Lamech grommen van pijn terwijl de enorme hitte en vuurzee uiteindelijk door hun schild heen dringen en hun veren verschroeien.
Hij denkt aan Antheyanta en haar ogen als verkoelende zeeën van rust en liefde en hij volgt haar stem door het vuur en rookwolken van Liberatos volgende aanval. Liberato schreeuwt in vertwijfeling, ‘Blijf hier Lamech, jouw einde is nu gekomen. Je kunt niet meer ontkomen aan mijn macht hoe ver je ook wegvlucht!’ Liberatos stem vervaagt en verdwijnt, ‘Lamech, blijf hier…!’
Hij zweeft door een wirwar van herinneringen, kleuren en landschappen. Zijn lichaam voelt aan als de wind en de bomen die hij passeert. Hun vorm dringt door de stof van zijn ziel. Hij is versplinterd en zo voelt hij zich ook. Een ontelbare scala aan beelden uit zijn leven en een nog groter deel uit levens die hij niet kent dringen tot hem door. Maar tot wat is begrijpt hij niet. Het lijkt erop dat hij is niets meer is dan stof, verwaaid in de wind. Wie is hij, wat is hij en waar is hij. In alle richtingen waarin hij kijkt ziet hij vermengde kleuren, beelden en gezichten. Een kakofonie aan geluiden laten zijn stof vibreren en als golven, kleuren en geluiden zweeft hij door deze absolute chaos. Langzaam verliest hij zijn grip op zijn wezen en hij laat zijn gedachten los. ‘Hij is…Vrij!’
Lange, lange jaren geniet hij van dit heerlijke gevoel en voor het eerst in zijn leven is hij gelukkig tot in de diepten van zijn ziel. Hij zweeft in een oneindige lange droom van gelukzaligheid tot hij langzaam terugkeert naar één diep doordringende mantra, ‘Ik ben…Ik ben… Ik ben.’ De kakofonie aan geluiden nemen een patroon aan en de onherkenbare kleurenmassa neemt weer vorm aan. ‘Vorm…vorm, je kunt alleen zijn, in vorm.’
De doordringende mantra dringt diep zijn brein binnen. Hij ziet zijn stof weer langzaam de vorm van zijn lichaam aannemen en beseft dat hij op weg is naar zijn vrienden. Hij ziet ze niet maar hij voelt hun aantrekkingskracht op hem inwerken vanuit een dimensie die vorm heeft aangenomen.
Zijn moeder huilt en roept hem toe, ‘Kom terug mijn jongen. Je werk is nog niet gedaan.’ Antheyantas huilende stem dringt door en Berends ontspannen lach laat zijn ziel sidderen. ‘Kom jongen, ik heb je veel te vertellen, laat ons nog niet in de steek. Je vriendinnetje wacht op je, ze mist je brutale mond.’ Plotseling valt hij met een oogverblindende snelheid naar beneden. Kleuren, geuren dringen zijn ogen binnen, trilling en wind raast in zijn oren, stof dringt zijn neus binnen en hij valt met een klap op de grond, zijn oren ploffen door het plotselinge drukverschil.
Hoofdstuk 18
Zoveel te vertellen en geen tijd
Hij kijkt om zich heen, hij is midden in de cirkel van zijn vrienden terechtgekomen. Hun gezichten staan gespannen maar hier en daar vormt zich langzaam een glimlach en ontspannen hun bezorgde en geconcentreerde gezichten zich.
Antheyanta is de eerste die naast hem neervalt en haar armen om hem heenslaat. Haar omhelzing voelt aan als een warme douche na zoveel ontberingen en onzekerheid. Verbouwereerd staat hij op en voelt zijn eigen lichaam. ‘Mijn moeder. Ik zag mijn moeder. Waar is ze?’ Kzandaar kijkt opzij naar Gaël en Berend. Zijn bezorgde stem troost zijn gewonde ziel. ‘Je was zover weg Lamech. Je was buiten ons bereik, wij konden je niet meer bereiken. Je moeder heeft je teruggehaald uit die andere droomwereld.’
‘Het was geen droom Kzandaar. Ik was echt volledig opgenomen in alles, en ik was zo gelukkig. Ik voelde me sterk en onoverwinnelijk en zo vredig. Waarom moest ik terugkomen. Voor het eerst in zo lange tijd wist ik wie ik was.’
Kzandaar glimlacht begrijpend. ‘Ik weet het jongen. Zo voelt de absolute eenheid der dingen. Maar je wás niet! Nú ben je. Je hebt weer gekozen vorm aan te nemen. Nu bén je werkelijk!’
Lamech kijkt naar zijn eigen onvolmaakte vorm. Van zijn lange magere armen tot zijn lange benen en hij voelt aan zijn vervormde gezicht en zijn stem spuwt de woorden naar Kzandaar, ‘Vorm…Vorm? Dit is geen vorm! Dit is een bezoeking. Kzandaar jij weet niet welk een volmaakte vorm ik had net voor ik weer hier terug was. Mijn bestaan was meer werkelijkheid dan deze chaotische parade van maskers en leugens.’
Antheyanta neemt zijn gezicht in haar handen en lacht naar hem. ‘Dit is de mooiste vorm van de wereld Lamech, want dit is jouw menselijke vorm en niet eerder dan dat je haar onvoorwaardelijk kunt liefhebben zal je verder kunnen evolueren als een nog groter wezen om zonder einde te kunnen genieten van die gelukzaligheid die je net hebt ervaren. Niet het zielloos opgenomen zijn in alle materie, nee, dat is voor de kleinen van geest. Maar volledig bewust opgenomen worden in het licht, dat is absolute gelukzaligheid. Kom Lamech laat ons rusten en praten.’
Lamech kijkt schaapachtig om zich heen na de onbegrijpelijke tirade van Antheyanta en laat zich laat meevoeren naar haar privé vertrekken. Kzandaar glimlacht hem bemoedigend toe. ‘Morgen Lamech, morgen is er weer een dag. Rust, er is veel te vertellen en veel te doen.’
Lamech laat zich gewillig meevoeren, zijn hoofd is zo verward dat hij alleen nog maar kan denken aan rust.
Op de gangen ziet hij maar enkele waterelfen. De gangen zijn volgepakt met allerlei verschillende wezens en mensen. Vanuit een kamer kijkt een klein meisje met grote verdrietige ogen naar hem. Wezenloos alsof ze hem niet eens ziet. Naast haar staan haar zussen en broers. Onmiskenbaar met hetzelfde sproeterige gezicht en het peentjes rode haren. Moerasbewoners uit het zuiden. Hij herkent nog veel meer bewoners van Grote Landen. Maar even zovele wezens die naar zijn idee alleen maar in de mooie sprookjes van Malakaï voorkomen lopen af en aan in de gangen alsof het de normaalste zaak van de wereld is dat ruwe bergbewoners etensschalen aannemen van zwevende Bosgafieten met kleine doorschijnende vleugeltjes. Hij staart met open mond om zich heen en Antheyanta trekt hem mee aan zijn arm naar haar kamer. De deur valt met een zachte plof in het slot en Antheyanta sluit de deur met een magisch slot.
‘Kom Lamech. Zit en drink iets. Ik kan me voorstellen dat alles je verward.’ Lamech hoort haar stem amper, hij zakt neer voor het scherm en kijkt met een verdrietig gevoel naar de bekende watertaferelen buiten de schermen van het waterelfen volk. Hij voelt zich getroost door de rust van het schouwspel maar zijn gedachten vliegen terug naar de grotzaal waar hij vriend na vriend in zijn gedachten ziet verdwijnen in de vraatzucht van Liberato. Antheyanta legt haar zachte hand op zijn schouder, ‘Rust Lamech, jij kunt nu niets doen. Liberato wilde jouw alleen maar pijndoen en verwarren daar in die grotzaal. Hij beseft heel goed dat jij in staat bent zijn wereld te vernietigen als jij in je volle kracht bent gekomen en hij wil er alles voor doen om je nooit zover te laten komen. Zijn macht over jou is ook zijn zwakte. Hij heeft jouw nodig om te zijn wie hij is. Dat is waarom hij wanhopig probeert jou uit te lokken hem aan te vallen. Want als jij aanvalt voor jij sterk genoeg bent zal jij opgenomen worden in zijn wezen en zal ook jouw licht opgeslokt worden en zullen de draken weer hebben gefaald.
Rust Lamech, jouw tijd is nog niet gekomen. Lamech beseft de waarheid achter haar troostende woorden en probeert zijn verwarde gedachten van zich af te zetten. Hij kijkt om zich heen en ademt de tintelende zuiverende lucht diep in zijn verbrande longen. Hij voelt de pijn langzaam afnemen en hij zucht diep, ‘Ik ben thuis!’ Hij draait zich om en lacht onwennig naar Antheyanta. Zij volgt zijn blik en glimlacht triest. ‘Ik zou je zo graag laten rusten maar ik neem aan dat je teveel vragen hebt? Misschien is het beter dat je slaapt, morgen vertel ik je alles wat er in de Grote Landen is gebeurd en kun jij mij vertellen wat jou allemaal is overkomen in die andere wereld?’ Lamech draait zich ruw naar haar om maar voordat hij haar voor gek verklaren wil, ziet hij al aan haar gezicht dat ze alleen haar hoop heeft uitgesproken maar niet verwacht dat hij naar haar zou luisteren.
Hij voelt zich beschaamt door zijn onstuimige en ongeduldige karakter. Zijn bijtende woorden slikt hij snel in, ‘Het spijt mij Antheyanta, maar er is zoveel gebeurd en alles is zo onduidelijk. Het lijkt alsof ik van de ene op de andere dag in een draaimolen van geweld, gevaar en vragen terecht ben gekomen.’ Hij zakt neer op een grote schelp die op een andere speciale manier op een andere omgekeerde schelp bevestigd een comfortabele fauteuil maakt.
‘Vertel me eerst over de Grote Landen. Zijn alle dromen en visioenen waar. Zijn de regenboogbergen vernietigd, het bergmeer verdwenen en is de rivier in de Lage Landen overstroomt?’ Antheyanta knikt verdrietig en bereidt een heerlijk geurende kruidenthee op een klein magisch oventje. De kruiden verfrissen de lucht en verjagen zijn laatste angstbeelden terwijl zij begint te vertellen. ‘Maanden nadat jij was verdwenen ontstond er onrust langs de grenzen met het oude rijk. Je weet dat er van het oude rijk niet veel meer is overgebleven dan een paar armzalige boerendorpen die zuchten onder de druk van de vele roversholen die de laatste boeren het leven zuur maken. Ze trokken over de grenzen en maakten de grensgebieden onveilig. Waarschijnlijk kwamen ze af op de geruchten van goud.
Een aantal weken geleden toen wij vernomen dat jij niet meer in onze dimensie was en je had losgekoppeld van Liberato gebeurde er erg veel in een korte tijd. Velen van de rovers sloten zich aan bij Liberato en vermoorden alle mijnwerkers en boeren die zich begonnen te verzetten tegen de nieuwe regels van Liberato. Onze zieners en de magiërs groep van Kzandaar hadden al vernomen dat jij uit deze dimensie was verdwenen maar dat je niet voorgoed verdwenen kon zijn omdat Liberato zijn drakenmacht nog bezat. Jij weet dat jullie macht is verbonden.
Nadat er allerlei vreemde rampen gebeurden, zoals de vulkaan uitbarsting en overstroming in jouw dorp dachten onze zieners dat Liberato alle plekken waar jij zou kunnen terugstappen naar deze dimensie probeerde te vernietigen. Het is duidelijk dat hij een bepaalde angst voor je koestert en het sterkt ons in de wetenschap dat jij de aangewezen persoon bent om Liberato ten val te brengen, ook al lijkt dat nu onmogelijk.
De grootste klap kwam uit het feit dat de drakendimensie kort werd geopend en draken weer af en aan vlogen om te helpen, berichten doorseinden en een groot aantal vluchtelingen hebben gered van een wisse dood door ze naar Waterland te brengen. We hadden toen direct moeten beseffen dat het een val was van Liberato maar doordat alles zo snel ging, de chaos en de nood van de mensenzo hoog heeft niemand van ons de tegenwoordigheid van geest gehad om over de plotselinge verandering dieper na te denken.
Plotseling begonnen de draken te sterven. Ze stierven een gruwelijke dood. Hun ziel werd verscheurd door de gevolgen van hun daad.’ Lamech kijkt verbaasd op, maar voor hij haar kan onderbreken herinnert hij zich de woorden van Maleantara in Liberatos grot. ‘Dat was niet de bedoeling van onze gift. Jij hebt ons verraden.’ De woorden bevestigen zijn onrust. ‘Dan zijn de draken de oorzaak van mijn tweede wezen. Dan hebben de draken ons gelijk gemaakt, Liberato en ik zijn een en hetzelfde wezen, Antheyanta!’ Antheyanta glimlacht verdrietig op de treurige kreet van Lamech en knikt. Maleantara vertelde ons de hele geschiedenis toen de drakendimensie voor een paar dagen was geopend.
Zij vertelde ons een fout die ze gemaakt hebben vele lange eeuwen geleden. Een tijd zelfs voor het oude rijk. Liberato is oud weet je. Net zo oud als het watervolk maar jonger dan het onsterfelijke drakenvolk. Liberato was een van de groten in de begindagen van Moeder Aarde. Na vele incarnaties bewees Liberato dat hij een groot en wijs magiër was. De draken en de magiërs die vele eeuwen dicht bij elkaar leefden en hun vriendschap deelden waren gelijken en Liberato was de meest geliefde van allen. De draken herkenden zijn goedheid en deelden met hem hun grootste gave; de machtige drakenmagie en een lang leven. In het begin was de drakenmagie een zegen voor Liberato en de wereld om hem heen. Hij was een wijs en machtig meester en leraar en velen genoten van zijn prachtige ideeën over magische dimensies en parallelle werelden.
Vele magiërs klopten aan zijn poorten en wilden bij deze wijze meester in de leer komen en langzamerhand veranderde de houding van Liberato, van gemeenschapszin naar afzondering. Hij kreeg er al meer moeite mee de enorme macht van de drakenmagie en wijsheid te delen en door zijn menselijke vorm verdiepte hij zich al meer in de aardse zijde van de magie; de wens om te heersen en groter dan anderen te zijn, jaloezie en hebzucht maakte de ziel van Liberato langzamerhand corrupt en de draken zagen hun afgrijselijke vergissing in. Ze hadden nog steeds de hoop dat Liberato zijn zwarte magie zou afzweren en besteedden vele eeuwen aan de bekering van Liberato. Deze begon zich al vaker aan de opdringerigheid van de draken te ergeren en al de draken die nog niet uit in hun teleurstelling in het zwakke menselijke ras uit eigen beweging de wereld de rug hadden toegekeerd sloot hij op in de drakendimensie tot de laatste draak was verdwenen uit onze wereld.
Lang voordat jij geboren bent was er een plan om een laatste reddingspoging te ondernemen. De draken sloten een verdrag met jouw ouders en verzegelden in jou de lichtende of goddelijke zijde van de drakenmagie. Jij moest het verbroken balans herstellen. De draken hadden hun hoop nog niet opgegeven tot jij verdween uit deze wereld naar de andere en het leek erop dat jij de weg niet op eigen kracht terug zou kunnen vinden. Zij raakten meer en meer gedesoriënteerd en gaven de hoop op dat jij hun kon redden. Het leek erop dat ze wisten dat hun dagen waren geteld alsof ze wachtten op de bestraffing voor hun fouten. Ik denk dat in hun reddingsplan om Liberato en deze wereld te redden zij een gedeelte van hun macht aan jullie hebben afgedragen. De afwezigheid van jouw lichtende macht van de drakenmagie verdubbelde de duistere macht van Liberato. Liberatos macht overweldigde de draken die langzamerhand begonnen ze op te lossen alsof de stof van hun lichaam snel verouderde en hun onsterfelijkheid was verdwenen.’
Lamech kijkt met grote ogen naar zijn vriendin, ‘Wat bedoel je! Je wilt toch niet zeggen dat álle draken zijn verdwenen of gestorven?’ Antheyanta schudt twijfelend haar hoofd. ‘Wij weten niet waar de draken zijn gebleven. Alleen kunnen velen die contact met hun hadden nu zelfs niet meer in hun dromen met de draken spreken. Hun aanwezigheid in deze dimensie is onmiskenbaar teneinde.’
Lamech kreunt, zijn hoofd klopt en de pijn van de teleurstelling knijpt zijn keel dicht. Plotseling schudt hij wild zijn hoofd, ‘Het is niet mogelijk. Liberato en ik zijn nog steeds draakwezens, en mijn grootste levens wens is de draken weer te zien vliegen boven de Grote landen. Ik heb met ze gesproken vlak voor ik weer terugstapte naar de Grote landen. Ik heb de sleutel tot de zegels van de drakendimensie gevonden. Het is onmogelijk dat alle draken zijn verdwenen!’ Hij hoort zijn eigen stem als een dreinend klein kind terwijl een gevoel van onrecht door zijn lichaam raast. Het is gewoonweg niet mogelijk. Waar moet ik nog voor vechten als de draken weg zijn. Antheyanta neemt zijn hand in haar kleine zachte handen en streelt ze met een geruststellend gebaar. ‘Er is nog zoveel om voor te vechten. Je vrienden, alle bewoners van de Grote Landen en ik, Lamech. Ik wacht al een lange tijd op jou. Ben ik niet genoeg om voor te vechten?’
Langzaam beseft Lamech zijn onredelijke reactie en glimlacht verontschuldigend. ‘Het spijt mij Antheyanta, zo bedoelde ik het niet. Maar ik kan niet geloven dat ze werkelijk verdwenen zijn.’ Antheyanta lacht over zijn kinderlijke vastberadenheid. ‘Nou wat let ons, om de wegen van Moeder Aarde en haar creatieve energie naar onze eigen hand te zetten. Tenslotte zijn wij meesters over onze eigen levens. Dus laten we hopen en vechten om de wereld zo te maken zoals wij haar wensen te zien.
Luister, ik heb je nog meer te vertellen en het is niet zulk fijn nieuws. Berend is na de vulkaanuitbarstingen van jouw berg naar Medina gereisd om Malakaï en grootvader te zoeken. Je grootvader is gevonden maar zijn leven lijkt ten einde te lopen. Hij is hier in de waterhuizen maar Malakaï is verdwenen. Jouw grootvader blijft een raar verward verhaal vertellen die we niet kunnen begrijpen.’ Lamech is opgesprongen als hij hoort dat zijn grootvader hier is en vraagt haar boos waarom zij dit alles nu pas vertelt, maar hij beseft heel goed dat zijn leven een opeenvolging is van gebeurtenissen die je niet allemaal op één moment kunt vertellen en verwerken.
Hij grijpt haar hand en trekt haar mee de gang op. ‘Kom mee en breng me naar hem toe. Ik wil hem zien!’ Antheyanta gaat hem voor naar de zalen van de genezers en na een lang reinigingsritueel aan de deur die Lamech ongeduldig doorstaat loopt hij een grote lichte zaal in. In de bedden om hem heen liggen vele gewonden en zieken van allerlei bevolkingsgroepen. Sommigen kijken hem afwachtend aankijken. ‘Zouden ze weten wie hij is. Zouden ze net als zijn vrienden van hem verwachten dat hij de wereld redt en in balans brengt, wat dat ook moge inhouden.’
Zijn gedachten slaan weer op hol en hij schudt ze van zich af. ‘Nu niet, eerst zijn grootvader.’ Hij volgt de lange waterelf en Antheyanta door enkele zalen tot ze in een donkere ruimte aankomen. Op een hoog bed ligt zijn oude grootvader, bijna onherkenbaar. Zo kort geleden heeft hij hem verlaten en nu is de sterke man veranderd in een gerimpelde stervende man. Lamech roept verscheidene malen zijn naam voor hij zijn vertroebelde ogen opslaat.
‘Grootvader, hier ben ik, Lamech. Hoe gaat het met u?’ Zijn grootvader kijkt onrustig om zich heen alsof hij het kwaad uit elke hoek ziet springen. Dan richt hij zijn blik op Lamech en kalmeert een beetje. ‘Daar ben je eindelijk jongen, iedereen vertelde me dat je leeft maar ik kon het niet geloven voordat ik je met eigen ogen kon zien en hier ben je dan eindelijk.’
Een diepe zucht verlaat zijn borstkast en zijn ogen herkrijgen hun glans. Tranen druppelen uit zijn ooghoeken en vormen een beekje door de diepe groeven van zijn gelaat. ‘Ik heb haar verloren, zoon. Ik heb gevochten maar ze is gevallen.’ Lamech voelt de pijn uit de woorden van zijn grootvader bijna lijfelijk in zijn eigen hart. ‘Wie bedoelt U grootvader?’ vraagt Lamech. ‘Malakaï, mijn jongen. Ze is gevallen in het vuur van een diepe afgrond. Mijn oude armen waren niet sterk genoeg haar vast te houden. Ik zag haar vallen en onze hele wereld viel met haar mee.’ Hij valt terug in zijn kussen en sluit zijn ogen. Lamech schudt liefdevol aan zijn schouders. ‘Grootvader, wordt wakker, ik wil met u praten. Ik wil u mijn verontschuld…’ Antheyanta trekt hem achteruit. ‘Laat hem maar. Laat hem rusten Lamech. Je kunt later met hem spreken, er is nog zoveel te vertellen.’
‘Is hij de hele tijd zo geweest?’ Vraagt Lamech aan de verzorger, die instemmend knikt. ‘Maar zonet sprak hij voor de eerste keer helder en duidelijk te verstaan. Het is goed dat je er bent Lamech. Ik denk dat je grootvader nu een kans heeft om beter te worden. Maar U moet zelf eerst rusten jongeman. U ziet er niet te best uit. Wilt u een genezende kruidenthee om te kunnen slapen?’ Lamech schudt ontkennend, maar Antheyanta knikt de heler achter Lamechs rug toe. ‘Ik denk het wel Heler. Wij kunnen een rustgevend drankje allemaal wel gebruiken.’
Lamech kijkt haar verbaasd aan. ‘Wij hebben nog veel meer te bespreken Antheyanta! Er zijn nog teveel vragen en dingen die ik jou moet vertellen en we moeten plannen maken om al de gevangen te redden. Liberato is…’ De Heler knikt begrijpend naar Antheyanta en kijkt in de koortsachtige blik van Lamech. ‘Ik denk dat u het beste even kunt gaan slapen voor u omvalt.’ Lamech kijkt hem woedend aan. ‘Jij hebt geen idee wat ik allemaal heb meegemaakt de laatste weken. Ik heb geen tijd om te rusten.’
Met een krachtige beweging van zijn vingers tussen Lamechs schouderbeen en een snelle beweging om zijn vallende lichaam op te vangen laat de Heler Lamech tot rust komen. Hij wenkt een andere heler die een leegstaand bed naast zijn grootvader rijdt en hem helpt het slappe lichaam van Lamech klaar te maken voor een lange rustperiode. Ze zingen een bijna onhoorbaar zachte melodie terwijl ze zijn lichaam wassen met water zo helder dat het bijna licht geeft. ‘Rust u nu ook Meesteres? Hij is thuis en is in goede handen. U heeft wekenlang niet geslapen van de zorgen. Rust, en kom op krachten want onze wereld heeft sterke leiders nodig en zoals het er nu uitziet ligt deze taak in de handen van ongeduldige kinderen.’
Antheyanta kijkt begrijpend in de heldere ogen van de heler. Zijn glimlach spreekt van vertrouwen en hij knikt haar bemoedigend toe. ‘Ik weet het,’ antwoordt Antheyanta. ‘Ik kom morgenvroeg terug en als hij ontwaakt moet u mij laten roepen.’ Haar stem klinkt onnatuurlijk streng voor haar zachte wezen en de heler knikt resoluut alsof een wijs en machtig heerser hem een belangrijke opdracht heeft gegeven. Antheyanta verlaat de zaal der helers en komt op de gang Berend en Kzandaar tegen die haar afwachtend aankijken. ‘Het gaat nu beter met hem. Hij slaapt. Ik ga nu ook een poosje slapen, Heren.’ Zonder op hun toestemming te wachten, loopt ze door naar haar vertrekken waar ze met al haar kleding op het bed valt en direct inslaapt.
Op de gang staan Berend en Kzandaar verbaasd te kijken. Berend is de eerste die zich herstelt. Hij slaat een arm om de afhangende schouders van de blauwe magiër die er vermoeid en stoffig uitziet. Die middag is hij net teruggekomen van een snelle reis naar de Regenboogvallei om meer ondergedoken magiër te waarschuwen en te rekruteren voor hun armzalige legertje. Hij lacht even vermoeid naar Berend, ‘Ze zijn wijzer dan ik dacht Berend, deze kinderen. Kom laten wij hun wijze voorbeeld volgen. Vannacht kunnen we niets meer doen. De schilden om het Waterland zijn goed bewaakt en op dit moment zijn we veilig.
Berend knikt instemmend en sloft naar zijn kamertje terug waar zijn kleine vrouwtje onrustig op zijn terugkeer wacht. De hele wereld is samen gekomen onder de bescherming van de machtige magie van de waterelfen maar ergens weet hij dat de onverzadigbare Liberato als een nimmer aflatende branding van de zee op de schilden van het watervolk botst. Er is te veel te doen en de wereld is in gevaar.
Lamech slaapt een diepe droomloze slaap in de zalen van de helers en wordt pas de volgende dag, laat in de middag weer wakker. Hij ligt op een zacht en heerlijk kruidig geurend bed alsof hij aan de zee zit tussen de geurende jeneverbes op de heuvels. Hij kijkt opzij naar het rustige gelaat van zijn grootvader. Een vrouwelijke heler klopt het kussen van zijn grootvader op. Even later kamt zij met geduldig streken de weerbarstige grijze haren van zijn grootvader. Stug haar is een familie kwaal en grootvader zendt hem een begrijpend knipoogje toe. Alle gebeurtenissen vallen weer rauw op zijn dak als hij volledig ontwaakt.
Alsof zijn gedachten worden gelezen komen er twee helers op hem afgesneld met een heerlijk geurende drank en een zorgzaam gebaar. ‘Rust nog even jonge meester, ik zal Antheyanta laten roepen. Rust nog even en denk niet aan morgen of de dingen die ver buiten uw bereik liggen.’ De wijze woorden geven Lamech één seconde uitstel van de duistere herinneringen die zijn gedachten bestormen en hij geniet een kort moment van het feit dat hij terug is in zijn eigen wereld en dat er nog genoeg over is om voor te vechten ook al lijkt de strijd ongelijk en de overwinning onhaalbaar.
Antheyanta komt binnengestormd en lang en zachtjes vertellen ze elkaar wat er is gebeurd de afgelopen maanden. Grootvader vertelt met veel steunen en zuchten dat hun prachtige berg en dorp is verdwenen in een grote kloof en Lamech beseft dat zijn oude leventje voorgoed voorbij is. Hij zal de verhalen en het heerlijke kruidenbrood van Malakaï missen en lange tijd zitten ze gedrieën stil verzonken in hun eigen duistere gedachten.
De volgende middag en avond wordt er lang en verhit vergaderd en gediscussieerd door de ouderen en wijzen van de Grote Landen. Lamech wordt uitgenodigd zijn verhaal te vertellen over zijn ervaringen in het Meesterhuis en de andere wereld. Lamech vertelt kort en bondig wat er is gebeurd en wat hij van Liberato denkt en verwacht. ‘Liberato is een gedreven magiër en nu hij geen kans meer ziet om mij leeg te zuigen verwacht ik nog veel meer ellende voor iedereen die in zijn greep is. We moeten iets doen voordat de Hooglanders en allen die in de kerkers van zijn fort gevangen zitten op een gruwelijke wijze worden vermoordt. Lamech kan de afgrijselijke dood die velen zijn ondergaan niet onder woorden brengen omdat hij weet dat er vele vluchtelingen in de zaal zitten die familie en vrienden hebben die nog gevangen zitten in de kerkers van Liberato. Er wordt gekucht en gesteund.
Een oude bergbewoner spreekt met harde stem. ‘Het is duidelijk jongeheer, dat u lange tijd bent weggeweest. Wij hebben met een groep mijnwerkers een aanval gedaan via de catacomben om onze vrienden te bevrijden maar er zijn zoveel gevallen. Ik en mijn vriend hier zijn de enige overlevenden. Wij zijn ondergedoken in de mijnen voor wij naar hier vertrokken en ik ben bang dat het armzalige legertje dat jullie hier hebben, geen enkel impact zal hebben op de overmacht van Liberato. Zijn leger is opgebouwd uit de ruwste piraten en huurmoordenaars die je kunt bedenken en zijn fort is onneembaar, want zoals jullie weten heeft Liberato aan goud voldoende en is zijn fort uit de harde rotsen van het zwarte gebergte gehouwen.’ De jongere man naast hem knikt instemmend met een dieptriest gezicht. De mensen die aanwezigen zijn in de zaal beginnen allemaal te mompelen en te fluisteren.
Lamech herkent de pijn, het verlies en de wanhoop die duidelijk door de zaal ruisen. Vele gezichten flitsen voor zijn ogen. De man kijkt even op naar hem en slaat dan zijn ogen weer neer als Lamech fel reageert. ‘Ik ben in de macht van Liberato geweest en ik sta hier. Ik zeg niet dat het eenvoudig is maar Liberato heeft zwakheden en die moeten we tegen hem gebruiken. Anders kunnen we beter meteen opgeven en in zijn vraatzucht naar zielen en macht worden opgenomen.’
Lamech voelt zich minder zeker dan zijn woorden klinken maar hij beseft heel goed; als de leiders gaan twijfelen, er nooit een verzet zal zijn tegen de slavernij van Liberato. Voor hem is het duidelijk. Liever een vroege dood dan een leven lang zonder vrijheid onder de waanzin van Liberatos overheersing.
Kzandaar springt op en begint te vertellen van de oorsprong van alle ellende om de zaal af te leiden. Velen kennen de verhalen en de rol die de draken in deze geschiedenis spelen nog niet en Kzandaar weet dat het beter is dat de geschiedenis eenmaal duidelijk verteld wordt dan dat er vreemde geruchten rond blijven gaan.
‘Lang geleden zelfs voor de tijd van het oude keizerrijk waren de draken bewoners van de Grote Landen zoals u en ik hier. Zij hadden hun nesten op de regenboogeilanden en leefden samen met magiërs die de eilanden gebruikten om hun trainingen en opleiding tot meestermagiër te voldoen. Zowel de magiërs als de draken waren vaste gasten in het paleis van de heersers van die tijd en in de huizen van de boeren en bergbewoners. Kennis en wijsheid gingen gretig van hand naar hand en het land van de keizers en de Grote landen bloeiden in overvloed. Sommigen van de ouderen onder u kennen de oorzaak van de val van de laatste keizer maar ik zal het vertellen voor de jongere generatie hier vertegenwoordigd. De oude keizer begon kinderlijk te worden en wilde meer en meer bezitten. In al de lange jaren van zijn wijsheid en roem was zijn rijkdom onnoemelijk gegroeid en meer dan genoeg voor om vele levens lang in overvloed te leven maar zijn verstand begon te tanen en hij werd hebberig en wantrouwend. Hij beschuldigde de draken van diefstal uit zijn schatkelders. Zij trokken zich terug op de Regenboogeilanden en samen met de boze magiërs over de onterechte beschuldiging werden zij al minder vaak gezien in de Grote Landen. In die nadagen van het oude keizerrijk leefde er een meestermagiër op de regenboogeilanden. Hij was een wijs en geliefd magiër en vele leerlingen en andere magiërs leefden in zijn kastelen op de heuvels van de eilanden. Zij deelden de eilanden met een grote groep draken die nog de oude drakenmagie bezaten. De draken hadden eeuwen geleden hun magische krachten en geheimen met Liberato gedeeld.
Deze magiër is Liberato…’ Er gaat een zucht door de zaal en velen zitten op het puntje van hun stoel naar Kzandaar te luisteren. Onverstoord vertelt Kzandaar verder. ‘De magiër raakte meer en meer bezeten van zijn oneindige hoeveelheden macht en wijsheid en de draken spraken lang en vaak met hem over het hogere doel van deze machtige magie. Zij wilden Liberato ervan overtuigen dat de machtige drakenmagie niet bedoeld is om de wereld te overheersen. Zij beseften dat de grootste van alle magiërs naar de duistere kant van magie begon af te dwalen. In hun grote schuldgevoel bedachten zij plan na plan om Liberato terug te winnen. Liberato die een begaafd gedachten lezer is doorzag de plannen van de draken en zijn innerlijke wezen raakte verder opgesplitst. De draken deden er alles aan om Liberato te waarschuwen en te genezen maar hij werd te wantrouwend en gebruikte zijn kracht om de draken in een andere dimensie op te sluiten. Enkele van de draken voorzagen zijn plannen en bereiden een tegenaanval voor.
Op het Regenboogeiland en in het kasteel van Liberato woonde een echtpaar. Zij waren de wijste en rechtvaardigste van de magiërs die op dat moment in deze wereld leefden. Zij luisterden naar de plannen van de draken om Liberato te redden en stonden toe dat de draken hun pasgeboren zoon met dezelfde drakenmagie begiftigde die Liberato had gekregen vele eeuwen daarvoor en verzegelden in dit kind de macht van het zuiverende vuur. Deze gave moest weer balans brengen in de disbalans die Liberato had gecreëerd door de grootste van alle magische krachten te gebruiken voor zijn eigen hebzucht. Maar voordat de draken de kans kregen de ouders van het kind uit te leggen hoe zij dit kind moesten opvoeden en voorbereiden op zijn grote taak werden de draken verbannen en zij werden nooit meer teruggezien behalve in dromen en visioenen. De draken beseften dat zij door hun verkeerde inschatting deze wereld en haar bewoners in gevaar hadden gebracht en durfden niet nog meer invloed uit te oefenen op de mensenwereld en hebben het erbij gelaten. Zij trokken zich bijna volledig terug en Liberato bracht nog sterkere zegels aan op de drakendimensies om eventuele invloeden van hen volledig buiten te sluiten.
De draken bleven op de achtergrond om het jonge kind te beschermen en hun plannen leken in het begin te slagen. Liberato was bijzonder geïnteresseerd in het jonge kind en de uitstraling van het kind had een genezende invloed op zijn gespleten persoonlijkheid. Een volgend probleem ontstond door de moeder. Haar moedersinstinct kon het niet verdragen dat Liberato zo veel tijd besteedde met haar zoon en zo’n grote invloed leek te hebben op het leergierige jonge kind. Door hun wantrouwen en gebrek aan leiding van de draken vluchten zij van Liberato om hun zoon een normaal leven te kunnen geven zonder de duistere invloed van Liberato. Het leek erop dat hij de magiërs en hun zoon liet gaan maar daarna begon Liberato aan zijn grootste verraad aan de draken. Hij was zich bewust van het kind en zijn macht ook al leefde het niet meer onder zijn dak. Of Liberato besefte dat de grote magische gaven van het kind er waren om de zijne te neutraliseren weet ik niet. Maar om mijn verhaal af te sluiten Liberato gebruikte de gave van hypnose om het kind zijn grote kracht af te nemen. Als een Vampier zoog hij de kracht van het kind weg en gedijde in zijn nieuwe woonplaats onder de Zwarte Bergen waar hij nog meer wijsheid vergaderde uit andere dimensies en broedde op en plan om het hele sterrenrijk te overheersen. Hij beseft alleen niet dat zijn drang naar magische krachten en kennis voor hem als een goedkope verslaving is geworden. Hij zal altijd meer en meer nodig hebben om zijn lusten te bevredigen. En als ik de verhalen van de ontvluchte mijnwerkers en leerlingen van het meesterhuis moet geloven doet hij zich tegoed aan meer dan alleen aan de magie en kennis van mensen.’
Lamech valt naast zijn stoel als hij onrustig heen en weer beweegt. Tijdens het lange verhaal van Kzandaar wordt er regelmatig naar hem gekeken en de woorden van Liberato verwonden zijn hart met een pijn die niet te vergelijken is met enig pijn die hij ooit tevoren heeft gevoeld. De draken, zijn grootste vrienden zijn de oorzaak van zijn ellende en de val van de Grote landen.
‘Wilde je wat zeggen Lamech,’ vraagt Kzandaar verrast aan Lamech die beteuterd weer op zijn stoel gaat zitten. Antheyanta klopt hem even geruststellend op zijn schouder. Hij kijkt haar afwezig en verwart aan. Iedereen hier in de zaal weet nu wat voor een monster hij is, en verwacht van hem dat hij het balans in de wereld herstelt. Zijn hoofd draait bijna door, van door elkaar heen stromende gedachten. Hij schudt zijn hoofd afwezig als antwoord op Kzandaar zijn vraag en durft bijna niet meer om zich heen te kijken.
Kzandaar kijkt twijfelend naar Lamech alsof hij verwacht dat hij hem zou aflossen aan het eind van zijn verhaal, want tenslotte is hij de enige die werkelijk kan weten wat Liberato van plan is. Iedereen wacht af en Lamech voelt zijn machteloze woede en wanhoop door zijn aderen gieren. Wat verwachten ze van hem. Wat weet hij nou van Liberato en hoe hij het balans moet herstellen. Moeder Aarde, verwachten ze van hem nu echt dat hij naar Liberato stapt om hem op te nemen in zijn zogenaamde zuiverende licht. Nou zo zuiverend voelt dat licht in zijn wezen helemaal niet aan en hij herinnert zich haarfijn zijn ontmoeting met de duistere zijde van de macht Liberato toen hij bijna was hij geheel was opgenomen in zijn wezen. De absolute duisternis was in zijn geheugen gegrift als steen en zijn lichaam rilt bij de herinnering. Als hij faalt dan blijft er van deze hele wereld alleen een groot duister gat over die alle hoop en schoonheid langzaam opslokt. Hoe kunnen ze denken dat hij zoiets kan doen.
Antheyanta staat langzaam op en loopt naar voren waar ze met een klein klapte in haar handen enkele elven de opdracht geeft de tafels te vullen met allerlei gerechten. ‘Er is veel gebeurd beste mensen en er zijn vele verhalen te vertellen en vele beslissingen te nemen voor de duistere tijden die gaan komen. Maar zolang er hoop is en wij allen ons steentje bijdragen is er werkelijk een toekomst voor de Grote Landen. Laat ons nu eten en rusten. Morgen zult u meer horen.’ Ze kijkt recht in de dankbare ogen van Lamech en Kzandaar zend haar een begrijpend hoofdknikje. Even later als ze weer naast Lamech zit die onrustig met zijn eten zit te spelen en alle vragen van zijn buren met een beleefd smoesje afwimpelt lacht ze hem bemoedigend toe. ‘Maak je geen zorgen Lamech, ik besef dat dit alles niet eenvoudig voor je moet zijn maar vele oplossingen staan ons ter beschikking en niet alle zullen je in een diepe afgrond werpen.’ Lamech kijkt verbaasd opzij en beseft dat Antheyanta een grapje probeert te maken om de gespannen sfeer te breken. Hij knikt en fluistert haar zachtjes in haar oor, ‘Denk je dat het heel onbeleefd is als ik mijn eten meeneem en naar mijn eigen vertrekken verdwijn, ik voel me niet echt op mijn gemak hier op dit moment.’
Antheyanta maakt een gebaar naar Kzandaar die haar een seintje terugstuurt. Kzandaar staat weer op en vertelt verder. De afleiding geven Antheyanta en Lamech de kans om ongestoord te verdwijnen.
Hoofdstuk 19
Strategie
‘Ik wil namens velen die hierheen gekomen zijn als vluchteling, het gastvrije elvenvolk danken voor hun gastvrijheid en hun bescherming in deze duistere tijden. Wij hebben nog vele plannen te maken want al lijkt de strijd ongelijk wij zullen nooit toestaan dat één zwarte magiër ons gehele bestaan vernietigt.
Ik wil graag dat de oudsten van iedere groep vluchtelingen zich melden bij Berend, hier naast me.’ Kzandaar wijst op Berend naast zich waarop Berend opstaat en een ongemakkelijk buiging maakt naar alle toehoorders. ‘Berend houdt een verslag bij van alle wapens en vrijwilligers die willen helpen met de dingen die gebeuren moeten.’ Hier en daar wordt er gefluisterd over oorlog en verzet. ‘Wat er moet gebeuren wordt nog besproken door de wijzen en oudsten onder ons.
Elke inbreng van U wordt gewaardeerd. Wij zijn vandaag en morgen bijna de gehele dag aanwezig in de grote zaal van de oudsten. Ik zou het waarderen als iedereen zijn steentje bijdraagt.’ Hij wijst hierbij op de andere magiërs en oudsten van het elvenvolk die vlak naast hem zitten. Wil iedereen ook langsgaan bij de lijsten van de vermisten. Wij willen alle informatie die er onder ons leeft verzamelen zodat wij een duidelijk inzicht krijgen in de laatst mogelijke contacten met de vermisten. Iedereen die nog familie en vrienden heeft die in de gevangenissen van Liberato of enige andere informatie heeft, hoe onbelangrijk het ook schijnt, geef het door.
We vragen ook vrijwilligers die het elvenvolk willen helpen in de keukens en de tuinen zodat wij met zijn allen een niet te zware belasting zijn voor dit gastvrije volk. Achter in de zaal ontstaat een opstootje. Een groep bergbewoners is het niet eens met de langzame plannenmakerij van de leiders en houden al een stemming wie de nieuwe leiders zouden moeten worden waarbij veelvuldig op zichzelf gestemd wordt. Op dat moment trekt Lamech, Antheyanta mee naar buiten.
Buiten gekomen rent hij snel weer naar binnen, naar de besloten veiligheid van zijn privé-vertrekken, want de rust die hij zoekt vindt hij niet tussen de honderden tenten en provisorische onderkomens die gemaakt zijn voor de duizenden vluchtelingen. Nog elke dag komen er dagelijks honderden nieuwe vluchtelingen uit alle delen van het land. Hongerig en aan het einde van hun krachten zijn ze de geruchten gevolgd dat er hulp en veiligheid te vinden is in de magische wouden van het elvenvolk in het zuidwesten van de Grote Landen. Aan de poorten worden de mensen die binnenkomen onzichtbaar gescreend door een groep magiërs en elvenoudsten. Tenslotte zijn hun grenzen magisch gesloten en de opening voor de binnenkomende vluchtelingen kunnen zowel vriend al vijanden binnenlaten. Het werk aan de poorten wordt al zwaarder voor de wijze mannen die al vaker mensen moeten binnenlaten waar ze een stevige twijfel bij voelen.
Lamech vlucht naar binnen en Antheyanta volgt hem op de voet. Hij zakt even later neer in de leunstoel terwijl hij naar het water staart. ‘Weet je nog wel toen de draken hier in het meer zwommen? Ik kan mij niet voorstellen dat ze voorgoed verdwenen zijn. Weet je? Toen Kzandaar het verhaal van het geheim van de drakengift aan Liberato vertelde was ik best wel teleurgesteld en woedend op de draken. Maar hoe kan ik zulke mooie wezens nu kwalijk nemen, wat ze gedaan hebben. Tenslotte zijn mensen nog gevaarlijker en hebben ze veel meer leed op de wereld gebracht dan alle draken in alle eeuwen samen. Antheyanta zakt neer op haar zachte bed en speelt met een klein poesje uit een nest dat is meegenomen door een groep bergbewoners.
Terwijl haar vingers het zachte haar strelen overdenkt ze de afgelopen maand. Het is duidelijk daar haar volk veranderd door alle gasten met hun vreemde gebruiken. Normaal zouden ze nooit een dier binnenhuis houden. Een dier hoort in de vrije natuur te zijn. Maar ze geniet van het speelse poesje en beseft dat ze de mensen beter begrijpt. ‘Weet je Lamech, mensen maken veel domme fouten, maar soms heb ik het gevoel dat mensen veel intenser met het aardse leven verbonden zijn dan de wijzere wezens.’ Lamech fronst zijn wenkbrauwen, was dat het antwoord op zijn vraag. Hij besluit het te overdenken voordat hij haar daarop aanspreekt, ten slotte is ze heel wat wijzer dan hij. En met die gedachte komt het antwoord in zijn gedachten. ‘Maar is het nu echt nodig om van hel naar hemel te reizen alleen maar om te voelen dat je leeft?’ Antheyanta lacht, ‘Wie van ons wilde de weide wereld intrekken en op avontuur gaan?’ Lamech glimlacht zuur, ‘Oké, jouw punt, maar nu, wat wordt er van me verwacht?’
Antheyanta kijkt afwezig naar een school vissen die vlak voor het scherm naar binnen gluurt. ‘Om eerlijk te zijn, ik weet het niet en ik denk dat onze oudsten het net zomin weten. Het is gebleken dat Liberato te sterk is voor ons verzet en hoe ze in vredesnaam denken dat jij het balans moet herstellen weet ik niet. En neem maar van mij dat zij het ook weten. Antheyanta zucht, ze maakt een minderwaardig gebaar naar de deur en Lamech begrijp dat ze op de groep oudsten duidt. Ze gaat onverstoord verder met haar tirade, ‘Kzandaar, Berend en de andere magiërs uit zijn groep worden er ook al tureluurs van. De bergbewoners willen direct een openlijke oorlog, maar met wat! Mijn volk wil neutraal blijven! Nou vraag je toch. We nemen het leed van de hele wereld in huis en dan willen ze nog afzijdig blijven?’
Lamech beseft dat hij niet verwacht wordt antwoord te geven en blijft geduldig luisteren. Zelfs haar woede is doorspekt met wijsheid en intens verdriet en het geeft hem een heldere blik op zijn en de situatie van de Grote Landen.
‘Lamech, als er ooit een van de oudsten jou vraagt om weer naar Liberato te gaan, dan weiger je toch wel hè?’ Vraagt Antheyanta waarna Lamech haar vraag lang overdenkt en twijfelt. Zouden ze dat kunnen vragen. Ze kenden zijn laatste ervaring in de grot. Hij is geen partij voor Liberato. En toch is het duidelijk dat zijn gave of vloek, het beslissende punt is in deze heikele situatie. Lamech staat op en loopt naar haar bed en zinkt neer aan haar voeteneinde waar hij afwezig begint te spelen met het kleine poesje dat direct op de nieuwe afleiding afspringt.
‘Ik weet het niet Antheyanta, echt niet. Ik heb het idee dat het onmogelijk is om Liberato te stoppen. Hij is een godheid bijna. En dagelijks groeit hij in kracht en wijsheid. Het idee van Kzandaar dat het zielen verslinden een verslaving is waar hij aan kapot gaat betwijfel ik. Voor mij zag hij er sterker uit dan ik hem ooit gezien heb. Een legertje als het onze dat hier klaar staat blaast hij uit de lucht zonder op te zien van zijn activiteiten. Ik denk dat de enige mogelijkheid is dat we aanvallen als ik hem tegemoet treed en hij bezig is met mij te vernietigen. Tenslotte heb ik enkele keren, angst in zijn ogen gezien Antheyanta. Ik weet dat hij bang voor mij is. Maar of dat betekent dat ik hem kan vernietigen of dat het betekent dat hij weet dat we beide vernietigd zullen worden. Moeder Aarde, ik weet het niet!’
Antheyanta vliegt over het bed naar hem toe en huilt met schokken terwijl ze haar hoofd tegen zijn borst aanlegt en zijn nek afknelt in een ijzeren greep. ‘Maar je kan niet weer weggaan Lamech, ik wil je niet nog eens verliezen, er moet een andere manier zijn. Zelfs een machtig man als mijn vader heeft het niet gered.’ Haar schouders zakken en haar ogen stromen vol tranen. Lamech springt naar voren en neemt haar in zijn armen en troost haar onwennig door over haar, haar en rug te strelen. ‘Het spijt me van je vader, wat is er gebeurd?’ Vraagt hij haar zachtjes. ‘Als je niet kunt vertellen nu kan ik wachten hoor.’
Lamech pakt haar ineen knellende vingers en geeft zichzelf zoiets meer ruimte, ‘Als jij mij stikt is ook een manier, maar ik denk niet dat het de andere manier is waar jij het over hebt.’ Antheyanta kijkt verlegen naar Lamech, ‘Sorry, maar ik ben bang.’ Lamech kijkt haar diep in de ogen aan, ‘En wat denk je van mij dan. Ik ben net zo bang.’ Hij gaat naast haar zitten met zijn rug tegen het parelmoeren hoofdeind van het bed en neemt Antheyanta in zijn armen. Samen kijken ze naar buiten. ‘Weet je, jullie elvenvolk zijn echt heel wijs. Deze waterschermen en het constante natuurleven daar buiten is echt heel rustgevend.’ Antheyanta knikt, ‘Een van de voornaamste redenen, is mij altijd geleerd dat het ons verbindt met wat er buiten ons gebeurt. En om ons te herinneren aan onze belangrijkste taak; de zorg voor onze omgeving. Daarom begrijp ik het standpunt van onze oudsten niet. Hoe kun je op dit moment, de rest van de Grote Landen niet onze grootste zorg noemen. Waarom is mijn vader gestorven zijn wij niet aan hem verplicht dat hij niet zonder reden is gestorven! Maar misschien zijn we in slaap gesust door onze prachtige en rustgevende watertaferelen en in onze hoogmoed zijn denken we dat wij de mensen niet te hulp hoeven komen.’
Antheyanta maakt een minderwaardig gebaar naar het prachtige schouwspel. ‘Misschien is het beter dat er hier ook wat deining in het water komt, dan zullen ze heel wat eerder bereidt zijn de wapenen op te nemen.’ Lamech drukt haar van zich af terwijl hij haar boos gewond aankijkt, ‘Zeg dat nooit weer Antheyanta. De enige plek in de wereld waar nog schoonheid en rust heersen is hier. Ontneem me dat niet.’ Antheyanta hoort de stem van Lamech en beseft dat hij zich als een gewond en stervend dier in de kaken van een wild beest voelt en ze weet niets te zeggen.
‘Sorry Lamech, zo bedoelde ik het niet,’ Zegt ze verontschuldigend
Dat weet ik wel Antheyanta,’ reageert Lamech verontschuldigend, ‘Maar het idee dat deze wereld ook vernietigd wordt kan het bloed in mij doen gaan koken.’ Antheyanta voelt zijn temperatuur stijgen en ziet hem groeien voor haar ogen. Ze springt op en kijkt hem aan met grote ogen. ‘Lamech, wat doe je?’
Lamech beseft wat er gebeurt en schaamt zich waarop hij direct terugkeert naar zijn oorspronkelijke vorm. ‘Het spijt me Antheyanta, dit is onvergeeflijk. Mijn geduld verliezen terwijl ik zo dicht bij jou ben.’ Antheyanta denkt diep na, ‘Ik denk het niet Lamech, ik denk dat dit het antwoord is waar we naar zoeken.’ Lamech kijkt haar verbaasd aan, ‘Dat kun jij makkelijk zeggen. Jij weet niet hoe gevaarlijk en gewelddadig ik ben als ik mijn andere wezen laat overheersen.’
Antheyanta springt als een kind op haar bed en klapt in haar handen, ‘Dat is wat ik bedoel. Als jij een goed zwaardvechter wilt worden, wat moet je dan doen?’ Lamech kijkt haar onbegrijpend aan dus gaat Antheyanta enthousiast verder. ‘Als jij een leeuw wilt temmen, stap je dan gelijk zijn kooi binnen en aait hem over zijn kop?’ Lamech begint te begrijpen waar ze heen wil. ‘Jij wilt voorstellen dat we het monster in mij moeten temmen?’ Antheyanta schudt haar hoofd ontkennend. ‘Niet temmen Lamech, trainen. Je moet je tweede wezen kunnen besturen als een zwaardvechter zijn zwaard hanteert!’
Lamech staat op en wankelt bij het idee dat hij zijn innerlijke monster vrijwillig zou moeten oproepen om een potje te gaan stoeien. Ze weet niet waar ze over spreekt. Maar als hij er beter over nadenkt is het zo logisch, dat het gewoon stom is dat hij er zelf niet is opgekomen. Zijn stem klinkt afwezig als hij begint te praten. ‘Uiteindelijk is hij toch al een deel van me. Ik heb van mijn grootvader geleerd dat angst je grootste vijand is.’ Antheyanta knikt instemmend.
Lamech begint te begrijpen. ‘Ik ben bang voor het monster in mij, dus ben ik mijn eigen grootste vijand! Roep Berend en Kzandaar, ik ga naar de heuvels bij het Dodenwoud.’ Hij rent naar de deur en kijkt nog even achterom zonder op antwoordt te wachten. ‘Ik ga het monster temmen Antheyanta, en jij bent het mooiste en wijste wezen dat er op deze wereld en de andere werelden rondloopt.’
Hij rent terug en neemt haar in zijn armen en geeft haar een dikke kus recht op haar mond. Antheyanta is verrast van zoveel enthousiasme. Lamech lijkt een andere persoonlijkheid te zijn maar als ze wat wil zeggen is hij verdwenen. Ze loopt verwart en gelukkig naar de kamers van Berend en Kzandaar die dicht bij elkaar liggen. In de gang is het onrustig. Kzandaar probeert met engelengeduld een paar heethoofdige bergbewoners te sussen. ‘Kalmeer, wij beseffen heel goed dat jullie familie en vrienden hebben verloren. Maar juist dat zou jullie duidelijk moeten maken dat we nu niet kunnen aanvallen. We zijn te zwak en verdeelt op dit moment. We zullen nog meer verliezen dan ons leven.’ Enkele bergbewoners knikken morrend, ‘Maar…’
Antheyanta heeft zich door de opgehoopte menigte gewerkt en trekt Kzandaar aan zijn mouw, ‘Lamech heeft u nodig, hij is zijn leeuw aan het temmen.’ Beurtelings wordt Kzandaar bleek en rood. Hij kijkt haar met grote ogen aan. ‘Dat is goed, heel goed… denk ik,’ mompelt hij afwezig. Hij zoekt om zich heen naar Berend die met een groepje elven staat te discussiëren. ‘Kom Berend ik heb nog enkele plannen die een doorslag kunnen geven in deze oneerlijke oorlog.’
Berend holt verrast achter de energieke man aan en kijkt onbegrijpelijk naar Antheyanta die hem snel verslag doet van het gebeurde terwijl ze verwoede pogingen ondernemen om Kzandaar bij te houden. Zijn helderblauwe gewaad flappert en zijn armen pompen in een ritmisch tempo als hij zich door de gangen heen werkt naar de poorten. Plotseling kijkt hij om, ‘Waar is hij eigenlijk?’ Vraagt hij schaapachtig. ‘En kunnen we niet dat geluid ding doen, zoals Lamech het altijd zo netjes noemt?’ Antheyanta en Berend lachen om de blik van Kzandaar. ‘Dat lijkt me een goed idee Kzandaar,’ antwoordt Antheyanta. ‘Als we uit het gezichtveld zijn van de mensen buiten gaan we naar de heuvels bij het Dodenwoud.’
Onderweg komen ze Lamech tegen die alweer heel wat langzamer loopt. Kzandaar slaat een arm om hem heen. ‘Een moedig besluit jonge meester. Maar waarschijnlijk niet gemakkelijk om te nemen.’ Lamech kijkt op in de grijze ogen van Kzandaar en knikt wat onbeholpen, ‘Ik weet echt niet wat ik moet doen. Antheyanta had het over trainen, maar hoe train je een monster?’ Berend klopt hem op de schouders waarop Lamech kucht van de kracht waarmee het vriendelijke gebaar is aangekomen. ‘Geduld mijn jongen, een hemels geduld. De eerste stap is er. Heb ik je ooit verteld van mijn achterneef, die heeft eenmaal een jonge beer getemd die hij uit de bergen had meegenomen.’
Berend wil een heel verhaal afsteken waarop Antheyanta hem remt en zegt, ‘We zijn uit het zicht Berend laat ons gaan.’ Lamech houdt haar tegen. ‘Wacht nog even Antheyanta, laat ons nog even verder lopen.’ Kzandaar seint Antheyanta begripvol toe. Langzaam lopen ze over de heuvels begeleidt door een spannend verhaal van Berend.
Te snel voelt Lamech dat het tijd is om te gaan. Hij loopt naast Kzandaar en kijkt hem bedachtzaam aan, ‘Heb je ooit iemand opmoet of getraind die met een zelfde soort vloek was belast?’ Kzandaar denkt diep na. Niet omdat er zoveel keuze is maar om Lamech hoop en troost te bieden. Hij schudt verontschuldigend zijn hoofd. ‘Nee Lamech die ken ik niet, maar hebben we niet allemaal onze duistere kanten. Ik denk ook dat je de eerste trainingen niet veel meer moet dan te leren accepteren wie en wat je bent er om aan je tweede wezen wennen. Eigenlijk zeg ik dat natuurlijk helemaal verkeerd. Want de enige opdracht die je hebt is één met je innerlijke wezen te worden. En de eerste stap is te accepteren dat deze gave of vloek zoals jij het noemt een doel heeft. Je hebt het verhaal gehoord dat Maleantara heeft verteld vlak nadat de draken begonnen te sterven als ze oversprongen via de poorten van deze dimensie. Liberato heeft hun drakenmagie en alle wijsheid die ze hebben verraden door het ten kwade te keren en een tragische misrekening van de draken was dat ze, nadat ze jou hetzelfde hebben geschonken, er geen rekening mee gehouden hebben dat Liberato genoeg kennis had om ook deze redding tegen hen te keren. Maar ze zijn al genoeg gestraft om onze woede nog te moeten verdragen. Soms blijkt een ramp een verborgen zegen als de tijd vervliegt.’
Lamech luistert afwezig, zijn gedachten volgen een andere route. In de verte zien ze de donkere schaduwen van het Dodenwoud oprijzen. Waarom heeft hij gekozen om hier te trainen. Hij staat stil en herinnert zich het moment in het Dodenwoud toen hij zonder moeite transformeerde in zijn drakenziel. Hij probeert te voelen of hij zijn tweede hart voelt kloppen maar alles is rustig in hem.
Kzandaar kijkt opzij naar Lamech, ‘ Lamech herinner jij het moment in de grot, toen ik je vertelde over de energie waaruit we zijn opgebouwd?’ Lamech knikt en roept direct de energie op die hij altijd voelt in zijn lichaam. Zijn handen en benen beginnen te tintelen en hij voelt een grote druk onder zijn middenrif. Hij voelt zich groter alsof hij van vlak boven zijn hoofd de wereld inkijkt. Kzandaar glimlacht ‘Jij hebt veel geleerd Lamech maar ik denk dat, om deze enorme kracht die in jou huist onder controle te krijgen jij jouw wortels diep in Moeder Aarde moet planten. Zij is jouw voedingsbron en je uitlaatklep. Jouw emoties en ervaringen zijn voor haar een voedingsbron en voor jou een ontspanning van je overtollige emoties. Jouw contact met moeder aarde zal je beschermen voor overbelasting. Tenslotte zijn jij en jouw gave een deel van Moeder Aarde en kun je haar enorme opname kracht gebruiken om alle extra negatieve energie of angsten los te laten.’ Lamech knikt direct begrijpend. ‘Ja, je hebt gelijk. Als het wezen zich manifesteert heb ik het gevoel te exploderen door een teveel aan indrukken en gevoelens. En mijn angst maakt dat ik alle negatieve gedachten opblaas tot rampzalige proporties.’
Kzandaar knikt. Hij voelt zich onmachtig omdat hij niet weet wat hij hem nog kan leren. Al zijn grote kennis als magiër lijkt ongeschikt voor de taak waar Lamech zich op voor moet bereiden. Antheyanta kijkt Lamech nieuwsgierig aan, ‘Laat je nu zien wat voor een wezen jij bent Lamech?’ Lamech kijkt waarschuwend, ‘Denk niet dat het zo leuk is Antheyanta. Het wezens is nogal onbetrouwbaar. Ik wil je dan ook vragen om alert te blijven om weg te kunnen vluchten als het nodig is. Dat geldt ook voor jouw Berend, blijf in de buurt van Antheyanta. Kzandaar heeft andere beschermingsmogelijkheden.’
Berend kijkt wat beduusd, ‘Je gaat ons toch niet gelijk flamberen?’ Lamech lacht schaapachtig, ‘Elke keer dat ik verander ben ik op een of andere manier verbonden met Liberato. Ik verwacht eigenlijk meer problemen van hem dan van mijzelf. Tenslotte ben ik omringd door vrienden.’ Antheyanta lacht trots, ‘Als je dat maar nooit vergeet. Kom, stel het niet langer uit ik wil jouw diepste wezen leren kennen.’
Lamech gaat staan met zijn blik op het verre woud gericht, zijn gedachten zijn bij zijn moeder en de draken en hun vergissing. In zijn gedachten spreekt hij zacht tegen haar. ‘Moeder hier sta ik dan, jouw zoon die jou zoveel leed heeft berokkend. Vergeef mij en help mij om onze grootste wens te vervullen. De draken waren jouw liefste vrienden. Je vertelde me zo vaak over ze toen ik klein was en op je schoot in slaap viel.’
Lamech ziet zijn herinneringen scherp voor zijn ogen. Hij probeert zich de draken te herinneren met hun mooie lichamen zwevend boven zijn bergmeer. Een pijnscheut gaat door hem heen. Voorbij de tijd van zijn warme zwempartijen in het warme bergmeer. Zijn meer en zijn moeders geboortedorp zijn geheel verdwenen. Van de aarde gevaagd, alleen om hem te ontmoedigen.
‘Maleantara, help mij. Jullie hebben mij deze gave gegeven. Leer mij ermee te leven en jullie schoonheid te herstellen!’
Lamech voelt zich verloren. Al een heel lange tijd heeft hij niet meer met ze gesproken en in hun gitzwarte wijze ogen gekeken. Het verdriet en gemis zijn bijna ondragelijk. Het blijft stil in zijn gedachten en de visioenen blijven uit. Lange tijd heeft hij gehoopt als hij weer in zijn eigen wereld terug zou zijn, dat de visioenen terug zouden keren. Berend en Kzandaar kijken hem medelijdend aan als Lamech zijn schouders laat zakken.
‘Ik denk dat het vandaag niets wordt Antheyanta met dat mooie plannetje van jou. Het lukt mij niet om contact te krijgen.’ Kzandaar lacht, ‘Je had toch niet gedacht dat het even van poef, paf gaat en dat je dan direct transformeert. Voor zover jij mij hebt verteld zijn alle transformaties ontstaan toen je overspoeld werd door woede en wanhoop, of om je vrienden te redden van een wisse dood. Nu willen we geen transformatie door woede maar ik denk dat je heel diep in je emoties moet duiken voor je voorbij je natuurlijke barrières komt. Ik denk dat het wezen een deel van je is maar ook een werktuig. Tenslotte heb je het gekregen nadat je was geboren dus het is niet volledig jij.’
Lamech overdenkt de woorden van Kzandaar maar Antheyanta valt Kzandaar in de rede als hij verder wil gaan.
‘Wacht eens even,’ zegt ze boos, ‘Zelf als het een gave is. Het zit in hem, dus zonder twijfel is het een deel van hem. Anders kun je nooit weten wie je bent als je, je verschillende karaktertrekken naast elkaar legt en ze splits in goed en kwaad. Soms kunnen je karaktertrekken zo verschillen dat het bijna lijkt of je meerdere persoonlijkheden hebt. Maar om Lamech te vertellen dat zijn gave een gereedschap is lijkt mij gevaarlijk en dom.’ Lamech kijkt naar Antheyanta met haar brutale bekkie en lacht.
‘Nou jullie weten wel alles van mij hè. Maar echt vandaag kan ik me niet concentreren, ik heb geen zin meer om verder te gaan.’ Berend die een eindje verderop is gaan zitten springt op en zwaait met zijn dikke vinger vlak voor de neus van Lamech. ‘Wij zijn in oorlog Lamech. Al veel mensen zijn hun leven verloren door al dat onbegrijpelijke magie gedoe van al die vreemde vrienden van je. Ook al lijkt het niet zo, in dit vredige land maar er sterven dagelijks mensen daarbuiten en die hebben je hard nodig. Beter vandaag dan morgen, er is geen tijd om ergens geen zin in te hebben. Zo, doe wat nodig is en zorg dat je klaar bent voor een confrontatie met Liberato, want reken erop jongetje, vandaag of morgen staat hij voor je neus en hangen er duizenden levens af van jouw beslissingen!’
Lamech voelt zich aangevallen door de altijd vriendelijke Berend. ‘Wacht eens even ik heb nooit…’ Antheyanta neemt Lamech bij zijn arm en lijd hem af. ‘Laat nu maar. Berend bedoelt het niet zo bot. Hij heeft al zoveel verloren, denk aan zijn kinderen die nu ergens in de mijnen van Liberato moeten zijn.’
Lamech bindt direct in. Zijn lippen persen samen van woede en onmacht. Hij doet poging na poging om zijn tweede wezens op te roepen maar niets lukt. Hij begint boos te worden op alles en iedereen en hij schreeuwt vol wanhoop. ‘Maleantara, Maleantech help mij. Waar was al die ellende voor nodig als ik niet eens in staat ben jullie gave te gebruiken. Waar zijn jullie gebleven? Waarom hebben jullie deze wereld verlaten als jullie zulke machtige wezens zijn. Wij hebben jullie nodig! Ik heb jullie nodig!’ Hij valt op zijn knieën en dwingt zijn tweede wezen naar buiten te komen. Zijn adem gaat hortend en stotend en zijn lichaam schudt door de onophoudende pogingen om zijn tweede wezen op te roepen tot hij uitgeput en teleurgesteld in elkaar zakt. ‘Ik krijg het niet voor elkaar.’
Antheyanta gaat naast hem zitten en neemt zijn hand in haar kleine fijne handen die bijna doorzichtig lijken. ‘Luister Lamech, het wezen huist in je. Hij is je vriend. Spreek met hem.’ Lamech kijkt haar dom aan, ‘Wat bedoel je in Godsnaam. Een gesprekje met het monster voeren, ben je gek geworden. Het is erg genoeg dat ik vervloekt ben, vraag mij niet om ervan te genieten.’
Kzandaar krabt in zijn zilveren haren. ‘Als jij ervan overtuigd bent dat ‘het Monster’ jouw vijand is, hoe denk jij, dat je het in Vredesnaam kunt trainen. Vijanden zijn in de meeste gevallen niet de beste luisteraars jongen. Ik denk dat het genoeg voor vandaag is. Denk jij er maar eens goed over na Lamech, wie en wat jij bent en wat je precies wil. Ik ga terug. Ga je mee Berend?’ En zonder verder een woord te zeggen loopt hij weg. Berend volgt hem terwijl hij een steelse blik op Lamech werpt die nu geheel onderuit gezakt zit met een woedende kop. De littekens op zijn gelaat zijn spierwit van de gespannen trekken om zijn mond en Berend wil terug om hem moed in te spreken.
Antheyanta ziet het gebaar en schudt zachtjes haar hoofd en maakt een gebaar dat het oké is. Een blik met haar ogen stelt hem gerust en na een vette knipoog sjokt hij achter Kzandaar aan die zachtjes tegen zichzelf loopt te mopperen. ‘Het zijn verdorie nog kinderen en dan zijn ze al vervloekt dat ze de wereld moeten redden. En wij volwassenen staan machteloos aan de zijlijn en moeten er maar op vertrouwen dat we datgene dat wij ze hebben bijgebracht ook maar ergens op slaat.’ Berend haalt hem in en luistert naar de tirade van Kzandaar terwijl hij stilletjes naast hem loopt. Kzandaar kijkt hem zijdelings aan, ‘Nou wat vindt jij ervan. Nog niet zolang geleden lag de toekomst van de wereld in de handen van volwassenen en nu…’
Berend valt hem in de rede, ‘Wacht eens even. Nu ben je onredelijk, het lijkt er bijna op dat je jaloers bent op de weg die Lamech moet volgen.’
‘Nou en wat dan nog,’ reageert Kzandaar woedend, ‘Tenslotte ben ik jaren getraind in de geheimen van magie. Waarom moet het lot van de wereld in de handen liggen van een opstandig kind.’ Berend schudt nu verbluft zijn hoofd. ‘Ik denk dat je jezelf voor de gek houdt Kzandaar. Jij zou helemaal niet in de schoenen van Lamech willen staan. Jouw enige probleem is dat jij je machteloos voelt. Ik zou zeggen; ga zelf eens met je magische vriendjes op een heuvel staan en bedenk een paar leuke verrassingen voor Liberato. Want Lamech heeft gelijk. Iedereen wacht maar af wat hij doet en zelf doen ze niets’ Kzandaar wil boos terugvallen maar de brede grijns op Berend zijn gezicht houdt hem tegen. ‘Je hebt gelijk oude vriend. Laat we ons bezighouden met wat wij kunnen doen en niet allemaal als eens overspannen moederkloek op Lamech zijn huid zitten.’ Berend slaat joviaal een arm om Kzandaar en fluistert samenzwerend in zijn oor. ‘Dat klinkt er meer naar,’
‘Luister ik heb zelf een paar plannetjes voor een aanval maar daarbij heb ik een paar magische knallen bij nodig. Zou je mijn ideeën eens willen bekijken?’ Kzandaar kijkt tevreden naar Berend, in ieder geval kan hij nu iets doen. Ze sluipen langs de mensenmenigte naar hun kamers en sluiten zich de rest van de dag op en bespreken verschillende mogelijkheden om door de ogenschijnlijke onneembare muren van Liberato te kunnen breken.
Op de heuvel zitten Antheyanta en Lamech een lange tijd stil in de verte te staren. Lamech verbreekt de stilte het eerst. ‘Kzandaar vindt mij af en toe maar een verwende puber. Ik denk dat hij boos op mij is omdat ik er niets van bak; van dat wereldje redden bedoel ik dan.’ Antheyanta glimlacht zuur en houdt een scherp antwoord in. ‘Mensen zijn ook maar emotionele wezens,’ overdenkt ze zuchtend. Ze flappen er maar ondoordacht van alles uit om hun hart te luchten en het enige dat ze ermee bereiken is dat de andere in de verdediging schiet of zich afsluit. Ze voelt de gespannen spieren in Lamech zijn schouders en laat hem lekker rommelen met zijn verwarde gedachten.
‘Nou waarom zeg je niets Antheyanta, vind jij ook niet dat Berend en Kzandaar een beetje onredelijk zijn.’ Hij verbetert zichzelf met een diepe zucht, ‘Zeg maar liever heel erg onredelijk.’ Antheyanta schudt haar hoofd nadenkend,’ Ik denk dat iedereen een beetje teveel hooi op zijn vork neemt, maar je kunt niet meer doen dan dat waar je vandaag tijd voor hebt. De rest is de zorg van Moeder Aarde en haar duistere minnaar, het sterrenrijk en hun onbegrijpelijke wegen.’
Lamech begrijpt maar de helft van haar verhaal en twijfelt of hij eens is met de rest en zinkt weg in zijn eigen gedachten. ‘Wat wordt er van hem verwacht. Zijn toekomst lijkt op een dolmans val van een bergwand Alles gaat snel en is duister, onduidelijk en elke stap die hij neemt in zijn haast kan fataal zijn.’ Een diepe zucht stoot uit zijn borstkast en zijn gezicht valt in zijn handen. Afwezig speelt hij met de diepe groeven in zijn gelaat.
Kzandaar heeft gelijk ergens. Hij gedraagt zich echt als een klein kind soms. In de maanden dat hij in het Meesterhuis zat heeft hij vaak genoeg gedacht dat zijn volgzaamheid onnatuurlijk was. Zoveel jongelui op een hoopje en nooit waren er problemen of ruzies of kwajongens streken. Vaak gaf hem het een onnatuurlijk gevoel maar hij deed er nooit iets tegen of sprak er met de andere jongens over. Hij bleef maar afwachten tot er iets gebeurde waar hij op kon reageren. Nooit nam hij het heft in eigen hand. Nu waren ze allen natuurlijk onder een massahypnose maar ze maakten het Liberato ook wel heel gemakkelijk met hun apathische gedrag. Hij moet zijn leren keuzes te maken.
Hij staat op en loopt richting het Dodenwoud. Misschien zou een gesprekje met zijn moeder geen gek idee zijn. Tenslotte was zijn laatste impasse ook doorbroken toen hij het woud was binnengestapt. Misschien moet je soms gewoon een weg nemen tot de juiste weg zich voor je ontvouwd, want als je blijft zitten neem je geen enkele weg en kom je zeker nergens.
Lamech zijn gedachten gaan als een chaotische soep tekeer en Antheyanta volgt hem zonder iets te zeggen. Lamech voelt haar vragende blik en kijkt even om. Wat is ze ook een mooi en bijzonder meisje. Zoveel geduld en wijsheid zijn bijna onnatuurlijk voor een mens. Maar ze is natuurlijk geen mens, ze is een hoger wezen. Langzaam komt het bos dichterbij en Antheyanta rilt van de duistere energie die het woud uitstraalt.
Ze denkt hardop, ‘Vreemd eigenlijk. Het woud is een poort naar andere dimensies. Waarom zou het dan zo’n angstaanjagende aura moeten hebben. Misschien weerspiegelt het woud je angsten of de angsten van de hele wereld. Wat ben je van plan Lamech?’
De laatste keer dat hij het woud inging was hij verdwenen voor een lange tijd daar had ze nu niet zoveel zin in. Ze pakt Lamech bij zijn arm en houdt hem tegen, ‘Wat ben je van plan Lamech?’ Lamech kijkt geïrriteerd en afwezig naar Antheyanta. Ze stoort hem in een diepe overdenking. ‘Ik wil proberen contact te leggen met mijn moeder of een van de gestorven draken. Of denk je dat de draken een eigen dodenplek hebben?’
Antheyanta overdenkt zijn vraag, ‘Toen ik je achterna ging in het woud was ik bijna de hele tijd opgenomen in een plek die jouw moeder een hoger verbindingsvlak noemde. Daar komt al het hoger bewustzijn samen. Zowel die van de doden als de levenden. Maar wij elven gebruiken dit veld ook om onze telepathische boodschappen door te geven. Je hoeft er niet perse voor het woud binnen te gaan.’
Lamech kijkt geïnteresseerd opzij naar de uitleg van Antheyanta. ‘Oh, en hoe kom je daar dan. Is het mogelijk voor mij om daar te komen?’
Hoofdstuk 20
Een eeuwenoud verhaal
‘Iedereen is op dat vlak verbonden met elkaar. Mensen en Dier en de energiewezens uit andere parallelle dimensies, zelfs de persoon in al je andere levens die je hebt gehad is daar. Het is de plek waar alles in het sterrenrijk één geheel is. Het enige dat je hoeft te doen is je te concentreren op jezelf en symbolisch diep in jezelf duiken of als het makkelijker is je voor te stellen dat je via een koker in je kruin naar boven stijgt tot je op een groot veld aankomt waar alle gedachten en bewustzijn samen komt.’
Lamech stap snel en gemakkelijk over omdat hij de plek uit haar beschrijving herkent als de plek waar hij de draken ontmoet in zijn dagdromen. Hij stijgt op en geniet van de onmetelijke rust van het lichtgevende landschap. Ergens doet het landschap hem denken aan wolken maar de substantie van zijn omgeving is te etherisch om materie genoemd te worden. Hij dwaalt een poosje rond en ziet in de verte meerdere mensen die in groepen door het veld trekken. Af en toe ziet hij een zoekende ziel zoals hij en wil hij contact maken, maar de beelden vervagen op het moment dat hij zijn stem verheft om ze te roepen. Hij heeft een gemixt gevoel van zowel absoluut verloren zijn als een rustgevende tevredenheid. Hier hoeft hij niets en niemand te zijn.
Plotseling kijkt hij recht in de donkere ogen van Maleantech en zijn hart slaat over. ‘Ben jij gestorven Maleantech?’ Vraagt Lamech terwijl zijn stem iel en onnatuurlijk klinkt.
‘Hallo, jonge meester,’ antwoordt Maleantech, ‘Wat is sterven. Ik spreek met je, dus ik ben. De natuurlijke vorm is niet de belangrijkste mijn jongen. Eerst wil ik je complimenteren met de wegen die je hebt begaan. Voor jou lijkt het misschien dat je maar wat hebt omgeklungeld in de gebeurtenissen maar tot nu toe heb je nog steeds de rechte route naar je uiteindelijke eindbestemming of voleinding genomen.’ Lamech kijkt de draak vol medelijden aan. ‘En de rest van de draken, waar zijn zij? Is alles goed met ze, hoeveel zijn er gestorven en is de weg terug onmogelijk geworden zoals Kzandaar beweerd?’
‘Dat zijn veel vragen uit de mond van een wijs meester.’ Lamech raakt geïrriteerd.’ Ik ben verre van wijs Maleantech en dat weet jij best!’ Maleantech lacht en het geluid rolt als een aardbeving door de serene stilte. Hier en daar kijken enkele reiziger door de ruimte even op alsof ze wat horen maar trekken ongestoord verder.
‘Kleine, grote meester. Zolang jij het idee hebt dat er maar één weg is naar voleinding kun je niet genieten van je reis. En als je niet geniet van de reis is je creativiteit geremd. Niet je einddoel is van belang. Je spel met de gebeurtenissen is belangrijk. Je ontmoetingen met je medewezens zijn van belang.
Jij hebt de gave gekregen om jouw leven in te kleuren en te vormen zoals jij dat goed vindt. Het lijkt er op dat wij soms worden gedwongen in een bepaalde richting maar dat is alleen het gevolg van de beslissingen die we in het verleden hebben genomen of de connecties en relaties die we hebben.
Jij wilde niets liever dan avontuur en gevaar. En zie nu om je heen. Waar sta je nu in je leven? Midden in de belangrijkste gebeurtenissen sinds eeuwen in de Grote Landen. Jouw beslissing om weg te trekken van je geboorteplek heeft zoveel impact gehad op de rest van de wereld dat je niet kunt bevatten wat jouw gedachten en ideeën betekenen voor de richting die je neemt. Wat denk je, dat er gebeurt zou zijn als je had besloten om niet te luisteren naar de stem van je hart en lekker dwars bij je veilige bergmeertje was blijven zitten mokken? Probeer je één seconde voor te stellen wat er dan met jouw leven was gebeurd. En met het leven van al die mensen die meespelen in jouw scenario.’
Lamech is helemaal ondersteboven van de veronderstellingen van Maleantech en is er stil van. ‘Maar dat is oneerlijk! Door mijn beslissingen bepaal ik de toekomst van velen om mij heen.’ Maleantech denkt na. ‘Misschien lijkt dat zo, maar zie je deze plek waar alle wezens met elkaar verbonden zijn. Hier is de plek waar gedachten, dromen en wensen met elkaar in contact komen. Natuurlijk gaan er ook velen heen die bewust op zoek zijn naar antwoorden. Ieder mens en wezen maken hier de afspraken voor zijn levensplan en de hulp die hij nodig heeft van andere wezens om dat te volbrengen. Hier worden de scenario’s geschreven om te spelen met de grootste gave die er in het oneindige sterrenrijk aan ons is geschonken: De gave van vrije wil en lotsbeschikking.
Jij en jij alleen bepaalt wat je doet met je leven. Herinner je de verhalen van de helden uit de oude geschiedenis. Zij namen beslissingen op belangrijke momenten. En alleen de meest moedige en creatieve van alle wezens durven ondanks dat alles tegen hen is, stappen te zetten die soms in duisternis worden genomen maar uiteindelijk naar nieuwe ervaringen lijdt.’ Lamech zijn hoofd duizelt. Hij stottert bijna van de emoties en vragen. ‘Maar… dan maakt het niet zoveel uit wat ik doe of beslis?’ Maleantech lacht verdrietig. ‘Dat lijkt misschien zo mijn jonge vriend, niets is minder waar. Mijn beslissing om uit te vliegen om de vluchtelingen van de Grote Landen te redden terwijl ik vermoedde dat Liberato een val voor ons zette heeft mijn leven gekost en het leven van velen met mij. Nee, vergis je niet; jouw leven is het jouwe om over te beslissen en elke beslissing die je neemt heeft invloed op wat er gebeurt. Zelfs de keuze om geen beslissingen te nemen maakt het schilderij dat je van je leven maakt tot wat het is! En de rest van je leven mag je genieten van het schilderij dat je gemaakt hebt, de gevolgen van je creatieve daden en beslissingen.’
Lamech laat de woorden diep in zijn bewustzijn inzinken en kijkt Maleantech bewonderend aan. Hij heeft zo’n grenzeloos respect voor dit reusachtige, wijze, wonderschone en magisch wezen dat het bijna grenst aan verering. ‘Waarom hebben jullie Liberato in de drakenmagie ingewijd?’ Maleantech zucht. Het geluid klinkt als een onderaards gerommel. ‘Ik vroeg mij al af wanneer je die vraag zou stellen.’ Lamech knikt verontschuldigend, ‘Sorry Maleantech maar jullie keuzes hebben zo’n grote invloed op de Grote Landen en zelfs in andere dimensies dat ik moet weten waarom, en wat ik moet doen om het op te lossen. Want één ding is zeker. Nu ik weet waarom jullie mij altijd de uitverkorene noemen zal ik mijn taak moeten vervullen. Jullie hadden een plan, toen jullie mij vervloekten met dat monster in mij.’ Maleantech kijkt hem aan met een geslepen blik. ‘Wij hebben te lang en wreed geleden door de gevolgen van onze fouten maar om deze gave een vloek of een monster te noemen vind ik toch werkelijk ongepast en beledigend. Jouw gave, en wees er van overtuigd, wat wij jou hebben geschonken is een grote magische gave, is er niet alleen om onze fouten te herstellen want jij was al voor jij geboren was een groot wezen.’
Lamech staat met zijn mond open te kijken naar Maleantech. ‘Wil je zeggen dat jij mij kende voor ik geboren was?’ Maleantech knikt en gaat verder zonder hem te antwoorden. ‘Jij was een wezen die een snelle ontwikkeling doormaakte. Vol overmoed en grote plannen met jouw nieuwe aardse leven. Wij zagen je mogelijkheden, lang voor onze fout met Liberato was je voor ons al een potentieel voor de grote drakenmagie. Wij weten niet alles Lamech. Waarom zouden we anders kiezen om te bestaan als onze wijsheid ons alles laat weten voordat het is gebeurd. Dat zou ons bestaan onnoemelijk saai maken. Wij hebben de drang naar wijsheid van Liberato aangezien voor een grote zegen voor de mensheid. En in onze hoogmoed om de mensen te helpen hebben we de verkeerde persoon onze gave geschonken. En een tweede fout hebben we gemaakt toen wij niet hebben ingegrepen bij Liberatos tweede verraad aan de grote drakenmagie.’
Lamech schudt zijn hoofd onbegrijpend. Maleantech begrijpt zijn vraag en antwoord zonder op zijn vraag te wachten. ‘Toen hij jouw wezen overnam of onder zijn controle bracht dachten wij dat het lichtwezen in jouw Liberatos duistere zijde zou neutraliseren. Maar waarom wij de kans om jou voor te bereiden op jouw taak hebben laten schieten begrijp ik nu nog niet. Maar je was zo klein en had al zoveel verdriet meegemaakt en je was …’ Lamech ziet het beeld van zijn moeders dood voor zich en wordt koud van binnen. ‘Jullie vertrouwden mij niet meer. Jullie dachten dat mijn wezen al volledig was overgenomen door Liberato of heb ik het mis!’ Lamech spuugt de woorden bijna uit. ‘Hoe moet ik mijzelf leren accepteren als zelfs jullie mij niet vertrouwen?’
Maleantech zwijgt gelaten. ‘Ieder mens heeft zijn eigen vrije wil zoals ik jou al vertelde en wij hadden al genoeg invloed uitgeoefend. De wereld heeft op het randje van de afgrond gestaan door onze inmenging. Maar jij hebt allang bewezen dat jij uit het goede hout bent gesneden.’ Lamech puft, ‘Hoe kun je daar zo zeker van zijn. Ik kan elk moment besluiten om een andere richting in mijn leven in te slaan, of niet soms?’ Maleantech knikt. ‘Maar aan iemands daden en wensen kun je zijn toekomst aflezen en jij wilt ondanks je moeilijke en eigenwijze karakter niemand werkelijk kwaad doen of onder slavernij brengen en dat is Liberatos fout geweest. Hij herkende in jouw dwarse karakter zijn eigen meedogenloze ambitie. Het enige dat jouw karakter bepaald is onderbewuste verwarring over de dood van jouw moeder.’ Lamech snikt en Antheyanta wekt hem op uit de trance waar hij al meer dan een half uur in zit.
‘Alles goed Lamech. Wat is er gebeurd. Met wie heb je gesproken?’ Lamech kijkt gedesoriënteerd om zich heen en trekt zijn gehele wezen weer samen om op dit moment te zijn. Hij voelt het zachte gras onder zijn handen en een briesje draagt de geur van het woud met zich mee. ‘Maleantech, ik heb met hem gesproken en ik moet nog zoveel meer weten, waarom heb je me gestoord?’ Antwoordt hij.
‘Hm, reageert Antheyanta vragend, ‘Wat bedoel je. Leeft Maleantech en wat zei hij.’ Lamech staat vermoeid op terwijl hij begrijpt at hij te weinig kracht heeft om nog eenmaal terug te keren. Hij klopt het stof van zijn kleren en antwoordt, ‘Een heleboel Antheyanta. Een heleboel wat ik nog niet helmaal begrijp. Ik wil nu echt even rusten, kunnen we snel terug naar onze privé vertrekken?’
Antheyanta vraagt niet verder en hetzelfde moment staan ze alweer in haar kamer vlak voor het scherm. Lamech vertrekt zonder veel te zeggen en Antheyanta gaat op zoek naar wat te eten. In de grote zaal komt ze een paar vrienden tegen die haar van alles vragen over de geruchten die de ronde doen over Lamech. ‘Ik weet niets over een aanval op Liberato met de draken. Zoals je weet zijn de draken verdwenen. Er is weinig kans op…’ Een blonde elf met een prachtig gezicht valt haar in de rede. ‘Wij kennen de oude profetieën ook Antheyanta. Houd ons niet voor de gek.’
‘Welke oude profetieën hebben jullie het over,’ vraagt Antheyanta totaal onschuldig. Een kleinere elf met haren als de kleur van brandend vuur glimlacht en begint een oud rijmpje te citeren; een rijmpje dat Antheyanta al lang vergeten was.
Ontwaakt Drakenrijder, Meesterdraak.
De tijd is gekomen om dimensies te verbinden,
Om te openen wat is gesloten en te verbreken de knellende banden.
Ontwaakt Drakenvriend, Heelmeester der Grote Landen.
De tijd is gekomen om slapende ogen te open en verloren harten te vinden.
Ontwaakt, ontwaakt, vrienden staan u terzijde dat is onze taak.
‘En jullie denken dat dit vers op Lamech slaat?’ Antheyanta begrijpt Lamech zijn woede en onmacht. Zoveel mensen hebben oneerlijke verwachtingen van hem. ‘Ga liever kijken wat jullie kunnen doen om te helpen in plaats van een ander op te zadelen met grote verplichtingen.’ De elven reageren unaniem geïrriteerd. ‘Jij weet dat onze oudsten ons hebben verboden om mee te vechten in deze oorlog. Zij vinden dat wij al genoeg doen met het opvangen van alle vluchtelingen.’
‘En wat vinden jullie van die beslissing?’ vraagt Antheyanta vinnig. De oudste jongen krabt op zijn hoofd. ‘Nu oordeel je ons ten onrechte Antheyanta. Wij hebben vaak genoeg straf gekregen voor de wilde plannen die jij had toen je het nodig vond om onschuldige reizigers de stuipen op het lijf te jagen. Wij hebben je altijd gedekt en nooit verraden!’ Antheyanta knikt beschaamd en reageert verdrietig, ‘Ja maar nu wordt er van ons meer verwacht dan herberg spelen. Ik kan mij niet voorstellen dat wij als Waterland zullen overleven als wij de mensenkinderen deze oorlog alleen laten voeren. Liberato heeft onze koning weggenomen, ons land is evenzeer in gevaar als de rest van de wereld. En daarbij wij hebben een morele verplichting aan de draken om hen te helpen het gedane kwaad terug te draaien.’
Eensgezind wordt er geknikt. ‘Jij hebt helemaal gelijk Antheyanta. Wij moeten ons verzetten tegen het besluit van de oudsten. Waterland heeft een taak en wel een grote.’ De oudste jongen staat met opgeheven hoofd als hij de historische woorden uitspreekt. Antheyanta knikt instemmend, ‘En daar zou ik maar gelijk mee beginnen als ik jullie was.’ De jonge elven knikken alsof ze een belangrijke opdacht van hun generaal hebben gekregen. Antheyanta knikt het trots toe. ‘Het kon best nog wel eens goed komen met de wereld als iedereen maar zijn steentje wil bijdragen.
Antheyanta gaat op zoek naar Berend om te vragen of hij nog hulp nodig heeft met de lijsten van de vermisten. Berend staat in de grote zaal met een grote groep jongere mijnwerkers om hem heen die diezelfde morgen waren aangekomen. Een kleine donkere jongen vertelt een verhaal dat bijzonder interessant moet zijn voor Lamech. Ze luistert naar het verhaal van de jongen en nodigt hem over twee uurtjes uit in Lamechs vertrekken. De jongen is laaiend enthousiast, hij beweert bij hoog en laag dat hij Lamech kent.
Een paar uur later wordt Lamech wakker van een resolute klop op zijn deur. Hij trekt zich terug uit een zwaar gevoel. Gelukkig was hij direct in slaap gevallen want zijn hoofd stond al bijna op springen toen hij thuiskwam na het lange gesprek met Maleantech. Lamech opent zijn deur en kijkt recht in het gezicht van kleinere uitvoering van zijn vriend Matani. ‘Hé hallo…’ Lamech klopt de jongen op zijn schouder. ‘Mm, ik weet je naam niet precies meer. Bertram of zo. Hoe gaat het met Matani en je andere broers en zusters.’ De jongen is er trots op om met Lamech te mogen spreken, maar zijn blik staat droevig als hij antwoordt, ‘Matani en nog velen met ons zijn op een bepaald moment weggegaan. Op een bepaald moment zijn velen in een keer veranderd. Ze zagen geen nut meer in het werk onder de mijnen en wilden terug naar hun geboortedorpen of verder trekken. Mijn broer was een van de eersten. Hij kreeg direct problemen met de bewakers die er waren gekomen vlak na het moment dat iedereen plotseling wilde vertrekken. Hij is met een paar jongens gaan onderduiken diep in de mijnen en de rest is weer mopperend aan het werk gegaan. Twee weken geleden kwam hij mij midden in de nacht wekken. Hij gaf mij de opdracht hulp te zoeken in het oosten en de mensen te waarschuwen over de verschrikkelijke dingen die er gebeurden in de mijnen. Iedereen die meedeed aan de opstand of zich bleef verzetten is opgepakt of verdwenen. Er gaan geruchten dat Liberato kerkers onder zijn fort heeft en dat velen daar gevangen zitten. Liberato heeft nog genoeg volgelingen over onder de jonge magiërs en je kunt bijna geen mens meer vertrouwen. Hijzelf wilde de Rode Heuvels over trekken om aan de kust huurlingen op te zoeken en te vragen om hun hulp met het goud dat hij heeft gespaard. Een paar andere jongens zijn naar het westen en oosten gegaan. Mijn broer heeft enkele geheime gangen onder de bergen gevonden en daar zijn we doorheen gevlucht en vlak achter een groot woud hebben we afscheid genomen. Mijn broer is terug gegaan onder de bergen naar de Rode Heuvels. Ik ben deze weg op gegaan en vond algauw andere vluchtelingen die me vertelden over deze plek. Matani heeft me gevraagd overal naar jou te vragen omdat hij weet dat jij nogal bekend bent in de Grote Landen. Onder de mijnwerkers gaat je naam in ieder geval wel rond. Er doen de vreemdste geruchten de ronde.’
Lamech luistert zonder de jongen te storen en draait zich om naar het water te kijken. Zo langzamerhand is hij het zat om die geruchten te horen. Antheyanta kucht onzeker. Ook zij heeft het een en ander te vertellen over de geruchten maar ze durft hem niet te storen na het verhaal van de jongen.
Lamech kijkt Antheyanta bedenkelijk aan, ‘Zou jij Kzandaar en Berend willen roepen ik heb iets met ze te bespreken. Kom jezelf ook mee? Ik denk dat jouw vertrekken geschikt zijn, ik wacht daar op je.’
Antheyanta besluit zonder te vragen waarvoor hij ze nodig heeft direct te gaan, ze heeft het gevoel dat Lamech een besluit heeft genomen. Achter zich hoort ze Lamech afscheid nemen van het jongere broertje van Matani. ‘Maak je maar geen zorgen, ik vind je familie wel en zal ze meenemen naar Waterland.’
Antheyanta verbaasde zich over het gemak waarmee Lamech de jongere jongen gerust stelt. Zelf heeft ze niet zoveel vertrouwen in de toekomst.
Kzandaar en Berend vragen een paar minuten uitstel want ze zijn weer een groep opgewonden bergbewoners aan het gerust stellen. Even later lopen ze mopperend achter Antheyanta aan. ‘Het wordt tijd, dat er wat gebeurt. De mensen worden het wachten beu.’ Kzandaar zucht en schudt zijn hoofd ongerust. Berend stemt hiermee in en komt met een verrassend voorstel. ‘Als de mensen zo graag in oorlog willen, misschien kan ik wat gaan doen om wat discipline aan te brengen in het zootje ongeregeld dat ons elke keer lastig valt met hun oorlogskreten.’ Kzandaar kijkt meewarig opzij. ‘Nou jij liever dan ik. Maar het is geen gek idee want we kunnen wel blijven afwachten maar Liberato laat ons niet eeuwig met rust. Ik verwacht binnenkort wel problemen met hem. Vroeger of later moeten wij ons toch teweer stellen tegen zijn grandioze overmacht en dan kunnen we beter getraind sterven of niet?’ Berend geeft Kzandaar een harde stoot in Kzandaars ribben met zijn elleboog terwijl hij op Antheyanta wijst en zijn vingers tegen zijn lippen drukt.
Antheyanta kijkt verrast om. ‘Ik ben niet gek Berend. Ik ken onze wanhopige situatie. Maar overmoed schaadt meer dan gepaste zwartgalligheid.’ Kzandaar springt op, ‘Hé, ik ben niet zwartgallig. Wat heeft Lamech te vertellen Antheyanta of weet je dat niet?’ Antheyanta schudt haar hoofd terwijl ze voor de deur van haar eigen vertrekken wacht om aan te kloppen om Berend te antwoorden. ‘Hij heeft mij niets verteld maar ik heb zo mijn vermoeden. Ik denk dat hij op pad wil naar de Zwarte Bergen om een vriend te zoeken.’ ‘Wat,’ schreeuwt Kzandaar, ‘Is hij helemaal gek geworden. Hij is net ontsnapt uit het hol van de leeuw en nu wil…’ De deur vliegt open en Lamech staat in de deuropening terwijl hij Kzandaar naar binnen trekt. ‘Dat heb ik gehoord en ik zou het fijn vinden dat jullie mijn plannen niet op de gangen bespreken.’
Antheyanta zakt op een stoel in elkaar. ‘Dus je bent echt van plan naar de Zwarte Bergen terug te gaan?’ Lamech knikt. Hij vertelt het verhaal van Matanies broer en vult het aan met zijn wantrouwen en plannen. ‘Ik heb in die andere wereld af en toe visioenen gehad van deze wereld en ik weet dat de weg over de Rode Heuvels een val is van Liberato. Mijn vriend heeft die weg genomen en ik wil hem zoeken.’ Kzandaar wil hem in de rede vallen maar Lamech steekt zijn hand op. ‘Het is niet om de held te spelen of zo maar Matani kent geheime routes onder de bergen en ik denk dat wij daarmee ons voordeel kunnen doen.’
Lamech houd zijn mond en wacht af met een brede glimlach. Hij weet dat de anderen niets zullen zeggen want dit nieuws is te belangrijk. Berend reageert als eerste. ‘Dat is een goed idee. Ik ga mee. Wanneer gaan we?’ Kzandaar staat nog even naar woorden te happen als Lamech verder gaat. ‘Ik wil zo weinig mogelijk mensen mee. Het is een geheime missie en ik wil niet met een klein legertje de zwaar bewaakte bergen doorstappen. Ik denk dat het enige dat ik nodig heb is één vrijwilliger van de elven die kan overstappen.’ Antheyanta staat gelijk op. ‘Oké, hier is je vrijwilliger. Wanneer gaan we?’ Lamech en Kzandaar beginnen meteen met een preek en Antheyanta keert haar ogen naar het plafond. ‘Ho, maar ik ken de verhalen van de mensen over het zwakke geslacht, maar bij ons elven is een vrouw even veel waard als een man dus dat verhaal gaat hier niet op. Wanneer gaan we?’
Lamech staat met zijn mond vol tanden maar Kzandaar heeft nog wat noten op zang. ‘Luister dame, jouw volk heeft nog maar een korte tijd geleden hun leider verloren. Ik denk niet dat de oudsten toestemming zullen verlenen om hun laatste erfgenaam van de troon mee te laten gaan op een gevaarlijke missie. In het geheel al niet omdat de mening van de oudsten duidelijk is. Zij willen neutraal blijven in deze oorlog, dus we zullen een andere vrijwilliger moeten vinden.’ Antheyanta ziet haar fout in en glimlacht moedig. ‘Wat het eerste betreft heb je jammer genoeg gelijk.’ Ze richt het woord even aan Lamech voordat ze verder gaat. ‘Sorry, Lamech, ik had je graag terzijde willen staan maar Kzandaar heeft gelijk. De oudsten zullen me nooit laten gaan.’ Ze richt het woord weer tot Kzandaar.’ En wat het tweede betreft, over dat neutraal blijven, er staat je een mooie verrassing te wachten.’
Kzandaar kijkt verbaasd. ‘Wat weet jij, dat ik niet weet jongedame?’ ‘Wacht maar af,’ is het antwoord van Antheyanta. ‘Lamech, ik denk dat ik wel iemand weet die een goede hulp zal zijn. Hij is moedig, loyaal, een goede zwaardvechter en zo dun en lenig als een jonge loot aan een wilgenboom,’ zegt Antheyanta met een vreemd verdrietige blik in haar ogen. Lamech wil haar vragen wat er aan de hand is maar Antheyantas boze gesloten blik houdt hem tegen en gemaakt glimlacht hij, ‘Dat klinkt naar mijn man. Kzandaar wat zeg je ervan. Ik ben maar kort weg en ik beloof je,’ met zijn vingers achter zijn rug gekruist, ‘Ik zal geen gekke dingen doen.’ Kzandaar bromt wat. ‘Jammer genoeg moet ik bekennen dat het een goed idee is en ik moet je opdracht nog moeilijker maken. Waarschijnlijk is het een goed idee wat rond te neuzen en contacten te leggen die we later bij een eventuele aanval kunnen gebruiken.’
Iedereen kijkt stil voor zich uit en beseft over welk onvermijdelijke moment Kzandaar spreekt. Lamech knikt, dat was hij allang van plan maar dat hoeft Kzandaar niet te weten. ‘Dat is goed Kzandaar. Wat vind jij Antheyanta, kun je me voorstellen aan die halve godheid van je. Ik wil zo snel mogelijk gaan.’
Antheyanta knikt verdrietig, ‘Ik zal hem halen als hij bereidt is je te helpen.
Heb geduld met hem hij is een beetje hoogmoedig.’ Ze werpt nog even een trieste blik op Lamech en verlaat de ruimte. Berend gaat naast Lamech zitten.
‘Weet je het zeker jonge vriend. Als er iets misgaat, is er veel te verliezen. Misschien moet er een ander gaan in jouw plek. Ik ben met bergen bekend, denk je niet dat het beter…’ Lamech valt hem in de rede met een handbeweging, ‘Berend, ik begrijp wat je wilt bereiken, maar het is mijn vriend, ik ken hem en hij is vluchtende, dus denk ik dat hij zonder magie niet te vinden is.’ Berend moet het met hem eens zijn maar hij is er niet blij mee, ‘In wat voor en tijd leven we, dat de ouderen thuis blijven en de kinderen de wereld redden.’
Lamech grinnikt cynisch, ‘Ach ja de oudjes zijn niet zo snel m…’ Pats, Lamech heeft al een snelle tik op zijn hoofd te pakken voor hij de kans krijgt om weg te springen. Berend staat er met een grote grijns bij. ‘Tja, de oudjes hè.’ Lamech grinnikt wat. ‘Maar serieus Berend, Kzandaar, wat denken jullie ervan. Ik wil een paar dagen ondergedoken blijven zitten en mensen voorbereiden op de dingen die gaan komen. Heb je nog wat adviezen. Je weet dat ik niet direct gevaar loop omdat ik mijn magie kan gebruiken. Alleen Liberato kan roet in het eten gooien als hij mijn aanwezigheid opvangt.’
Berend schudt nadenkend zijn hoofd en kijkt Kzandaar aan die afwezig op zijn lippen bijt. ‘Ik weet het niet Lamech, als jij je camouflagetechniek gebruikt en goed met de omgeving samenvloeit en niet te lang op één plek blijft moet het te doen zijn. Ten slotte zal Liberato niet verwachten dat jij je nog eenmaal dichtbij durft te wagen zonder een grandioos leger achter je. Mijn probleem zijn de verraders en spionnen die zelfs de meest eenvoudige missie tot een gevaarlijke onderneming maken.’
Ze praten nog een lange tijd totdat Antheyanta terugkomt met een slanke jongeman. Zijn ogen zijn blauw als staal en hij neemt Lamech behoedzaam op voor hij zijn hand uitsteekt. ‘Anthy, vertelde me dat je op zoek bent naar een tweede partij voor een grotten tochtje. Ik denk dat je mijn hulp wel kunt gebruiken. Mijn naam is Bilanto.’ Lamech voelt een lichte spot in zijn stem en twijfelt of Bilanto een prettige reisgenoot zal zijn maar hij vertrouwt op het oordeel van Antheyanta. ‘Fijn Bilanto, als je ermee eens bent wil ik zo snel mogelijk vertrekken ik denk vanavond of morgenavond vlak voor zonsondergang. Het is een geheime missie ik zou het fijn vinden als je niemand vertelt waar je heen gaat of met wie.’ Bilanto knikt instemmend. ‘Vanavond is goed, ik zal op tijd klaar staan.’ Hij maakt een kleine knik naar Antheyanta en Kzandaar en verdwijnt zonder verder iets te zeggen.
Lamech kijkt opzij naar Kzandaar die hem geruststellend toeknikt en Berend die hem een begrijpende knipoog toezend. Ze nemen afscheid van Lamech met nog een aantal vaderlijke adviezen en gaan naar buiten. Kzandaar neemt afscheid op de gang van Berend en gaat op zoek naar Gaël en een paar andere vrienden. Het wordt tijd dat de ouderen hier ook wat gaan doen voor de kost.
Als Lamech even later op de gang afscheidt van Antheyanta neemt kijkt hij haar even diep in de ogen. ‘Anthy hè, is er iets dat ik weten moet?’ Lamech doet moeite om de jaloezie uit zijn stem te weren en grappig over te komen maar Antheyanta is een elf dus zijn het verbergen van zijn gevoelens is onbegonnen werk.
Ze lacht tevreden, ‘Ha, dat blijft mijn geheim. Maar beloof me, wees voorzichtig en kom snel terug. Ik wil je nooit meer zolang uit de oog verliezen.’ Lamech knipoogt haar brutaal toe en maakt een saluut, ‘Tot uw orders generaal.’ Antheyantas ogen worden een slag donkerder en ze pakt Lamech bij zijn linnen tuniek. ‘Luister eens jongeman. Ik meen wat ik zeg!’ Lamech kijkt ongemakkelijk opzij, ‘Maak je geen zorgen Antheyanta, ik ben snel weer terug.’ Antheyanta zucht, ‘Wie zegt dat ik mij zorgen maak. Zorg maar dat je gauw terug komt.’ Dan geeft ze hem een zet en sluit de deur voor zijn neus zonder nog iets te zeggen.
Lamech loopt naar zijn eigen kamer toe met een brede grijns. ‘Anthy, Pff het zou wat.’ Een groep elven draait zich naar hem om als reactie op zijn woorden, hij knikt beleefd en loopt snelverder.
Diezelfde avond waarschuwt een kleine klop op zijn deur dat de tijd is gekomen om te gaan. Bilanto staat in volle ornaat in de gang op hem te wachten en Lamech loopt zonder iets te zeggen achter de lange elf aan naar buiten de heuvels op.
Hoofdstuk 21
De kerkers
Die morgen nemen enkele vluchtelingen geëmotioneerd afscheidt van de stille Lamech. Een oudere vrouw komt aanrennen als de reizigers zich staan voor te bereiden op hun geheime missie naar de kerkers van Liberato. Ze neemt de hand van Lamech in haar rimpelige werkhanden en streelt die nederig en nerveus met tranen in haar ogen, ‘U moet mijn zoon opzoeken als u daar bent. Hij heet Michael. Ik moet weten of hij nog… ,’ Haar echtgenoot komt aangelopen en neemt haar ongeduldig bij haar schouders en troont haar mee de heuvel af met een verontschuldiging blik naar Lamech en Bilanto. Geruchten doen hier snel de ronde denkt Lamech geïrriteerd. Hoe denken ze nu dat ze een geheime missie uit te kunnen voeren als iedereen hier al precies weet waar ze heengaan. Hij wisselt een blik met Bilanto die hem minachtend staat op te nemen.
Lamech zucht, het lijkt erop dat de geweldige vriend van Antheyanta hoogmoediger is dan Antheyanta hem heeft gewaarschuwd. Hij kijkt alsof hij mensenwezens maar minderwaardig wezens vindt. Lamech zucht en zoekt nog eenmaal de heuvel af. Hij had gehoopt dat Antheyanta of Kzandaar erbij zouden zijn als hij zou vertrekken maar hij ziet niemand behalve enkele vluchtelingen die nieuwsgierig toekijken. Hij geeft Bilanto met een korte knik aan dat hij klaar is om te gaan. Bilanto antwoordt kort, ‘Eindelijk,’ en het volgende moment voelt Lamech zijn trommelvlies trillen door de hoge trillende toon van de elf.
Ze verschijnen op een dichtgesneeuwde pas in de Zwarte Bergen. Er staan weinig bomen en Lamech en Bilanto maken zich zorgen over hun camouflage. ‘Ik wil de Rode Heuvels over Bilanto,’ zegt Lamech geïrriteerd tegen Bilanto die zijn blik dieper de bergen in laat dwalen.
‘Lamech wij zijn daar volledig open en bloot zonder bescherming van de natuurlijke begroeiing. Liberato heeft daar zeker een aantal spionnen op de uitkijk staan,’ antwoordt Bilanto die zich ergert aan de eigenwijze houding van Lamech. Hij voelt de aanwezigheid van vele vijanden ogen die op de loer liggen op de besneeuwde passen van de Zwarte Bergen. Lamech knikt kort en ze stappen nog enkele malen snel over. Ze zoeken de beschutting van de rotsen en de lage begroeiing lager in de bergen en schouwen nog eenmaal snel de omgeving op vijanden. Maar des te lager ze komen des te meer bewakers ze krijgen te zien. Lamech wil niet opgeven en stelt voor van de andere kant de Rode Heuvels in te gaan. Bilanto schudt zijn hoofd en stelt voor ‘s nachts te gaan door middel van snelle overstappen van plek naar plek en af en toe snel te verschijnen om de omgeving te spotten. Daar is Lamech het uiteindelijk mee eens. Tenslotte heeft Liberato geen ogen nodig om mensen te zien die in zijn gebied rondstruinen. Ze leggen een onzichtbaarheidschild om zich heen en wachten doodstil af tot de laatste restjes zonnestralen zijn verdwenen.
Die nacht maken ze drie snelle overstappen tot ze aan de rand van de rode heuvels aankomen die ongeveer vijfentwintig kilometer van de Zwarte Bergen afliggen. Lamech ergert zich aan de duisternis. Hij ziet en voelt geen menselijke aanwezigheid maar de plek straalt aan alle kanten gevaar uit. De hitte van de dag ervoor laat de kiezels die overal verspreid liggen gloeien. Lamech struikelt over een houten kist die met een hels lawaai zijn inhoud verspreid. Bilanto grinnikt neerbuigend, Lamech voelt zijn gedachten. Mooie magiër die struikelt tijdens een magische nachtinspectie. Lamech wordt alleen maar onhandiger door de neerbuigende houding van Bilanto. Hij heeft er al wel duizend keer spijt van dat hij Antheyanta ermee heeft vertrouwd een reisgenoot voor hem te zoeken. Na de inhoud van de kist te inspecteren bekruipt hem een onprettig gevoel. Dichtbij de kleine steentjes die uit de kist zijn gerold voelt hij pijn. De pijn brand hem in zijn hersenen. Hij raakt er gedesoriënteerd door.
Bilanto fluit even zachtjes om hem te waarschuwen. Lamech kruipt misselijk zijn richting uit. Bilanto zit gehurkt bij een aantal schedels en menselijke botten en een houten kist. Uit een van de ogen kruipt een doorzichtige schorpioen. Bilanto wijkt geen centimeter maar Lamech zet een stapje terug. Die doden zijn jonge mensen geweest. En dan de kisten… , zijn hersenen dwingen hem zich iets te herinneren. Hij kent die kisten maar het wil hem niet te binnen schieten wat er mis mee is.
Hij sluit een moment zijn ogen en ziet de jongens nog geen maand geleden vol goede moed en uitgezwaaid door vrienden en familie uit de poorten van de mijnen vertrekken. Lamech vraagt zich af hoe de lichamen zo snel konden vergaan. Het was een onnatuurlijke dood daar is geen twijfel aan. Bilanto tikt hem op de schouder. ‘Ik voel aanwezigheid op ongeveer tien kilometer naar het zuiden. We moeten ons haasten,’ waarschuwt Bilanto. Lamech voelt of ze veilig kunnen overstappen en seint naar Bilanto.
Het volgende ogenblik staan ze achter een paar rotsen en horen een kreunend geluid. Lamech springt naar voren zonder de situatie op veiligheid te controleren. Bilanto houdt hem tegen en Lamech schudt zijn hand van zijn arm. ‘Laat mij gaan, dat is mijn vriend.’ Bilanto sist hem in het oor. ‘Hoe kun je dat weten.’ Lamech kijkt hem boos aan. ‘Ik weet het en dat is genoeg.’ Hij rent over de hete kiezels en valt op zijn knieën naast zijn vriend.
‘Matani, hier ben ik.’ Lamech seint naar Bilanto voor water. Bilanto houd hem zijn leren waterzak voor en houd hem even vast voor hij hem aangeeft. ‘We moeten hier snel weg Lamech; ik voel gevaar.’ Lamech sluit zijn ogen en voelt duisternis naderen maar zijn vriend heeft zijn hulp nodig. Hij laat hem drinken en Matani verslikt zich bijna in het water. Zijn krakende stem wordt nu wat duidelijker. ‘Verraden Lamech, Het goud, zie je het goud?’ Zijn droge verbrande handen glijden door de kleine kiezelsteentjes vermengt met de brokjes goud in dezelfde kist als ze even daarvoor hebben gezien en hij weet direct waar hij de kisten eerder heeft gezien. De schat van Matani. De goudkisten uit de mijnen van Liberato. Alleen waren de andere kisten gevuld met kiezelsteentjes.
Voor Lamech valt in één enkele moment alle puzzelstukjes in elkaar. Verraad en wel een heel lelijke. Op dat moment gebeurt er teveel in één enkele seconden. Bilanto neemt Lamech bij zijn schouder waarop Lamech direct zijn vriend beetpakt en net voor een lang kromzwaard neerkomt op zijn hoofd zijn ze verdwenen. Ze staat tot hun middel in de sneeuw in de passen van de Zwarte Bergen. ‘Lamech kijkt naar zijn gescheurde tuniek waar een klein straaltje bloed doorsijpelt uit een wond over zijn hals en borst. ‘Waar kwam die zo snel vandaan. Verdorie, Bilanto jij stond op wacht, zag je die rotzak niet naderen?’
Bilanto zoekt met zijn scherpe ogen de omgeving af en maant hem tot stilte. Ik had je gewaarschuwd en je voelde hem zelf ook komen.’ Lamech is het met hem eens maar zegt niets en richt zijn aandacht op zijn vriend die vreemd naar adem hapt. De overstap heeft zijn vriend uitgeput en zijn lichaam gloeit van de koorts. Met een stuk van zijn kleding veegt hij het stof uit zijn gezicht en wast zijn verbrande huid met het water uit Bilantos waterzak. Bilanto staat nerveus de omgeving te spotten. ‘Lamech we moeten hier weg.’ Lamech kijkt bezorgd naar zijn vriend. ‘Denk je dat hij de overstap nogmaals overleeft?’ Bilanto denkt na, ‘Als we nu niet weg gaan overleeft hij ook niet.’ ‘Maar we hebben hem nodig, zonder zijn informatie is deze hele reis overbodig.’
Matani kreunt, ‘Laat mij achter Lamech. Als ze je pakken ben je, je leven niet zeker. Liberato heeft zijn andere gezicht…’ Hij hoest van de inspanning. ‘Stil Matani, houd je rustig. Ik heb je nodig om me de geheime gangen onder bergen te leren kennen en je contacten met berouwbare en strijdlustige bergbewoners heb ik nodig. Rust nu en wordt weer beter.’
Matani valt weg nadat hij hem vol hoop heeft aangekeken. Lamech voelt zijn gedachten nog. De pijn van de brandwonden, de honger en de hevige verlangen om zijn broers weer te zien. Lamech wil hem zo graag vertellend dat zijn jongere broer veilig is maar het is nog belangrijker dat hij rust. Bilanto kijkt over Lamech zijn schouder. ‘Bij de Godin van water en licht, hij slaapt. Nu kunnen we in zijn geheel niet overstappen. Lamech jij moet ook voelen dat het gevaar direct om hoek wacht.’ Lamech kijkt demonstratief om de grote steen waar ze achter zitten en zegt moediger dan hij zich voelt, misschien alleen om zijn reisgenoot te irriteren, ‘Om de hoek zijn ze nog niet.’
Bilanto verdwijnt plotseling. Lamech hoopt dat hij de omgeving controleert en hen niet in de steek heeft gelaten. Hij maakt een comfortabel slaapplek en legt zijn berenvel over Matani. Met een bezorgd gebaar veegt hij het haar van zijn vriend uit de brandwonden op zijn gezicht. Geen enkele zon kan een huid zo compleet verbranden. De warmte van de Rode Heuvels wordt magisch verhoogd. Hij voelt het schokken van zijn vriend en neemt zijn hand in de zijne.
Plotseling wordt hij overspoeld met beelden. Matanies droomt jaagt door zijn hoofd. Hij ziet een helse hitte op de rotsen van de Rode Heuvels. Hij voelt de pijn van zijn brandende voeten. Hij ziet doden, zoveel doden en hij voelt de pijn van herkenning. Vele vrienden van Matani moeten daar liggen. De zon en iets anders heeft hun botten schoongebrand. Hij ziet vele kisten opengebroken en gevuld met kleine kiezelsteentjes. Matanies onzekerheid snijdt door Lamechs ziel en hij hoort zijn schreeuw. ‘Lamech als er ooit vriendschap tussen ons is geweest kom mij dan redden!’
Lamech wekt zijn vriend zachtjes uit zijn afgrijselijke nachtmerrie. Matani kijkt hem dankbaar aan. ‘Daar ben je vriend, ik wist dat je zou komen.’ En hij valt weer weg. Bilanto verschijnt onverwacht, kijkt even over zijn schouder naar Matani en is weer verdwenen.
Lamech is blij dat Bilanto niet is verdwenen en over hen waakt. Hij sluit zijn ogen een moment om wat rust te zoeken maar zijn gedachten creëren duizenden beelden en visioenen. Het is zo’n chaos dat het een onbegonnen zaak is er iets uit duidelijk te worden. Vermoeid valt hij is slaap tot hij wakker wordt van fluisterende stemmen. Hij opent zijn ogen en kijkt recht in de glanzende punt van een kromzwaard. Een kolossale man grijnst hem tevreden toe. Met de punt van zijn zwaard gebied hij hem op te staan. Een andere huurling verschijnt. Lamech ziet de onmogelijkheid van zijn situatie in en tikt met zijn voet tegen Matani been om hem te wekken. ‘Laat hem maar liggen. Die hebben we niet meer nodig hij heeft zijn doel gediend. Gistermiddag hadden wij hem al opgegeven maar de meester is nog niet langs geweest.’
Lamech slikt, ze zouden hem hier gewoon laten liggen om te sterven. Hij sluit zijn ogen en probeert in de gedachten van de huurling te stappen maar hij stoot af op een zilveren scherm. Hij kijkt geschrokken naar de bewaker en beseft dat hij beschermd is door een machtige magie. Lamech onderzoekt zijn reactie op zijn inbreuk maar de bewaker schijnt niets te hebben gemerkt. Lamech zijn gedachten vliegen door elkaar heen. Als hij nu meegaat is zijn missie voorbij. Hij bukt zich en pakt razendsnel een steen en met zijn andere hand een hoopje sneeuw. Hij beweegt snel en richt zijn aanval in twee delen tegen de bewakers. De plotselinge beweging verrast hen maar heeft zo goed als geen invloed. De aandacht van de twee bewaker is hierdoor volledig op Lamech gericht. Plotseling grijpt een van de bewakers naar zijn been met een harde schreeuw. Matani heeft een scherp mes in zijn been gedrukt en schermt zijn hoofd af tegen de verwachte slag. Het volgende ogenblik verschijnt Bilanto achter de andere bewaker en de punt van een dunne dolk verschijnt plotseling in de bewaker zijn hals. Met een verbaasde blik zakt hij in elkaar. De andere grijpt naar zijn zwaard en maait naar Lamech die met een snelle beweging achteruit springt en Bilanto een sein geeft. Bilanto knipoogt en nogmaals glinstert een zwaard in de donkere nacht.
Lamech grijpt de schouders van zijn vriend. Hij voelt de handen van Bilanto op zijn schouders en het volgende moment hoort hij een hoge toon.
Ze verschijnen op een groen veld vlak voor het Dodenwoud. De grote druk van het woud is hier bijna ondragelijk. De witte bloemen om hen heen verspreiden een zware geur en Bilanto maakt zich klaar om verder te springen. Lamech spot de omgeving en schudt van nee. ‘Wacht Bilanto. Er is niemand in de verre omgeving aanwezig, voel maar.’ Bilanto schudt zich van onbehagen. ‘Wij waterelven haten de aura van het woud. De dood is voor ons een plek waar licht en liefde heerst. Niet een van wanhoop en verderf die het Dodenwoud van de mensenkinderen uitstraalt.’ Lamech knikt. ‘Ik begrijp het Bilanto, maar niemand zal hier naar ons zoeken. Hier kan Matani wat op krachten komen.
Anders help mij een goede schuilplaats te creëren en zoek een betere plek voor jezelf.’ Bilanto laat de woorden op zich inwerken en schudt zijn hoofd. ‘Ik heb mijn verloofde mijn woord gegeven om jullie te beschermen met mijn eigen leven en dat zal ik doen.’ Hij draagt Matani dichter bij het woud in een heuvelkom en brengt wat gedroogd hout en gras voor een slaapplek en een klein vuurtje. Lamech accepteert de hulp zonder iets te zeggen terwijl zijn hoofd op volle toeren werkt.
‘Verloofde? Bedoelt hij Antheyanta. Zij heeft hem nooit iets verteld over een verloofde. Tenslotte is ze ook nog te jong voor zoiets, of niet. En wat heeft hij er sowieso mee nodig, zij hebben elkaar niets beloofd.’ Maar zijn hart sterft een langzame dood als hij niet elke dag van zijn leven in haar buurt kan zijn. ‘Maar als zij verloofd is…’
Hij drukt zijn gevoelens ergens diep weg en maakt iets te eten voor Matani. Hij voert hem de kruidenstew met een doof gevoel in zijn lichaam. Bilanto gaat naast hem zitten en neemt een grote schep uit de pot die boven het vuurtje staat te pruttelen. ‘Hoe gaat het met hem?’ Hij maakt een hoofdbeweging naar Matani. ‘Het gaat wat beter nu, dank je,’ antwoordt Matani die de elf bewonderend aankijkt. ‘Ik heb nog geen kans gehad jullie te bedanken.’ Matani veegt een stukje groente dat op zijn lippen is blijven hangen af en stopt het in zijn mond.
Lamech kijkt verrast naar zijn vriend. De plotselinge genezing van zijn vriend verwart hem. ‘Gaat het echt?’ Matani knikt. Na wat te eten voel ik mij echt sterker. Lamech neemt ook iets te eten en begrijpt wat eris gebeurd. Antheyanta heeft hem uit de keuken van de helers voedsel meegegeven. Hij herinnert zich nog dat hij haar vroeg waarom ze geen voedsel uit de gewone keukens meekregen. Het enige dat ze had gezegd had met een brede glimlach was, ‘Dat zul je wel zien.’
Hij voelt de kracht van de kruiden in zijn lichaam en hoofd tintelen. Als het voor hem al zo’n uitwerking heeft wat moet het voor Matani wel niet doen. Bilanto grijnst naar hem en maakt een groetende beweging met zijn lepel naar hem. Lamech kan niet anders dan hem terug knikken terwijl zijn hart in het ritme van teleurstelling en wanhoop klopt.
Lamech voelt dat Bilanto naar hem kijkt. Hij voelt zijn heldere elven geest en zijn vastberadenheid. Antheyanta wandelt door de groene velden van zijn gedachten. Lamech kreunt en Bilanto zucht, ‘Luister Lamech, Antheyanta was al aan mij toegezegd, lang voordat wij waren geboren. Vanwege onze status als kinderen van de bevoorrechte oudsten zijn wij gehoorzaamheid verschuldigd aan de wetten en tradities die onze wereld al eeuwen beschermt tegen chaos en corruptie. Antheyanta zal mijn partner zijn voor leven al neemt ze en heel leger zwervers in huis die ze als haar persoonlijke speelgoed beschouwt om haar beschermengel natuur op bot te vieren.’ Voordat Lamech de kans krijgt om iets te zeggen staat Bilanto op en verdwijnt, Lamech achterlatend met het beledigde gevoel van een open boek. Die rotelven zijn nog erger dan een leger magiërs.
Matani kijkt verbaasd naar Lamech. ‘Waar ging dat allemaal over?’ Lamech maakt een geïrriteerd gebaar, ‘Laat maar, het is niet belangrijk,’ antwoordt Lamech geïrriteerd. ‘Laat me je eerst vertellen over je jongere broer. Hij is een paar dagen geleden aangekomen in waterland. Het gaat goed met hem. En ik heb je hulp en advies nodig voor de missie waarvoor wij voor op pad zijn.’
Lange tijd spreken ze over de plannen die ze hebben en vertellen ze elkaar over de dingen die er gebeurt zijn in de Grote Landen, de mijnen en in de andere wereld. Bilanto verschijnt af en toe waarop Matani Lamech vraagt hem uit te leggen wat voor magie hen in vredesnaam heeft gered van de bewakers. Lamech legt de prachtige magie en schoonheid van de waterelven uit en hun mooie land en woonplekken.
Als Lamech stil is lacht Matani, ‘Nou Lamech, eindelijk is het jou ook overkomen en als ik mij zo haar zo voorstel kan ik begrijpen waarom je zo kapot bent van dat bericht van Bilanto.’ Lamech kijkt zuchtend opzij naar zijn vriend, ‘Begin er niet over Matani ik smeek je, het is te pijnlijk en wat maak ik me ook druk. Wie denk ik dat ik ben. Denk je dat ik met mijn horrorgezicht en mijn vervloeking ook maar één kans maak bij haar en haar verheven volk.
Maar het laatste woord is er nog niet over gesproken dat vertel ik je wel. Echt Matani als je Antheyanta leert kennen zul je versteld staan, ze is volledig anders dan deze hooghartige elf die ons begeleid.’ Lamech slikt zijn lofrede in als hij Matani met een begerige blik naar de pot ziet staren die naast het vuur is gezet om af te koelen. Hij schept nog een kom in voor Matani en schraapt zelf de restjes uit de pot en veegt hem schoon met een punt van zijn tuniek. Hij biedt Matani een slokje uit een klein flesje dat Berend hem heeft toegestoken.
‘Om kracht op te doen als je moet rusten onder de schaduwen van gevaar.’ Had hij hem toegefluisterd. Lamech staart naar het Dodenwoud en beseft dat Matani en Bilanto bijzonder onder druk moeten staan van de duisternis van het donkere woud. De geur van verrotting waait in vlagen over hun schuilplaats. Voor hem is duisternis en wanhoop een constante begeleider. En hij heeft ook goede herinneringen aan het gevaarlijke woud.
Hij denkt aan een moment zo kort geleden en toch voelt het aan alsof het eeuwen geledenis gebeurd. Antheyanta houdt zijn hoofd vast in haar schoot en aait door zijn stugge haar. Ze volgt de lijnen van zijn littekens en het verwart hem nog meer dat hij haar toestaat de oude herinneringen aan te raken zonder dat hem het pijn doet of beschaamd. Een traan pers zich door zijn toegeknepen ogen. Met een snelle beweging veegt hij zijn gezicht af en staat op om de omgeving in zich op te nemen en een slaapplek te maken.
Hij komt even later terug en Matanies slapende gezicht straalt een zekere rust uit. Hij herinnert zich de dagen in het dorp en is bij dat hij zijn vriend heeft teruggevonden, zowel op de Rode Heuvels als in zijn hart. Hij ervaart de oude genegenheid en bewondering die hij altijd heeft gevoeld voor zijn rebelse en moedige vriend als een welkome afwisseling voor de wanhoop en verwarring van de laatste weken. Het komt wel goed. In ieder geval de missie waar ze nu voor op pad zijn, verder wil hij nog niet denken. Met een glimlacht valt hij in slaap.
Hoofdstuk 13
De geheime grotten
Lamech droomt van Liberato die als een spin in zijn web naar alle kanten uitkijkt met zijn duizenden ogen. Hij probeert te ontkomen aan de lange plakkerige draden die Liberato naar hem afschiet. Aan alle kanten ziet hij vrienden in het web gevangen zitten. Maleantara, Antheyanta, Matani en zijn moeder. Hij rent en springt in alle bochten om te ontkomen aan de aanvallen van Liberato. Zijn moeder begint een kinderliedje te neuriën en hij vergeet te vluchten. Een draad wikkelt zich om zijn keel en de adem wordt hem ontnomen. Het zweet van zijn gevecht voor lucht gutst over zijn gezicht en hij voelt het leven uit hem wegvloeien. Liberato steekt zijn harig poten uit en zoekt in het duister naar zijn nieuwe prooi. ‘Waar ben je Lamech. Ik voel je, maar ik zie je niet.’
Lamech schrikt wakker als Matani met een grassprietje in zijn gezicht zit te prikken. Hij slaat hem geschrokken weg en springt op. De droom was zo echt dat hij onwennig om zich heen kijkt. Matani kijkt schuldig naar hem op, ‘Sorry ik wilde je niet aan het schrikken maken maar je droomde zo onrustig dat ik je wakker wilde maken.’
‘Nou maak me volgende keer maar anders wakker graag, ik ben me verrot geschrokken man. Ik droomde van Liberato die als een spin over mij heen kroop’ Matani kijkt naar het harige grassprietje en gooit hem snel weg. ‘Nou wanneer gaan we op pad. Ik voel me aardig goed als je de brandwonden vergeet dan. Ik heb het gevoel alsof ik de hele dag te dicht bij de vuren van de smidse heb gestaan.’
Lamech lacht meelevend, ‘Matani mag ik je wat vragen?’ Matani fronst verbaasd, ‘Natuurlijk, waarom vraag je dat.’ Lamech begint voorzichtig met het formuleren van zijn vraag. ‘Weet je, toen je onder de invloed van Liberato stond was het voor mij heel bijzonder te zien dat jij je mij herinnerde maar geen binding had met je oude gevoelens. Ik kan mij nog steeds niet voorstellen hoe het mogelijk is dat een karakter als jij gelukkig was in de duisternis onder de bergen. Matani denkt lang na en begint te vertellen, ‘Ik weet het ook niet, ik kan mij zelfs niet meer herinneren dat ik er überhaupt gelukkig ben geweest. Maar ik weet nog precies het moment waarop ik wel precies wist wat ik voelde. Ik was op een dag bezig was het meegesmokkelde goud van mijn dagtaak uit mijn zakken te peuteren en keek ik in de kist en ik zag een moment alleen maar goud en voelde niet meer de grote drang de kist te vullen en de grote beloningen en eer te ontvangen die me altijd voor mijn ogen stond als mijn grootse roeping. Ik zag de mijnen als een gevangenis en mijn adem ging moeilijker. Ik zag mijn ouders die als zombies aan tafel lachten en praatten en voelde de druk van de bergen op mijn borstkast. Ik verlangde zo sterk naar de blauwe lucht dat ik mij zonder mij te verontschuldigen naar buiten snelde en de avondlucht in mij opzoog alsof ik jaren niet meer had geademd. Ik begreep op dat moment dat er iets fout was. Want ik was volledig bewust meegegaan met de familie. Ik heb nog gedacht afscheid van jou te nemen ook al hadden wij elkaar al in geen tijden meer gezien. Ik wilde je vertellen van mijn grote plannen en je mee vragen op mijn heldentocht. Nu ik mij de woorden herinner die ik toen gebruikte weet ik dat ik onder een hypnose moet hebben gestaan.’
Lamech lacht naar hem, ‘Ja dat zeker want helden daden en roem was het laatste dat jij zocht in die tijd. Jij ging niet verder dan de volgende streek die je iemand kon leveren.’ Matani grinnikt. ‘Toen ik om me heen keek zag ik de Zwarte Bergen en herinnerde mij helder dat ik op pad was gegaan maar ik begreep niet wat mij zo had getrokken aan het goud, de roem en grootsheid die ik ermee wilde verdienen. Ik wist dat mijn familie binnen op mij wachtte en ik dwong mezelf weer naar binnen te gaan. De bedompte geur van de berggangen benam mij de adem, hoe kon ik gedacht hebben dat de ventilatie zo magisch was geregeld door die grote Liberato. En daar had ik mijn antwoord al. Ik besefte dat magie ons dingen liet verbeelden die er niet waren. Ik ging de volgende dagen op zoek naar antwoorden zonder mijn vermoeden uit te spreken. Ik ben op zoek naar jouw gegaan maar hoorde van andere leerlingen in het Meesterhuis dat jij verdwenen was. Ik hoorde ook dat er in het Meesterhuis rebellie en onrust heerste. Waarschijnlijk waren ook daar mensen ontwaakt uit hun hypnose. Ik durfde niet verder te vragen want wie kon ik vertrouwen en wie niet. Ik liep weg bij mijn ouders en dook elke avond onder als ik moest slapen en ging door de gangen sluipen om mensen te horen praten en fluisteren. Ik hoorde veel en noteerde de namen van mensen die net als ik ontwaakt waren en twijfelden aan Liberato. Ik verzamelde enkele vrienden die ik vertrouwde en trok verder en dieper de bergen in tot onder de kerkers van Liberato. Wat ik daar zag doet mij nog gruwen. Honderden mensen werden elke dag gevangen gezet. Ik zag vrienden die al lange tijd geleden waren weggetrokken over de Rode Heuvels om hun geluk te beproeven. Ik zag oudere leerlingen van het Meesterhuis en fluisterde met ze door hun tralies als de bewakers hun wacht wisselden. Een jongen die ook in het Meesterhuis heeft gestudeerd waarschuwde mij dat de tijden veranderd waren en dat Liberato gek was geworden. Hij vertelde mij dat Liberato jouw naam vervloekte en elke dag iedereen ondervroeg of ze bericht hadden ontvangen van jou. Hij vertrouwde niemand meer en gooide iedereen die zijn mond open trok in het gevang. De jongen vertelde mij hulp te zoeken ver buiten de grenzen van de Grote Landen en ik besloot over de Rode Heuvels te trekken om hulp in te roepen van het stoere volk dat in hun grote schepen de zeeën bevaren. Ik had goud genoeg en verwachtte dat ik wel met een legertje terug zou komen. De gevolgen heb je gezien. Ik kon niets doen om de mensen en mijn familie te helpen maar nu heb ik een tweede kans. Ik kan jou veel vertellen over de situatie onder de bergen en alle geheime gangen tonen. Ik ken de wisseling van de wachten en de aanvoerroutes van de wapens en het voedsel. Ik heb zelfs de plek gevonden waar de grote magie aan de bron van de rivier toegevoegd wordt. Het is een enge plek waar je zenuwen van staal moet hebben om de lugubere sfeer te verdragen en niet gek te worden van de beelden die door je heen razen als je dichtbij komt.’ Lamech grijnst scheef. ‘Goedkope magie.’
Des te meer hij luistert naar de verhalen van Matani des te meer hij het gevoel heeft dat Liberato zijn zwakke kanten heeft en een groot deel van zijn kracht verloren is toen hij zich van hem had losgetrokken in die andere wereld die nu verder leek dan de verre sterren aan een donkere nachtlucht. Briannes gezicht staat hem even helder voor de geest en hij voelt snel of zij hem een bericht zend of dat zijn gedachte aan haar alleen een herinnering is. Zijn gedachten blijven leeg en hij glimlacht naar Matani. ‘Wij hebben veel te doen en we zullen als helden worden ontvangen als we terug keren in Waterland.’
Lamech grinnikt en staat trots op en slaat zich op zijn borst. Matani springt op en staat naast hem en speelt het spel mee, ‘Ze zullen ons kronen als koningen en jouw waterkoningin zal van haar troon komen om haar wereld aan jouw voeten te leggen.’
Bilanto staat met zijn armen over elkaar heen op een afstandje naar hen te gluren. Lamech en Matani lachen naar elkaar en slaan elkaar op de schouders maar als Lamech hem in de gaten krijgt begint hij snel het kamp op te ruimen. Hij kijkt af en toe over zijn schouder of Bilanto nog zo naar hen staat te loeren.
Hij heeft het gevoel dat de oudere elf geen gevoel voor humor heeft en hen maar een stel kwajongens vindt.
Lamech grinnikt, hij is gelukkiger dan hij zich lange tijd heeft gevoeld. Zijn vriend heeft een goede invloed op hem, hoewel hij vermoedt dat Bilanto daar helemaal niet mee eens is. Hij zuigt zijn borst vol met de frisse ochtendlucht die door deze ochtend door de wind van een andere kant wordt aangevoerd dan van het Dodenwoud. Lamech wenkt Bilanto en samen spreken ze af wat hun volgende stap zal zijn. Matani vertelt hen van een toegang tot de Zwarte Bergen aan deze kant van het woud. Ze besluiten tot daar over te springen en de rest onder de bergen te lopen omdat Bilanto de bergen niet kent en het gevaar voor overstappen te groot is. Ze zouden kunnen rematerialiseren midden in de rotsen en zo hun controle over hun materie verliezen en niet in staat zijn om zichzelf weer op te bouwen. Lamech verlangt naar de oude elvenmagie van het overstappen. Het is een grote magie en ergens bedenkt hij zich dat de draken ongeveer hetzelfde doen als ze overstappen tussen de dimensie. Hij vraagt zich af of hij niet de gave bezit om hetzelfde te doen.
Maar nu wenkt hem een andere roeping. Ze stappen snel over naar de uitlopers van het de Zwarte Bergen en beginnen met hun lange tocht. Matani loopt de hele dag mopperend te zoeken naar de ingang van de grot waar hij hen wil binnenleiden in een duistere, vochtige en gevaarlijke wereld. Lamech kijkt af en toe bezorgt naar zijn vriend die wonderlijk snel was geheeld maar toch duidelijk pijn van zijn wonden leed.
Pas laat die avond als de laatste zonnestralen over de hevels glijden en ze vermoedt onderuit zijn gezakt en met hun rug tegen een boom leunen springt hij enthousiast op. Hij rent naar voren en wijst hen heel in de verte naar de jeneverbessen op de glooiende hellingen. ‘Daar! Kom snel voordat het te donker is de ingang te vinden.’ Hij gaat hen voor en na een poosje komen ze bij een vreemde plek. In de bergwand zijn twee kleine natuurlijke doorgangen. Lamech vraagt zich af, of hij de gangen weergevonden zou hebben. Ze zijn bijna onzichtbaar voor onoplettende voorbijgangers. De gaten zijn afgeschut met enkele lage struiken en hun schaduw lijkt op de natuurlijke kleuren van de donkere rotsstructuur van de Zwarte Bergen.
‘Kom laat ons gaan, we kunnen nu verder trekken. Ten slotte is het hier binnen altijd donker. Wacht even, ik heb de laatste keer lichtbronnen achtergelaten bij een van deze ingangen.’ Lamech neemt een aantal lichtstenen uit zijn rugzak en laat ze aan Matani zien. Matani pakt ze enthousiast aan. ‘Dit is waarlijk prachtige magie Lamech. Mag ik een houden?’ Lamech knikt trots ook al is het niet eens zijn eigen magie.
Matani gaat hen voor en Lamech neemt zijn eigen steen ter hand. Het duurt even voor hij aan de duisternis is gewend. Bilanto volgt hen zonder belichting. Zijn heldere blauwe ogen hebben hun eigen magie. Lamech ergert zich vaak aan de hoogmoed van de elf maar hij voelt zich vreemd veilig met het idee dat zijn vriend voorgaat en deze machtige elf hun rug dekt.
Zeker zou hij een betere partner voor de magische schoonheid en wijsheid van Antheyanta zijn dan hij ooit zou kunnen worden. Lamech bedenkt zich dat hij Antheyanta los zou moeten laten maar opofferinggezindheid staat niet echt in zijn persoonlijke woordenboek en hij vraagt zich af of deze trotse elf wel goed genoeg voor haar zal zijn. Antheyanta is een rebelse dame en minder waterelf dan je zou verwachten met haar serene elven uiterlijk. Hij laat de gedachten aan zijn magische vriendin varen omdat de gedachten hem verwarren en nu wordt er van hem iets verwacht. Eigenlijk is deze tocht zijn eerste zelf gekozen opdracht en niet iets waar hij zomaar middenin is komen vallen.
Hij kijkt om zich heen als de gangen zich aaneen blijven rijgen. Als hij de weg alleen terug zou moet vinden zou hij behoorlijk in de problemen zitten. Zonder een enkele rustpauze lopen ze nu al uren door de dompige duisternis. Enkele zijgangen heeft hij ontdekt, meer door de plotselinge tocht of verandering van geur die hem zachtjes toewaait dan dat hij in de duisternis ook maar een enkele gang kan onderscheiden. Het licht van de magische lichtsteen is hier gedempt en komt niet verdere dan de stenen onder zijn voeten.
Af en toe gaan ze door een grote hal en gaandeweg ziet hij de rijkdom van de Zwarte Bergen weerspiegeld in de wanden van de hoge plafonds. Het licht van de magische elvensteen weerspiegelt in de verschillende gekleurde halfedelstenen die als een versierd wandtapijten schitteren en fonkelen. Hij vraagt zich voor de zoveelste keer af waarom de rijkdom van de Zwarte Bergen niet veel eerder is ontdekt. Als de oude keizer had geweten van deze schier oneindige rijkdom waren er heel wat meer oorlogen gevoerd in de Grote Landen.
Plotseling staat Bilanto stil en legt zijn vinger tegen zijn lippen zijn mond en wenkt hen dekking te zoeken. Ze horen in de verte stemmen die ruzie maken. De zware laarzen van de indringers klotsen op de zware keien alsof geen mens op de wereld hun enig kwaad zou kunnen doen. Lamech herkent in de stemmen van het vreemde piratentaaltje van de havens in het noorden van de Lage Landen. Over het algemeen herinnert hij zich de piraten van de Delta als rustige stropers en strandjutters. Zijn grootvader onderhield met enkelen van hen zelfs een vriendschappelijke band.
Hij glimlacht over een vreemde herinnering. Zij waren in een van de vele strandherbergen terwijl ze in de verte door de smerige ruiten van de gelagkamer de masten van een machtig schip bewonderden. Plotseling draait zich een kolossale man, die met een paar maten een grote pul bier aan het genieten was, zich om. Zijn verweerde gelaat en zijn gezicht was getekend door de vele gevechten in zijn leven. Met een harde dreun voelt Lamech nog de kracht van de vriendschappelijke dreun op zijn jonge schouders. ‘Zo jongeman, jij wilt wel eens meevaren op zo’n bootje.’ Hij had grootvader vriendelijk gevraagd of hij zijn zoon een kleine toer mocht geven over zijn scheepje. De hele middag waren ze te gast geweest op het piratenschip. De piraten van de delta waren meer vriendelijke vechtersbazen en vrijbuiters dan de gevaarlijke huurlingen uit de Grote Zuiderzee over de Rode Heuvels. Lamech hoort de stemmen verderop in de donkere gang luider worden en glimlacht om de inhoud van hun ruzie.
‘Jij hebt hier al dagen verstopt gezeten en je hebt geen enkele zak gevuld met de edelstenen die hier rondslingeren als het zand aan het strand? Laat mij niet lachen Metar oude jongen Ik kan je zielige magere lijf zo aan één been optillen en je zakken leegschudden. Je weet nu net als ons dat die verrekte stenen net zo betoverd zijn als je moeders soeppot. Een wisse dood is het gevolg van elk brokje steen dat wij in onze zakken steken. Even zeker als een hap van de soep van jouw duivelse moeder. Nou maak je zakken leeg Metar, ik zet geen stap verdere voor ik zeker weet dat je nog niet een kiezelsteentje hebt meegenomen onder die zielige poten van je.’
Het jammeren en kreunen van Metar doordringt de stilte van de holle gangen en maakt het tot een luguber geluid. ‘Betram, een paar kleine steentjes maken toch niet uit? Je vindt in de grotten bij de regenboogkliffen waardevollere steentjes dan deze brokjes.’ Een zware stem breekt door het jammerlijke geluid, ‘Verdorie Metar, dit noem je zielige brokjes. Heb je niet gezien wat die verrekte huurlingen met onze vrienden hebben gedaan. Je weet dat ze om elke hoek loeren en zo’n verdomd zwaard in je rug steken voor je een rapier kan trekken.’ Laat die stenen hier liggen en volg ons. Ik kan mij een uitgang herinneren die vlak bij het Dodenwoud ligt, daarna ga ik als de bliksem terug naar de havens, monster aan op het eerste de beste schip en blijf ik varen tot de Grote Landen een vage herinnering zijn. En ik raad je aan hetzelfde te doen. We mogen van geluk spreken dat we hier nog rondlopen schooier dat je er bent.’
Langzame voetstappen komen hun richting op en Lamech kijkt nerveus om zich heen. Onherroepelijk zullen ze elkaar passeren in deze smalle berggangen. Matani kijkt angstig en vragend over zijn schouders. Bilanto sluipt hen voorbij en verlicht de ruimte voor hem en staat als een vorst te wachten in het midden van de gang op de dingen die gaan komen. Zijn hand aan het gevest van het ragfijne zwaard dat aan zijn zijde hangt. De stemmen verstommen en een zacht gefluister wordt meegevoerd op de constante tocht die door de gangen waait.
‘Wacht, ik zie licht in de verte. Bij de Goden van de Regenboogriffen we zijn ontdekt.’ Een andere stem dringt door, ‘Wat doen we, vallen we aan of vluchten we terug?’ Een ruwe stem sist boos terug, ‘Terug! Bij Zalnos onze terugtocht is afgeschermd met nog meer gevaren. Het is een smalle gang. Als we dicht bij elkaar blijven moeten we in ieder geval een paar van deze duivels mee kunnen nemen op onze reis naar de eeuwige zeeën.’
Een plotselinge harde schreeuw vult de smalle gang. Lamechs oren toeteren van het diepe angstaanjagende geluid en zware laarzen klotsen op de harde rotsen van de gang. Bilanto staat onverschrokken te wachten zonder een beweging te maken. Matani staat vlak achter hem met een klein kromzwaard dat hij vasthoudt alsof hij er vaker gebruik van heeft gemaakt. Lamech voelt zich zwak en slecht bewapend met het eeuwenoude kleine zwaard van Kzandaar. Hij doet een stap naar voren en gaat vlak achter Bilantos rechterschouder staan.
‘Neem afstand Magische vriend. Ik heb je hulp niet nodig en ik wil je zwakke lichaam niet meenemen in mijn eerste uithaal.’ De woorden sissen in zijn oren als een duidelijke waarschuwing. Hij en Matani springen geschrokken achteruit. Het volgende moment flitsen de zwaarden en zien ze een schouwspel van absoluut zwaardmanschap. De piraten schrikken van de plotselinge aanval van Bilanto maar ze weren zich kranig en blijven aanvallen. Pareren, stoten, bukken, pareren en stoten. De piraten zien snel in dat hun vijand een groter vechter is dan een leger Deltapiraten samen. Maar hun benauwde situatie vereist dat ze moeten blijven vechten tot de dood erop volgt. Matani en Lamech zien allang dat de arme piraten snel aan energie verliezen. Hun stoten volgen in langere tussenpozen en het snelle flitsende pareren van Bilanto verbaasd zelfs Lamech die naast Matani op de grond is gaan zitten en ontspannen een appeltje oppeuzelt terwijl hij toekijkt bij het schouwspel.
De piraten kijken verbaasd maar zien de humor van de zaak in. Deze zwaardman had hen allang bij de eerste stoot kunnen doden en nu vechten ze tot hun tongen op hun knieën hangen en nog stopt het fragiele lichtgevende wezen niet met de aanval die allang is overgegaan in plotselinge plaagstootjes en grappige pareerbewegingen. Lamech vraagt zich af wat Bilanto met deze actie beoogd. Maar hij geniet teveel van de grappige reacties van de piraten om er een einde aan te maken.
Dan schreeuwt de grootste van de piraten terwijl hij zijn zwaard neergooit en op zijn knieën valt en zijn hoofd buigt. ‘Machtige zwaardvechter, heb medelijden met ons armetierig gepeupel. Maak een eind aan ons lijden en verlos ons van uw absolute overmacht.’
Hoofdstuk 22
Geheime plannen
Bilanto hangt ontspannen tegen de bergwand met zijn zwaard aan de nek van de grote piraat. Angstig kijkt de kleiner uitvoering toe. De andere piraat staat onverschrokken achter zijn vriend te wachten op hun einde terwijl hij nieuwsgierig naar Lamech en Matani kijkt die nu openlijk hun maaltijd nuttigen.
‘Bilanto wil jij ook wat honingbier?’ vraagt Lamech aan de elf die met een grote grijnst staat te staren naar de piraten die nu langzaam opstaan en verbaasd het drietal staat te monsteren. Lamech weet drommels goed dat Bilanto geen sterke drank aanraakt, maar hij verwacht dat de vermoeide en dorstige piraten daar anders over denken. En gelijk heeft hij. De piraten staan met open mond te watertanden als Lamech de leren zak aan zijn mond zet en het gouden vocht langs zijn wangen laat druipen en zijn tuniek doordrenkt.
‘Jongeman, heeft uw vader u nooit bijgebracht het gouden vocht met gepaste eerbied te bejegenen.’ De zware stem van de grootste piraat dreunt door de lage gang. Een moedige stap richting Lamech waagt hij met een slinkse blik op Bilanto die de situatie nog steeds waakzaam staat op te nemen terwijl hij ontspannen tegen de bergwand leunt.
Lamech heeft Bilantos lenige lichaam nog nooit ergens tegen aan zien hangen en hij weet dat de houding een doel beoogt. ‘Komt u maar heren. Er is genoeg en ik verwacht dat u dorst heeft van uw schermpartijtje met onze vriend hier?’
De piraten komen dichterbij terwijl ze de elf vanuit hun ooghoeken in de gaten houden. ‘Mag ik u vragen wat een paar jonge krijgers zoeken in de gevaarlijke gangen onder de bergen van een wreed dictator?’ Lamech glimlacht, de vriendelijke woorden zijn een beleefdheid. Hij weet drommels goed dat de grote piraat zijn nek in één vlugge beweging kan breken. En hij weet dat de piraat dat ook weet. Bij de zegen van Moeder Aarde, hoe vaak moet hij nog dankbaar zijn voor de aanwezigheid van zijn ‘elvenvriend.’
‘Misschien kunt u zich eerst voorstellen. Tenslotte hebt u de eerste slag gegeven met uw eerbiedwaardige zwaard,’ zegt Bilanto terwijl hij dicht naast de grote piraat gaat zitten met zijn rug tegen de bergwand. Hij grijpt een van de appels die Matani als een soort vredesgebaar in het midden van de groep heeft gelegd en bijt er een grote hap uit terwijl hij op een antwoord wacht. De Piraten stellen zich voor en vertellen dat ze de geruchten van grote rijkdom zijn gevolgd naar de Zwarte Bergen, maar dat de mijnen en grotten bewaakt worden door magische duivels en dat ze veel vrienden hebben verloren in hun drang naar het goud dat volgens de geruchten voor op het oprapen moet liggen.
De magere man vertelt hun van goudaders zo dik als olifantenpoten maar dat al hun pogingen het goud te stelen op niets zijn uitgelopen. ‘Ik sta bekent als de meest listige en vakkundige inbreker,’ Zijn vrienden knikken instemmend ‘Maar elke keer staan de huurlingen ons op te wachten als wij denken dat we ontsnapt zijn aan hun waakzame ogen. Plotseling verschijnen ze dan alsof ze zo uit de lucht komen vallen. Op die manier zijn we nu al dertien vrienden verloren.’
De ander piraten zuchten en de oudere man die zich heeft voorgesteld als Bertram vertelt hun dat ze de enige overgeblevenen zijn en willen vluchten via het Waterland en dan via de regenboogbergen naar de havens willen trekken.
Lamech knikt begrijpend en stelt zich voor. Hij overweegt wat hij hun allemaal kan vertellen maar besluit dat hun vaardigheden bijzonder welkom zijn in de komende tijd. Elk zwaard is nodig om de ongelijke strijd te winnen. ‘Ik ben Lamech een jonge magiër. Dit is mijn vriend en onze gids Matani en hier naast mij zit Bilanto een elf uit Waterland die zichzelf al voldoende heeft voorgesteld.’ De mannen knikken met gepaste eerbied naar de stille waterelf.
Betram richt het woord aan Lamech. ‘Dus de legendes over dat magische land berusten op waarheid?’ Lamech knikt terwijl Betram verder spreekt. ‘En wat doen jullie hier als ik vragen mag. De gangen verderop zijn allemaal bewaakt als ik u mag waarschuwen en goud kun je hier niet vinden. Of althans het vinden is geen moeite maar het meenemen is wat gevaarlijker. Het lijkt wel of die duivels elk steentje of kiezeltje in de gaten houden.’
Lamech antwoordt beleefd, ‘Ik en mijn vrienden zijn op pad om een klein legertje samen te stellen om ons verweer te stellen tegen de zwarte magiër die de Grote Landen in zijn macht heeft. Als ik u voorstel dat ik u een grote kist goud en edelstenen kan bezorgen zou u dan een poosje uw zwaard in onze dienst willen stellen?’
De piraten kijken hem met verbaasde ogen aan en de grote piraat die zichzelf heeft voorgesteld als Bertram neemt hem nieuwsgierig op. Het blijft lange tijd stil. ‘Hoe groot zal die kist dan zijn?’ Vraagt de stille piraat wantrouwend. ‘Is hij groot genoeg om te delen met mijn sterke maten hier?’
Lamech grijnst tevreden. Piraten zijn zo gemakkelijk te voorspellen, ‘Het goud uit de Zwarte Bergen interesseert ons niet. Wij strijden voor onze vrijheid. Ik beloof u dat als wij de zege behalen u geen kracht genoeg heeft om de kisten die uw beloning zijn te tillen. Maar ik waarschuw u. U heeft al vernomen dat de vijand waartegen wij strijden gewiekst is en een sterke overmacht heeft op de boeren en mijnvolk uit de omgeving. Wij zien ons gesteund door honderden van deze onoverwinnelijke elvenvechters en hebben een grote groep magiërs die ons zullen bijstaan om de magische aanvallen te neutraliseren. Ik vraag u heren; bent u moedig genoeg met ons samen te vechten tegen het onrecht dat er heerst.’
De grote piraat denkt diep en na een blik op Bilanto neemt hij zijn zwaard en legt het aan de voeten van Lamech. Zijn vrienden volgen hem snel en de Metar grinnikt tevreden. ‘Ha, ik zei jullie toch dat we nog niet moesten vluchten met de staart tussen de benen. Onmetelijke rijkdom wacht ons in het warme zuiden, dat zei ik toch?’ Betram gromt even naar hem en steekt zijn hand uit naar Bilanto die hem vreemd aankijkt en zijn vriendelijke gebaar niet beantwoordt.
Betram kijkt zenuwachtig naar de onvriendelijke houding van de elf en zijn hand gaat richting zijn zwaard. De ogen van Bilanto persen zich tot spleetjes.
Lamech valt met een breed gebaar in hun midden. ‘Sorry heren, Bilanto is niet zo op de hoogte met onze gebruiken. Je gaat toch akkoord dat onze nieuwe vrienden zich met ons samendoen of niet Bilanto?’ Lamechs stem klinkt ongewoon scherp als hij Bilanto dwingt te antwoorden.
Ik heb er geen moeite mee, als ze maar ver achter mij blijven met hun klossende laarzen. Ze wekken zelfs de geest der berggoden met hun afgrijselijke lawaai.’ Hij draait zich om en is in één ogenblik verdwenen, de piraten met open mond achterlatend. Betram tikt Lamech zachtjes aan. ‘Mag ik u waarschuwen waarde jongeman, hij heeft dezelfde magie als de bewakers. Kunnen we hem wel vertrouwen? Ik heb het niet zo op met magie als u mij niet kwalijk neemt.’ Lamech grijnst, gezien het feit dat hij tegen een magiër spreekt. Maar misschien is zijn leeftijd een reden voor Betram om hem niet als dreiging in te schatten.
Matani tikt Lamech op zijn schouder. ‘Kan ik even met je spreken Lamech?’ Lamech verontschuldigt zich bij de piraten en loopt een eindje verderop met Matani. ‘Heb je wel bedacht dat wij hun niet kunnen meenemen onder de bergen. Ik ben het eens met Bilanto over dat geklots van hun. Wij zullen miserabele spionnen zijn met deze zware begeleiders.’
Lamech lacht. ‘Ja, dat had ik mij ook al bedacht, maar we zijn hier met een tweeledige opdracht: zowel een klein legertje verzamelen als informatie opdoen. Ik denk dat het goed zou zijn als we een plek afspreken waar de heren zich verborgen houden tot we hen nodig hebben. Of misschien kunnen we ze naar Waterland sturen. Berend zal tevreden zijn met zulke strijders. Wat denk jij?’ Matani denkt na. Vraag het aan Bilanto of laat hun zelf een keuze maken maar ik wil ze niet me op onze tocht onder de bergen.’ Matanies stem is resoluut en Lamech is trots op zijn vriend.
‘Oké, dat is afgesproken. Als we zo doorgaan hebben voor het eind van de week een leuk legertje verzameld.’ Matani grinnikt. ‘Ik hoop het niet, dit soort situaties is niet goed voor mijn zenuwen. Maar zag je die Bilanto. Moeder Aarde wat een techniek. Ik denk dat hij al begonnen is in de kunst van het zwaard vechten voorat hij kon lopen.’ Lamech grijnst een beetje jaloers, ‘Daar kon je wel eens gelijk hebben. Ik ben in ieder geval blij met zijn aanwezigheid.’
Matani kijkt hem zijdelings aan. ‘Weet je, soms is de spanning tussen jullie te snijden. Weet je zeker dat jullie elkaar niet op een dag in de haren vliegen?’ Lamech zucht diep, ‘Daar kon je wel eens gelijk in hebben. Maar ik denk dat Bilanto te professioneel is om zijn gevoelens te laten meespelen. Tenslotte hebben we een opdracht te vervullen. Van mij ben ik niet zeker. Ik erger mij af en toe behoorlijk aan zijn onbeschofte gedrag.’
Matani stemt met hem in en met een zachte plof zetten ze zich weer in de kring van mannen die hen nieuwsgierig aanstaren. ‘Wat verwacht u van ons jonge meester.’
‘Dat hebben wij net besproken Betram,’ begint Matani. ‘Wij willen eerst op onderzoek in de bergen en nog wat vrienden van mij in de mijnen benaderen. Het kan wel even duren voor wij van uw diensten gebruik maken.’ Betram knikt begrijpend. ‘Misschien is het een goed idee dat wij ons schuil houden onder de schaduw van het Dodenwoud om daar op uw oproep te wachten.’ Matani en Lamech beamen dat idee en Lamech vertelt hun van de mogelijkheid iets verder te reizen en zich te melden in Waterland waar voedsel en slaaplekken voorhanden is. U kunt zich melden bij Berend die onze leider is voor de te verwachten slag om de Zwarte Bergen.’
De mannen kijken elkaar een kort moment aan. ‘Wij wilden toch al door het Waterland reizen en als wij nog meer van die magische zwaardvechters kunnen ontmoeten zal dat ons een genoegen zijn. Wij staan geheel tot uw beschikking jonge meesters.’ Betram knikt hen eerbiedig toe en buigt met een brede grijns. ‘En voor onze glanzende beloning willen we wel wat geduld oefenen,’ voegt de kleinere piraat met enige drang toe.
Betram glimlacht kort en geeft Lamech en Matani een stevige klop op hun schouder ter afscheid, ‘Wij gaan direct op pad. Ik bid u allen een veilige reis en een spoedig weerzien.’ Hij richt zijn woord tot de anderen. ‘Kom laat ons gaan om deze heren hun gevaarlijke opdracht te kunnen laten vervolgen.’
De oudere piraat blijft even staan, ‘Wees voorzichtig jongens. Overal loert gevaar. Ik begrijp dat u magische kwaliteiten heeft maar uw vijand schijnt elke gang te bespieden lang voordat u deze bent binnengegaan.’
Lamech bedankt Bertram en de anderen en neemt afscheid. ‘Tot spoedig ziens heren. En mijn dank voor uw steun.’ De mannen verdwijnen in de donkere gang en nog lange tijd nadat ze uit het zicht verdwenen zijn is hun zware geklots te horen.
Plotseling verschijn Bilanto weer. ‘Zijn ze op pad. Ik wil jou eerst vragen Lamech, met welk recht jij de elvenzwaardvechters ingelijfd hebt in jouw zielige oorlog?’ Bilantos woorden klinken scherp als het ranke zwaard aan zijn zijde. Lamech glimlacht brutaal terug. ‘Bij het woord van de erfgenaam op de troon van het Watervolk Bilanto, en verder wil ik er geen woord meer over vuil maken. Maar wat heeft jou bezield om je als vrijwilliger op te werpen als je zo op deze oorlog tegen bent?’ Bilanto kijkt hem aan alsof hij zijn hals wil omdraaien. ‘Het bevel van diezelfde erfgenaam Lamech!’
Bilanto begint te lopen zonder eenmaal om te kijken of hij wordt gevolgd. Matani en Lamech volgen hem zuchtend. ‘Is dit de goede weg Matani?’ Matani knikt, ‘De eerst volgende uren zijn er niet zoveel andere routes als rechtstreeks naar de wortels van de Zwarte Bergen en om eerlijk te zijn vertrouw ik meer op de oren en ogen van de elf dan op mijn eigen.’
Lamech moet het met hem eens zijn ook al ergert hij zich mateloos aan die kennis. Nadat ze enkele uren constant recht de diepe bergen ingaan stopt Bilanto abrupt. Matani botst tegen hem aan. Bilanto drukt hem achteruit en maant hen tot stilte. Hij steek twee vingers omhoog en wijst naar voren.
In Lamechs hoofd begint Bilanto te spreken. Lamech schrikt maar herstelt zich snel. Hij antwoordt op dezelfde manier. ‘Als we dichtbij elkaar blijven kan ik een camouflageschild over ons leggen maar we kunnen nog steeds ontdekt worden en dan hebben we jou nodig.’
Bilanto knikt en wijst op zijn zwaard en gaat voorop richting het gevaar. Lamech bedenkt zich dat Bilanto wel heel eenvoudig zijn gedachten binnenkomt en hij ergert zich nog een paar graadjes meer aan zijn inmiddels onmisbare begeleider.
Hij laadt zijn energieveld op en legt een beschermingsveld om hun heen die de kleuren en structuur van de rotsen aanneemt. Hij verzet zich tegen allerlei overbodige gedachten die door zijn hoofd stormen en concentreert zich op het in stand houden van het schild wat bijna onmogelijk gemaakt wordt door de onverwachte bewegingen van zijn reisgenoten.
Af en toe verschijnt er een arm of een voet buiten het schild waarop Bilanto hem een kwade blik toewerpt. Plotseling horen ze stemmen. Enkele bewakers zitten in een zijgang en zonder al te veel problemen sluipen ze aan hen voorbij. Een van de bewakers springt op en stoot zijn begeleider aan. ‘Er is volk in de gangen. Sta op we moeten op onderzoek.’
De andere bewaker staat mopperend op. ‘Jij met je contante ingevingen. Ik voel niets of gaan we nu weer de hele middag door allerlei gangen sluipen. We hebben al genoeg afgemaakt van die dolle groep Noordelingen.’ Hij sjokt achter zijn collega aan die gelukkig de richting inslaat waaruit Lamech en zijn groep net wegkomen. In de verte horen ze de bewaker constant mopperen.
Ze blijven stil staan tot het geluid compleet is verstomd. Bilanto kijkt Matani boos aan. ‘Waar breng je ons heen mensenkind. Ik heb het gevoel dat je ons direct in de handen van de vijand wilt uitleveren.’
Matani schudt zijn hoofd zenuwachtig. ‘Er zijn gewoon veel meer bewakers dan toen ik door de bergen sloop. De vorige keer waren deze gangen volledig verlaten.’ Bilanto zucht. ‘Ik denk dat het bijna onmogelijk is om door te gaan op deze manier. Je ziet dat ze ons kunnen voelen.’ Lamech knikt, ‘Maar we moeten in ieder geval naar de mijnen om de contacten van Matani te ronselen en waarschuwen.’
Matani knikt verwoed, ‘Nog een half uurtje. We komen langs twee bewakersposten waar meer bewakers zijn maar de gangen zijn daar breder. Misschien hebben we geluk.’
Bilanto kijkt bars en begint weer te lopen. Matani stopt en wijst naar een gang die naar rechts afslaat en breder wordt. Hier en daar zijn de gangen verlicht en Lamech besteed zijn volle aandacht aan het schild omdat de licht en de schaduwen zijn schild beïnvloeden.
Onverwacht komt een grote groep bewakers in hun richting gemarcheerd. Het is een groep van acht man die twee aan twee door de gangen marcheren in een lichte renpas. De drie moedige indringers drukken zich stijf tegen de muur achter zich. Een van de bewakers kijkt opzij en Lamech ziet zijn blik direct op hem gericht. Zijn hart klop in zijn keel en hij voelt de hand van Matani zwetend in zijn hand knijpen. De bewaker draait zich om en marcheert verder.
Bilanto schudt zijn hoofd in ongenoegen maar kruipt behoedzaam verder af en toe door Matanies aanwijzingen van richting veranderend. Even later gaan ze weer een smallere gang in die naar dieper gelegen afdelingen leidt. De gang is niet verlicht en ze halen even opgelucht adem.
Matani stopt en fluistert Lamech iets toe, ‘Vanaf hier kan ik bijna ongezien bij mijn vrienden komen. Ik spring tussen de ochtendploeg die naar het werk gaat. Jullie kunnen niet mee maar ik zal ander kleren voor jullie zien te ritselen want jullie vallen veel te veel op.’ Bilanto knikt naar Matani maar verschijnt direct in het hoofd van Lamech, ‘Ik laat hem niet alleen gaan, Ik vertrouw hem niet.’
Lamech antwoordt op hun speciale stille manier. ‘Ik vertrouw hem mijn leven toe en sorry Bilanto, jij hebt niet echt het uiterlijk van een mijnwerker dus als jij meegaat breng je onze missie in gevaar. We zullen hier wachten tot Matani terugkomt en ik wil er niet over discussiëren.
Matani maakt zich klaar om te gaan. ‘Ik beloof zo snel mogelijk terug te komen Lamech. Ik zal ook een onderduikadres zien te regelen van waaruit we kunnen opereren. Lamech knikt en klopt hem op de schouder om hem succes te wensen.
Een poosje later horen ze een grote groep mannen langskomen in een volgende gang. Matani sluipt vlak langs de muur naar voren en wacht tot de groep voorbij is en stapt dan naar voren. Hij loopt enkele meters achter de groep tot ze de bewaker die voorop loopt naar achteren zien lopen. Hij geeft Matani een duw.’ Bij de groep blijven luiwammes. Er is indringers alarm gegeven en we willen geen rondzwervende werkers in de gangen.
Lamech blaast zijn ingehouden adem uit en zakt neer op de grond in een nis in de rotswand. Het zal een lange dag worden. Hij durft niet te eten of drinken omdat hij bang is geluid te maken. Lange tijd zitten ze te wachten in de duisternis. Lamech voelt de onrust van Bilanto duidelijk door zijn eigen gedachten razen. Hij is tevreden, dan hebben deze wezens toch iets menselijks en zijn ze niet volmaakt. Bilanto springt op en kijkt onrustig om zich heen. ‘Ik moet hier weg. De absoute duisternis vertroebelt mijn geest. Houd contact.’ En weg is hij.
Lamech vraagt zich af of hij in staat zal zijn terug te springen in deze donkere gang als het nodig is maar hij kan er toch niets meer aan doen. Hij brengt zichzelf in een diepe waakzame meditatie en sluit zich op in zijn innerlijke kern.
Matani loopt achter de mannen aan die af en toe naar hem loeren. Hij kent bijna niemand van de groep en ziet dat er een nieuwe lichting is gekomen van vreemd uitziende mannen. Hun kleding wijst duidelijk op het feit dat ze niet van hier zijn. Hun bewegingen zijn ruw en hun dialect klinkt stug en onverstaanbaar.
Hij twijfelt aan het succes van hun missie. Er is zoveel veranderd sinds hij door de bergen sloop een paar weken geleden. Hij stapt ongezien over naar een groep andere werkers die ze passeren in een van de gangen en sluit weer achteraan.
Een oudere man kijkt verbaasd achterom en Matani maakt een gebaar om hem tot stilte te manen. De man geeft hem een vette knipoog en draait zich om. Hij stoot zijn buurman aan en fluistert hem iets toe. Af en toe kijkt er iemand uit de groep om en wordt er een blik van herkenning uitgewisseld. Matani neemt een houweel aan van een van de bewakers die hem vreemd aankijkt. ‘Ik ken jou niet, ben je in mijn groep ingedeeld?’ Matani knikt en loopt met zijn vriend mee die langskomt en begint een gesprek over het werk. De bewaker kijkt hem oplettend na maar draait zich even later weer om.
Matani houdt zijn hart vast en zijn vriend zucht even later diep als ze beginnen te werken. Als er geen aandacht is van de bewakers fluisteren ze zachtjes. Af en toe schuift er iemand anders door en onopvallend wint Matani informatie in en waarschuwt hij zijn vrienden voor de dingen die staan te gebeuren.
‘Blijf rustig en heb geduld. Het kan wel een poos duren voor ik jullie hulp inroep.’ Bijna iedereen die Matani aanspreekt reageert opgelucht. Het leven in de mijnen is behoorlijk verslechterd. Bijna iedereen is ontwaakt uit de hypnose van Liberato en de chaos die erop volgde heeft velen het leven gekost. Er heerst nu een ijzeren regiem in de mijnen en volgens zijn vrienden ook in de velden en in het Meesterhuis. Elke dag verdwijnen er wel mensen die worden vervangen door de vreemdelingen die hard werken en niet te verstaan zijn.
Matani werkt de rest van de dag hard door om niet op te vallen en aan het eind van de dag sluipt hij ongezien terug naar hun schuilplaats. Lamech schrikt wakker als Matani verschijnt en het volgende ogenblik staat Bilanto ook al weer naast hun. Matani vertelt al het nieuws dat hij heeft verzameld en vertelt dat hij al veel van zijn vrienden bereidt heeft gevonden mee te werken.
‘We gaan over enkele uurtjes naar een schuilplaats dieper in de mijnen. Een vriend van mij wil jullie helpen onderduiken. Ik zelf wil een ogenblik naar mijn moeder en zusters. Ze zijn ook ingelijfd in het mijnwerk en ik maak mij zorgen om hen. Lamech knikt begrijpend maar maant hem tot voorzichtigheid.
Even later horen ze een zachte stem in de verte en Matani wenkt hen te volgen. Een kleine jongen wenkt hen en gaat het voor door een aantal gangen tot ze bij een diepe schacht komen. Een frisse wind waait uit het diepe gat in hun gezicht. De ingang van de schacht kan net één man doorlaten en hij gaat hen voor, ‘Pas op, de schacht is diep en de wind is sterk. Als je hier valt zien we je nooit meer terug.’
Ze klimmen naar beneden via een hang en span techniek tot de schacht zich onverwacht verbreedt en een behoorlijke aanspraak doet op hun klimkwaliteiten. Lamech is een jongen uit de bergen en Bilanto kruipt langs de rotsen met een lenigheid van een spin. Een moeilijk stuk waarbij Lamech het gevoel heeft dat zijn armen uit de kom worden getrokken ontstaat nadat de schacht aan beiden kanten overgaat in een natuurlijke grot. Ze hangen bijna ondersteboven boven de afgrond en klimmen snel de grot in waar ze even later loslaten en de veilige grond onder hun voeten wel willen kussen.
Ze lopen iets dieper de grot in en zien allerlei voorraden die bedekt zijn met grauwe dekens. De jongen tilt af en toe een deken op en ze aanschouwen een voorraad wapens, gereedschappen en kisten met voedsel. Lamech glimlacht breed en klopt de jongen enthousiast op de schouders.
Bilanto knikt af en toe met een blik van respect terwijl hijzelf de voorraden begint te inspecteren. ‘Matani heeft ons een maand geleden al de opdracht te gegeven de schuilplaatsen voor te bereiden. We hadden veel meer kunnen verzamelen maar niet ontdekt worden is belangrijker dan de voorraden. Af en toe verschuilt zich hier ook iemand dus als er iemand langskomt wees niet bang het is een van ons.
Wij hebben allerlei sluiproutes uit de bergen om mensen in veiligheid te brengen.’ Hij richt het woord rechtstreeks tot Lamech. ‘Het is een eer u te ontmoeten Meester Lamech. Matani heeft u toch nog gevonden. Onze dank voor zijn redding.’ Hij schudt zijn hand enthousiast. Lamech glimlacht een beetje in verlegenheid gebracht door de cynische kreun van Bilanto die het tafereel wat meewarig opneemt. De jongen kijkt onbegrijpend naar Bilanto en trekt zijn schouders op. Hij geeft hun wat te eten en waarschuwt hen geen vuur te maken. ‘Het eten is gerookt en gezouten. Mijn excuses dat ik u niet een goede maaltijd kan voorzetten meester Lamech. Mijn vader heeft mij verteld dat Matani laat weten dat hij u vannacht komt vergezellen. Slaapt u gerust, deze plek is redelijk veilig en hij verdwijnt op dezelfde manier als zij zijn binnen gekomen. De jongen klimt als een lenige berggeit omhoog en verdwijnt in de schacht boven hen.
Bilanto heeft een natuurlijke bron gevonden en ververst de inhoud van zijn waterzak. Hij wast zijn handen en klopt zijn stoffige kleding uit. Lamech kijkt naar hem terwijl hij zich tegoed doet aan een paar gedroogde repen spek en een kruik kruidendrank. Eigenlijk zou hij niets anders dan respect voor zijn begeleider moeten voelen maar zijn innerlijke duiveltjes wijzen hem toch constant op de paar minder goede eigenschappen van Bilanto.
Als hij eerlijk tegen zichzelf zou zijn zou hij toegeven dat hij gewoon stinkend jaloers op Bilanto is. Zowel op zijn krijgskunst, zijn koninklijke uiterlijk als op zijn positie in het leven van Antheyanta.
Bilanto neemt een appel uit een van de manden en gaat op een afstandje op een van de kisten zitten. Zijn blik is in de verte gericht en Lamech vermoedt dat zijn geest over de heuvels van het Waterland zweeft. ‘Bilanto, ik wil je bedanken voor je hulp en redding. Ik kan mij voorstellen dat de mijnen een absolute bezoeking zijn voor een wezen als jij.’
Bilanto kijkt verast op en fronst zijn wenkbrauwen onderzoekend waarna hij een flauwe glimlacht op zijn gezicht tovert en, ‘Het is niets,’ mompelt hij ijzig beleefd.
Lamech laat het er bij. Voor zijn gevoel heeft hij alweer genoeg aardigs gezegd voor twee weken. Ze zoeken een rustplek en vallen om de beurt in slaap. Ze beginnen zo langzamerhand een echt team te worden zo.
Matani komt even later binnen. Bilanto opent één oog en Lamech springt blij op. ‘Vertel hoe is het met je moeder, en mijn respect dat je zoiets hebt voor elkaar gekregen,’ zegt hij terwijl hij op de voorraden wijst. ‘Dat heb ik niet persoonlijk gedaan. Er is veel onrust maar we vinden veel steun onder de mijnwerkers. Wij waarschuwen op dit moment alleen diegenen die we voor honderd procent kunnen vertrouwen. Wij hebben nu in ieder geval honderd vrijwilligers en als het zover is kunnen we zeker tweehonderd meer krijgen maar we moeten voorzichtig zijn omdat er nogal wat spionnen onder de mijnwerkers zitten.’
Lamech knikt onder de indruk en Bilanto steekt bewonderend een duim op. Matani stelt voor rust te nemen en morgen verder de gangen in te trekken. Lamech ik denk dat ik jouw hulp morgen wel nodig heb. Ik wil naar de kerkers om enkele vrienden van me te bezoeken en hun moed in te spreken. Ik denk dat jij veel vrienden uit het Meesterhuis zult tegenkomen.
Het Meesterhuis is zogoed als leeg wordt er verteld, alleen een klein handjevol trouwe aanhangers van Liberato zijn overgebleven. De rest zit in de kerkers waar afgrijse…’
Lamech maant hem stil te zijn. ‘Ik weet wat daar gebeurt Matani, ik heb het gezien.’ Hij richt zijn blik op Bilanto, ‘Wat denk je, ga je mee? Ik denk dat wij jouw hulp goed kunnen gebruiken.’ Bilanto knikt en Matani fluistert de strategie die hij bedacht heeft in hun oren. Ze knikken beide instemmend waarop Matani een paar berenvellen onder een dekkleed wegtrekt en hun slaapplekken voorbereid.
Lamech blijft lange tijd wakker. De geluiden van de berg zijn zowel rustgevend als angstaanjagend. De constante wind die uit de onpeilbare diepte komt maakt een vreemd zingend gebaar alsof een vreemd koor een onheilspellend lied zingt. Onregelmatig vallende waterdruppels bepalen het ritme van zijn gedachten en de geur van het berenvel prikkelt in zijn neusgaten.
Hij knijpt zijn neus dicht om een nies te onderdrukken en drukt het berenvel iets verder uit zijn gezicht waarna de ijzige kou weer in zijn gezicht waait. Hij slaapt onrustig en afwisselende dromen en visioenen plagen zijn nachtrust.
Matani tikt hem even later op zijn schouder. ‘Wordt wakker Lamech we gaan.’ Lamech kreunt zachtjes, hij heeft niet eens het idee dat hij heeft geslapen. Matani gaat hen voor dieper de grot in en Lamech kijkt vragend over zijn schouder naar de schacht. Matani schudt ontkennend en wijst hen de weg dieper de berg in. De gangen die ze nu doorkomen zijn volledig natuurlijk gevormd en af en toe waden ze door een bergbeekje.
Na een lange tijd lopen, klimmen, schachten in en uitklimmen houdt Matani hen stil. ‘Nu krijgen we een lastig stuk. We zitten nu recht onder de kerkers en we moeten door een ondergronds waterreservoir. Ik wil niet met vochtige kleren door de kerkers sluipen dus heb ik enkele leren zakken meegenomen om onze kleren in te doen.’ En zonder uitleg kleedt hij zich uit tot zijn laatste stukje kleding valt. Lamech kijkt verbaasd en volgt zijn voorbeeld dralend. Bilanto ontkleedt zich sneller en vouwt zijn kleren op in een dun vlies die hij uit een van zijn zakken tevoorschijn halt.
Lamech treuzelt en Matani maant hem tot spoed. ‘Schiet op man ik bevries hier.’ Lamech trekt zijn laatste kledingstuk uit en geeft het aan Matani die het behendig in de leren zak rolt. Hij kijkt beschaamd naar de grond en ziet niet dat Matani en Bilanto bijna geen aandacht besteden aan de littekens van brandwonden over zijn gehele lichaam.
Matani gaat hen voor het water in en als het water te diep wordt zwemt hij behendig met de zak boven zijn hoofd. Lamech kijkt om zich heen. De lage grot strekt zich uit tot in de verte en het ijzige water bevriest zijn lichaam. Hij hoopt dat ze niet te lang in het water moeten blijven anders kunnen ze niet eens meer bewegen.
Bilantos adem maakt rookwolkjes boven het ijzige oppervlakte en Lamech ziet zijn slanke lenige lichaam die nog zijn eigen kleur heeft en niet blauw is zoals dat van hem en Matani. Op zijn rug zitten vreemde vliezen en de lenigheid waarmee hij door het water glijdt doet Lamech vermoeden dat de naam van het watervolk een andere oorsprong heeft dan de naam van hun woonplaats.
Matani wenkt hen als ze een klein bergriviertje inlopen die zich in een zijgang heeft ingebed. Het plafond wordt lager en lager en het wordt al moeilijker comfortabel te blijven lopen. De rotsen onder hun voeten prikken in zijn vel en de kou van het water bevriest zijn ledematen. Hij hoopt dat het snel voorbij is want hij heeft het idee dat hij het niet lang meer volhoudt.
Maar zijn hoop wordt snel gebroken het wordt nog erger. Matani vertelt hen dat ze een stukje onder water moeten zwemmen voor ze onder de kerkers zijn. Lamech verstaat er bijna niets van want het klappertanden van Matani neemt angstvallige vormen aan. Maar ze hebben zich een doel gesteld, het einde moet volbracht worden. Hij wil onder duiken als Matani hem nog een keer tegenhoudt. ‘He.e..et sp..ijt mij LLLL…ame…chch. M..aar ikkk d..enk da..ttt Billl..anto voo..r mm..moet ga..an, ik verrr..wacht bew..wakers.’
Bilanto neemt het zwaard die hij om zijn schouders heeft gebonden ter hand en duikt onder. Snel en behendig zonder een spoortje waterverplaatsing verdwijnt hij uit het zicht. Lamech en Matani volgen hem met iets meer gerucht en de ijzige kou en duisternis doen Lamech zijn ziel bijna verliezen.
Hij blijft lange tijd doorzwemmen en op het moment dat hij bijna geen lucht meer heeft kijkt hij recht in de lichtgevende ogen van Bilanto. Hij maant het stil te zijn en onder te blijven. Lamech trekt hem wanhopig aan zijn arm, hij heeft dadelijk lucht nodig. Als hij niet verder kan gaan moet hij terug, hij sterft duizend doden. Hij grijpt naar zijn keel en zijn hoofd explodeert.
Hij ziet aan de bewegingen van Matani dat het hem niet anders vergaat. Onverwacht kust Bilanto hem en zuiver tintelend lucht stroomt zijn longen binnen. Matani ondergaat eenzelfde behandeling en Bilanto drukt hem omhoog naar het plafond, daar blaast hij een teug adem uit en een kleine luchtvoorraad blijft tegen het plafond hangen.
Snel verdwijnt hij en komt even later weer terug en wenkt hen hem te volgen. Ze komen boven in een kleine grot met een kiezelstrandje. Enkele bewakers liggen met een doorgesneden keel op verschillende plekken in de grot. Als Lamech hun houding zo bekijkt moet Bilanto in een razend tempo zijn aangestormd. Enkele bewakers liggen met en verbaasde blik en starende ogen te kijken in de schemerige verte.
Bilanto begint met een eenvoudig gemak de lijken te verzamelen en gebaart hen op te letten bij de uitgang van de grot. Lamech kijkt over zijn schouder naar Bilanto en maakt zich zorgen over de lichamen. Ze zullen ontdekt worden en dan is het voor hen onmogelijk te ontkomen. Bilanto wenkt hem en fluistert iets in zijn oor. Lamech kijkt angstig naar Matani maar knikt.
Het volgende moment raken ze een voor een de lichamen aan waarop de lichamen beginnen te gloeien en als stof uiteenvallen. Matani staart met open mond naar de lege plek voor hem en schudt verbijsterd zijn hoofd. Hij kleedt zich razendsnel aan terwijl hij met zijn tuniek zijn koude lichaam warm wrijft voor hij het aantrekt. Hij blijft angstvallig naar de plek staren waar de stapel lijken is opgelost in de koude lucht, terwijl hij boos naar Lamech en het Bilanto loert.
Hij gaat hun voor zonder een woord te zeggen en Bilanto volgt hem met zijn zwaard in de aanslag. Lamech stoeit met zijn laars en loopt vreemd huppelend achter zijn vrienden aan terwijl hij zijn laarzen vastbind met de leren repen die er los aan fladderen. Lamech trekt even later zijn zwaard en sluit zich aan bij de rest die nu gebukt achter een rots om een hoek gluren.
Twee bewakers staan te discussiëren over de kwaliteit van de wijn die is gebracht.
Bilanto staat in een onzichtbare flits op en het volgende moment liggen de bewakers al weer naar het plafond te staren. Hij wenkt Lamech die direct zijn handen op het lichaam legt, waarna Matani hen sidderend tegenhoudt, ‘Niet nog meer! Dat kunnen jullie niet doen. Zonder hun vorm zullen ze ons achternajagen met hun verdwaalde zielen,’ moppert hij doodsbang.
Bilanto legt zijn vinger op Matanies lippen en maakt een teken dat hij zich onmiddellijk moet inbinden. Hij richt zijn blik wanhopig naar het plafond over zoveel stom bijgeloof en maant Lamech zijn vriend tot de orde te roepen.
Lamech begrijpt zijn vriend heel goed maar beseft ook dat ze geen keuze hebben. Hij klopt zijn vriend op de schouders terwijl hij hem wenkt dat er geen gevaar van die kant loert. Zijn vriend kijkt schichtig om zich heen alsof hij verwacht dat een heel leger geesten zijn ziel zal leegzuigen.
Lamech glimlacht van binnen over het bijgeloof en als hij eerlijk moet zijn is de sfeer in deze grotten er een die zelfs zijn ziel doet trillen van angst. Liberatos geest zwerft duidelijk rond en hij verwacht elk moment ontdekt te worden.
Matani heeft zichzelf tot de orde geroepen en wenkt hen hem te volgen. Ze gaan enkele gangen door terwijl hij af en toe in de kleine roosters van de deuren loert. Kreunende en huilende stemmen vullen de lucht met een hels lijden en Lamech hoort in de verte af en toe geschreeuw van een stervende.
Matani stopt plotseling als hij een cel heeft geïnspecteerd en maakt een vreemd roffeltje op de deur. Eenzelfde antwoord met een kleine variatie komt terug en een oog verschijnt voor het rooster in de deur.
‘Matani daar ben je. Gelukkig. Het wachten hier duurt lang en elk ogenblik kan de dood aankloppen.’ Bilanto kijkt ongerust om zich heen en maakt een snelle beweging voor het slot. Een kleine klik en de deur springt op een kiertje. De gevangene kijkt met open mond naar de troep die binnenvalt en zonder pardon zijn pas herwonnen vrijheid teniet doet door de deur weer te sluiten.
Hij hapt verschillende keren naar lucht maar de woorden blijven in zijn strot gevangen terwijl hij angstig naar Bilanto gluurt. ‘Wie is dat? Hij lijkt op afbeeldingen van de waterelven maar ik wist niet dat ze zo grote magie bezitten.’
Lamech moet toegeven dat Bilanto hem ook blijft verrassen en hij vermoedt dat Bilanto een apart geval is onder de elven en hij dankt Antheyanta op zijn knieën dat zij Bilanto heeft meegestuurd op hun schier onmogelijke missie.
Terwijl Matani zijn pas hervonden vriend inlicht op een zacht fluisterde toon vraagt hij zich af of hun missie wel tot zover was gekomen als Bilanto er niet was geweest en hij moet toegeven dat hij daar sterk aan twijfelt. Matani stem is iets luider geworden als hij zijn vriend duidelijk maakt dat hij hier moet blijven.
‘Maar elk moment kan het einde zijn voor elk van ons. Elke dag worden we als beesten verzameld in de grote hal waar de duivel zelf onze zielen steelt.’ Zijn stem klinkt hysterisch en zijn ogen staan koortsachtig. ‘Laat mij hier niet achter Matani ik smeek je.’
Matani schudt zijn hand af en zet hem terug op zijn stenen bed. ‘Als ik je bevrijd zullen we zeker ontdekt worden en onze missie is al zo goed als onmogelijk. Ik moet nog meer mensen spreken en plannen maken. Houd je gereed Kaliel ik beloof je ik kom op tijd.’ Kaliel kijkt gelaten op terwijl zijn schouders naar beneden zakken. Bilanto geeft hem een paar slokken uit een klein waterzakje, trekt een dolk uit zijn laars die hij in de trillende handen van Kaliel drukt en legt zijn hand een moment op zijn schouder. De ogen van Kaliel beginnen te glanzen en een moedige groet komt ver zijn lippen.
‘Ga nu maar, wij zullen klaar staan.’ De onheilspellende klik roept nog eenmaal een schok op in het lichaam van Kaliel, terwijl hij hen toe groet door het rooster in de deur. ‘Haast je Matani, er is geen tijd te verliezen.’
Matani wenkt hen nog enkele gangen door en stopt zonder verder aandacht aan de andere celdeuren te besteden voor een donkere celdeur. Achter de deur horen ze een zacht kreunen. Matani kijkt afwachtend naar Bilanto zie zuchtend zijn magische truc uitvoert.
De man op de stenen verhoging herkent Lamech direct als de kolossale smid uit zijn geboortedorp. Zijn gezicht is ingevallen en zijn lichaam is gebroken door de wonden en striemen over zijn gehele lichaam. ‘Sorry vader, ik had niet verwacht dat onze verdwijning zulke gevolgen zou hebben, vergeef mij. Met Moeder, Melina en Lianne gaat het goed, ik heb ze gisteravond gesproken ze laten je groeten. Onze jongste is veilig binnen de grenzen van het Waterland. Hij heeft Lamech gestuurd om ons te redden. De gebroken man ziet nog de kans hem een glimlacht toe te zenden. Een ravage is het beeld dat nog lang in Lamechs hoofd spookt. Bijna geen tand staat meer normaal op zijn plek en zijn tong is doorboord met dikke pennen. Zijn wonden ruiken onplezierig en Bilanto is alweer in de weer met zijn kleine flesje terwijl hij de ijzeren pennen uit de tong van de man verwijdert.
‘Vader, wij komen terug. Houd vol alsjeblieft.’ Hij fluistert hem nog wat in zijn oor en zijn vader kreunt zacht als antwoord. Lamech moet zijn vriend bijna wegscheuren uit de cel om verder te gaan.
‘Nog een bezoekje Lamech en daarna gaan we naar een van jouw vrienden.’ Lamech knikt en hij volgt hem door de gangen terwijl hij zich afvraagt waarom er zo weinig bewakers op de gangen zijn. ‘We moeten voortmaken Lamech, de ochtendwissel is zo voorbij. Hij wijst Bilanto op een andere deur die even in zijn schanieren kraakt. De ruimte is leeg en ze staan verbouwereerd te kijken.
Hoofdstuk 23
Als een spin in een web
Het volgende moment horen ze en harde schreeuw. Bilanto zakt door zijn knieën terwijl zijn zwaard in één beweging vanuit zijn schede als bescherming boven zijn hoofd zwiept. Een harde dreun en een vloek volgen, ‘Moeder Aarde Matani je laat me doodschrikken.’
Een reus van een vent die Lamech herkent als een van de neven van de smid, staat met een gespleten brok steen in zijn handen van Matani naar Bilanto te staren. Bilanto staat snel op en controleert de gang terwijl hij de deur weer sluit. Een diepe kreun komt uit de keel van Ned. ‘Ik kom je nu niet bevrijden Ned, ik heb met vader en Kaliel gesproken. We komen terug en ik wil graag dat jij zoveel mogelijk mensen waarschuwt die we kunnen vertrouwen.’ Ned kijkt hem met open mond aan, ‘Je weet wanneer ik in contact kom met de anderen hè, en het gevaar dat ons daar allemaal te wachten staat?’
Matani knikt terwijl hij naar de grond staart. ‘Ik weet het neef.’ Ned kijkt eenmaal van gezicht nar gezicht en recht zijn rug. ‘Zo, nou dan moet dat maar. Maar we hebben wapens nodig als het zover is.’ Matani lacht zijn neef trots toe, ‘Maak je daarover maar geen zorgen dat is geregeld.’ Ned kijkt trots naar zijn kleinere neef. ‘Is het gelukt met de schuilplaatsen. Zij ze nog steeds veilig.’ Matani knikt en zijn neef laat hun als een beleefde gastheer uit en sluit zelf de deur met een verwrongen gezicht. ‘Ik kom gauw terug Ned, vertrouw op mij.’ Ned knikt en groet hen
Matani wil verder maar Bilanto houd hen tegen. ‘Terug!’ Hij draait zich om opent de deur van Ned en drukt hen naar binnen. Net op tijd want een groep bewaker marcheert door de gang en controleert de gevangenen. Een angstaanjagend geluid gaat door de gangen alsof de muren sidderen en kreten en huilende stemmen doorklieven de kerkers. Ned zijn gezicht is bleek. ‘Het is zover. De verzameling wordt weer opgeroepen. Veel te vroeg. Veel te vroeg Matani. Haast je we kunnen zo niet langer doorgaan enkelen van ons worden al krankzinnig. Maar die volgevreten spin in zijn web geniet van ons lijden.’
Alle deuren knarsen in hun scharnieren op hetzelfde moment. Ned staat onwillig op en loopt zijn cel uit terwijl hij een wanhopige blik op zijn neef werpt. ‘Haast je vriend.’ En hij verdwijnt naar de gang waar hij zich samenvoegt bij een drommende massa angstige mensen die kreunen en morren. Hier en daar knalt een zweep en klinkt een gil. Lamech loert door het rooster in de deur en ziet af en toe dat er iemand die zich verzet in een moment opgloeit en in vuur en rook oplost. De rest van de mensen wordt daar bijzonder rustig door en zonder iets te zeggen laten ze zich naar de grote zaal leiden waar Lamech zich haarfijn kan herinneren wat daar gebeurt.
Hij drukt Matani achteruit die ook door het rooster wil kijken en werpt een blik van verstandhouding met Bilanto. Lamech zuigt zijn lichaam vol en Bilanto legt een hand op zijn schouder. Lamech voelt de rust en vertrouwen in zijn lijf en gedachten binnenstromen en een helder licht straalt om hem heen. Hij concentreert zich op zijn schild en met een beweging verlaat hij de cel en mengt zich tussen de drammende groep mensen.
Hij ziet mijnwerkers, jonge leerlingen uit het mesterhuis en boeren en kinderen. In hun ogen gloeit een gelaten onrust. En des te dichter ze bij de grote zaal komen des te rustiger ze worden. Als drommende zombies gaan ze hun dood tegemoet. Lamech heeft moeite om hun energie over te nemen. De diepdoordringende duisternis die in de ziel en gedachten van de mensen om hem heen heerst is bijna niet te verdragen maar hij heeft geen keuze. Als hij niet ontdekt wil worden moet hij een worden met zijn omgeving dus ook met het schier ondraaglijke gevoel. Hij ziet een eindje verderop de broer van Hidarco de conciërge van het Meesterhuis.
Hij wringt zich dichterbij en kijkt op naar de dichterbij komende zaal. Het doorschemerende duivelse licht die door de opening komt doet hem trillen van angst. Als hij zijn vriend niet heeft gesproken tot dat moment is hij verloren en Liberato zal hem onherroepelijk ontdekken. ‘Hij raakt Barco aan die met lege ogen naar hem staart. ‘Barco wordt wakker, ik moet je spreken.’ Maar Barco reageert niet.
Hij draagt het licht dat Bilanto hem toezendt over in de geest van Marco die hem acuut helder aankijkt. ‘Luister ik heb geen tijd om je alles uit te leggen, Ik ben hier met vrienden en wij zijn een aanval aan het voorbereiden. Wij hebben jullie hulp nodig om van binnenuit chaos te veroorzaken als het zover is.’ Barco kijkt hem verbaasd aan maar de koortsachtige blik in zijn ogen laat Lamech beseffen dat hij alles begrijpt. Barco kijkt angstig naar het dichterbij komende licht en zijn bewegingen worden schokkend. ‘Onthoudt het goed Barco, heb je me begrepen? Verzamel en waarschuw zoveel mogelijk hulp van mensen die je absoluut vertrouwt.
Barco wil iets zeggen maar het enige dat hij doet is kreunen. Zijn lijf trilt terwijl zijn ogen gericht zijn op de doorgang naar de zaal. ‘Heb je me begrepen Barco?’ dringt Lamech wanhopig aan. ‘Barco knikt trillend als een espenblad, ‘Ik heb het begrepen Lamech maar ik ben bang.’ Lamech maakt in een beweging zijn geest leeg en Barco kijkt weer met zijn lege ogen naar een wazige verte.
Lamech draait zich om en wringt zich terug door de menigte. Een einde verderop reageert een bewaker op de onverwachte beweging in de menigte. ‘Hé, wat moet dat daar.’ De drammende menigte is zijn redding. De bewaker heeft teveel tijd nodig om naar hem toe te komen en Lamech ziet geen andere mogelijkheid dan weer naar de zaal te lopen. De bewaker trekt zich terug en Lamech die door de opening de grote zaal instapt zendt Bilanto een laatste kreet. Op hetzelfde moment pakt Bilanto de schouders van Matani. ‘Vertrouw mij Matani, ik beloof je, ik kom terug.’ En het volgende moment is hij verdwenen.
Lamech voelt een zachte bries en zijn geest wordt lichter. Hij kijkt recht in de ogen van Bilanto en verdwijnt in het niets. Een afgrijselijke kreet achtervolgt hen en het volgende ogenblik verschijnen zij in de schuilplaatsen onder de mijnen. ‘Lamech valt op zijn knieën en hapt naar adem. ‘We zijn ontdekt.’ Hij kijkt verwart om zich heen. ‘Waar is Matani?’ Bilanto hijgt en zijn gezicht is nog bleker dan zijn al normale bleke kleur. Hij hapt naar adem en zijn gezicht wordt asgrauw. ‘Ik heb hem moeten achterlaten, wacht even ik ben zo weer op adem. Ik heb teveel energie verbruikt en de absolute duisternis die de magie daar uitstraalt is belastend voor een lichtwezen als ik. De constante druk van het kwaad en de duisternis laat het licht in mij afsterven en de bron van onze magie is gebaseerd op het zuivere licht. Het… spijt mij.’
Lamech knikt begrijpend en hij legt zijn handen op zijn schouder. Hij zendt hem alles wat hij heeft aan kracht maar hij voelt geen verschil. ‘Waarom neem je geen slokje uit dat wonderbaarlijke flesje van je?’ Bilanto kijkt hem vermoeid en beledigt aan. ‘Ik ben geen trillend mensenkind die bij het minste geringste extra hulp nodig heeft’ Zijn stem klinkt resoluut maar de hoestbui die erop volgt spreekt zijn kracht tegen, Bloeddruppels spatten op de grond voor hem en Lamech staat geen weerstand meer toe. Hij neemt het kleine flesje van de riem van de elf en houd hem even aan zijn mond. De elf drinkt een klein slokje en neemt het flesje weer over terwijl hij resoluut de dop er weer opdraait. ‘Ik moet gaan.’ En zonder op antwoord te wachten is hij weer verdwenen.
Op hetzelfde moment staat hij er weer met een lijkbleke Matani naast zijn zijde. Bilanto zakt in elkaar en Lamech legt hem op een zacht berenvel en houdt hem wat kruidendrank voor wat Bilanto met een vermoeid gebaar wegdrukt. ‘Laat me maar even. Ik ben zo weer de oude.’ Matani staat angstig om zich heen te kijken. ‘We moeten hier weg, we zijn ontdekt. Alles is in rep en roer in de kerkers. Denk je dat hij gauw weer gezond genoeg is ons hier weg te halen?’ Lamech haalt zijn schouders op en weet niet wat hij moet zeggen.
Het volgende ogenblik verschijnt de kleine jongen. Hij maant hen tot stilte en pakt een paar wapens onder een van de kleden vandaan. Hij duikt in elkaar en drukt de groep en zichzelf dieper in een nis en trekt een kleed over hen heen.
Direct daarop horen ze meerdere voetstappen en schreeuwende stemmen. Kleden worden weggetrokken en kreten en bevelen galmen door de ruimte. Hier ligt nog meer. Waarschuw de kapitein!’
Lamech kijkt angstig naar Bilanto die van dit alles niets meemaakt. Zijn asgrauwe gezicht heeft al zijn licht verloren en Lamech maakt zich ernstige zorgen. Zowel om hem als om de rondstampende voetstappen en de voorraden die massaal worden blootgelegd. Zijn hand gaat richting zijn zwaard en hij wenkt Matani zijn voorbeeld te volgen. Het is geen moment te vroeg. Het kleed verdwijnt en Lamech kijkt in de ogen van een verbaasde bewaker die hetzelfde moment aan zijn voeten ligt. Matani trekt zijn zwaard uit het lichaam en een volgende bewaker stort zich op de groep die ongemakkelijk opstaat.
De kleine jongen weert zich kranig en enkele bewakers vallen door zijn kleine dolk. Lamech houwt slag na slag en voelt menig maal dat de klappen van de bewaker doel treffen. Zijn kracht verdwijnt langzaam als er meer en meer bewakers binnenkomen gewaarschuwd door de kreten van hun stervende medebewakers.
Bloed stroomt over Lamechs gezicht in zijn ogen en hij ziet de kleine jongen vallen. Hij kan niets anders doen dan de aanhoudende regen van klappen afweren en bidt om redding maar van wie die zou moeten komen weet hij niet. Zijn laatste gedachte is dat hij heeft gefaald en hij denkt aan Antheyanta.
Plotseling brandt een helder licht in zijn ogen en een groep elven staat vlak voor zijn neus, zwaarden zwiepen onhoorbaar en lichamen vallen. Antheyanta trekt de groep gewonden dicht bij elkaar en verdwijnt met haar speciale hoge toon in het niets.
Het volgende dat hij ziet zijn de bloemen op de velden van de Waterlanden en een groep helers die komt toegesneld. De kleine jongen bloedt uit vele wonden en Bilanto gaat moeizaam opzitten. Lamech kijkt angstig om zich heen, ‘Waar is Matani, Antheyanta?’ Antheyanta glimlacht geruststellend. Hij is hier Lamech, kijk maar. Lamech draait zich om en ziet Matani in de armen van een heler die hem iets te drinken geeft. Hij is gerust gesteld kijkt in de donkerblauwe bezorgde ogen van Antheyanta en valt in een diepe duisternis.
Kzandaar zit aan zijn bed als hij ontwaakt. Een brede glimlach speelt om zijn mond, ‘Jij hebt een hels geluk gehad jongeman. Je hebt ons behoorlijk laten schrikken toen Bilanto hier kwam om hulp te vragen.’ Lamech kijkt verwart van Kzandaar naar Antheyanta die aan de andere kant van zijn bed zit. Hij schudt onbegrijpend zijn hoofd. ‘Bilanto was ziek.’ Antheyanta knikt. ‘Ja, hij was aan het eind van zijn kracht en zond mij een bericht. Ik gebruikte zijn energie en jouw kreet om hulp om de juiste plek te vinden om een kleine reddingsploeg te sturen.’
Lamech zucht vermoeid en zijn blik wendt zich dankbaar naar haar en enkele ander Waterlanders. ‘Jij hebt een heel wonderbaarlijke vriend Antheyanta, als hij er niet geweest was waren wij allang verloren, bedankt.’ Antheyanta glimlacht begrijpend, ‘Het is wel goed Lamech maak je geen zorgen het gaat goed met Bilanto.’ Lamech zoekt een vorm van onrust in Antheyanta en fluistert, ‘Bilanto vertelde mij dat jij… en hij…’ Antheyanta legt haar zachte vinger op zijn lippen. De frisse bloemengeur die altijd om haar heen hangt, omringt hem. ‘Maak je geen zorgen Lamech, rust. Alles komt goed.’ Ze legt haar hand op zijn voorhoofd en sluit zijn ogen en hij loopt binnen in een lichtende droom.
Op een prachtige heuvel die uitkijkt over de zee loopt Lamech hand in hand met Antheyanta. De draken vliegen in cirkels boven hun hoofd en de geur van jeneverbessen en de zee dringt zijn neusgaten binnen. Hij gaat zitten en met zijn hand voelt hij het zachte gras. Hij vraagt zich af terwijl hij naar de serene glimlach van Antheyanta kijkt of hij in een droom zit of een toekomstvisioen aanschouwt. Antheyanta lacht en wijst naar iets in de verte. Enkele draken vliegen boven de masten van enkele grote driemasters. Luide stemmen schreeuwen een groet. ‘Heil Lamech van de mensenkinderen! Heil Antheyanta van het magische watervolk! Heil Maleantara moeder der draken! Een groot gelach en gejuich klinken uit de boten.
Lamech wordt wakker en kijkt in de diepbruine ogen van Berend. ‘Zo jonge meester, u bent al heel wat avonturen verder vanaf het moment dat u zich tegoed deed aan het water uit mijn varkenstrog, nietwaar?’
Lamech lacht met en scheve grijns naar Berend en denkt aan het verlies van zijn prachtige droom. Hij kreunt een groet en sluit zijn ogen. ‘Ik heb het gevoel dat ik je op het verkeerde moment stoor,’ zegt Berend. ‘Dat kun je wel zeggen ja.’ Lamech gromt, maar als de geur van het plateau eten dat Berend vlak voor zijn neus houdt zijn neusgaten binnendringt zou hij hem willen bijna vergeven dat hij hem uit zijn heerlijke droom heeft weggerukt.
Hij neemt het blad dankbaar aan en ruikt aan de geurende en warme gerechten. Hij valt aan en eet door tot zijn ergste honger is gestild. Berend zit rustig toe te kijken terwijl hij een lange pijp stopt. Kzandaar kijkt even om de hoek van de deur en verdwijnt weer. Lamech laat zich door niets en niemand storen. Hij voelt zich ongewoon gelukkig door de energie die is blijven hangen uit zijn fijne droom. Berend grijnst, ‘Heb je een fijne droom gehad of zoiets? Je zit te gloeien van geluk.’ Lamech lacht. ‘Dat kun je wel zeggen ja.’
Hij bedenkt dat hij wel erg zeker van zichzelf is en een duistere gedachte dringt zijn gedachten weer binnen. Ik ben hoogmoedig en het was maar een droom.
Lamech drukt het onplezierige gevoel weg en neemt de grote kruik honingdrank van het tafeltje naast hem. Berend glimlacht. ‘Met vriendelijke groet van de vrouw, Lamech, ik denk dat je zo wel op kunt staan, of niet? Over enkele uren is er een grote vergadering in de ontmoetingszaal. We willen eigenlijk dat je daarbij aanwezig bent. De elvenoudsten hebben enkele mededelingen en wij, Kzandaar en ik dan, willen enkele plannen naar voren brengen ten opzichte van de komende strijd.
Lamech knikt en hangt met een voldaan gevoel achterover. Zijn gedachten gaan terug naar de mijnen en de kerkers van Liberato. Hij hoopt dat de gebeurtenissen niet teveel nadeel zullen opleveren voor de gevangenen die toch al in zo’n onmogelijke situatie zitten. Hij zucht en Berend ziet het gezicht van zijn jonge beschermeling inzakken. ‘Maak je niet teveel zorgen Lamech, vanavond zul je een paar goede berichten horen. Wij kunnen eerder dan verwacht met de aanval beginnen. En als jullie nog goede berichten leveren, heb ik het gevoel dat we nog een kans op overwinning maken ook.’ Lamech vraagt hem wat voor goede berichten er zijn maar Berend houdt zijn mond hermetisch gesloten. En dat moet een zware taak zijn voor hem.
Lamech vertelt Berend wat hij allemaal heeft meegemaakt, meer om een wederdienst uit te lokken en Berend het nieuws dat er komen gaat te vertellen dan om Berend zijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Maar Berend vertelt niets, ‘Oké het enige dat ik kan zeggend is dat er deze ochtend een paar van jullie vrienden aan de poorten hebben aangeklopt en dat ik net van een diepgaand gesprek met Betram kom.’ Lamech knijpt in zijn handen, ‘Ja! Dat is goed. Wat had hij te zeggen, en komen ze ook op de vergadering?’ ‘Betram is gelijk weer op pad gegaan met een van de elven.’ Antwoordt Berend, waarop Lamech teleurgesteld kreunt. ‘Ik dacht dat je goed nieuws had, maar waarom met en elf?’ Berend wacht even om de spanning wat op te bouwen. ‘Nou denk zelf even na. Waarom gaan mensen met elven op pad?’ Lamech denkt na en springt rechtop.
‘Dat meen je niet, mijn droom. Bertram gaat een paar vrienden ophalen!’ Berend lacht tevreden. ‘Jawel, meester Lamech en ik denk dat hij een goede aanwinst zal zijn voor onze gelederen in de strijd die gaat komen.’ Lamech is het geheel met hem eens. ‘Dus dat betekent dat er nog meer goed nieuws is. Ik ben benieuwd, ik ben nu al gelukkig met het nieuws dat jij hebt verteld, want er is geen tijd te verliezen, Dagelijks sterven er teveel in de kerkers van Liberato en we hebben onze vrienden daar in nog groter gevaar gebracht want we zijn, zoals je waarschijnlijk al hebt gehoord, ontdekt.’
Berend knikt en staat op. ‘Maak je klaar Lamech, over een uur begint de vergadering. De waterelven pakken het allemaal behoorlijk officieel en serieus aan en ik laat je een bericht sturen van je grootvader: zorg dat je gauw weer beter bent. Het gaat goed met hem, sinds gistermiddag wandelt hij alweer af en toe in de tuinen van de helers.’
Na een paar uur als Lamech zich moeizaam heeft aangekleed om naar de vergadering te gaan staat Berend in de deuropening te wachten om hem naar de zaal te begeleiden. Vlak voor ze de openslaande deuren binnengaan houdt Berend hem een moment tegen. ‘Lamech, beloof me dat je vanavond het einddoel niet uit het oog verliest, wat je ook hoort, jouw eerste taak is; de plaats in de strijd die komen gaat. Beloof je me dat je…’
Lamech reageert verwonderd, ‘Waar heb je het over Berend. Ik begrijp niets van je smeekbede. Wat moet ik horen? Ik dacht dat je zei dat ik goed nieuws zou horen vanavond Berend?’ Berend neemt hem aandachtig op, ‘Niet al het nieuws van deze avond zal goed zijn Lamech.’
Een zware gong gevolgd door trompetten roepen de mensen, elven en magiërs op voor de vergadering om de slag om de Zwarte Bergen. Lamech stapt binnen in een grote zaal die voor de helft gevuld is met elven in vol ornaat. Majesteitelijk tot de laatste man staan zij met hun witte haren en bijna lichtgevende kleding, hun hoofd opgeheven en hun ogen trots en onoverwinnelijk.
Naast hen staan de magiërs, een gebroken maar veerkrachtig volk gekleed in lange wijde jassen in diepe krachtige kleuren, een ras van magische mannen en vrouwen die hun leven hebben gewijd aan wijsheid en de hogere machten van het sterrenrijk. Achter hen staan de bergbewoners groot, ruw en onbevreesd en naast hen staan Metar en de stille piraat waarvan hij de naam is vergeten in hun angstaanjagende piratenkloffie. En achter in de zaal staan de vluchtelingen uit alle delen van de Grote Landen. Hun ogen schieten schichtig heen en weer tussen de machtige mannen en vrouwen voor hen. Vanavond wordt hun lot bezegeld.
Lamech loopt naar voren en gaat naast Metar en de andere piraat staan, hij groet hun enthousiast en bedankt hun voor hun steun. Op een verhoging staan grote zetels opgesteld waarop de oudsten van het elvenvolk zitten. Kzandaar en enkele andere magiërs en Berend die naar voren is gelopen zitten ernaast op kleinere zetels. In het midden staan twee tronen waarvan een de zetel is Antheyanta en achter haar troon staat Bilanto met zijn hand op haar schouder.
Zij is gekleed in een kleed dat blauwer is dan de diepste zee en helderder dan het licht uit haar ogen. Haar witte haren vonkelen en zijn gekroond met een diadeem gemaakt van een kunstig gevlochten patroon van parels.
Bilanto is gekleed zoals zijn karakter is: groots, trots en als een machtig strijder. Om zijn hoofd zit een zilveren band die schittert als een pasgeslepen zwaard. Lamech kreunt bij het aanblik van Antheyanta en Bilanto. Nu weet hij waar Berend hem voor heeft gewaarschuwd. Lamech slikt alsof hij een brok in zijn keel heeft. De druk op zijn borst neemt toe en zweet loopt over zijn rug.
Zijn tweede hart begint te pompen en het vuur begint te branden in zijn borstkast. Hij zuigt de lucht naar binnen door zijn neus en blaast het langzaam weer uit om zijn emoties onder controle te krijgen. Metar kijkt opzij en legt een hand op zijn schouder. Lamech schudt hem af en zet een stap naar voren. Hij vangt de blik op van Antheyanta op die hem diep aankijkt. Haar stem zingt in zijn hoofd. ‘Maak je geen zorgen Lamech, alles komt goed.’ Haar blauwe ogen blijven op hem gericht tot zijn lichaam weer tot rust is gekomen. Daarna lacht ze ontspannen en op hetzelfde moment staat een van de oudsten op die begint te praten.
‘Geachte aanwezigen. Wees welkom hooggeëerde oudsten, mijn geliefde broeders en zusters, mensenkinderen, magiërs en andere wezens. Deze avond zijn wij vergaderd aan de vooravond van grote gebeurtenissen. De beslissing van de onze toekomst, de toekomst van Waterland, de Grote Landen, en misschien wel de toekomst van andere dimensies gaat vallen. Wij treuren om het feit dat in zulke grote dagen onze meest trouwe vrienden; het drakenvolk, niet aanwezig zijn. Wij missen hun kracht, mededogen en wijsheid. Onze gedachten zijn dan ook tot in de eeuwigheid aan hun herinnering toegewijd.’
De oude man pauzeert even dramatisch en vervolgd zijn betoog, ‘Ons volk heeft een groot verlies geleden vele jaren geleden toen onze koningin veel te jong van ons is weggenomen en nu nogmaals onze koning en vader van ons volk; de wijste onder de Elvenkoningen, Yliananto.
Zijn laatste erfgenaam zit op zijn troon en wij leggen onze wijsheid, ons hart en onze wapens aan haar voeten. Onze koning, haar vader heeft ons vele jaren in wijsheid geleid en als zijn erfgenaam op de rechtmatige leeftijd is gekomen zullen wij haar kronen en eren als onze rechtmatige koningin en raadgever in de zaken van het elvenvolk. Tot die tijd zullen de oudsten van het volk haar bijstaan in al haar moeilijke beslissingen.
Onze koning was een koning van vrede, een koning van wijsheid en een koning van bescheidenheid. Bescheidenheid vooral als het gaat om zaken als de aangelegenheden der mensenkinderen. Jaren zijn voorbij gegaan en de gebeurtenissen in de Grote Landen gingen aan ons voorbij en wij waanden ons in een paradijs maar andere tijden zijn gekomen. Voor velen van ons te vroeg en voor anderen te laat. Onze prinses met haar onstuimige karakter en haar hart zo groot als het sterrenrijk, door haar vader geliefd en door haar moeder aanbeden heeft ons onze haren te vroeg grijs doen worden, en haar vader af en toe tot waanzin gedreven met haar wens om weer te leven in en met de inwoners der Grote Landen.’
Lamech kijkt nieuwsgierig om zich heen. Hij vraagt zich af of deze hele preek een belediging of een lofrede moet voorstellen. Maar de glimlach om de lippen van de elven stellen hem gerust. Antheyanta zit gespannen op haar stoel en Lamech beseft dat zij zijn gedachten deelt. De oude man gaat verder. ‘Wij van de raad der oudsten, Antheyanta onze toekomstige koningin en de door de raad van oudsten toegewezen partner en beschermheer Bilanto staan nu voor u en wij hebben onze toekomstige koningen van het Watervolk toestemming verleend u een verzoek te doen.
Wij kinderen van het Water zijn een vrij volk. Onze koningen zijn onze leiders maar niet onze gebieders. Wijsheid is ons allen gegeven en het is aan u om het woord van uw koningin te volgen of in respect naast u neer te leggen. Heil Antheyanta…Heil Bilanto…’ De stem van de Oudste is scherp en luid als hij zijn koningin eert met de traditionele groet om koningen te eren. Het hele elven volk schreeuwt in volle borst als antwoord, ‘Heil Antheyanta… Heil Bilanto…!’ Antheyanta haar vingers zijn wit van spanning. Ze knijpt zo hard in de leuningen van haar stoel dat ze pijnlijk in haar handen wrijft als ze opstaat en een dankwoord richt tot de Oudste.’
Mijn dank voor uw woorden Wijste der Ouderen. Wij eren uw grote wijsheid en zenden onze gedachten tot in de eeuwigheid uit naar uw zielenheil. Mijn volk, en alle gasten, ik heet u welkom in de woningen der Waterelven. Wij zijn hier vergaderd in moeilijke tijden en het doet mij deugd dat wij allen samen zijn. Zowel de Kinderen van het Water, de Mensenkinderen als de Magiërs.
Wij leven aan de rand van de duisternis en wij kunnen ons niet langer verborgen houden. Wij leven in een tijd dat wij niet langer kunnen toekijken hoe de wereld wordt overgenomen door hebzucht en waanzin. Wij kunnen niet nutteloos toezien als een zwakker volk wordt platgetreden onder de voeten van zwarte magie, hebzucht en slavernij en wij kunnen niet verborgen blijven als onze wereld ten onder gaat in wanhoop en onwetendheid.
Broeders… Vrienden, er is een wreed heerser opgestaan die de grenzen van wreedheid allang is gepasseerd. Duisternis volgt waar hij zijn voeten zet en waanzin en chaos volgt zijn gedachten. En als een zwakker volk aan onze poorten staat en ons om hulp smeekt, waar is ons mededogen als wij hen heenzenden!’
Haar stem is hard en scherp alsof ze persoonlijk spreekt tot allen die erop tegen zijn om de wapenen op te nemen tegen Liberato. Lamech zijn hart is gevuld met trots. Zijn Antheyanta wijst een heel volk op hun verantwoording en hij voelt de kracht van haar woorden diep in zijn hart sidderen, zo krachtig dat hij wil opspringen en haar persoonlijk heil wil toeschreeuwen. Antheyantas blik wordt milder. ‘Mijn geliefde broeders en zusters. Mijn vader was een wijs man en koning en ieder leider bezit de wijsheid die hij nodig heeft om zijn volk te leiden door de tijden waarin hij of zij leeft. Wij zijn een vrij volk en wij kennen geen slavernij. Maar de slavernij is tot aan de grenzen van ons land opgedrongen en klopt aan onze poorten.
Ik smeek u: Waakt op en strijd voor vrijheid, wijsheid en mededogen. Niet alleen voor onszelf maar ook voor de zwakkeren in onze wereld.’ Velen van de waterelven springen op en schreeuwen haar nog eenmaal heil toe. ‘Heil Antheyanta, Heil Bilanto!’ Lamech schreeuwt even hard mee en zijn hart pomp in het ritme van zijn kreet. Heil Antheyanta… Heil Antheyanta…’ Zijn buurman kijkt vreemd naar hem. Zijn afwijkende kreet is duidelijk hoorbaar en meerdere mensen kijken verstoord naar hem.
Antheyanta glimlacht naar Lamech en schudt bijna onzichtbaar haar hoofd. In zijn gedachten hoort hij nog eenmaal haar stem. ‘Alles komt goed Lamech, rustig nu.’
Lamech bindt zich in en luistert aandachtig als Bilanto zijn broeders en zusters oproept de wapens op te nemen en te strijden tegen de machten der duisternis. Lamech is blij verast te zien dat velen hem bijvallen met enthousiaste kreten, ‘Heil Bilanto en weg met de duisternis!’ zijn kreten die de toespraak van Bilanto vaak verstoren. Bilanto grijnst tevreden, zijn blik is op Antheyanta gericht als hij de woorden uitspreekt die vele twijfelaars onder het volk doen omslaan.
‘Mijn en onze toekomstige koningin is een wijs wezen. Gezegend is zij met een hart zo vol mededogen dat zij velen beschaamd doet staan in hun superioriteit en overmacht over de kleine zaken er mensen. Zij is waarlijk een dochter van Moeder Aarde, ons aller moeder; de paden voor onze voeten en zachte groene rustplaats voor onze hoofden. Ons aller moeder die al haar schepselen liefheeft en de een niet boven de andere verkiest. Hoewel velen van ons daar niet mee eens zijn.’ Hier en daar komt een lach en een bijval uit de zaal.
‘Het is een eer voor mij aan haar zijde te mogen staan in deze tijd. En ik vraag u, mijn broeders en zusters, lange tijd heeft ons volk in vrede geleefd maar wij zijn onze techniek en zwaardmanskunst niet vergeten. Ik vocht in de oorlogen van het oude keizerrijk met mensenkinderen en onze magie is ver verheven boven hen.
Mijn koningin in haar grote liefde voor de zwakkere mensenkinderen smeekt mij om deze oorlog en ik wil haar die schenken en ik leg mijn zwaard en mijn leven aan haar voeten zodat zij mij kan bevelen te vechten, te sterven of te overwinnen ter meerdere eer van haar glorie.’ Lamech ziet dat hij zijn woorden in praktijk brengt en zijn zwaard aan Antheyantas voeten legt.
Lamech voelt de sfeer in de zaal veranderen. De meeste elven staan vierkant achter de oproep van Bilanto. Enkele anderen fluisteren zachtjes tegen elkaar en enkele oudsten staan openlijk op met een gezicht op zeven dagen onweer en verlaten de zaal.
De zaal schreeuwt, Heil Antheyanta… Heil Bilanto. Kzandaar staat op en Antheyanta knikt hem geruststellend toe terwijl ze het woord richt tot de menigte. ‘Heer Kzandaar en Berend hebben u enkele mededelingen te doen en daarna zal Bilanto de krijgsheren samenroepen om een strategie te bespreken die de Grote Landen zal bevrijden van de waanzin van duistere magie.’
Kzandaar staat twijfelend op en kucht een paar keer ongemakkelijk. ‘Mijn dank prinses Antheyanta. Het is een eer voor mij om onder u te dienen en mij een persoonlijke vriend van u te mogen noemen.
Mijn dank en de dank der mensenkinderen is dan ook zonder grenzen voor uw goedheid en het offer dat uw volk wil brengen. Wij beseffen dat het een grote daad is voor een vreedzaam volk als de kinderen van het water de wapenen op te nemen om haar broeders en zusters van de Grote Landen te hulp te schieten.’
Zijn stem klinkt krachtig en vol emotie als hij nog eenmaal de zaal de heilgroet laat brengen. ‘Heil Antheyanta… Heil Bilanto!’ Lamech ergert zich groen en geel aan het verraad van Kzandaar. De heilgroet aan Antheyanta kan nog maar waarom moet hij persoonlijk de plaats van Bilanto aan haar zijde te benadrukken.
Lamech zucht en hij herinnert zich de belofte aan Berend om rustig te blijven. Het is zoals het is en hij heeft niemand nodig, zelfs Antheyanta niet. Zijn gedachten springen van hot naar her als hij op een afstand de stem van Kzandaar de geschiedenis van Liberato en de gebeurtenissen onder de Zwarte Bergen en in de Grote Landen aan de zaal uitlegt. Hij hoort zijn uitleg over de gift van de draken aan Liberato en de gevolgen voor de aarde. Hij bedankt nog eenmaal het Watervolk voor hun gastvrijheid en eert hun moed in deze zware beslissing.
Hij richt het woord aan de vluchtelingen en troost hen met de woorden dat toekomst er niet meer zo duister uitziet en dat er hoop is voor de Grote Landen.
Daarna staat Berend op en hij bedankt het volk voor hun uithoudingsvermogen en geduld in deze zware tijden. Hij noemt de namen op van de leiders van verschillende groeperingen om aanwezig te zijn in de vergadering der krijgsheren die hierna gehouden wordt in de zaal der oudsten. Hij bedankt velen persoonlijk voor de hulp bij het trainen en voorbereiden van de vele vrijwilligers onder de vluchtelingen voor de komende strijd en wenst hen succes, en de zegen en kracht van Moeder Aarde toe in de komende tijd.
Daarna leest hij een lijst met namen van de groepen op die in de vergadering gewenst zijn en bedankt hen allen nog even kort voor alle aanwezigen, voor hun geduld en hun hulp.
Antheyanta staat op en bedankt iedereen en wenst hun veel moed en de zegen van Moeder Aarde toe in de zware tijden die gaan komen. ‘Mensenkinderen, Magiërs Bergbewoner en Kinderen van het Watervolk wees moedig. Heb mededogen met allen die uw pad kruisen, zowel vriend als vijand. Laat uw zwaard gedreven zijn door wijsheid en betoon uw vijand het respect dat hij verdient als een kind van Moeder Aarde, gelijk u bent.
Ik besef dat er nog vele vragen zijn en dat er ongerustheid heerst over de komende strijd maar houdt moed en besef dat wat de toekomst ook brengen moge, Moeder aarde altijd dicht bij ons is. Zij voed, inspireert, beschermt ons en wacht ons op aan het eind van onze tijd, om ons te omarmen als wij moede ons hoofd neerleggen op haar zachte aarde.’
Antheyanta kijkt vol liefde de zaal rond en de stilte is bijna om te snijden. Hier en daar werpt ze iemand een persoonlijk knikje toe. Lamech zijn gezicht wordt beurtelings spierwit en dan vuurrood als Antheyanta hem lange tijd strak aankijkt en hem een duidelijke een vette knipoog toewerpt. Hij ziet vol genoegen de mond van Bilanto vestrakken tot een rechte streep. Hij kan zijn brede glimlach bijna niet onderdrukken als hij beseft dat Bilanto het in zijn geheel niet kan waarderen hoe zijn toekomstige koningin zo duidelijk haar vriendschap laat blijken voor hem; Een doodeenvoudig mensenkind, voor een volle zaal en op een belangrijke openbare vergadering.
Lamech fatsoen verliest en zijn grijns wordt breder dan de bek van een brulkikker en zijn hart klopt als een bezetene. Hij kijkt even opstandig naar Bilanto maar die kijkt strak een andere kant op waardoor het overwinningsgevoel van Lamech weer snel wegzakt.
Antheyanta gaat verder met haar slotwoord, ‘Voor alle aanwezigen die niet voor de grote vergadering van leiders zijn opgeroepen staat er in de grote eetzalen voedsel klaar. Ik wens u een goede maaltijd en gezegende nachtrust toe later. Morgen is de inleiding tot een nieuwe tijd. De lange tijd van vrede voor de Grote landen en het Waterland is voorbij en ik hoop dat wij nog na een grote overwinning op het kwaad nog eenmaal gezegend mogen worden met een lange periode van vrede.’
Zij buigt eenmaal nederig naar de zaal en verlaat vervolgens de zaal gevolgd door Bilanto, de oudsten, Kzandaar, Berend en nog enkele andere magiërs. De zaal vervalt in een georganiseerd fluisteren en valt uiteen in verschillende groepjes die discussiëren over de dingen die gezegd zijn en hun rol in dezen.
Velen verlaten direct de zaal om zich voor te bereiden op de belangrijke vergadering die hierna volgt. Lamech loopt terug naar zijn slaapvertrekken om zich voor te bereiden op de vergadering der krijgsheren. Ergens is hij verrast en vereerd door het feit dat hij is uitgenodigd maar op een andere manier ergert hij zich aan de manier waarop de belangrijke rol en invloed die hij heeft op de geschiedenis van de Grote Landen zo weinig wordt benadrukt en wordt gedegradeerd tot een jammerlijke vergissing van de draken.
Een poosje later als hij enkele vluchtelingen volgt die door de gang lopen komt Metar hem achterop, ‘Hé Lamech, ook naar de vergadering? Ik hoop snel bericht te krijgen van Betram. Bertram heeft namelijk van een paar vluchtelingen uit de Delta gehoord dat de stormen deze winter abnormaal hevig zijn. Enkele schepen zijn al vergaan vlak voor de kust en dat is al zeker in geen dertig jaar meer gebeurd. Betram heeft beloofd als hij zijn broers heeft gevonden dat hij snelle boodschappers zal zenden met de verwachte tijd van zijn aankomst.’
Lamech luistert met een half oor naar Metar. Zijn gedachten gaan naar de dingen die staan te gebeuren. Zal hij gevraagd worden om te spreken of te vertellen over Liberato of de gebeurtenissen van een paar dagen geleden. Zullen ze hem vragen stellen waar hij geen antwoorden op heeft. Hij maakt zich zenuwachtig over de vreemde ideeën die er leven onder de mensen en elven en de geruchten die er over hem de ronde doen.
Hij heeft gemerkt dat mensen hem met wisselende gevoelens aankijken. Van angst en weerzin tot openlijke verering, en hij weet zeker dat het niets te maken heeft met zijn uiterlijk. Kort daarvoor toen hij naar zijn vertrekken ging kwamen een paar jongelui naar hem toe die zonder blikken of blozen vroegen hoe het voelde om een machtig monster te huisvesten in je lijf en wat zo’n monster allemaal kan.
Hij had met zijn mond vol tanden gestaan, hoe antwoord je nu op zo’n vraag? Niemand spreekt hem openlijk aan zoals deze jongens deden maar hij voelt duidelijk dat de meeste hem met een argwanende beleefdheid uit de weg gaan. Niet dat hij dat een probleem vindt of dat het hem ook maar iets kan schelen wat de mensen zeggen maar hij wil ook niet dat de mensen hem als een monster of een gevaar zien nu er zoveel van hem verwacht wordt.
In de zaal staan groepjes mensen te praten en Lamech gaat op zoek naar Kzandaar en Berend. Vlak bij het podium staan ze te praten met Bilanto en een groep magiërs waarvan Lamech in ieder geval Gaël herkent. Lamech wil alweer rechtsomkeert maken als Kzandaar hem ziet en hem wenkt om te komen. Lamech gaat schoorvoetend naar de groep en hij kijkt met een scheve blik naar Bilanto die hem volledig negeert. ‘En dit is Lamech over wie ik zoveel heb verteld. Hij is een genot om als leerling te hebben, eigenwijs, leergierig met een heleboel magisch talent.’
Een grote man steekt hem enthousiast een hand toe. ‘Een eer je persoonlijk te ontmoeten Lamech. We waarderen je inzet en je magische kwaliteiten.’ Lamech lacht wat onbeholpen en vraagt zich af wat voor kwaliteiten hij het over heeft. Want behalve zijn innerlijke wezen is er niet veel opzienbarends aan zijn magische kunnen. Kzandaar knikt trots naar hem en geeft hem een vette knipoog. Lamech voelt zich wat gerustgesteld en vraagt wat er vanavond precies besproken wordt en waarneer ze willen aanvallen.’ Kzandaar zegt met een verontschuldigende blik. ‘We hadden je al allerlei dingen willen vertellen mar we hadden het zo druk dat het er niet van is gekomen. Ik hoop dat je, je niet gepasseerd voelt.’ Lamech voelt het wel zo maar hij schudt ontkennend.
‘Fijn, kom je kunt naast ons zitten omdat ik graag wil dat uitlegt wat jij over Liberato denkt en wat je ervaringen met zijn zwarte magie zijn.’
Lamech kijkt. ‘Wat moet ik vertellen dan. Ik hoop dat ik niet hoef te vertellen waar ik mee vervloekt ben.’ Kzandaar schudt ongeduldig zijn hoofd. ‘Noem het toch niet altijd een vloek Lamech. Jij bent een van de weinigen onder de mensen die zoveel van de draken houdt. Jij zou beter moeten weten.’
Lamech voelt zich terecht gesteld door Kzandaar en hij denkt verongelijkt, ‘Kzandaar weet niet wat het is om overgenomen te worden door emoties die bijna oncontroleerbaar zijn. En de constante angst dat Liberato zijn wezen zal overnemen om de weinige vrienden die hij heeft kwaad te doen.’ Lamech bromt een verontschuldiging. Kzandaar glimlacht en legt een hand op zijn schouder terwijl hij Lamechs blik volgt als Antheyanta binnenkomt gevolgd door haar onafscheidelijke schaduw van de laatste dagen.
Kzandaar fluistert hem zachtjes toe. ‘Maak je geen zorgen Lamech, Antheyanta is jou nog steeds volledig toegewijd.’ ‘Mm,’ mompelt Lamech, ‘Dat zegt zij zelf ook. Maar ik mag die kakker niet. Hij denkt dat hij heel wat is.’ Berend loopt op Antheyanta af en kust haar hand. ‘Ik heb je lang niet gesproken Antheyanta. We missen je wijsheid en humor.’ Bilanto legt de hand van Antheyanta op zijn arm en zonder Berend een woord waardig te gunnen zegt hij. ‘Komt u prinses Antheyanta er wordt op ons gewacht.’ Antheyanta loopt gewillig met hem mee en Lamech zijn bloed begint weer te koken.
Antheyanta draait zich plotseling naar hem om en trekt een raar gezicht tegen hem waarvan hij in de lach schiet. Berend ziet het ook en hij geeft hem een vriendschappelijke stomp op zijn bovenarm. ‘Maak je over Antheyanta maar geen zorgen Lamech. Een wijs meissie als zij kan niet van de ene op de andere dag veranderen. Zij staat ver boven gevoelens als hoogmoed en aanzicht.’ Lamech glimlacht en maakt een gebaar met zijn hand tegen zijn neus die zelfs Kzandaar laat glimlachen.
Een gong laat de weten dat het tijd is om te gaan zitten. Als de zaal tot rust komt staat Bilanto op. ‘Prinses Antheyanta en de oudsten hebben mij de opdracht gegeven deze vergadering voor te zitten als Generaal van het Watervolk en uw raadsheer. Ik zou dat dan ook willen doen met de waarschuwing dat er veel te bespreken en beslissen valt vanavond. Ik vraag iedereen die iets naar voren moet brengen, dit kort en zakelijk te doen. Emoties en discussies sta ik niet toe. De beslissing om ons teweer te stellen tegen de Zwarte magiër Liberato is al genomen door de leiders, dus hierover wil ik geen vragen of opmerkingen.
Voor diegenen die mij te jong zouden vinden om ons leger te leiden wil ik verwijzen naar mijn verdiensten in de opleiding als magisch en praktisch verdediger aan het beste instituut van Waterland, en naar mijn functie als uw toekomstige koning.’ Er wordt alom geknikt en positief gemompeld onder de oudsten en elven.
‘Ik wil voortgaan met het voorstellen van mijn kapiteins en adjudanten. Misschien kunt u even kort opstaan ter kennismaking als u uw naam hoort. Ten eerste mijn eerste adviseur en tweede generaal. Beantom.’ Beantom zit achter hem op het podium en staat even kort op met een vriendelijke knik naar de zaal. Lamech mag hem gelijk en is blij dat Bilanto niet alleen de beslissingen neemt. Mijn kapitein en zijn eerste adjudant: Palanti en Healinanta.
In de zaal staan een kleinere man en een slanke vrouw op. Lamech bewondert de uitstraling van de oudere elvenvrouw. Haar ogen gloeien en hij siddert voor de vijanden die in haar blikveld terechtkomen.
Ze kijkt even opzij naar Lamech die zich doodschrikt van haar onverhoedse blik. Lamech wil zijn blik neerslaan onder haar indringende blik maar het volgende moment glimlacht ze even ontspannen en voelt hij zich getroost en vol vertrouwen. Hij kijkt even naar Antheyanta. Zou zij later net zo worden.
Eigelijk heeft Antheyanta niet zoveel verteld over haar zelf als hij het zo bedenkt. ‘Verder zijn er Telinati en zijn broer Falintas mijn tweede en derde adjudanten, die op dit moment op een verkenningstocht zijn door de Hooglanden.’ Dan is er Kzandaar, u allen bekent als een persoonlijke vriend van de Kinderen van het Water.’
De elven in de zaal knikken en groeten Kzandaar even met een korte knik in zijn richting. Met hem zijn Kilios, Gaël, Rachnade en Slavikko een magiër uit hoge noorden in de ijszeeën. Zij zullen de magische kant van de aanval en de ondersteunende bescherming van Lamech zullen verzorgen. De magiërs staan op en Lamech twijfelt of er van hem verwacht wordt ook op te staan. Hij blijft zitten en Kzandaar wenkt hem te gaan staan. Lamech voelt zich bijzonder ongemakkelijk als Bilanto even wacht.
‘Dit is Lamech die de neutralisatie van de drakenmagie van Liberato moet volbrengen.’ Lamech zijn ogen vliegen wijd open. Wat wordt er van hem verwacht? Waarom heeft niemand iets gezegd over wat hij moet doen? Daarna is er Berend die de bergbewoners en de Laaglanders onder zijn hoede neemt. Berend staat even op en buigt diep met en brede glimlach. De hooglanders en mijnwerkers worden geleid door Marten. Marten is net als Berend een kolos van een man met een goedlachse blik.
Lamech zijn gedachten gaan naar de andere wereld en herinnert zich een andere Martin. Hij vraagt zich af of Kzandaar en hij nog tijd zullen hebben de leerlingen van het Meesterhuis bij te staan bij hun terugkomst.
Daarna hebben wij Matani die de gids is in de gangen onder de mijnen en de kerkers. Een kleine jongen die met het meegekomen is en naast Matani zit springt op en roept, ‘U bent mij vergeten! Ik ben Leo. Ik ben ook een gids.’ Bilanto kijkt op zijn lijst en wil verdergaan na de onderbreking van Leo.
‘Vanavond zullen we de algemene strategie van onze aanval doornemen, uw persoonlijke opdracht krijgt u morgenvroeg van uw eigen groepscommandant. Als u vragen hebt kunt u die stellen aan uw desbetreffende hogere in rang.’
Leo staat nog steeds en wipt onrustig op en neer. Bilanto reageert er niet op en Leo laat zich niet langer negeren. ‘Wat betekent dat, dat ik niet meega! Staat mijn naam niet op de lijst? Mijn ouders zijn nog in de mijnen en ik…’ Bilanto heft zijn hand op en fluistert iets in het oor van een elf naast hem die opstaat en richting Leo loopt terwijl Bilanto verdergaat.
‘Persoonlijk zal ik iedereen morgen de laatste instructies geven. Iedereen die het aangaat krijgt van zijn hogere in rang een tijd en plaats voor deze instructies te horen.’
In de zaal klinkt gerucht als Leo de zaal wordt uitgezet. Matani loopt met hem mee om hem gerust te stellen. Lamech kijkt over zijn schouder en ziet het kleine meisje uit de Regenboogvalei naar hem zwaaien vanuit de deuropening. Hij had haar helemaal nog net gezien. Kilios heeft waarschijnlijk zijn hele familie meegenomen.’
Bilanto gaat onverstoord verder. Wij willen in verschillende groepen naar de Zwarte Bergen reizen. Maar houdt u bereidt. Morgen, tussen het vertrek van de eerste groep en de avond zullen we allen naar onze verschillende… ’ Lamech ziet Bilanto twijfelen over het woord dat hij wilde uitspreken. Het woord slagveld dreunt in zijn hoofd en hij voelt plotseling dat zijn blik wazig wordt. Het geluid van de stemmen om hem heen vervagen tot een gedempt geroezemoes en beeld na beeld ziet hij de slagvelden in de kerkers en op de heuvelen aan zijn gezichtsveld voorbij trekken en hij ziet een volledige ondergang. Ziet hij zijn eigen angsten of vangt hij het visioen op die Bilanto ziet?
Hoofdstuk 24
De zegen van Moeder Aarde
Hij schreeuwt en het volgende ogenblik is hij weer terug in de zaal. Metar naast hem kijkt hem even vreemd aan alsof zijn schreeuw niet harder is geweest dan een zachte kreun. Hij kijkt verdwaast naar Bilanto die onverstoord verder gaat met zijn taakverdeling maar scherp naar hem kijkt.
‘Voor diegenen die hier blijven zal Antheyanta een rooster opstellen voor de verzorging van de terugkerende gewonden en de bevoorrading van de strijders. Zij zal u persoonlijk benaderen voor uw taak.’ Antheyanta knikt even licht naar de zaal en glimlacht sereen. Lamech vraagt zich af waar ze aan denkt. Haar boze en bezorgde stem dringt plotseling zijn hoofd binnen. ‘Waar denk jij dat ik aan denk?’ Lamech kijkt haar aan maar uit niets blijkt dat zij hem echt heeft toegesproken. ‘Je bent een magiër van niks Lamech. Je hebt zoveel macht en je herkent nog niet eens de tien vingers aan je hand. En maak je niet zoveel zorgen, visioenen zijn niet altijd gedoemd om uit te komen, en angsten kunnen je toekomst beïnvloeden.’ Haar stem ruist in zijn oor en haar knipoog geeft hem het gevoel alsof ze de woorden persoonlijk in zijn oor heeft gefluisterd.
Zijn angstige gevoel over de verschrikkelijke dingen die hij even tevoren zag verdwijnen naar de achtergrond. ‘Verder wil ik u allen bedanken en ik wens dat Moeder Aarde u allen persoonlijk zegent.’ Bilanto knikt eenmaal en verlaat de zaal. Kzandaar, Berend en de magiërs blijven zitten en in de zaal heerst wat onrust over het vervolg van de vergadering. Kzandaar staat op en begint te vertellen.
‘Velen hebben mij over de oorsprong van Liberatos macht horen vertellen dus ik zal dat niet herhalen. Mocht u later zijn aangekomen en wilt u het graag weten, vraag u leiders. Ik zou graag willen dat Lamech zelf gaat vertellen over zijn ervaringen in de mijnen toen hij door Liberato werd aangevallen. Lamech staat twijfelend op en loopt naar voren.
Hij kijkt de zaal in met ongeveer honderd mannen en vrouwen, elven en magiërs. Hij begint met een nerveus gevoel te spreken, ‘Ik kan u niet zoveel vertellen, ik zou u alleen willen vragen Liberato niet te onderschatten als u hem persoonlijk zult ontmoeten. Zijn uiterlijk weerspreekt zijn absolute macht. Hij is een meester in het binnendringen van uw geest en u zult niet beseffen dat u onder zijn macht bent gevallen. Ik raad u dan ook aan als u de kans heeft, van welke elf dan ook persoonlijk uitleg te vragen voor de elventechniek om deze invloed tegen te gaan. Verder wil ik u smeken niet van het water te drinken dat in en buiten de bergen en in de hooglanden stroomt. Waarschijnlijk zult u dit allemaal wel weten maar ik verwacht nog genoeg streken van Liberato.
Hij kijkt in de geesten van zwakkere wezens en reken erop dat bijna elke aanwezige hier een mindere is, in de magie van Liberato.’ Lamech wil wel iets vertellen over zijn rol in de komende tijd maar hij weet zelf niet eens wat van hem verwacht wordt. Hij bedankt de toehoorders en loopt terug naar zijn stoel.
Hij vraagt zich af waarom Kzandaar hem heeft gevraagd iets te zeggen zonder hem duidelijk te maken wat de zaal moet horen. Hij heeft het gevoel dat de meeste aanwezigen zijn rol in de komende strijd maar onduidelijk vinden net als hij.
Berend staat op en vraagt zijn groep en de hun toegewezen strijders morgen vroeg op het veld te verzamelen voor de laatste instructies. Daarna staat Kzandaar weer op en wenst iedereen de zegen van Moeder Aarde en een behouden terugkomst.
De zaal loopt snel leeg en Lamech blijft wachten tot hij even met Kzandaar kan spreken. Kzandaar staat te praten met een paar elven. Lamech gaat achter hem staan en tikt hem even aan. Kzandaar kijkt om en wenkt hem even te wachten, hij vervolgt zijn gesprek en Lamech ergert zich aan de magiër. ‘Mijn vriend wil even met mij spreken heren, ik kom er later wel op terug.’
Kzandaar draait zich om en wenkt hem, hem te volgen. Hij gaat hem voor naar en kleine zaal en sluit de deur achter zich. ‘Lamech, fijn je even te zien, hoe gaat het met je?’ Lamech kreunt. ‘Hoe denk je dat het gaat? Ik voel me volledig buitengesloten. De oorlog wordt besproken waar ik een grote rol in zou moeten spelen en ik weet nergens van. Ik zie visioenen van een grandioze overwinning; van Liberato wel te verstaan en ik weet niet eens wat de aanval strategie is en wat ik zou moeten doen.
Wat betekent het eigenlijk; de drakenmagie van Liberato neutraliseren.’ Lamech struikelt bijna over zijn woorden. Kzandaar gaat aan een tafel zitten en wenkt Lamech om naast hem te gaan zitten. ‘Lamech, ik begrijp dat alles heel onduidelijk is voor je. En om eerlijk te zijn is alles ook onduidelijk voor mij. Jij weet net zo goed als ik, dat ik een half jaar geleden nog nergens vanaf wist.
Eigenlijk ben jij de enige in deze hele plek die werkelijk weet hoe alles precies zit en jij zegt dat je niets weet.
Het enige dat wij zeker weten is; Dat Liberato onze wereld in zijn greep heeft en dat er iets aan moet gebeuren. Ik denk dat de meeste mensen hopen op een wonder en dat de draken zullen terugkomen om ons te vertellen wat er gebeuren moet. Maar tot nu toe is er niets meer van de draken vernomen sinds zij weer verschenen en veel hebben gedaan om de vluchtelingen te redden.
Toen zij begonnen te sterven na een vreselijk lijden hebben ze ons niet verteld wat er moest gebeuren behalve dat jij je moest verenigen met Liberato.
Je kent de vage magische manier waarop de draken spreken, alles gaat in profetieën, legendes en de enige echte leidraad is het kinderversje dat is overgebleven uit de tijd dat de draken onder ons leefden. Maar in dit geval hebben ze niets verteld en ik begrijp nu nog niet waarom ik niet de kans heb aangegrepen om Maleantech uit te horen over deze kwestie.’
Lamech zucht, ik heb met Maleantech gesproken een paar dagen geleden maar hij heeft mij niet verteld wat er precies moet gebeuren toen ik hem vroeg. Zij lijden door hun fout en willen zich terugtrekken uit de zaken van de Grote Landen en de mensen hun eigen wegen laten kiezen.
Kzandaar zucht, ‘Dat is nu echt iets voor de draken, laat alles op zijn beloop en het komt zeker goed. Mooie theorie maar op dit moment werkt dat niet echt!’
‘Ik weet dat,’ beaamd Lamech, ‘Maar wat denken jullie dat ik moet doen en hoe gaat de aanval op Liberato dan? En waarom ben ik overal buiten gesloten toen de strategieën achter gesloten deuren werd besproken?’
Kzandaar knikt instemmend. ‘Ik begrijp dat het niet leuk is maar er is een goede reden voor Lamech.’ Lamech wacht op de uitleg die gaat komen maar Kzandaar blijft stil en kijkt hem onderzoekend aan. ‘Nou, vertel je me nog waarom?’ Kzandaar schudt zijn hoofd en Lamech wordt boos. ‘Maar waarom niet Kzandaar, hoe moet ik nou meegaan met de aanval op Liberato en niet weten wat ik moet doen. Je weet dat ik te zwak ben om hem aan te vallen of te overwinnen.’
‘Lamech luister en vertrouw mij.’ Lamech gromt waarop Kzandaar hem bij zijn schouders grijpt, ‘Vertrouw je mij Lamech?’ Lamech zucht. ‘Ik weet het niet Kzandaar, ik weet niet wat ik van alles moet denken. Ik word van de ene op de andere dag van een niemand tot de redder van Moeder Aarde getransformeerd en ik weet nergens van. Het enige dat ik weet is dat er een gevaarlijk monster in mij huist, die de balans moet zijn voor het duistere wezen in Liberato.’
Kzandaar kijkt vol trots naar zijn leerling. ‘Nou dan weet je toch al heel veel. Wij weten ook niet precies hoe het allemaal moet gebeuren omdat er geen geschreven aanwijzingen zijn achtergebleven over deze kwestie en de draken er niet zijn om ons te helpen.’ Lamech gromt. ‘Behalve een stom kinderversje.’ Kzandaar denkt na. ‘Ja, ik het kinderversje, het is werkelijk belangrijk voor de toekomst van jou en Liberato, ken jij het niet?’ Lamech schudt zijn hoofd. ‘Brianne heeft me een couplet verteld maar er schijnen meer coupletten te zijn dan één maar Brianne kende ze ook niet allemaal. Maar waarom ben je geïnteresseerd in een kinderversje?’
‘Als de enige informatie die we hebben over de samensmelting een kinderversje is waarom zouden we dan niet geïnteresseerd zijn,’ antwoordt Kzandaar.
Lamech schudt zijn hoofd in ongeloof. Hij snapt deze logica niet. ‘Maar waarom ben ik niet bij de aanvalsplannen geweest,’ begint Lamech nog eens. Kzandaar zucht geïrriteerd, ‘Lamech om eerlijk te zijn was ik er ook niet blij mee maar de oudsten twijfelen aan jouw rol in deze hele zaak. Zij zijn bang dat jouw band met Liberato de hele zaak kan verraden. En vanavond heb je tijdens de vergadering hen nog in het gelijk gesteld in hun twijfels.’
Lamech hapt naar lucht van verontwaardiging, ‘Maar jij hebt mij niet verteld wat ik moest zeggen!’ Kzandaar kijkt hem aan. ‘Ik kan jou toch niet vertellen wat je moet zeggen.’ Lamech bestudeert de blik van Kzandaar, ‘Of vertrouw jij mij ook niet Kzandaar?’
Kzandaar kijkt hem lang aan, ‘Ik weet het niet Lamech. Jij bent lang onder de invloed van Liberato geweest. Het is heel goed mogelijk dat hij zich ergens diep in jou heeft verschanst en je het idee te geeft dat hij weg is, hij heeft zijn macht over jou wel heel gemakkelijk opgegeven, vind je ook niet.’ Lamech valt neer op een dichtbijstaande stoel en neemt zijn hoofd in zijn handen. Hij wil woest zijn op Kzandaar omdat hij hem niet heeft vertrouwd, maar als hij er beter over nadenkt beseft Lamech dat hij gelijk heeft.
Liberato heeft maanden in zijn gedachten gehuisd terwijl hij niets in de gaten had. Een diepe zucht ontsnapt aan Lamechs gespannen lichaam. Kzandaar legt een hand op zijn hoofd die Lamech van zich afstoot. ‘Bespaar me je medelijden Kzandaar. Maar is het niet mogelijk dat jij je in mijn gedachten binnendringt en uitvind of ….’ Kzandaar springt achteruit. ‘Nee, dat is bijzonder onwijs. Wil je, als hij nog in jouw gedachten zit ook mijn gedachten aan hem uitleveren!’
Lamech springt op. ‘Nee dat bedoel ik niet zo. Maar ik dacht dat het een goed idee was. Ik ben zo moe van dit alles Kzandaar. Al die onduidelijkheid en die verhipte Liberato die mijn leven volledig overhoop heeft gegooid.’ Kzandaar lacht zuur, ‘Nou hij gooit meer dan alleen jouw waardevolle leventje in de war lijkt mij.’
Lamech staat op en loopt naar de deur. ‘Nou ik ga slapen, ik hoor het wel als ik moet opdraven om ik weet niet wat te doen. Het zou mij verder worst wezen wat de plannen van de hoge heren zijn.’ Kzandaar roept hem achterna maar Lamech loopt naar de privé-vertrekken van Antheyanta. Voor haar deur staat een bewaker en Lamech loopt onopvallend door. ‘Verdorie, zelfs Antheyanta wordt beschermd,’ denkt hij opstandig. Hij hoopt dat het niet tegen hem is.
Morgen zal hij een moment vinden om even met haar te spreken.’ Hij mist haar wijsheid en haar rust. Plotseling hoort hij achter hem een deur en een zacht geluidje. Hij draait zich om en ziet Antheyanta naar hem wenken vanuit een kamer een paar deuren verderop. Hij kijkt om zich heen of er iemand kijkt en volgt haar de kamer in.
Ze sluit de deur terwijl ze even de gang inspecteert. ‘Ik heb niet veel tijd. Hoe gaat het met je Lamech.’ Lamech trekt zijn schouders op. ‘Niet zo best, ik ben verward en iedereen denkt dat ik een gevaar ben voor de veiligheid van iedereen en op hetzelfde moment wordt er van mij verwacht dat ik de grootste magiër aller tijden moet uitschakelen.’
Antheyanta glimlacht troostend, Lamech voelt zich weer warm worden. ‘Ik heb je gemist Antheyanta,’ stottert hij ongemakkelijk. Antheyanta neemt zijn handen in haar fijne handjes en knipoogt tegen hem, ‘Anders ik wel. Ik ben ziek van al het protocol. Waarom ze nu in een keer zo officieel moeten doen weet ik ook niet maar ik erger me er dood aan.
En dan Bilanto, hij maakt me krankzinnig met zijn toespelingen naar onze gezamenlijke toekomst.’ Lamech kijkt haar nieuwsgierig aan maar hij durft niet de vraag te stellen die op zijn lippen brandt. ‘Antheyanta zendt je mij soms je gedachten?’ Antheyanta ontspant en knikt ja. ‘Voel je me. Ik vraag me soms af of je mij wel ontvangt.’
Lamech zucht gelukkig, hij heeft het zich dus niet verbeeldt, ‘Ja ik hoor je duidelijk. Alsof je naast me staat. En ik ben je er dankbaar voor. Anders was ik de laatste dagen echt gek geworden.’ Antheyanta beweegt onrustig, ‘Ik moet weer weg. Ik beloof je dat ik morgen een moment zal vinden om er tussenuit te knijpen om even met je te praten, kijk naar me uit morgen.’ Ze geeft hem een snelle kus op zijn voorhoofd en weg is ze.
Hij loopt de gang weer op en ziet Bilanto gevolgd door enkele bewakers door de gangen zoeken. Lamech wil weer terug springen in de kamer om hem te ontwijken maar Bilanto heeft hem al gezien. Zijn stem klinkt scherp en beschuldigend, ‘Ah Lamech, heb je mijn verloofde gezien?’ Lamech schudt ontkennend zijn hoofd en probeert langs hem en de bewakers te lopen die hem tegenhouden. ‘Mijn meester heeft u nog geen toestemming gegeven om te gaan,’ zegt een van de bewaker streng.
Lamech kijkt met grote ogen naar dit brutale machtsvertoon. Bilanto maakt een hooghartig gebaar om Lamech te laten gaan en Lamech buigt diep en met een grote zwiep van zijn hand maakt hij een overdreven groet naar Bilanto. ‘Mijn dank, meester Bilanto.’
Lamech loopt hooghartig weg en moet zich beheersen om niet achterom te kijken anders had hij de woedende blik van Bilanto in zijn rug zien branden.
De volgende morgen na een korte onrustige slaap loopt Lamech door de velden buiten de waterzalen. Nergens is een rustig plekje te vinden. De groene heuvels zijn bedekt met grote groepen trainende mensen, magiërs en elven. Hier en daar ziet hij enkelen met grote vaardigheid met het zwaard, maar hij ziet ook genoeg stuntels. Er wordt veelvuldig geoefend met de boog en Lamech ziet virtuozen naast absolute minkukels. Hij ziet dat zijn waarschuwing invloed gehad heeft. Hier en daar zijn elven mensen aan het trainen om zich af te sluiten voor de invloeden van buitenaf op hun gedachten. Sommige kijken zo verwart dat hij het gevoel heeft dat ze het in Kalina horen donderen.
Hij ziet nergens de elven trainen en gaat op zoek naar deze historische genieën met het zwaard. Hij vraagt zich af, terwijl hij al de heuvels in de omgeving afstruint of ze een kans hebben om Liberato van zijn troon te storten, of ze de kracht bezitten zijn fort in te nemen en of de groep die onder de bergen zal aanvallen niet in de pan gehakt worden door de overmacht van Liberatos magische zwaardmannen.
Antheyanta komt over een heuvel aangelopen. Ze is gekleed als een elvenstrijder en ze groet hem opgewekt. ‘Hoi, ik voelde je aankomen. Houd mijn hand vast en vertrouw op mij. Houd je doodstil, hoor je me. Beloof je me dat Lamech!’ Haar handen knijpen zijn arm fijn en Lamech knikt gelukkig.
Het volgende moment voelt hij dat zijn lichaam uit elkaar gerukt wordt en met zo’n sneltreinvaart de lucht in schiet dat hij bijna flauw valt. Alles wordt lichter en lichter en hij moet zijn ogen sluiten om ze niet te verbranden aan het helse licht. Antheyanta tikt hem aan. Houd ze open Lamech, je zult ze niet verbranden en aan de pijn zul je gewend raken.
Lamech opent zijn ogen en het licht dat scherper is dan de middagzon splijt zijn verstand in tweeën. Hij vertrouwt haar en weerstaat de pijn en wat hij ziet doet zijn hart overslaan en zijn gemoed overgaan in diepe vervoering. Het licht weerkaatst op de contouren van dezelfde heuvel waar hij op stond toen hij verdween.
De bomen in de verte reflecteren het licht en schitteren in alle kleuren van de regenboog en als hij beter kijkt lijkt het alsof er kleuren zijn die hij nog nooit gezien heeft met zijn eigen ogen. Het gras is zo zacht, helder en groen alsof de bodem een glasplaat is waar helder licht doorheen schijnt en de bomen weerkaatsen hun spiegelbeeld op een vreemd onaardse manier. De geur van het gras en de duizenden bloemen vullen zijn neusgaten met een verrukkende zachte geuren en hij raakt bijna in trance door een schoonheid die op Moeder Aarde niet bestaat.
Antheyanta fluistert in zijn oor. Wij zijn opgestegen of ingestegen in een hoger niveau van Moeder Aarde. Wij elven trainen op dit vlak van bewustzijn omdat wij ons niet willen laten storen door de beperkingen op het aardse niveau. Hier zijn je gedachten helder en scherp en niet gestoord door onbelangrijke dagelijkse dingen.’
Lamech ziet enkele honderden elven zowel mannen al vrouwen trainen met het zwaard, de boog en ze hebben een magie die zo veel licht effecten heeft dat je het gevoel hebt dat de Goden ten strijde trekken. Antheyanta kijkt trots opzij. ‘Mooi gezicht hè? Kun je nu vertrouwen dat wij een kans maken tegen iemand die zijn macht uit de duisternis put?’ Lamech kijkt haar met open mond aan en als hij niet zo intens zou genieten van de aanblik van de prachtige elvenstrijders zou hij zweren dat hij droomde.
Zijn verstand probeert wanhopig de beelden te analyseren. ‘Dit is niet te beschrijven als mooi. Voor zoveel overweldigende schoonheid zijn nog geen woorden uitgevonden. Datgene wat het verstand niet kan bevatten kunnen woorden niet uitleggen.’
Hij concentreert zich op de elven die hun snelle en elegante bewegingen vermengen met een zwaardmanskunst van goddelijk niveau en hij begrijpt waarom deze elven niet trainen op de velden bij de anderen. Het zou de mensen maar verwarren. En natuurlijk zouden spionnen… Hij onderbreekt zijn eigen gedachten en kijkt naar Antheyanta.
‘Antheyanta, is het verstandig dat je me hier gebracht hebt, Kzandaar vertrouwt mij niet, waarom zou jij dat wel doen?’ Antheyanta fluistert bijna onhoorbaar, ‘Een man die gewantrouwd wordt zal uiteindelijk je angsten waarmaken. Maar zelfs als je een onbewuste spion ben wat ik niet geloof dan nog zou dit beeld hem met angst vervullen, denk je ook niet? En je weet, angst is een slechte raadgever.’
Lamech begrijpt weinig van haar logica want wie neemt nu zo’n risico alleen omdat je op iemand vertrouwt. ‘Laat ons terug gaan. Ik wil hier weg, ik heb het gevoel dat dit niet goed is.’ Lamech pakt haar arm beet en trekt haar omhoog vanaf de plek waar ze over en heuvel naar beneden gluren naar de trainende elven. ‘Wacht hier ik wil je nog wat laten zien.’ Ze staat op en rent de heuvel af. Lamech wil haar achterna schreeuwen maar ze maakt een teken naar hem, met haar hand achter haar rug, om zich verborgen te houden.
Ze stapt op een groep elven af en neemt een zwaard aan dat een van de elven haar aanreikt. Met een paar heftige slagen in de vrije lucht weegt ze het gewicht van het ranke zwaard in haar handen en steekt het zwaard hoog in de lucht. Lamech ziet de punt schitteren als ze een groet maakt tegen haar voorhoofd. Dan komen er twee elven uit de groep op haar af met een nederige groet en nemen positie aan voor een gevecht.
Met een felle beweging zakt Antheyanta door haar knieën en brengt haar zwaard in de aanslag. Wat Lamech daarna te zien krijgt gaat zijn verwachting te boven. Met enkele rake klappen tikt Antheyanta de aanvallers uit de ring. Dit herhaalt zich enkele keren, zelfs eenmaal met vier belagers.
Lamech hoort de groep lachen en grappen maken en hij beseft dat het een spel is maar hij houdt zijn hart vast. Hij heeft niet het idee dat de glinsterende zwaarden stomp zijn, en soms gaat een aanval rakelings langs haar heen. Hij zucht diep en hoopt dat de demonstratie snel voorbij is. Als hij de kans had, zou hij haar stoppen maar zijn geheime aanwezigheid houdt hem tegen en hij wil Antheyanta niet nogmaals in moeilijkheden brengen.
Waarom heeft zij hem hier überhaupt heengebracht vraagt hij zich verbaasd af. Hij vindt het helemaal niet zo leuk dat zij zo’n geweldige zwaardvechter is. Plotseling voelt hij een scherpe punt in zijn nek. Hij draait zich om en ziet Bilanto die met een woedend gezicht hoog boven hem uittorent.
Hij plaats zijn zwaard onder zijn kin en Lamech voelt een straaltje bloed langs zijn tuniek naar binnen lopen. Met moeite herstelt hij zich en neemt de punt van het zwaard tussen zijn vingers en duw het opzij. Dan staat hij hooghartig op en kijkt hem aan. De ijzige ogen van Bilanto bevriezen zijn laatste restje moed.
Bilanto duwt hem met een fors gebaar van de heuvel af en Antheyanta stopt met vechten. De aanvaller was niet zo alert en een slag met zijn zwaard slaat een lok van haar, haar. De zilveren haarlok zweeft als een glanzende veer zachtjes naar de grond en de aanvaller valt op zijn knieën om vergeving te smeken. Lamech rolt van de heuvel af en komt vlak voor Antheyantas voeten tot stilstand.
Antheyantas stem trilt van ingehouden woede, ‘Bilanto wat doe je, ben je gek geworden?’ Lamech beseft dat ze er gloeiend bij zijn en dat ze zich hier niet uit kunnen praten tot Bilanto een fout maakt en hem onwetend van een zware straf redt.
‘Lamech,’ begint Bilanto snerend. ‘Wil jij zo graag de kunst van het zwaardvechten leren. Ik ben een meester, leer het van mij.’ Hij wenkt een omstander die hem een extra zwaard aangeeft. Bilanto neemt het aan en gooit het voor de voeten van Lamech terwijl hij zijn eigen zwaard in de aanslag brengt.
‘Bilanto, dat is onzin dat kun je niet doen. Het is mijn fout. Ik heb hem hier gebracht,’ schreeuwt Antheyanta zenuwachtig. ‘Zo,’ antwoord Bilanto. ‘Daarom mag je hem zo graag. Hij loopt als een schoothondje achter jouw rokken aan. Nou ik zal een man van hem maken.’ Hij richt het woord tot Lamech, ‘Neem je zwaard op magiër, ik zal je een les leren die je niet snel zult vergeten.’ Lamech is woedend en weet dat hij deze strijd niet kan winnen, maar hij zal zich niet laten kennen en neemt het zwaard op en staat klaar voor een ongelijk spelletje hiërarchie.
De klappen van Bilanto komen snel en dicht op elkaar. Lamech heeft enkele lessen van Kzandaar gehad en weert zich maar zijn kunnen is in vergelijking als een kleuter tot die van een volwassene. Zelfs de omstanders kunnen de humor er na een klein poosje niet meer van inzien. Hun aanmoediging kreten gaan al vaker richting Lamech wat Bilanto nog woedender maakt. Zijn slagen zijn geen plaagstoten meer maar raken al vaker doel en Lamech voelt menig kras op zijn lichaam schrijnen.
Zijn vernedering wekt een grenzeloze woede in hem en hij wil zich verdedigen tegen zo’n nutteloze en onrechtvaardige situatie maar zijn grenzeloze angst voor het ontwakende monster in hem, doet hem trillen.
Hij gooit zijn zwaard neer en valt op zijn knieën. ‘Ik ben bereid mij te verantwoorden voor de oudsten voor mijn indringen op deze verboden plek, maar ik weiger langer met je te vechten.’ Bilantos zwaard komt met een harde zwiep op hem neer en stopt een haarbreedte voor zijn voorhoofd. Hij hoort Antheyanta schreeuwen en enkele elven pakken Bilantos armen.
Bilanto duwt hen weg. ‘Wie weet niet dat de hogere elvenrijken verboden zijn voor de kinderen der mensen. Iedereen weet dat daar de doodstraf op staat. Antheyanta springt schreeuwend op, ‘Dat is een wet van honderden jaren geleden en nog nooit ten uitvoer gebracht. Lamech hier heeft een zware taak voor zich en ik dacht dat het zuiverende licht van…’
Bilanto valt haar ruw in de rede, ‘Antheyanta, jij denkt meer dan goed voor je is. Jij hebt met je radicale ideeën ons land en onze koning in gevaar gebracht en nu wil je de zoon van de duivel naar onze laatste toevluchtsoorden brengen. Als jij niet de kroonprinses was, Antheyanta, zou je allang verbannen zijn.’
De omstander schrikken van deze woorden en Lamech springt op en geeft Bilanto een duw. Door de onverwachte beweging valt Bilanto op zijn achterste en Lamech beseft dat hij een fout heeft gemaakt.
De blik van Bilanto die altijd ijzig beheerst is verandert in duidelijke moordzucht en hij doet een duik naar zijn zwaard. Lamech die nu voor zijn leven vecht, neemt een stap en zet zijn voet op het zwaard. Bilanto reageert in onbeheersbare vernedering en razernij. Hij heft zijn hand op en Lamech voelt zijn borst samen knellen. De lucht die hij wil inhaleren komt zijn longen niet meer binnen en het bloed in zijn hoofd begint te bonken. Antheyanta slaat met haar vuisten op Bilantos schouders en enkele elven nemen hun zwaard op terwijl ze twijfelen of ze Bilanto moeten tegenhouden. Hij is hun heerser, generaal en toekomstig koning en op het indringen in het hogere elfenrijk staat de doodstraf.
Maar de wanhopige schreeuwen van Antheyanta doen hen naar voren springen om hun leider te stoppen in zijn ongelijke aanval. Bilanto maakt een forse zwaai met zijn arm naar de aanvallers die met een grote boog door de lucht vliegen. Lamech voelt zijn vingers tintelen en het licht in zijn ogen verstommen. Zijn tweede hart begint te pompen en zijn borstkast vecht op een ander manier terug. Het vuur in zijn borstkast gloeit en zijn lichaam begint te sidderen. Het vlees van zijn armen scheurt en licht stroomt uit de wonden naar buiten. Lucht pompt zijn stervende longen binnen en de geur van zwavel vult de lucht. Lamech richt zich op en een wervelend lichtwezen staat voor de hevig verbaasde elven. Bilanto richt zich op en pakt zijn zwaard op die hij met een felle stoot naar het hart van het draakwezen stoot. Een kort ogenblik vlamt er een gloeiend wit vuur en blakert het elvenzwaard die rood opgloeit en vervolgens als as van zijn lemmet valt.
Het volgende ogenblik zakt Bilanto in elkaar. Zijn haar is licht geschroeid aan de uiteinden en zijn kleren roken door de overweldigende hitte van het magisch vuur. Antheyanta valt op haar knieën voor het wonderschone wezen en haar hart is vervuld met trots en zekerheid. Haar onvergefelijke ongehoorzaamheid heeft zijn doel gediend. Lamech heeft zijn zuivere wezen opgeroepen, hier in deze hogere dimensie van licht, ongestoord door de pijnen en verwarring van de wereld, ongestoord door zijn angsten lijkt het erop of Lamech controle over zijn zuivere wezen heeft verkregen.
Eindelijk zijn Lamech en het wezen van het zuiverend vuur absoluut één. Dit is het wezen dat de draken als redding van de wereld hebben geschapen.
Lamech ademt onbegrensde kracht in en voelt een zo diep mededogen en rust dat hij al de wezens om hem heen wel in zijn armen wil sluiten. De wanhoop van Bilanto voor hem vervult hem met mededogen en zijn blik richt zich op hem. Bilanto voelt zijn woede en schaamte smelten in de uitstraling van het machtige wezen voor hem. De absolute macht die het wezen met zijn kolossale witte vleugels uitstraalt vervult hem met ontzagen hoop. De kolossale vleugels staan weiduit en trillen in het felle licht van de zon die de verenschubben een rode brandende gloed geven. De duizenden diamanten in de vacht van het draakwezen breken het felle zonlicht in een regenboog van felle kleuren alsof de hogere elfenrijk in vuur en vlam staat.
Bilanto en menig elf met hem sluiten hun ogen tegen de overweldigende lichtbron die het wezen uitstraalt. Bilanto is verbaasd zich over de zachte blik in de ogen van het machtige wezen en zijn trotse hart verzacht zich en hij richt zich op met een rust die hij in lange jaren niet heeft gevoeld. Hij zakt neer op zijn rechterknie en legt zijn zwaard aan de voeten van het wezen. ‘Mijn zwaard en mijn leven behoort u toe, Lamech, meester der draken.’
Antheyanta gaat achter haar vriend staan en legt haar hand op zijn schouder. De rest van de elven volgen het voorbeeld van hun meester en leggen hun zwaarden aan de voeten van het lichtwezen. Het wezen lacht. Een rochelend geluid laat de heuvel sidderen, elk hart op die plek is vervuld met een hoop voor de toekomst zo krachtig dat zij juichen van vreugde. ‘Heil Lamech Heer der draken,’ klinkt keer op keer uit hun monden.
Lamech zucht, witte vuurvonken spatten uit zijn mond en het volgende moment is hij terug. De transformatie gaat te snel om gezien te worden door menselijke ogen. Maar Antheyanta ziet een fel licht opgloeien, zo helder en heet dat ze haar elvenogen moeten sluiten. Als ze haar ogen opent is Lamech terug. Hij zit op zijn knieën en heeft zijn hoofd in zijn handen. Zijn ogen zijn vochtig als hij opkijkt naar Antheyanta.
‘Zag je dat Antheyanta! Ik voelde me zo goed. Bijna extatisch. Moeder Aarde Antheyanta, dank je. Jij hebt me laten zien dat ik geen monster ben. Dat het wezen binnenin mij… geen monster is bedoel ik. Ik voel mij zoals mijn moeder zich voelde toen ze huilde op het moment dat mijn vader weg zeilde om voor mijn leven te smeken. Het voelt aan als mijn grootvader als hij mij straft voor een fout die ik heb gemaakt. Het voelt aan als Moeder aarde in haar oneindige geduld en mededogen met ons en het voelt aan als… als Jij!’
Antheyanta lacht en neemt zijn hoofd in haar handen. ‘Zie je nou wel gekkie. Ik zei toch dat je geen angst moet hebben voor datgene dat in je huist. Ik wist dat je geen monster was op het moment dat Maleantara mij de opdracht gaf voor je te zorgen.’ Lamech laat zijn hoofd op haar borst zakken en rust. ‘Ik voel me goed Antheyanta. Ik voel me goed voor het eerst in mijn leven. Ik denk dat we het kunnen redden.’ Lamech kijkt op naar de elven die nog steeds verbaast naar hem staan te kijken; de zwakke Lamech die even daarvoor toch zeker het machtigste wezen was dat zij ooit hadden aanschouwt; de overgang is bijna te groot om te bevatten.
‘Wij allemaal samen. Wij kunnen iets doen. Wij kunnen onze wereld redden van waanzin,’ wordt er hier en daar gefluisterd. De elven voelen zich geïnspireerd en schreeuwen. ‘Heil Lamech… Heil Lamech…’ Lamech lacht en neemt Antheyanta aan zijn zij. Oké, Moeder Aarde ik ben er klaar voor. Als ik moet leven of sterven. Ik ben er klaar voor.’
Antheyanta kijkt hem aan en het volgende moment vallen ze met een oneindige snelheid naar beneden en het volgende ogenblik staat hij weer met zijn beide voeten op Moeder Aarde. Zijn geluksgevoel ebt langzaam weg en hij denkt bijna dat het een droom is geweest. Antheyanta glimlacht scheef naar hem.
‘Als je dat maar vergeet Lamech, het is geen droom geweest.’ Lamech lacht terug en een voor een verschijnen er meerdere elven die langzaam verspreiden en terug lopen naar de woonvertrekken.
Lamech volgt ze er voelt zich bijna treurig dat het voorbij is. Zal hij ooit weer zoiets mogen meemaken in zijn leven. Antheyanta knipoogt naar hem. Ze blijft zijn gedachten beantwoorden en Lamech geniet. Hun band is met niets in dit leven te vergelijken. ‘Lamech ik zie in dat ik fout geweest ben, maar ergens besef ik ook dat mijn impulsieve gedrag en beslissingen soms precies datgene veroorzaken dat er moet gebeuren. De hogere elvenrijken zijn verboden voor vreemden en deze keer zijn we er goed vanaf gekomen want ik denk dat geen enkele broeder of zuster van mij na wat er is gebeurd, over mijn misstap zal spreken, hoe moeilijk dat ook is.’
Lamech lacht teleurgesteld. ‘Dus het blijft een groot geheim mijn transformatie van daarnet?’ Antheyanta knikt verdrietig. Als je iets vertelt weet iedereen dat ik nogmaals de wetten van ons land heb gebroken.’ Lamech sluit zijn ogen en slikt, ‘En dat wil ik niet hebben.’ Hij geeft Antheyanta een hand, ‘Oké het blijft een geheim.’ De rest van de dag blijven ze dicht bij elkaar. Kzandaar en Berend zijn druk doende met laatste trainingen en persoonlijke opdrachten te verdelen. Als ze bij Kzandaars training staan te kijken breekt hij de training af voor een pauze en komt op hem af.
‘Lamech je ziet er goed uit. Ik ben blij je samen met Antheyanta te zien.’ Lamech lacht. Kzandaar kijkt hem even kort en onderzoekend aan. ‘Wat sta jij te lachen jongen, je gloeit alsof je licht uitstraalt. Heb je iets te vertellen?’ Antheyanta port met haar elleboog in Lamechs buik die dubbel klapt en hoest. ‘Nou dat kan wel wat rustiger Antheyanta,’ zegt Kzandaar, ‘Wij hebben onze held nog nodig. De strijd is nog niet voorbij.’ Bij die woorden vallen ze alledrie terug in de realiteit.
Het is oorlog en er is nog teveel te doen. Nog zoveel mensen die lijden. ‘Wanneer gaan we op pad?’ vraagt Lamech aan Kzandaar en wat kunnen we doen voor al diegenen die in de andere wereld wachten. Kzandaar kijkt hem vreemd aan en denkt na.
Antheyanta schudt haar hoofd zachtjes. ‘Je kunt hem vertrouwen Kzandaar. Hoor je mij? Lamech is een lichtwezen vertrouw daar maar op.’ Kzandaar kijkt verrast naar Antheyanta en dan naar Lamech en zijn fronst verdwijnt. ‘Als antwoord op je eerste vraag, ik denk morgenvroeg. Wij zijn nog aan het beraden wanneer we jou willen inschakelen. Ik denk dat je vanavond maar bij de laatste bespreking moet zijn, wat denk jij?’
Lamech knikt en voelt dat er iets veranderd is tussen hem en Kzandaar. Hij voelt zich geaccepteerd. Berend komt aanlopen gevolgd door Matani, Leo, Metar en zijn stille vriend en stoort Kzandaar in het beantwoorden van de tweede vraag. ‘He, jongens we gaan een drankje pakken in mijn vertrekken. Die verhipte elven hebben nergens een druppel echt vocht. Ik ben aan het eind van zo’n dag wel aan een slokje toe. Gaan jullie met ons mee?’ Berend kijkt even naar Lamech en Antheyanta en geeft Lamech een vette knipoog.
Lamech schud van niet en Kzandaar zet zijn groep weer aan het werk door een van de jongens het bevel te geven door te gaan met de oefeningen. Daarna draait hij zich om naar Berend en de rest, ‘Ik ben wel in voor een hartversterkertje. ‘Gaan jullie mee, Lamech en Antheyanta we hebben jullie aanwezigheid al lang moeten missen. Antheyanta kijkt even opzij naar Lamech maar hij schudt ontkennend. ‘Nee sorry, ik wil nog even rusten voor de vergadering begint. Ik wil me nog een keer laven aan de vredige rust die de heuvelen van Waterland te bieden heeft. De komende tijden zullen duister en onzeker zijn.’
Metar is het met hem eens. ‘Je hebt groot gelijk kerel. Daarom zoeken wij troost in een diepe kruik. En daarna gaan Matani en ik naar de vuren van de vluchtelingen. Vanavond wordt er gedanst en waarschijnlijk zijn daar wel een paar mooie dames die ons wille troosten op onze laatste dagen op deze miserabele planeet. Antheyanta schudt haar hoofd. ‘Jullie hebben toch vreemde gebruiken om rust te vinden en je voor te bereiden op de strijd.
Lamech en ik gaan nog wat wandelen in de velden tot de zon ondergaat. Morgen is een van de laatste dagen dat we kunnen schuilen achter de magische schilden van Waterland. Morgen begint een nieuwe tijd.’ Iedereen wordt er stil van en ze staren allemaal verzonken in hun eigen gedachten naar de verte.
Lamech en Antheyanta groeten iedereen en wandelen over heuvel uit het zicht. Berend fluistert Kzandaar in zijn oor. ‘Moeten wij die jongen niet waarschuwen over zijn onmogelijke gevoelens. Het geluk stoomt hem gewoon van zijn gezicht, zie je dat niet, het lijkt wel of hij licht uitstraalt.’ Kzandaar denkt na en lacht geheimzinnig, ‘Ik zie het Berend maar ik heb het gevoel dat er meer aan de hand is. En laat ze nu maar. De toekomst is onzeker en niets staat meer vast. De wereld zoals wij die kennen is voorbij en zal nooit meer zijn zoals ze geweest is. Laat ze nu maar genieten van hun droom.’
Hoofdstuk 25
De aanval
De vergadering die avond brengt Lamech niet veel nieuws. De aanval wordt in gedeelten gedaan op verschillende terreinen en plekken. De groepen zijn allemaal ingedeeld en voorbereid. Lamech is ingedeeld in de laatste groep die naar de mijnen gaan om daar een opstand te beginnen.
Een grote groep elven is geselecteerd om Lamech te beschermen. Hij moet op een veilige plek wachten tot iedereen uit de gevangenis bevrijd is en bewapend. Lamech zint het helemaal niet dat hij moet wachten als iedereen al in de volle strijd is verwikkeld. Naar zijn idee is alles nogal een wankel plan, er zijn teveel dingen die fout kunnen gaan.
Bilanto gaat verder met zijn troepenverdeling en Lamech wacht ongeduldig op het moment dat hij de zaal mag verlaten. ‘Een grote groep elfen van de koningsgarde gaat met Marco naar het Meesterhuis om daar iedereen die wil helpen te bewapenen en de weerstand neer te slaan en misschien Liberato te confronteren.
En daar komt Lamech in het beeld.’ Bilanto kijkt Lamech vragend aan als zijn naam in het laatste plan valt. ‘Wil jij nog iets zeggen Lamech. Wil je iets toevoegen of verandert zien?’ Kzandaar en Berend en anderen kijken vreemd naar de totale ommekeer van Bilantos gedrag ten opzichte van Lamech. Hij voelt sterk de aandrang om de mensen en elfen te waarschuwen met zijn visioenen van een oneindige overmacht, maar als hij de zaal rondkijkt vermoed hij dat hij de vastberaden blik in de ogen van de strijders zal doven en hij slikt zijn doemkreet in.
Lamech grijnst ongemakkelijk en schudt zijn hoofd. ‘Ik hoop alleen, dat als het zover is dat ik niemand zal teleurstellen en dat ik sterk genoeg ben om datgene te doen wat er gedaan moet worden, wat het ook mag zijn.’ Bilanto glimlacht hem vol vertrouwen toe. ‘Daar twijfelen wij niet aan meester Lamech. Maak je maar geen zorgen. Vele oorlogen zijn er gevoerd en vooraf perfect gepland in de kamers van de Generaals, maar uiteindelijk worden alle veldslagen gevoerd op het veld door de strijders.
Veel perfecte plannen moeten worden bijgesteld op het laatste moment, en alleen een goed getraind en wijs strijder weet op die momenten de juiste beslissingen te nemen.’ Lamech zucht, ‘Ik hoop dat ik die juiste beslissingen zal nemen op de beslissende momenten, dat is alles wat ik wil.’
Kzandaar glimlacht trots naar Lamech. ‘Het komt wel goed Lamech. Meer dan dat, kunnen we niet. We zullen de draken missen. In alle oorlogen uit het verleden zijn zij er altijd bij geweest en ze zouden een groot verschil hebben uitgemaakt in de ongelijke strijd die we tegemoet gaan.’ Berend knikt hierop een duidelijk ja. ‘Maar de grootste zegen is de hulp van de elven. Hun kwaliteiten zullen de uiteindelijke overwinning bepalen.’
Iedereen is het daarmee eens en een van de bergbewoner start een luide kreet. ‘Heil Bilanto… Heil Watervolk.’ En daarna maakt hij een diepe buiging richting de oudsten. Bilanto vraagt of er nog vragen of opmerkingen zijn. De groep om de tafel blijft stil. Bilanto staat op en sluit de vergadering met een nederige groet. ‘Dan wens ik alle strijders de zegen van Moeder Aarde toe in de zware tijd die gaat komen. Vanavond en morgenvroeg bent u vrij van alle verplichtingen.’
Kzandaar staat op, ‘Mag ik nog wat zeggen Bilanto?’ Bilanto knikt hem beleefd toe. ‘Ik bedank iedereen die hier aanwezig is. Zowel de vluchtelingen als de vrijwilligers van het elvenvolk, die mee zullen strijden. Rust vanavond en morgen. Besteed tijd aan uw kinderen, uw vrouw, uw familie en vrienden. Maak goed de rivaliteiten tussen u en uw broeder. Weet dat alleen een liefdevol hart open kan staan voor de wijze raad en ingevingen van Moeder Aarde.’
Hoofdstuk 14
De Finale
De volgende dag vroeg in de namiddag is het Waterland een tafereel van georganiseerde chaos. De laatste voorbereidingen voor een grote strijd worden getroffen, voedsel wordt verdeeld over de verschillende groepen. Lange afscheidsrituelen tussen oude en nieuwe liefdes worden er gehouden. Kzandaar, Berend en Bilanto lopen rond om hier en daar de laatste adviezen geven en enkele jonge strijders een persoonlijk woord van kracht toe te spreken.
Lamech zit vanaf een heuvel toe te kijken hoe de mierenhoop beneden hem langzaam verandert in een patroon van verschillende groepen, rangen en functies. Hij kijkt uit naar Antheyanta. Niet dat hij nog geen afscheid van haar heeft genomen maar een laatste blik zou wat rust brengen in het vreemde drukkende gevoel in zijn buik.
Deze morgen in alle vroegte heeft hij een lange tijd met haar door de heuvels gedwaald. Ze hebben een lang gesprek gevoerd en Antheyanta heeft hem troost en hoop gegeven. Haar absolute vertrouwen in hem en op een goed afloop voelt hem onrealistisch aan maar toch geeft het hem de kracht om door te gaan met deze onmogelijke operatie. Veel te weinig ongetrainde strijders en vluchtelingen willen de zwarte magie en onoverwinnelijke zwaardvechters van Liberato tarten. En alles hangt af van het feit of hij instaat zal zijn Liberato genoeg te verzwakken om de anderen een voordeel op te leveren.
Als hij eerlijk is en naar de velden beneden hem kijkt ziet hij het zwart in. En dan de spionage. De grenswachten en bewaking hebben vele indringers gearresteerd. Vele spionnen zijn zonder veel ophef voor de raad der oudsten gebracht en zonder pardon veroordeelt tot een gevangenisstraf tot aan het eind van de strijd. Gister hoorde hij van Antheyanta dat er ongeveer vijfentwintig bewezen gevallen waren van openlijke sabotage en spionage. Hoeveel zullen er nog door de mazen van het net gedrongen zijn die niet ontdekt zijn.
De strategie van de elven en de magiërs gaan er dan ook vanuit dat Liberato weet van hun komst. Lamech zit met zijn armen om zijn knieën en zijn kin op een knie. Zo vindt Matani hem enkel uren later. Hij gaat naast hem zitten.
‘Bilanto laat me weten dat hij klaar is en op je wacht om nog even met je te spreken voor wij gaan. Ik weet niet zeker of ik het fijn vind dat Bilanto meegaat met onze groep? Jij hebt toch zo’n hekel aan hem?’
Lamech staat op en rekt zich uit. Hij vult voor de laatste keer zijn longen met de zuiverende lucht van het Waterland en loopt de heuvel af. ‘Matani, ik weet dat Bilanto wreed kan lijken maar ik vertrouw mijn leven volledig aan hem toe en ik raad jou aan dat ook te doen.’
Matani kijkt naar de groep die op staat te wachten om te vertrekken. Kzandaar die niet met hun meegaat staat te wachten en spreekt de vertrekkende groep nog eenmaal moed in knikt Lamech een even kort toe. De groep is verdeeld in kleinere groepen mensen en magiërs. De elven die meegaan zijn verdeelt over deze groepen.
Antheyanta staat te wachten met de grote groep oudsten aan de zijkant van de grote groepen opgestelde strijders. Ze bieden de leiders van de elvenstrijders hun zegen aan door ze met het koningszwaard tweemaal op de schouders te tikken en het zwaard eenmaal hoog naar de hemel te reiken. Antheyanta geeft hun een schelp met een prachtige waterorchidee om hen te herinneren aan de symboliek van schoonheid, kracht en sterfelijkheid. De helers verdelen onder alle elven en magiërs klein flesjes.
Lamech herinnert zich het flesje van Bilanto. Als hij naast Kzandaar en Bilanto gaat staan komt een van de oudsten op hem af en knikt hem kort en respectvol toe. Lamech beseft dat hij de enige mens is die dezelfde zegen krijgt als de elven en de magiërs. Antheyanta geeft hem een schelp en een kus op het voorhoofd net zoals zij Bilanto gaf en dan krijgt hij van de heler een flesje.
Op het laatst krijgt hij van Kzandaar die zich naar hem omdraait een pakje. Kzandaar drukt het onopvallend in zijn handen. Doe het in je rugzak en maak het open als je alleen bent. Hoewel je weinig kans meer krijgt alleen te zijn de komende tijd.
Lamech kijkt hem nieuwsgierig aan. Kzandaar knipoogt vriendelijk en richt zijn aandacht op Bilanto die de laatste verdeling doorgeeft over wie met wie meereist op de traditionele elvenmanier. Matani staat naast Bilanto en een andere elf. Ze zijn alledrie tot de tanden toe bewapend en hebben hun zwaard in de aanslag. Lamech grijnst naar Matani omdat het er zo onwerkelijk uitziet in deze vreedzame plek waar de bloemen geuren alsof ze hun laatste groet zenden aan hen die ten strijde trekken. Matani grijnst zenuwachtig terug.
Dan begint de strijd even onverwachts als de snelle aanval van de arend. Bilanto groet één keer kort naar de Oudsten en Antheyanta en ze zijn verdwenen. Twee grote bataljons met elfen verdwijnen in golven en laten het grote veld bijna leeg achter. De lege plekken worden snel opgevuld door nieuwe strijders die over de heuvel komen gemarcheerd. De rest van de groepen staat te wachten alsof ze elk moment kunnen vertrekken maar de tijd vervliegt en er gebeurt niets.
Lamech kijkt zenuwachtig naar Kzandaar die een paar gespannen woorden wisselt met enkele elvenleiders en de oudsten die vlak bij hem staan. Lamech tikt hem zenuwachtig aan voor zijn aandacht en een beetje informatie. Kzandaar kijkt even snel opzij en wenkt hem stil te zijn en te wachten.
Het volgende moment verschijnen ze. Bilanto houdt Palanti, een elven kapitein in zijn armen die er zwaargewond uitziet. Matani staat er zwaar trillend op zijn benen naast. Zijn zwaard is rood en het bloed druipt er nog vanaf. Er verschijnen nog meer zwaargewonden en de helers springen naar voren om ze over te nemen.
Bilanto schreeuwt naar Kzandaar, ‘Kzandaar, neem je groep magiërs en vertrek onmiddellijk met alle strijders die er nog te vinden zijn naar de heuvels voor de meesterpoort. De strijders daar zijn verwikkeld in een of andere onmogelijke magische strijd.’ Lamech vangt de snelle blik van Bilanto op en hij ziet zijn visioenen bewaarheid.
Het volgende ogenblik worden er snelle orders uitgewisseld en Kzandaar trekt Lamech uit de groep naar de kant en de rest van de elfen en mensenbataljons zijn in één snelle golf verdwenen. Lamech kijkt met open mond naar Kzandaar, ‘Wat is er gebeurd en wanneer ga ik mee?’ schreeuwt hij ongeduldig. Kzandaar schudt ongeduldig zijn hoofd als hij de helers volgt die de elfenleiders naar de zalen der helers vervoeren. ‘Nog niet, je moet wachten,’ fluistert hij hem snel toe terwijl hij Lamech bijna meesleurt naar de huizen der helers.
Lamech kijkt nog eenmaal over de kam van de heuvel naar de groene velden van de genezers die in een enkel ogenblik is veranderd in een chaos aan georganiseerde zorg. Honderden gewonden worden verdeeld over de tenten der helers en op de andere heuvel bereiden nieuwe bataljons strijders zich voor op hun beurt om zich in de strijd te mengen.
Het lijkt allemaal heel georganiseerd te gaan maar Lamech voelt duidelijk dat er iets is misgegaan en een zware stemming drukt op het gemoed van de strijders die staan te wachten. Een diepe angst nestelt zich in zijn hart en hij wil zo graag weten wat er is gebeurd maar beseft dat zijn wensen nu niet van belang zijn, dus houd hij zijn mond en loopt gespannen achter de groep aan met zijn hoofd vol vragen en zorgen.
Gaël en enkele ander magiërs komen de gang in en Kzandaar verschijnt direct uit de kamer waarin hij even tevoren is verdwenen en na een korte blik op Lamech verlaat hij met de andere magiërs de serene ruimten van de elfenhelers. Lamech kijkt hem angstig en woedend na en de visioenen nemen weer bezit van zijn gedachten.
Hij ziet meer en meer elfen en mensen op de strijdvelden en in de gangen van de kerkers verschijnen maar golf na golf ziet hij de strijders van Liberato verschijnen alsof de poorten naar de duisternis geopend zijn.
Lamech wacht in de gang voor de kamers van de helers waar er gevochten wordt voor het leven van Palanti en vele anderen. Zijn handen zijn pijnlijk van de kracht waarmee hij in zijn handen wrijft en hij voelt zich zo machteloos en uitgestoten dat hij niet mee kan doen in deze onuitzichtloze strijd. Als ze dan allen moeten vallen vandaag dan wil hij daarbij zijn.
Een half uur later staat Antheyanta plots voor zijn neus. Het hoge geluid van haar overstap hangt nog trillend na in de nauwe gang. Ze kijkt hem even vluchtig aan en neemt hem mee naar buiten. Bilanto staat buiten op hun te wachten. Hij draait zich om naar Lamech. ‘Onze excuses dat wij je in het onzekere hebben gehouden Lamech.’ Antheyanta vraagt ongeduldig, ‘Hoe gaat het? Wat is er gebeurd?’
Bilanto antwoordt: ‘wij wilden net Lamech inlichten. Ik heb voor jou ook een opdracht Antheyanta. Zorg dat je meer helers krijgt. Kijk of er onder de vrouwen van de mensen nog helers te vinden zijn. We zullen het heel zwaar krijgen. De weerstand is groot. De mijnen zijn bijna in onze handen maar de groep in de gevangenis lijdt veel verliezen.’ Dan breekt de hel los. Overal om hun heen verschijnen elven die hun gewonde broeders en mensen brengen en direct weer verdwijnen.
Een elvenleider schreeuwt Bilanto opgewonden toe vlak voor hij weer verdwijnt, ‘Bilanto zorg dat er meer elven strijders worden ingedeeld, we redden het niet in het Meesterhuis!’ Bilanto kijkt naar Lamech. ‘Sorry, later leg ik je meer uit. Blijf hier, ik kan je elk moment halen.’ Hij fluistert een adjudant iets toe en geeft de nieuw opgestelde bataljons de opdracht hem te volgen en is verdwenen. De grote groepen mensen kijken zenuwachtig om zich heen als de elfenbegeleiders hen in hun midden opnemen en als één groep plotseling verdwijnen in de ijle lucht.
Lamech begrijpt de angstige gevoelens van de mensen. Hij herinnert zich nog goed de eerste keer dat hij op het geluid reisde. Antheyanta kijkt hem nog even snel aan en legt haar hand geruststellend op zijn arm, ‘Maak je niet teveel zorgen. Jouw angstige visioenen kunnen meer kwaad doen dan je vermoedt, ze kunnen je geest vertroebelen en je hand laten twijfelen op het moment dat hij vastberaden moet zijn. Als Moeder Aarde wil dat wij zegevieren kan nog niet de grootste en sterkste legermacht in dit sterrenrijk haar wil breken. Houd moed, ik moet nu naar de vluchtelingen. Misschien kunnen er hier en daar nog vrouwen en meisjes ingezet worden voor de verzorging.’
Antheyanta rent over de heuvel weg, Lamech alleen achterlatend met zijn hoofd vol twijfels over de afloop van de strijd. Het is duidelijk dat Liberato op hun wacht en dat hij bereidt is grote offers te brengen. Lamech kijkt om zich heen om te zien wat hij kan doen om te helpen. Hij wil alles wel doen om zichzelf af te leiden van de verschrikkelijke visioenen en misselijke angst in zijn buik.
Een klein eindje verderop zijn een aantal vrouwen nieuwe tenten aan het opzetten. Hij rent erheen om de zware palen vast te houden als zij de verbindingstouwen aanbrengen. Een oudere vrouw kijkt hem af en toe belangstellend terzijde aan. Onverwacht begint ze te praten. ‘Drakenmeester, mijn man en twee zoons gaan nu elk moment naar de strijd en ik wil nog eenmaal afscheid van ze nemen. De strijd is zwaarder dan verwacht en ik ben bang dat ik ze niet zal weerzien.’
Lamech heeft medelijden met de vrouw. ‘Ga maar gauw heen vrouw, ik help hier tot u terugkomt.’ De vrouw knikt hem kort toe en rent weg. Lamech helpt de vrouwen die snel en in alle stilte enkele tenten opzetten en bedden klaarmaken. Andere vrouwen maken een vuur klaar en slepen kruiken vol medicinale kruiden en water aan. Lamech voelt dat de vrouwen belangstellend naar hem kijken. Maar hun diepe zorgen laten hun in stilte voort werken zonder hem te storen. De Helers van de elven maken direct gebruik van de tenten want er komen meer en meer gewonden terug van de strijd. Met een uiterste precisie en orde worden de gewonden ingedeeld in zwaar en minder zwaar gewonden en verdeelt over de net klaar gekomen tenten.
Lamech ziet de helers van dichtbij bezig met hun werk en bewondert hun vakkundigheid met kruiden en magie. De lichtgewonde elven staan erop dat ze na een snelle behandeling direct weer teruggezonden worden naar de strijd. Hun gezichten staan verbeten en vermoeid maar er komt weer hoop in hun ogen als ze af en toe opkijken naar Lamech die zich slap en overbodig voelt.
Hij staat naast een helers en houdt een potje scherp geurend kruidensmeersel vast die de heler aanbrengt op de diepe wonden van een zwaargewonde elf. De stervende elf kijkt kreunend op naar Lamech. De vertroebelde blik van zijn immense pijnen verheldert plotseling als Lamech voelt dat de diepblauwe ogen in zijn geest branden. Duidelijke woorden volgen de felle blik en Lamech voelt zijn knieën knikken. ‘Uw tijd is gekomen Drakenmeester, de strijd is verloren.’
De ogen van de elf sluiten als hij de woorden uitspreekt en de heler kreunt verslagen. De geur van de zalf is ongewoon zwaar en scherp en Lamech kucht als de scherpe lucht zijn neus binnendringt en zijn hoofd licht maakt.
De visioenen die hij angstvallig heeft weggedrukt overwinnen zijn tegenstand en hij staat het volgende moment op de heuvels vlak voor de poorten van het zwarte fort Liberato vlak naast Kzandaar.
Hij kijkt opzij en verwacht bijna dat Kzandaar hem ziet maar die kijkt dwars door hem heen en schreeuwt naar een elf aan zijn andere kant. De stem van Kzandaar trilt door Lamechs lijf als een dreunende donder. ‘We moeten de top van de heuvel bereiken en die gallige magie van Liberato breken. Maak je klaar ik wil van de andere kant aanvallen om de zwarte macht te breken die Liberato over ons uitstort en de bron van de hele ellende ligt vlak voor de zwarte poort.
De elf en enkele magiërs die vlak bij staan vechten zich een weg naar Kzandaar door in de wilde weg de vreemde wezens de koppen af te hakken. Lamech ziet de wezens vallen en kijkt omhoog naar de heuvel waar golf na golf nieuwe wezens verschijnen vlak voor de gesloten zwarte poort van Liberatos fort.
Een vreemde gedachte dringt zijn hoofd binnen. Liberato heeft meerdere dimensies geopend. Niet alleen de nieuwe wereld is in gevaar. Liberato heeft de balans in het gehele sterrenrijk verstoord.
Gaël en Kilios komen snel dichterbij. Lamech ziet dat Kilios die vreemd genoeg ondanks zijn grote overgewicht bijzonder snel en accuraat zijn snelle brandende zwaard rondslingert afgewisseld met vreemde vuurballen die uit zijn linkerhand schieten.
De felle aanval van de wezens remt elke keer even af door de magische vlammen die opspringen als de vuurballen de grond raken. Lamech ziet pijnlijk genoeg dat het alleen maar een kort moment van overwinning is want de wezens springen elke keer weer onaangetast uit de vlammen naar voren en vallen feller aan dan tevoren.
Kzandaar en Gaël wisselen snel een paar woorden en enkele elven verzamelen zich al vechtende om de drie magiërs en het volgende moment zijn ze verdwenen. Lamech zoekt naar ze, op de top van de heuvel en het volgende moment staat hij alweer naast ze.
Voor hem opent zich een oneindige ruimte. Hij voelt een vreemde koude lucht om zijn oren blazen en hij kijkt in een onduidelijk niets. De onmetelijke stilte die uit de vreemd trillende lucht voor hem komt sluit zijn oren af en hij moet slikken om de pijnlijke druk op zijn oren weg te nemen. Hij ziet het massieve ijzer van de zwarte poort duidelijk door de trillende lucht heen. Maar even duidelijk voelt hij dat er tussen hem en de zwarte poort, die niet verder van hem verwijderd is dan de lengte van zijn arm, een oneindige ruimte ligt geopend.
Hij verbaast zich over dit fenomeen en zet snel een stap terug omdat hij het gevoel heeft dat als hij een stap verder naar voren zet hij zal worden opgenomen in de oneindige ruimte. Kzandaar komt op hem afrennen en rent dwars door hem heen. Lamech voelt de blauwe tintelende energie van Kzandaar in zijn wezen trillen. Hij vangt de wanhoop en vastberadenheid van Kzandaar op die naar de andere magiërs schreeuwt om een magische band te maken. De elven vechten verbeten om de magiërs te beschermen tegen de grote groep wezens die in een grote getale uit de vreemde dimensie naar voren stormen en op de magiërs afrennen.
Lamech bestudeert de vreemde wezens die onophoudelijk vlak voor zijn neus opdoemen en hij voelt zich verschrikkelijk machteloos omdat hij niets kan doen om Kzandaar en de elven te beschermen. Hij voelt ze net als even daarvoor bij Kzandaar, door zijn energie denderen als ze schreeuwend de groep elven aanvallen die als een cordon om de drie magiërs staan. Hun duistere energie laat een smerige smaak in zijn mond achter en zijn gedachten zien niets anders dan een lege verbrande wereld.
Hun lichamen hebben vreemd genoeg allemaal exact dezelfde grote, ze zijn echter langer en peziger dan de elfen. Hun huid is ongezond bleek alsof ze nog nooit in hun leven een zonnestraal hebben gezien en hun armen zijn ongewoon lang en dun en de zwaarden die ze hanteren zien er dunner en scherper dan de kromzwaarden van de ruwe huurlingen.
Hun bewegingen zijn razend snel en vreemd vloeiend en elegant voor een strijder van het kwaad. Lamech voelt duidelijk dat deze wezens geen enkele bloedband hebben met normale mensen hoewel hun uiterlijk duidelijk menselijk is op hun ogen na. Elkeen van de wezens die hij ziet heeft exact dezelfde felle lichtblauwe ogen en zien er onaards uit en getuigen duidelijk van hun magische band met Liberato.
Hun indringende blik brandt de laatste hoop uit de kracht van de laatste vastberaden mensen die nog weerstand bieden aan de nimmer aflatende golven van strijdende wezens. Lamech ziet dat de meeste mensen zijn gevallen of gevlucht, alleen de elven houden nog stand. Hij probeert dichterbij de magiërs te komen en voelt dat hij snel en gemakkelijk overspringt in hun midden.
Hij hoort de monotone klank van de stemmen van de drie magiërs die verwoed hun ritueel opvoeren in de chaotische omgeving. Hij zendt Kzandaar al zijn energie die hij kan oproepen en hij ziet dat Kzandaar één moment opkijkt en hem recht in de ogen kijkt. Kzandaar glimlacht even en Lamech voelt dat de energie van zijn tweede wezen in een felle teug wordt afgetapt. Kzandaar en de magiërs bouwen bedrieglijk snel en eenvoudig een wit brandend magische schild op die zonder moeite oneindige ruimte volledig afsluit. Lamech ziet nog net vlak voor hij dodelijk vermoeid en uitgeput in elkaar zakt dat de onophoudelijke golf van toevliegende wezens is gestopt. Kzandaar groet hem met een diep buiging en als hij terugvalt in de realiteit hoort hij de stem van Kzandaar in de wind verwaaien, ‘Bilanto komt, we hebben je nodig Lamech.’ En hij is weer terug in de tenten op de groene heuvels van Waterland.
Hij kreunt terwijl een heler hem een wit poeder onder zijn neus houdt. ‘U bent flauwgevallen meester. Het is goed dat u nu weer bij bent.’ Lamech kreunt ongeduldig, ‘Ik moet terug, Kzandaar en de magiërs vallen. De overmacht is te groot. Liberato heeft alle poorten van het sterrenrijk geopend en wij kunnen de strijd niet meer winnen.’ De heler kijkt verbaast naar de omstanders en schud zijn hoofd in ongeloof. ‘U bent hier veilig jonge meester. U bent in Waterland. De strijd kan u hier niet deren.’
Lamech springt woedend op en de vreemde blik van de heler brandt in zijn gedachten. Hij beseft dat ze denken dat hij bang is voor de strijd die gaat komen, maar niemand hier beseft dat ze zullen falen. Liberato zal overwinnen als er niemand is die zijn zwarte magie kan breken en de poorten gesloten houdt. Hij loopt naar de opening van de tent als er plotseling een elf verschijnt die op zoek is naar hem. Hij draagt en zwaar pantser bij zich en wenkt hem.
‘Het is tijd drakenmeester,’ is alles wat hij zegt en Lamech voelt zijn maag, die al een tijdje in een tijd knoop ligt, snel omdraaien. Hij loopt achter de elf aan. Een vrouwtje die een heler bijstaat kijkt hem snel aan. ‘Succes Drakenmeester, breng mijn zoon en dochter bij mij terug.’
Lamech kan wel gieren. ‘Wat verwacht iedereen toch van hem. Misschien kan hij helemaal niets doen en zal hij de oorzaak van een nog grotere stroom doden en gewonden zijn, een stroom die niet meer zal stoppen tot het einde van de strijd en de onvermijdelijke dodelijke stilte zal vallen over de Grote Landen en de schone velden en de uitgestrekte meren van het Waterland.
Hij blijft uiterlijk rustig staan terwijl zijn hart uit bijna uit zijn borstkast springt terwijl de elf het harnas bij hem aanbrengt. Het zilveren maliënkolder ziet eruit als massief zilver en lijkt op de band die Bilanto om zijn hoofd draagt. Het materiaal is onverwacht soepel en zacht. De zilveren borstschilden worden strak aangetrokken door leren riemen. De handschoenen en scheenbeschermers zijn van een prachtig bewerkt zilverkleurig materiaal gemaakt. De elf reikt hem een paar lage laarzen aan die Lamech met een groeiend gevoel van angst aantrekt. ‘Maakt u zich niet teveel zorgen Drakenmeester, er is een cordon van beschermers om u heen. Pijlen en ijzer zullen niet uw grootste gevaar zijn. Uw zwaarste strijd, die niemand van u over kan nemen is moeilijker dan de onze.’
Lamech voelt dat de man hem wil troosten en moed inspreken maar het bereikt niet het gewenste effect. Lamech kijkt wanhopig om zich heen. Wat doet hij hier in deze hel. Hoe is hij hier verzeild geraakt en hoe komt hij hier weer heelhuids uit.
De elf staat op en controleert nog eenmaal het harnas van Lamech. ‘Het is tijd, Bilanto kan elk ogenblik aankomen. Twee seconden later staat Bilanto voor hun neus. Zijn zwaard druipt van het bloed, donker geronnen bloed op zijn gezicht getuigt van een zware strijd maar zijn kostuum schijnt vreemd genoeg schoon en onaangedaan te zijn. De elf die Lamech gekleed heeft biedt Bilanto een vochtige doek aan waarmee Bilanto snel zijn gezicht schoonveegt.
‘Lamech ben je klaar?’ vraagt hij geheel overbodig.
Hoe kun je ooit voor zoiets klaar zijn maar hij knikt hem eenmaal toe, zekerder dan hij zich echt voelt. ‘De mijnen en de gevangenisblokken zijn op dit moment in onze handen. Iedereen is bewapend en wacht af tot we gezamenlijk de grotzaal aanvallen. Daar is een duistere zwarte macht aan de gang en de oneindige hoeveelheid strijders van Liberato schijnt schier onuitputtelijk te zijn. Onze strijders in het Meesterhuis zijn in de zwaarste strijd verwikkeld met een vijand waar wij geen raad mee weten. Waarschijnlijk is Liberato daar. Wij moeten doorstoten naar Liberato want zolang zijn zwarte magie sterk is blijft de strijd ongelijk. Ik wil met jou naar het zwaarste gedeelte van de strijd. Ik denk dat Liberato dicht bij is. Wees alert!’
Bilanto kijkt hem even bezorgd aan en het volgende moment is de blik verdwenen. Zijn stem klinkt vastberaden als hij Lamech toefluistert, ‘Het spijt mij Lamech. Wij wilden jou uit de gevarenzone houden tot jouw taak duidelijk is maar Kzandaar heeft mij net de opdracht gegeven je direct in te zetten. De strijd is zo ongelijk en duidelijk aangestuurd door de zwarte magie van Liberato dat er geen andere mogelijkheid is dan jou als lokaas in te zetten.
Liberato is ongrijpbaar als de zwarte nacht en hij springt van front naar front en overal waar hij verschijnt met zijn duivelse zwarte magie is de strijd ongelijk en verloren. Trek je zwaard want vandaag wordt er van iedere man en vrouw verwacht dat alle krachten worden ingezet, zowel mankracht, magie en bij de zegen van Moeder Aarde: verbeten doorzettingsvermogen. Houd je klaar, wij gaan nu!’
Lamech voelt de kracht van de sprong in zijn gehele lichaam. Het volgende moment staat hij in het midden van de grote zaal van het Meesterhuis. Elven springen af en aan met nieuwe strijders en voeren de gewonden af. De strijd is het zwaarst waar de trappen naar de hogere zalen leiden. Een cordon huurlingen van Liberato vechten als hellehonden en een vreemd licht schittert om hun heen. ‘Een schild! Daar is bijna geen doorkomen aan,’ denkt hij geschrokken. De elven die strijden hebben eenzelfde soort schild en de strijd is daardoor lang en verbeten. Enkelen elvenschutters schieten een soort magie op het schild af maar alleen zo nu en dan valt het even weg en raken de huurlingen gewond. Omdat zij in de verdediging zijn is hun positie sterker. Elke keer als de elven aanvallen en hun schild kwetsbaarder is valt de groep snel uit en vallen er teveel van deze wonderschone schepselen.
Zijn hart schreeuwt het uit in wanhoop. Zijn wezen waakt op en zijn tweede hart begint te pompen. Bilanto lacht naar Beantom zijn tweede generaal naast hem die op een magische manier de gemiste pijlen weer oproept en verdeelt onder de schutters achter hen en wijst op Lamech. Beantom zendt hem een snelle groet en valt uit naar de overmoedige huurlingen die af en toe door het schild aanvallen om de oprukkende groep elven terug te dringen. Het felle uitzichtloze gevecht zit in een impasse. De chaos om hem heen maakt hem razend van woede en in één snelle beweging bevrijdt zijn wezen zich uit zijn menselijke vorm.
In een korte flits transformeert zijn lichaam naar zuiver licht en Lamech de Drakenmeester brult. Met één felle stoot blakert het witte vuur over het schild van de huurlingen. Het schild flakkert en valt weg. Bilanto geeft een snelle order en de elvenstrijders stoten door, de trappen op, terwijl ze de verdediging met een felle verbetenheid achteruit dringen.
Maar op hetzelfde moment dat zij lijken door te stoten verandert de energie in de lucht. Lamech voelt even zeker als hij zijn tweede hart voelt bonzen in zijn borstkast dat Liberatos macht is binnengekomen. Op de plek waar de huurlingen stonden en de elven hun plek hebben ingenomen staat plotseling een heel nieuw bataljon van de vreemde wezend die Lamech herkent uit zijn visioen op de heuvels voor de zwarte poort. Hij wil niet opgeven en schreeuwt naar de elven die terugvallen achter hem en hij blaast stoot na stoot vuur door de ruimte en verbrandt de wezens die verschijnen.
De stank van de zwavel en de dikke rook is bijna ondragelijk en de elven kuchen en proesten maar Lamech blijft zijn tweede wezens aanzetten om te blijven aanvallen tot hij duidelijk merkt dat Liberato opgeeft en dit front verlaat. De energie in de ruimte verandert direct en de lucht in de ruimte wordt helderder. De laatste wezens worden door de elven neergeschoten en Lamech zakt vermoedt op zijn knieën en valt terug in zijn eigen vorm en zucht diep.
Een elf ondersteunt hem en kijkt hem bewonderend aan. ‘Onze dank Drakenmeester. Rust, maar wees alert.’ Af en toe wordt er een pijlenregen precies in zijn richting geschoten maar zijn verdediging cordon maait met snelle vegen met hun lange ranke zwaarden door de lucht en weert aanval na aanval af terwijl ze langzaam doorstoten naar de gangen.
Een maal dringt een pijl door de het magische schild en raakt Lamech tegen zijn borstschild. De pijl ketst af alsof hij op massief ijzer stoot. Lamech waardeert het elvenharnas in dankbaarheid. Zijn elven verdediging staat zo dicht op hem dat zijn eigen zwaard nu los en nutteloos in zijn handen hangt. Veel kans geven ze hem niet om iets te doen. Langzaam dringt de groep door in de gangen van het Meesterhuis. Gang na gang wordt nu in een snelle actie schoongeveegd. Lamech heeft het gevoel dat de verdediging van het Meesterhuis is opgegeven. Liberato is hier niet meer.
Hij schreeuwt naar Bilanto die vlak voor hem een groep grote huurlingen in de pan hakt. ‘Bilanto, wij worden hier opgehouden. Liberato is hier niet meer. Bilanto schreeuwt een paar orders en springt snel en behendig door het strijdgewoel en gaat vlak naast hem staan. De kreten en het zwaardgekletter maakt het bijna onmogelijk normaal met elkaar te spreken. ‘Wat is er Lamech. Liberato moet hier zijn. Hij is niet in de kerkers of de mijnen.’ Lamech sluit zijn ogen en voelt in zijn diepere wezen. Plotseling ziet hij het gezicht van Liberato vlak voor hem. Hij trekt zijn zwaard en Bilanto springt opzij. ‘Wat is er Lamech!’
Lamech hoort zijn schreeuw ver weg en hoort de stem van Liberato in zijn hersenspan binnendringen. ‘Bent u daar jonge Drakenmeester?’ Zijn stem druipt van sarcasme zodat Lamech in elkaar krimpt. ‘Ik ben in de kerkers bij je vrienden. Kom gezellig langs, ik heb lang op dit moment gewacht.’ Lamech zakt door zijn knieën en Bilanto trekt hem omhoog en vraagt: ‘Wat is er Lamech?’ ‘De kerkers, we moeten naar de kerkers,’ schreeuwt Lamech opgewonden. ‘Teveel sterven daar. Hij wacht op mij!’
Bilanto zucht, ‘De kerker is in onze handen Lamech. Je moet je vergissen.’ Maar één blik op Lamech zijn bleke gezicht doet hem zwijgen. ‘Ben je er klaar voor Lamech?’ Lamech kijkt hem duister aan. ‘Voor zoiets als dit zal nooit iemand klaar zijn.’ Lamech sluit zijn ogen en spot de kerkers. ‘Ga naar de gang waar wij Ned hebben bevrijdt de laatste keer. Daar is het rustigs, er zijn daar enkele vechtende jonge magiërs die enkele mijnwerkers beschermen. Er is wel een zwart schild dat ik niet herken, maar er zijn geen huurlingen.’
Bilanto schreeuwt enkele bevelen en de dichtbij zijnde groep verdeelt zich in groepen en springen over naar de kerkers waar ze in een vreemd slagveld landen. De mijnwerkers en jonge magiërs, vechten tegen een duisternis zo dik, dat je niet kunt zien waar ze precies tegen vechten.
Aan het eind van de gang die goed verlicht is door de magische lichten, ligt een duisternis zo diep dat zelfs je hart gevuld wordt met wanhoop. De nieuw gekomen elven worden met een vreugdekreet toegejuicht. De elven nemen de voorste linies in terwijl de vermoeide mensen en de jonge magiërs naar achter schuiven en hun wonden verzorgen. Enkele lange elven achter hen schieten pijlen het buitenste zwarte schild in waar af en toe vreemde kreten uitklinken terwijl het langzaam opdringt naar voren.
Lamech sluit zijn ogen en probeert met zijn geest het kwaad binnen te dringen, maar hij wordt direct teruggeslagen. ‘Noch niet kleine verader. Jouw tijd komt nog wel,’ dringt een vreemde zware stem in zijn hersenspan binnen. Lamech valt op zijn knieën en Bilanto kijkt even om. Dit moment van onoplettendheid wordt direct afgestraft. Een lange geschubde arm reikt uit de duisternis naar hem, pakt hem om zijn nek en sleurt hem de duisternis in.
Lamech schreeuwt en dringt naar voren. Een paar elven begeleiden hem en nemen uit hun zakken een stok die schittert en gloeit op het moment dat het in aanraking komt met de ondoordringbare nacht. Lamech kijkt even opzij naar de elven en als een ongesproken afspraak dringen ze het zwarte gat binnen.
Zwaarden, pijlen, wurgende handen ketsen af op hun magische schild als ze voordringen naar een plek waar eindelijk een helder licht opdoemt. Bilanto vecht als een bezetene in het midden van een aantal wezens met een aangezicht die Lamech met angst vervult.
Hun gezichten of koppen zijn een kruising tussen duivels en katachtigen. Hun felle gele ogen, het enige lichtpunt in hun lichaam, schieten intelligent heen en weer, de rest van hun lichaam is zwarter dan de donkerste nacht.
Lamech spoort hun vorm af. Hij probeert uit te vinden of hun duisternis een schild is of dat zij zijn opgebouwd uit puur kwaad. Lamech ziet niets anders dan een onduidelijke vorm in ondoordringbare materie. Het wezen straalt een weerzinwekkende angst uit en velen die dichterbij komen dralen en verliezen hun concentratie en vechtlust. Het wezen lijkt gevoelens op te sporen want elke twijfel wordt direct afgestraft met een vreselijke aanval; zwaarden, pijlen en lange duistere armen die in één enkele beweging een nek breken alsof het een luciferhoutje is stoten uit de duisternis naar buiten.
Lamech vecht zich naar voren met een aantal felle elven om zich heen om Bilanto uit zijn benarde positie te redden. Lamech vreest voor Bilantos leven. De cirkel om hem heen is behoorlijk nauw geworden en de felle slagen van Bilanto nemen in rap tempo af. Af en toe flikkert zijn magische schild en dat wordt direct afgestraft met een felle aanval uit de nimmer aflatende duisternis. Zijn kostuum is op verscheidene plekken opengereten en bloed druipt uit de vele wonden op zijn lichaam. Zijn blik is verbeten en zijn ogen stralen een reddeloosheid uit die Lamech niet zou verwachten van een machtig elf als hij.
Lamech beseft dat de elf te zwak is geworden om te vluchten en over te stappen naar de veiligheid van het Waterland en hij en zijn groep vechten zich verbeten naar voren door de duivelse wezens heen.
Lamech voelt te vaak dat zijn harnas hem redt. Hij stoot, slaat en pareert en zou er heel wat voor over hebben als hij zijn innerlijk wezen naar eigen believen kon oproepen. Hoewel het magisch vuur van zijn wezen waarschijnlijk in deze vechtende kluwen meer schade aan zijn vrienden dan aan de vijand zou toebrengen.
Bilanto kijkt eenmaal naar hem op en groet hem kort. Het volgende ogenblik zakt hij in elkaar, het licht van zijn schild vervaagt en hij verdwijnt in de duisternis. Lamech schreeuwt van vertwijfeling, Niet opgeven Bilanto, ik kom eraan!’ schreeuwt Lamech naar Bilanto.
Hij vestigt zijn laatste hoop op de grote magie en uithoudingsvermogen van de machtige elf. Hij schreeuwt naar de elven die om hem heen staan en laat zijn wezen ontwaken. De elven kijken in ontzag op naar Lamech en springen snel achteruit. Lamech vult zijn borstkast die brandt van het ingehouden vuur en blaast in één felle stoot zijn longen leeg. In een enkele seconde vult de gang zich met een verzengend vuur.
Als het vuur dooft is de gang volledig zwart geblakerd en leeg op Bilanto na die midden in de gang ligt onder een zwak flakkerend schild. Zijn ogen staan glazig als hij door een paar elven wordt opgepakt. ‘Waar zijn de lijken van de wezens?’ schreeuwen enkele mannen vertwijfeld terwijl ze angstig om zich heen kijken.
Lamech kijkt naar Beantom die nu het bevel overneemt. Beantom kijkt naar hem op en Lamech hoort zijn telepathische oproep. Een paar elven verdwijnen met Bilanto. Lamech, Beantom en de rest stoten door naar de grote zaal onder de kerkers. In de gangen is er felle weerstand van het duister maar het vuur van Lamech schroeit gang na gang in korte felle stoten leeg. Het lijkt erop dat ze door worden gelaten en Lamech begint te twijfelen.
Waar blijft de machtige magie van Liberato. Onmiddellijk na deze gedachte gaat zijn hogere energie weer over in zijn menselijke vorm en de weerstand neemt direct weer toe. Beantom schreeuwt en neemt de voorhoede met een paar elven over en drukt Lamech achteruit. Ze vechten door tot ze in de grote grotzaal zijn die bijna leeg lijkt op een paar groepen vechtende elven en mijnwerkers na die verwoedt vechtend tegen de duisternis standhouden die onophoudelijk in golven uit de kloof naar buiten vloeit.
Hoofdstuk 26
Duivels, Draken en ….
In het midden van de zaal op zijn eiland zit Liberato op zijn stenen troon. Het is duidelijke dat Liberato hen gewoon heeft doorgelaten. Liberato staat op en lijkt bijna zielig zwak zo alleen in het midden.
Een moedige elf uit de achterhoede schiet een pijl naar Liberato. Vanuit de afgrond die om het eiland van Liberato ligt doemt plotseling een dikke duisternis op alsof het een zwart gat is en de pijl verdwijnt in de duisternis en verschijnt niet meer aan de andere kant. Het zou Lamech ook verbazen dat Liberato zich zonder bescherming zou vertonen.
‘Hallo Lamech, ben je daar eindelijk. Jammer eigenlijk dat je het nodig vindt om zoveel van die prachtige elven te laten sterven voor jou. Je verwacht toch zeker niet dat jullie hier ooit weer levend uitkomen,’ De zachte zalvende stem dendert door de ruimte en vult menig hart met wanhoop en vertwijfeling,
‘Misschien hebben jullie een gedeelte van mijn leger vernietigd maar er is nog genoeg over vanwaar zij komen. Al zouden jullie generaties elven en mensen sturen om mij te vernietigen ik zal altijd meer strijders hebben dan jullie.
Zijn lach klinkt ongewoon vriendelijk maar de uitwerking ervan is er volledig mee in tegenspraak. Lamech voelt zijn hart bevriezen en de wanhoop door zijn aderen razen. Wat moet hij doen. Moet hij aanvallen, capituleren of zijn tweede wezen oproepen.
Iedereen is doodstil en na het kabaal van de afgelopen uren strijd voelt dat vreemd onwerkelijk aan. Liberato lacht. ‘En nu Draken meester, wat ben je nu van plan? Ik weet niet of je het weet maar tot nu toe heb je nog niet bijster veel bijzonders laten zien. Heb je nog wensen. Nog een poosje strijd misschien en een paar honderd doden?’
Het volgende ogenblik stroomt uit het ravijn een grote wolk duisternis de zaal in die direct als het de grond aanraakt overgaat in de wrede vreemde katachtige duivels De aanval wordt direct ingezet en de elven vechten verbeten terug. Op een of ander manier hebben de wezens het bevel gekregen dat ze Lamech moeten ontzien. Om hem heen vallen zijn vrienden ten prooi aan de overmacht van de duivelse wezens die niet ophouden uit het ravijn te stromen. Lamech kijkt toe en radeloos begint hij te schreeuwen.
‘Stop Liberato. Dit wil ik niet.’ Precies op datzelfde moment lost de duisternis op en zijn de wezens verdwenen. De strijders staan met open mond hun zwiepende zwaarden na te staren die de lege lucht voor hun doorklieven.
Sommige elven verdwijnen snel en ongestoord met de gewonden en doden en Lamech kijkt verbaasd naar Liberato. Wat wil hij nou van hem. Liberato lacht wreed en Lamech beseft dat zijn gedachten een open boek zijn. ‘Jij weet precies wat ik wil Lamech. Hoeveel vrienden wil je nog laten sterven? Jij en ik weten dat wij voorbestemd zijn om samen te zijn. Niemand kan dat ontkennen. Ik draag dezelfde gave als jij in mijn binnenste. En jij weet dat de draken niet gek zijn. Hoe vaak hebben ze je niet de opdracht te geven met mij samen te vloeien. Hoeveel kinderversjes moeten er nog gezongen worden voor je begrijpt wat jouw taak is in deze wereld aan het einde der tijd. Jij weet net als ik dat dit ons lot is. Waarom wil jij je er nog langer tegen verzetten. Kom bij mij en wij zullen één zijn.’
Lamech raakt verward door het voorstel van Liberato. ‘Dit is wat de draken hem hebben opgedragen,’ gaat door hem heen maar hij had niet verwacht dat Liberato hetzelfde wil. ‘Had dan niemand hoeven sterven?’ Lamech zijn gedachten gaan als een gek tekeer. Maar Liberato is een schurk die de gave bezit, jou je eigen dood te verkopen voor een hoge prijs zonder dat je dat in de gaten hebt.
‘Lamech, Lamech. Ik ben toch altijd goed voor je geweest. Heb jij mij ooit een mens zien vermoorden en zie nu eens hoeveel mensen jij de dood in hebt gedreven. Wie is hier nou het monster? Tot op het moment dat jij je zonodig tegen je lotsbestemming moest verzetten en je van mij loskoppelde waren de Grote Landen een plek waar iedereen tevreden was met zijn lot.’ Lamech weet niet wat hij moet antwoorden en kijkt Liberato vertwijfeld aan. ‘Of wil je zeggen van niet. Moet ik je het laten herinneren?’
Op dat moment worden Lamechs gedachten overgenomen en beeld na beeld ziet hij de mijnwerker en de leerlingen in het Meesterhuis. Iedereen is tevreden en er valt geen traan zonder dat Liberato ervan af weet. De beelden verwarmen zijn hart en troosten zijn gemoed. Zoveel goedheid en dan plotseling veranderen de beelden in visioenen van de Grote Landen die vernietigd wordt.
Mensen verdrinken in overstromingen, verbranden in vulkaanuitbarstingen en vluchten voor hun leven voor de rondtrekkende bendes die het land onveilig maken. ‘Zie je dat Lamech. Dat heb jij gedaan. Jij moest je eigen wezen vrijmaken en dat maakte mijn innerlijke wezen tot een duivel. Waarom Lamech? De draken hebben een wreed spel met ons gespeeld. Zij hebben ons verraden en bedrogen met hun machtige drakenmagie. Zie nu eens wat er met de wereld is gebeurd. Onze magie is opgesplitst waarvan ik de duistere zijde heb en jij begiftigd bent met het licht. Wij zijn niet meer in balans Lamech, besef je dat niet. Waarom is het nodig zoveel leed te veroorzaken alleen om van je eigen vrijheid te kunnen genieten.’
Lamech zakt door zijn knieën. Het leed van de mensen gaat door hem heen als een verterend vuur. Hij voelt het leed van elk sterven en pijn van elk mensenkind en de schone elvenwezens als zijn eigen. ‘En heb je nog niet genoeg gezien. Jouw vrienden vallen op de heuvels buiten omdat jij ze hebt bedrogen,’ dendert de cynische stem van Liberato door de grotzaal. Het beeld van de strijders buiten het fort op de hellingen van de Zwarte Bergen brandt op zijn netvlies en breekt zijn hart. Berend en Kzandaar vechten rug aan rug tegen een overmacht aan fel strijdende huurlingen en dikke duisternis. De poorten naar de andere dimensie zijn weer geopend en golf na golf stromen de bleke wezens over het veld. De velden zijn zwart van de gevallen strijders en alleen hier en daar staat nog een kleine vechtende cirkel van elfen die weerstand biedt aan de overvloed van Liberatos strijders.
Elven liggen in grote groepen op de donkere heuvels en hun fluorescerend bloed kleurt de heuvels rood. Als er weer een nieuwe groep elfen aankomt om hun vrienden en reders te redden komt er vanaf de bovenkant van de heuvel weer een nieuwe golf huurlingen van Liberato, er is niet eens tijd om de stervenden te redden.
Lamech ziet Kzandaar schreeuwen tegen een elfenleider die dicht bij hem staat te vechten. Lamech voelt het visioen zo duidelijk worden dat hij hun bijna stemmen kan horen.
‘Neatali! We moeten nogmaals de poorten sluiten. Kom met mij mee en dan ziet Lamech een dun scherp zwaard en Kzandaar valt.
‘Stop Liberato,’ schreeuwt Lamech. ‘Stop ik kan het niet meer verdragen. Stop ik geef me over.’ Beantom trekt aan zijn arm en een zucht gaat door de elven die hebben toegekeken bij dit vreemde gesprek. ‘Dat kun je niet doen Lamech. Laat je niet verwarren. Waar zijn wij voor gestorven als je nu opgeeft?’
Lamech trekt zijn arm los. ‘En hoeveel moeten er nog meer sterven? Liberato is altijd sterker dan ons. Ik zie de strijders buiten op hellingen van de Zwarte Bergen sterven met honderden. Kzandaar is gevallen! Jouw volk sterft zo snel dat ze niet eens meer wegkomen naar de groene heuvels van Waterland. Wij zijn verloren Beantom. Dit is mijn lot. Dit is wat de draken wilden!’
Beantom verdwijnt plotseling en het gat in de lucht voor hem verwart hem mateloos. Hij voelt zich eenzaam, verward en verlaten. De mensen en elven kijken verward en twijfelend om zich heen. Wat wordt er nu van hen verwacht. Lamech ziet hun vertwijfeling en voelt zich misselijk van ellende. Hij weet het niet meer. Is dit wat de draken van hem verwachten; zich vermengen met Liberato? Zijn wezen neutraliseren? Het kwaad in balans brengen? Liberato wacht af en zendt beeld na beeld door Lamechs hoofd en Lamech wordt er krankzinnig van.
‘Stop Liberato. Stop, ik begrijp wat je bedoelt ik ben er klaar voor. De elven en mensen schreeuwen Lamech toe, niet op te geven. Maar de pijn is gestopt. Hij voelt zich goed nu. De beelden zijn opgehouden. Hij kan het moorden hier en nu stopzetten.
Hij staat op en roept zijn tweede wezen op. Zonder moeite transformeert zijn materie in de energie van het draakwezen. Hij schudt zijn vleugels uit en geniet van het sterke vastberaden bonzen van zijn tweede hart. Hij stijgt met één vleugelslag op en vliegt het ravijn over. Liberatos grijns is mijlenbreed en Lamech begint te twijfelen, zijn vleugels klapperen en trekt zich terug boven het ravijn terwijl de duisternis uit de kloof opstijgt en om zijn lichaam warrelt. ‘Kom kom, versaag nu niet. Ons einddoel is bijna in zicht. Samen zullen wij de wereld redden. Wij zullen onze wijsheid over de werelden verspreiden en wijsheid zal hoog in ons vaandel staan. Vrede zal de mensen geschonken worden en er zal geen hand zijn die niet gevuld is met brood en een stuk gereedschap op te werken. Samen Lamech, zullen wij regeren als een godheid.
Onze evolutie gaat een stap verder terwijl de zwakke mensenkinderen onze leiding en raad behoeven. Wij zijn veel machtiger dan de andere aardbewoners Lamech besef dat toch!
Wij zijn het aan onze hogere wezen verplicht verder te gaan en te heersen over de zwakkeren. Lamech het is tijd voor de grote openbaring van macht en wijsheid.’ Lamech landt aan de andere kant van het ravijn en loopt stap voor stap naar Liberato. Des te dichter hij bij hem komt des te zekerder hij wordt.
Dit is wat de draken wilden. Dit is het moment van de grote versmelting van goed en kwaad. Geen enkele tegenstelling kan opgesplitst blijven in dit sterfelijke leven. Goed en kwaad zonder strijd, samen in één bewustzijn, dat is de volgende stap in de evolutie van de mensheid. Hij herinnert zich plotseling het tweede vers van het kinderliedje.
Ontwaakt Drakenrijder, Meesterdraak.
Uw tijd is gekomen
Meesters der dimensies
Om te verbinden goed en kwaad, dag en nacht, duisternis en licht
Ontwaakt Drakenvriend, Heelmeester der Grote Landen.
De tijd is gekomen, moeder aarde wacht
Om te herstellen de oneindige cirkel van tijd en licht.
Ontwaakt, ontwaakt, vrienden staan u terzijde, dat is onze taak.
Goed en kwaad, Lamech glimlacht, hij ademt diep en kijkt één moment om zich heen. Zijn laatste blikken als Lamech werpt hij op de leven en mensen die met grote ogen staan te kijken naar de twee machtige wezens op het eiland en dan is het voorbij. Hij voelt zijn tweede hart kloppen als de paukenfinale in een symfonie. Gelukzalig is het woord dat hem te binnen springt.
Alles gaat als in een slowmotion en hij bereikt Liberato die zich in één moment transformeert en hem tegemoet komt. Zijn rode brandende vleugels sidderen en zijn blik is vastgenageld aan die van Lamech. Plotsklaps verschijnen Antheyanta, Bilanto, en Beantom. Hun lichtgevende verschijning vult de zaal met licht en de lucht in de ruimte lijkt weer wat te bewegen.
De elven en mensen blazen hun ingehouden adem vol spanning uit en ademen diep de nieuwe zuivere lucht weer in. Ze kijken naar de nieuw aangekomene. ‘Stop Lamech als je nu verbindt denk dan aan je lichtwezen, vergeet niet dat goed en kwaad alleen samen kunnen leven als ze in balans zijn. Als jij het niet redt kom dan naar ons terug,’ schreeuwt Antheyanta op het laatste moment. Lamech twijfelt even en kijkt naar haar prachtige gezicht die de duisternis verlicht. Hij zal haar zo missen. Liberato kreunt. ‘Hoe lang moet dit nog duren. Houd op met getreuzel Lamech. Ik beloof je, het zal beter zijn dan jij je ooit kunt voorstellen.’
Liberato vliegt naar voren, zijn energie wezen ziet eruit als een brandende vuurkolom. Lamech die zijn heldere wezen oproept als antwoord brand als een wit vuur en omvat de brandende gloed van Liberato met een zo fel licht dat iedereen in de grote zaal zijn ogen sluit tegen het zuivere licht en zijn gezicht beschermt tegen de hitte van het magisch vuur waarin Lamech en Liberato samensmelten. De duisternis uit het ravijn trekt zich zo snel terug dat het een sterke zuigkracht veroorzaakt en diegenen die dicht bij de rand staan bijna meezuigt. Ze springen snel achteruit en de afgrond dringt zo diep de aarde binnen dat het ze duizelt.
En een intense stilte valt.
Beantom kijkt naar Antheyanta en zucht wanhopig. De huurlingen van Liberato kijken verwart en machteloos om zich heen.
Hoofdstuk 27
De volgende dimensie
‘Is dit het Antheyanta. Is dit wat er moest gebeuren? Het ziet er voor mij meer uit alsof het een val is.’ Antheyanta kijkt naar de brandende gloed boven hen en probeert in gedachten binnen te dringen in de brandende massa maar ze kan niet doordringen in het hels brandende vuur die de laatste uithoeken van de grotzaal verlicht met een licht dat elk hart verwarmt met een diepte rust die ze niet kennen.
Energie vonken spatten alle kanten op en de mensen en elven springen achteruit om niet te verbranden. Maar de vonken tintelen van de energie en iedereen die er door aangeraakt wordt valt in extase op zijn knieën.
Langzaam breidt de pulserende energiemassa op en vult de hele zaal. Iedereen voelt de gedachten van het goddelijke bewustzijn. Gelukzaligheid is het enige woord dat hen te binnen schiet. Wonden genezen ter plekke en vermoeidheid en wanhoop verlaat de aanwezigen op dit goddelijk moment. Het lichtwezen vervaagt en trekt door de gangen waarbij iedereen die aangeraakt wordt diezelfde helende rust ervaart.
Als het hogere wezen de zaal verlaat schreeuwen de mensen van geluk en ze rennen achter het energetische vuur aan die langzaam door de gangen trekt. Als de mensen en elven het kasteelplein opstromen hangt het wezen net boven de machtige zwarte poort en in een vuurstoot smelt de poort tot een vloeiende stroom kokend ijzer.
De mensen springen opzij voor de schroeiende hitte en vluchten voor de kolkende vloeistof. De mensen staan met open mond te kijken naar de gebeurtenissen buiten voor de poort. Als het er binnen hevig aan toe ging ze beseffen snel dat er buiten even zwaar is gevochten. Maar het mooiste is dat de luchten zwart zien van de draken. Draken in alle kleuren en maten vliegen af en aan om de laatste duisternis, vluchtende huurlingen en bleke wezens te verjagen.
Op de hellingen liggen de doden en gewonden van de strijd en als de energie uit het vuurwezen overkomt vult ieder hart zich met hoop en kracht. De mensen en elven staan op en kijken hun ogen uit naar het vreemde fenomeen dat zij aanschouwen. Gewonden staren verbouwereerd naar de wonden die zich sluiten en gebroken benen die plotseling weer hun lichaam dragen. Ze vallen elkaar in de armen en huilen van geluk. Draken vervoeren gestorven mensen en elven. Berend zit op de grond en ondersteunt het stille lichaam van Kzandaar die hij liefdevol vasthoudt. Langzaam strijkt hij de bebloede haren van Kzandaar uit het bleke gezicht van zijn grootste vriend.
Tranen druppelen uit de ogen van de grote reus en vanaf zijn grote neus vallen de druppels naar beneden en spatten uiteen op het bebloede gezicht van Kzandaar. Hij veegt afwezig over zijn eigen bloedende hoofd alsof hij niet kan geloven dat het bloed uit de gapende wond aan zijn eigen hoofd zomaar gestopt is. Hij kijkt op naar het prachtige lichtspel en de vlucht der draken en kijkt weer naar zijn vriend die stil op zijn schoot ligt.
Op dat moment stromen de elven uit de kerkers en het Meesterhuis over de hellingen door de poort naar buiten en vertellen iedereen die het wil horen wat er is gebeurd. Elven en mensen vloeien over de hellingen naar hun vrienden. De doden worden direct teruggebracht naar Waterland en de verwarde en genezen mensen worden gerustgesteld.
Berend schreeuwt naar Antheyanta. ‘Hier zijn we Antheyanta, Beantom…hier.’ Hij zwaait met zijn armen om de aandacht te trekken van de elven.
Antheyanta ziet Berend en Kzandaar het eerst. Ze rent naar beneden. Beantom is sneller, hij stapt snel over om de afstand snel te overbruggen. Als Antheyanta aankomt zakt ze neer naast het lichaam van Kzandaar en ze huilt.
Gaël komt dichterbij en kijkt naar het tafereel en legt troostend zijn hand op de schouder van Antheyanta. Antheyanta kijkt naar Gaël met een twijfelende blik. ‘Is dat wat de draken bedoelen. Is dit wat er moest gebeuren?’ Gaël trekt zijn schouders op. ‘Het moorden is gestopt en wonden genezen. Het geluksgevoel dat ons allen doorstroomd lijkt mij zuiver. Maar ik heb mijn twijfels. Kzandaar had altijd verwacht dat de samensmelting alleen in de ziel van Liberato en Lamech zou plaatsvinden.
Op het volgende moment is de lucht om hun heen zwart van de draken. Ze cirkelen om het kleine treurende groepje dat vreemd afsteekt tegen de dansende en schreeuwende mensen. Hun prachtige vlucht en vrolijke capriolen doet menigeen de zware strijd van even daarvoor vergeten.
Antheyanta kijkt in de verte waar de wolk energie als een laag hangende lichtwolk de hooglanden overtrekt. Ze mist Lamech nu al. Zal ze hem ooit weerzien. Was dit zijn lot.
Ze vraagt zich af of Lamech beseft heeft dat hij verloren zou zijn voor de levenden. Hij noemde zijn wezen altijd een vloek en als ze er nu over nadenkt voelt dat voor haar ook zo. Dit was niet haar droom, niet wat ze verwacht had in ieder geval.
Ze voelt zich nog steeds leeg en verdrietig als het brandende licht van Lamech en Liberato allang is verdwenen en de elven terugkomen om samen met de draken de overlevenden terug te brengen naar hun families.
Ze blijft zoeken naar Maleantara en Maleantech in de groep draken die vlak bij hun blijven rondcirkelen maar ze vind ze niet en ze wil eigenlijk de hele tijd wel huilen, maar de gelukzaligheid die nog velen bezield en doet lachen en dansen van geluk laat haar zwijgen.
Af en toe kijkt ze naar Kzandaar die stil in de verte staart. Ze legt haar kleine hand over zijn ogen om ze te sluiten en voelt een schok door haar hand gaan.
Ze sluit haar ogen en ziet een visioen zo helder en duidelijk alsof het direct voor haar ogen gebeurt. Lamech vecht met Liberato in een ijle wereld vol waanbeelden en hallucinaties. Maleantara en Maleantech cirkelen om de ijle wolkenwereld waarin Lamech gevangen zit en ze wachten. Maleantara bemerkt de aanwezigheid van Antheyanta en vliegt naderbij. Haar stem klinkt bezorgt, ‘Gegroet schone elvenkoningin. Gefeliciteerd met de overwinning en onze diepe en nederige dank voor alles wat jullie voor ons gedaan hebben en al de hulp en steun die jullie Lamech bij zijn zware taak hebben gegeven.’
Ze knikt dankbaar maar in haar hart is ze niet zo gelukkig en waarom spreekt ze haar aan alsof ze niet alleen is in deze vreemde wereld. Maleantara lacht en haar lach trilt in Antheyantas hart. ‘U bent niet alleen koningin van het watervolk. Er zijn nog meerdere vrienden die de overwinning niet kunnen genieten en zich zorgen maken om het verlies van zijn beste vriend.’
Antheyanta volgt haar blik en ze ziet Kzandaar zitten op een grote steen in het licht van een ijl zonnetje. Hij lacht naar haar en steekt zijn hand naar haar uit terwijl hij met zijn andere hand op de grote platte steen tikt.
‘Kom meissie wij hebben je veel te vertellen.’ Antheyanta springt op en is terug op de heuvel voor de gevallen zwarte poort. ‘Kzandaar leeft, wat doen jullie nu hier te zitten als een stel doodgraver. Kzandaar leeft.’ Een draak landt vlak naast haar en lacht met een bulderende lach die ieder hart vervult met vreugde en hoop.
‘En wat dacht u dan Schone elven vrouwe, er is heel wat meer nodig dan een stevige veldslag om onze blauwe magiër te verslaan. Neem hem mee naar de huizen der helers en toon geduld. Kzandaar heeft de taak op zich genomen om Lamech in zijn laatste strijd bij te staan.’ De elven, mensen en magiërs die vlak bij staan en het bericht horen schreeuwen van opluchting.
Gaël slaat Berend, die een traantje ruw wegveegt met zijn met bloed doordrenkte mouw, hard op zijn rug. Kilios tilt de blauwe magiër eerbiedig van de grond op en stapt op de rug van een draak die door zijn knieën is gezakt om de ze naar de huizen van de helers te vervoeren. Antheyanta staat vlak naast Berend geëmotioneerd toe te kijken als de draak in de verte verdwijnt.
Later zou ze een moment vinden om met hem te spreken. Ze voelt dat Kzandaar er net zo over denkt als haar: Zo had het niet moeten aflopen. Laat in de avond wanneer Antheyanta moe van haar taken om de gemeenschap gerust te stellen en iedereen die verliezen heeft geleden troost te bieden gaat ze op zoek naar Kzandaar.
In de gangen hoort ze de naam van Lamech veelvuldig rondgaan. Iedereen weet het verhaal van de grote drakenmeester en de zwarte magiër nog mooier te vertellen dan de ander. Vele mensen kijken hun ogen uit nu het waterlandschap is veranderd in een sprookje. Draken zwemmen in prachtige groepen in het heldere water. Er worden vele plannen gesmeed om terug te keren naar hun geboortelanden en spoedig vertrek. Antheyanta wil de mensen wel waarschuwen niet al te veel haast te maken omdat niemand precies weet wat er werkelijk is gebeurd of verder gaat gebeuren en of Liberato echt is overwonnen.
Pas aan het eind van de avond vindt Antheyanta, Kzandaar. Hij zit op een van de heuvels buiten de woonvertrekken en staart in de verte. Een zachtgroene draak zit naast hem en kijkt op om Antheyanta te begroeten. ‘Goedenavond, wijze meesteres, Maleantara laat u groeten.’ Antheyanta gaat naast hun zitten en laat de stilte in takt. Alles wat gezegd moet worden zal zijn tijd wel vinden. Kzandaar zucht na een lange tijd en kijkt opzij naar Antheyanta. ‘Jij laat je ook niet zo snel overtuigen hè Antheyanta. Jij bent waarlijk een zegen voor je volk, een wijs leider, voorwaar.’
Antheyanta weet niet zo snel wat ze daarop moet zeggen en staart naar Kzandaar die met een snelle streek over zijn ogen wrijft. Een verdrietige glimlach speelt om zijn lippen. ‘Weet je Antheyanta, toen ik Lamech voor het eerst zag dacht ik echt dat hij een zwart magiër was. Zijn aura was zo zwart als de nacht. Maar Maleantara liet mij zien dat zijn diepere wezen vol hoop en licht was.
Ik begon te geloven dat een wezen als hij echt iets kon doen om die vreemde Liberato een lesje te leren. Ik wist dat Liberato een zwak voor Lamech had anders had hij hem al jaren geleden gedood. Ik houd van de draken en respecteer hun oneindige wijsheid maar ik had nog niet in het ergste scenario bedacht dat Lamech verloren zou gaan. Ik kan mij niet voorstellen dat hij weg is,’
De groene draak kucht zachtjes en kijkt met een meelevende blik van Kzandaar naar Antheyanta, ‘Wijze wezens, u zult het spoedig begrijpen. De strijd is nog niet gestreden. Lamech en Liberato hebben nog een strijd te leveren maar er is alle reden voor hoop. Vertrouw op uw wijze oude vrienden die u nooit zouden verraden.’ En zonder een groet stijgt de draak op en verdwijnt in de verte. Antheyanta schudt haar hoofd in onbegrip en kijkt naar Kzandaar die de draak met zijn ogen volgt tot hij in de verte is verdwenen.
‘Ik begrijp het niet Kzandaar. Ik voel hem nog steeds in mijn hart. Hij kan niet verloren zijn.’
‘Dat voel jij ook hè. Ik denk omdat wij zo dicht bij hem staan dat wij zijn wezen nog opvangen en daar is helemaal niets gelukzaligs aan, laat mij je dat wel vertellen.’
Kzandaar kijkt naar Antheyanta die instemmend knikt. ‘Als ik aan hem denk voel een zware strijd en wroeging. Hij voelt zo verloren en eenzaam. Maar misschien is het mijn eigen angst wel, die ik op hem projecteer. Wat had die draak te vertellen en waar is Maleantara.’
Kzandaar sluit zijn ogen een moment en veegt vermoeid over zijn voorhoofd en begint te vertellen over zijn voorgevoelens en de berichten die de draak heeft gebracht.
Zo vindt Berend hen na een poosje. Hij komt vrolijk fluitend aangelopen en staart naar de twee dieptrieste wezens die in het duister op de heuvel zitten. ‘Waar zijn jullie nou de hele dag gebleven. Er is een groot overwinningsfeest aan de gang. De eerste lofliederen over de drakenmeester zijn al gemaakt.’
Hij blijft nog een poosje onrustig doorleuteren tot hij in de gaten krijgt dat er geen antwoordt of reactie komt. Hij zwijgt en kijkt hen om de beurt aan. ‘Er is iets niet in orde hè. Het heeft de hele dag in mijn brein geklopt als een rottende doorn in mijn vlees.’
Hierop reageert Kzandaar met een stevige ruk aan Berends arm en trekt hem op de grond naast hun. Houd je grote leuter nu eens, en luister dan eens naar die doornen in jouw hoofd in plaats van als een razende gek te staan kwekken.’
Antheyanta maakt een beetje plaats voor de reus. ‘Ze voelt haast medelijden met hem. Hij mist zijn dochter en zoons en wil zo graag op pad naar huis dat ze hem haast niet durft te vertellen waar Kzandaar en zij het over gehad hebben. Berend houd zich stil en nu staren er drie wezens op een zacht glooiende heuvel naar de verre schaduwen aan de horizon. Voor Berend is het onnatuurlijk zijn mond lang te houden dus hij verbreekt de stilte het eerst.
‘Denken jullie dat deze snelle overwinning nog maar het begin is? Zijn Liberato en Lamech nog in leven. Het is allemaal ook zo vreemd. Ik begrijp nooit iets van dat magiegedoe.’
Kzandaar kreunt, ‘Wat er is gebeurd, is wel iets meer en groter dan magiegedoe zoals jij het zo oneerbiedig noemt. De draken wilden een versmelting van de drakenwezens dat weten we allemaal. Maar dat Liberato en Lamech daarbij verloren moesten gaan kan ik mij niet voorstellen. Het ziet er mij iets te berekenend uit, dit is niets voor de zuivere liefdevolle wijsheid van de draken. Maar ik ben nog niet oud genoeg om niet meer verrast te worden door de vreemde wegen die Moeder Aarde soms bewandelt om haar sterrenrijk in balans te houden.
De draken hebben ons alleen laten weten dat de strijd nog niet is gestreden maar dat de uitkomst niet meer in onze handen ligt.’ Berend luistert naar het lange relaas maar veel antwoord op zijn vraag heeft hij niet gekregen. Antheyanta glimlacht om zijn verbijsterde uitdrukking. ‘Luister Berend, eigenlijk weten wij ook niet precies wat er aan de hand is. Wij hebben net als jou een vaag voorgevoel van dreiging. Maar dat wil een wijs magiër als Kzandaar natuurlijk niet toegeven.’ Antheyanta doet een poging om met een flauw grapje de spanning te breken. Kzandaar lacht waarderend en hapt. ‘Nou wat wil het wijze moedertje der elfen ons daarmee vertellen?’ Berend begrijpt de grap niet en kijkt verbaasd van Antheyanta naar Kzandaar. Kzandaar zucht diep en staat op, ‘Wel op dit moment kunnen we niet veel doen behalve hopen dat onze dromen of visioenen ons uitleg schenken.
De draken hebben ons het bericht gestuurd dat Lamech en Liberato nog een strijd hebben te voeren. Ze hebben gevraagd geduldig te zijn maar er is reden genoeg voor hoop volgens hun woorden.’
Antheyanta en Berend lopen met hem mee terwijl ze langzaam naar de elvenwoningen wandelen. Berend vraagt aan Kzandaar. ‘Wat gebeurt er nu met die jongelui die nog steeds in die andere wereld vastzitten, Lamech heeft mij vlak voor de strijd nog gevraagd of ik het er met jouw over wilde hebben. He, spijt me maar ik ben het in de drukte vergeten. Er gebeurde ook zoveel in een korte tijd. Hij vertelde mij dat hij hoopte als hij zijn taak gedaan had dat de jongelui terug zou kunnen springen maar ik heb overal navraag gedaan, ook bij de elven en de draken die nog steeds regelmatig naar de zwarte heuvels op en neer springen om iedereen weer op weg te helpen, is er niets van hen vernomen.’
Kzandaar luistert aandachtig naar Berend. ‘Nou dan is er in ieder geval iets wat wij kunnen doen. Laat ons een cirkel vormen met de machtigste zieners die we hier hebben. Misschien kunnen we zelfs een poging doen om door de dikke duisternis heen te dringen die Lamech om zich heen heeft verzameld.’ Antheyanta knikt, ‘Maar misschien is het beter eerst te rusten. Deze dag was lang alsof hij jaren heeft geduurd. Ik denkt dat de wijsheid van de nacht ons een weg zal wijzen.’
Berend beaamt Antheyantas voorstel. ‘Wijs gesproken Antheyanta. Met ons hoofd vol zorgen en angsten kunnen we niet eens verder kijken dan ons neus lag is. Ik ben in ieder geval gelukkig dat jullie Lamechs aanwezigheid nog voelen in deze wereld. Ik mis die brutale kerel nu al. Doen jullie morgen jullie magische ronde maar, dan ga ik met een elf de ingewanden van Liberatos mijnen verkennen op zoek naar mijn familie.’
De volgende dag gaat Berend vroeg op pad met een groep elven die de opdracht hebben de mijnwerkers bij te staan in een strijd die is ontstaan over het achtergebleven goud van Liberato. Antheyanta lacht om het nerveuze gezicht van Berend als hij zich klaar maakt voor de sprong. Hij blijft het maar een vreemde reizerij vinden. Maar hij heeft haast om zijn familie te vinden, dus hij groet met een strak gezicht naar Antheyanta die de elven een laatste waarschuwing meegeeft. Haar dromen zijn in ieder waardevol gebleken en ze gaat op zoek naar Kzandaar om haar dromen te vertellen en te vragen wat Kzandaar er van vindt.
Hoofdstuk vijftien
Verdwaald in duisternis en licht.
Lamech voelt zijn lichaam langzaam ontwaken uit de duisternis die hij voelde vanaf het moment dat het vuurwezen van Liberato hem overweldigde. Zijn hoofd is zwaar van de overvloed aan gedachten en emoties van zichzelf als wel van Liberato. Hoe is het mogelijk dat hij zo eenvoudig was overgenomen in de grotzaal. Hij is een lichtwezen. ‘Licht is toch altijd sterker dan duisternis,’ redeneert hij maar hij heeft het tegendeel ervaren. Hij herinnert zich dat Liberato ook verrast was door het effect van hun samensmelting.
Op het moment van samensmelting voelde hij de immense weerstand van Liberato tegen de overweldigende lichtbron en de onmacht ook maar iets te doen om richting te geven aan de enorme energiewolk waarin zij waren opgenomen. Hij herinnert zich het gevoel van rust en tevredenheid en de weerzin van Liberato tegen het vreedzame gevoel. Hij herinnert zich ook het verzet van Liberato toen de energiewolk afstand nam van de strijd en hun langzaam verwijderde van de Zwarte Bergen.
De overweldigende stroom aan emoties hadden Lamech verlamd en hij was flauw gevallen. Hij weet dat hij is nu ontwaakt is maar de duisternis om hem heen is zo dicht dat hij het gevoel heeft blind te zijn, de duisternis is zo dicht dat er geen enkel spoortje licht binnendringt. Hij voelt zich volledig verloren.
Het enige dat hij nog ervaart of controle over heeft is zijn eigen gedachten. Zelf als hij probeert zich te bewegen voelt hij zijn eigen lichaamsdelen niet. Hij weet dat zijn lichaam nog intact is maar hij heeft geen controle over zijn spieren of een ruimte om in te bewegen.
‘Waar ben ik. Ben ik dood?’ Is de enige gedachte die zich blijft herhalen, kloppend in het ritme van zijn bonzende hart. Zijn tweede wezen is verdwenen. Hij voelt geen enkele aanwezigheid van zijn zo vertrouwd geraakte tweede hart, die toch altijd bijna onhoorbaar stil op de achtergrond klopte.
Hij voelt zich leeg en verlaten. Hoe zou het zijn met zijn vrienden? Zou de strijd over zijn? Hadden ze verloren? Leven ze nog? Zoveel vragen en alleen duisternis is het antwoord. Waar zou Liberato zijn? Hij ervaart zijn gedachten bijna even duidelijk als zijn eigen chaotische warhoop aan ideeën.
Het enige verschil is dat hij geen controle heeft over de stortvloed aan analyses en plannen die Liberato brouwt en weer verwerpt. Ergens lijkt het erop dat Liberato in dezelfde positie verkeert als hij. Misschien heeft de magie van het wezen hen ingekapseld. Maar Liberato heeft meer doorzettingsvermogen en magische kennis dan hij en doet heel wat pogingen te ontsnappen aan de benauwende duisternis. Hij voelt de immense kracht, die af en toe uit de gedachten van Liberato naar buiten stoot en als een tornado langs zijn gezicht strijkt.
‘Dan moet ik toch ergens zijn, anders voel ik geen wind,’ gaat het door Lamech heen en het volgende dat hij doet is Antheyanta oproepen met al de kracht die in hem huist. Maar het blijft stil en zijn gedachten blijven leeg. Er is niets dat door deze verstikkende eindeloze nacht heendringt. Het lijkt alsof hij in een cocon van gesponnen duisternis is beland.
Lange tijd zit hij zo te redeneren tot zijn gedachten moe zijn van het denken over de hopeloze situatie waarin hij verkeert en langzaam valt hij in slaap, af en toe gestoord door een wilde uitval van Liberato die het niet zo gemakkelijk opgeeft.
De tijd lijkt hier langzamer te gaan. Lamech wordt bijna gek van de absolute stilte en ondoordringbare nacht. Het voelt voor hem aan alsof hij hier al weken zit. Liberato is rustiger geworden maar hij hoort zijn tandengeknars en gemopper af en toe opsteken in zijn gedachten als een stormwind die snel weer verwaait. Liberato geeft op.
Lamech heeft bijna medelijden met de machtige magiër die door zijn eigen duisternis is overmand. Hij krijgt bijna de behoefte met hem te spreken maar hij heeft weinig zin in een preek van Liberato dus houdt hij zich stil. Zou Liberato hem niet kunnen bereiken? Het is toch vreemd dat de magiër geen contact met hem zoekt om hem op zijn duvel te geven, voor de voor hen zo beroerd afgelopen samensmelting.
Hij zal toch zeker niet verwacht of gepland hebben dat het zo zal aflopen. Liberato had waarschijnlijk verwacht dat de samensmelting hem de machtigste van alle magiërs zou maken en nu zit hij tot in de eeuwigheid opgesloten in duisternis met de gedachten van zijn rebelse leerling als een doorn in zijn vlees, nou ja geest.
De tijd vergaat en de onverdraaglijke eenzaamheid die Lamech ervaart drijft hem om een stevige preek te verkiezen boven deze overweldigende leegte. ‘Hè Liberato, heb jij enig idee waar wij hier zijn?’ schreeuwt hij de duisternis in.’
Het blijft angstvallig stil. Wil hij niet antwoorden of bereikt hij hem niet. Hij spoort de gedachten van Liberato af op de kleinste verandering maar alles is stil. Lamech wordt onrustig, ‘Is Liberato verdwenen? Heeft hij een uitgang gevonden en hem hier achtergelaten?’
Lamech begint nu wanhopig te schreeuwen maar het blijft stil. Hij had nooit verwacht dat hij het eeuwige geanalyseerd en gemopper van Liberato zou missen maar de absolute stilte drijft Lamech bijna in een afgrond van krankzinnigheid. Hij schreeuwt en schreeuwt tot zijn stem het begeeft en zijn gedachten aanvoelen als een zware steen in zijn hoofd. Het bonken van zijn hart in zijn hoofdaderen laten zijn hoofd kloppen van de pijn.
Hij laat zijn gedachten los en geeft op. Langzaam zakt hij weer terug in een apathische houding van machteloosheid. Hij valt in een vreemde slaap en zelfs zijn dromen zijn leeg en eenzaam. Duisternis is achter, voor en om hem heen en zijn schreeuwende stem weerkaats tegen de wanden van zijn zwarte gevangenis.
Plotseling ontstaan er beelden voor zijn ogen. Hij geniet van het licht en de kleuren na zo’n lange tijd absolute duisternis. In de verte ziet hij Liberato in de grond graven met handen waarvan de nagels ongewoon lang zijn. Hij verdwijnt in de grond. Hij schrikt wakker uit zijn droom en ziet dat hij nog steeds gevangen zit in de duisternis. De droom stoort zijn gedachten, ‘Er is iets dat hij leren moet uit deze droom.’ Hij denkt en denkt tot zijn hoofd weer begint te bonken van de pijn. Plotseling beseft hij wat er aan de hand is. Zo angstvallig is hij op zoek geweest naar antwoorden die buiten hem liggen. Maar hier heeft het bestaan zijn uiteinden bereikt in oneindige duisternis. Er is niets meer buiten hem, alles wat nog bestaat ligt binnen in hem.
Hij sluit onnodig zijn ogen, meer als symbool dan dat het een nut heeft in de toch al ondoordringbare duisternis. Hij probeert contact te maken met Moeder Aarde door vanuit zijn ruggengraat een lange wortel af te schieten naar haar krachtige materie. Een snelgroeiend netwerk van wortels en draden dringen haar troostende bestaan binnen. Hij ervaart de rust van haar zijn als een comfortabele deken van zekerheid dat alles goed is en dat hij mag ‘zijn’.
Hij valt in zichzelf naar binnen naar de diepten van zijn oneindige wezen. Hij heeft het gevoel dat hij in zichzelf omkeert. Een prachtig vergezicht ontvouwt zich voor zijn ogen. Zijn bergmeer schittert hem tegemoet. De weerkaatsing van de felle zon op het water dringt zijn ogen binnen als een messteek na de duisternis van de afgelopen dagen of weken. Draken cirkelen hoog in de lucht en Lamech zucht van geluk. Hij heeft ze zo gemist, de wijste der wijzen van Moeder Aarde. Hij voelt de extase van het weerzien door zijn aderen gieren en in één snelle beweging is hij licht. Zijn vleugels schitteren in het zonlicht en zijn vrienden vliegen hem tegemoet. ‘Zo jonge drakenmeester, Eindelijk. Wij gaven allen al bijna de moed op dat je de oplossing zou vinden uit je benauwde situatie.
Onze dimensie is alleen met de vrije wil te bereiken en het wachten duurde lang.’ Maleantara stem tintelt in zijn lichaam van top tot teen. De donderende lach van haar partner, Maleantech, dondert in zijn hersenspan. ‘Wij hebben zo lang in ongeduld moeten wachten en hopen dat alles goed zou gaan. Wij willen je feliciteren met een gedeeltelijk geslaagde versmelting.’
Lamech wappert met zijn witte vleugels en hangt als versteend in de lucht. De felle zon breekt uiteen in een prisma van kleuren in de duizenden diamanten in zijn verenvacht.
‘Geslaagd? Gedeeltelijk? Hoe bedoel je? Was het echt de bedoeling dat ik mijn leven zou verliezen en voor de eeuwigheid opgescheept zit met de hysterische gedachtegang van Liberato.’
Maleantech antwoordt, ‘Nee natuurlijk niet. Misschien lijkt dat zo maar het is je eigen keuze. In deze toestand waar je nu in verkeert gelden niet de beperkingen van de langzame materie waar je aan gekluisterd bent op Moeder Aarde. Dit is jouw gedachtewereld. Hier ontwaken je ambities en worden je dromen geboren. Hier bepaal jij wat er gebeurt met jouw toekomst.
Kom, Kom, Lamech jij bent wijzer, dan dat ik dit moet uitleggen.’ Lamech beweegt zijn vleugels en cirkelt om het drakenpaar dat geïnteresseerd en afwachtend naar hem opkijkt. Hij daalt af naar hun niveau, ‘Wil je zeggen dat alles wat er gebeurt eerst gespeelt wordt in mijn eigen gedachtegang?’
‘Daar of in je dromen. Vergeet niet dat een oneindige hoeveelheid mogelijkheden tot je beschikking ligt. Zowel Liberato als jij, zijn beiden zo geconcentreerd op datgene wat buiten je ligt, dat je de eenvoudigste oplossing over het hoofd ziet. Kijk maar eens waar jullie uitzichtloze strijd in macht naar leidt.’
Plots ziet Lamech de laatste momenten van zijn aardse bestaan. Hij stijgt op en Liberato overvleugeld hem met vuur en ambitie. Een blinde ambitie om te heersen. Hij herkent het gevoel alsof het zijn eigen is. De eeuwige drang dat mensen hem als een geweldig magiër zullen vereren. De drang om iedereen te redden. ‘Eigenlijk is het logisch dat hij en Liberato één zijn. Zij lijken echt op elkaar als het gaat om ambitie en de wil om te heersen en te schitteren.’
Hij sluit zijn ogen één moment in schaamte, hij voelt de zachte vleugelstreek van Maleantara langs zijn gezicht strijken als ze opstijgt en naar hem lacht.
‘Schaamte is even overbodig als ambitie. Jullie kiezen je eigen bestaan. Dat is de grootste aller gaven die aan de denkende wezens is geschonken, door het alles omvattende bewustzijn van het bestaan.
Zij lijd en geniet van deze gift aan haar creaties. Het genot en de pijn van het creëren en vernietigen maakt haar bestaan tot een extatische ervaring in Zen, of Zijn als je het zo wilt noemen.
Zijn is een bevrijding uit haar oneindige lege en oneindige duisternis. Jij hebt de oneindige duisternis ervaren.’ Lamech knikt in duidelijk herkenning en weerzin.
‘Het leven is niets anders dan keuzes maken en de gevolgen ervan dragen,’ gaat Maleantara verder.
‘Wil je zeggen dat als ik het wil, dat ik weer terug kan gaan naar Moeder Aarde,’ vraagt Lamech aan de draken.
‘In principe wel maar jouw gedachten zijn opgebouwd uit je dromen, verwachting en ideeën over de ervaringen die achter je liggen. Als jij niet uit de duisternis kan ontsnappen gebeurd dat omdat jij nog steeds gelooft dat je machteloos bent.
Jij wacht op een gebeurtenis om op te reageren in plaats van de gebeurtenissen zelf aan te sturen,’ antwoord Maleantech met zijn zware donderende stem.
Lamech vliegt naar beneden en raakt met zijn vleugels het warme water van het bergmeer aan. Hij verandert van vorm en duikt in het heerlijke water. Hij geniet van het zachte water om zijn lichaam na de lange afwezigheid van gevoel in zijn lijf.
De dingen die de draken hebben gezegd gaan door hem heen en hij neemt zich voor zijn leven in eigen hand te nemen. ‘Een verkeerde beslissing nemen is beter dan geen enkel beslissing,’ besluit hij resoluut.
De apathie van niets doen en bang zijn is zo verstikkend dat hij nooit weer terug wil keren naar dat gevoel van oneindige duisternis. Op dat moment is hij terug in de plek waar hij nooit weer terug wilde keren en hij schreeuwt het uit van frustratie.
Hij duikt direct weer terug in zijn binnenste wezen en ziet een zinderende woestijn. De hitte is zo groot dat hij amper kan blijven staan omdat de hitte door het leer van zijn laarzen brandt. ‘Moeder Aarde wat doe ik hier nou weer.’ Een dichte wolk rook komt over de vlakte naar hem toe glijden en blijft vlak voor hem hangen.
‘Kom Lamech, ik heb een uitweg gevonden.’ De stem van Liberato komt uit de wolk. ‘Meester Liberato wat doe u daar in die wolk,’ is het enige dat Lamech kan uitbrengen in zijn verwarring. ‘Nou zeg, nog steeds niet al te snugger hè. Ik wil mijn poten niet branden, en die helse draken zitten overal. Ze hebben ons mooi verraden hè, die konkelaars. Waar bemoeien ze zich eigenlijk mee. Hoe hebben ze het lef mij op te sluiten in mijn eigen gedachtewereld.’
Lamech weet niet wat hij moet zeggen of doen en luistert naar de tirade van Liberato. ‘Zeg nou zelf Lamech, jij bent zo gek op die vliegende krengen, had jij verwacht dat dit jouw dank was om mij over te nemen?’
Lamech houdt zijn adem in? ‘Ik u overnemen… hè? Dat heb ik niet gedaan, wij zijn samengesmolten.’ Lamech zwijgt even voor hij verdergaat, ‘Denk je dat wij dood zijn, Liberato?’
‘Nou denk je dat wij nog leven dan. Ik voel mijn lijf niet meer en mijn magische controle over materie heeft hier geen enkele invloed. Volgens mij zijn wij zo dood als een pier.’
Lamech houdt zijn adem in. ‘Dat geloof ik niet, ik heb net met de draken gesproken die zeiden dat alles wat er nu gebeurd onze eigen keuze is.’
‘Aardig Lamech, hier in je gedachtewereld gebeurt alles wat jij wilt. Maar dat jij die verraderlijke krengen nog steeds vertrouwd verbaasd mij. Toen zij mij de gift van drakenmagie gaven hebben ze me oneindige wijsheid en macht beloofd. Maar de afspraak was niet, dat als ik die macht gebruik, zo’n snotneus als jij langskomt om mijn hele wereld te vernietigen. Ik begrijp bij de wortelen van de Abijboom niet dat jij nog één woord gelooft, wat dat uit de kluiten gewassen addergebroed te zeggen heeft.’
Lamech kijkt om zich heen om de woorden van Liberato te laten bezinken. Voor hem zijn de draken de mooiste wezens die er bestaan en niets in hun wezen zou de wil bezitten iemand kwaad te doen, daar is hij van overtuigd ook al wijst alles in een andere richting. Als er iets fout is gegaan is hij helemaal alleen verantwoordelijk. Direct vervaagt het beeld en is hij terug in de cocon van duisternis. Liberatos stem buldert in zijn oren. ‘Adergebroed waar ben jij mee bezig. Ik was net weg uit deze helleplek. Laat mij gaan jij overspannen puber.’
Lamech geniet van de verwarring van Liberato. ‘Ik heb helemaal niets gedaan. Ik denk alleen dat u iets belangrijks over het hoofd ziet. Wij zijn niet gemachtigd onze drakenmagie te gebruiken om de vrije wil van de mensen weg te nemen. Ik ken uw prachtige toespraak over ongebruikte energie, maar als mensen verkiezen kleine wezen te zijn is dat nog altijd hun vrij keuze. Dat geeft ons niet het recht ze te overheersen!’
Kzandaar zucht verveeld in zijn gedachten, ‘Mooie preek Lamech maar volkomen verkeerd geredeneerd. Als wij de vrije wil van mensen niet weg mogen nemen waar blijft dan mijn vrije wil?’ Liberato schreeuwt het uit. ‘Verdorie Lamech. Praat niet zoveel onzin en laat mij gaan. Ik vindt een weg terug naar de wereld uit dit vervloekte dodenrijk dat beloof ik je en ik raad je aan met mij mee te gaan.’
Lamech lacht. ‘Ik houd u niet tegen.’ Liberato briest nu in zijn hoofd als een op hol geslagen paard. ‘Verdorie, Lamech wij zijn verbonden hier. Toen jij uitstapte kon ik ook weg. Ik heb de manier nog niet gevonden om uit deze verstikkende duisternis te stappen, behalve als wij in de droomtoestand zijn.’ Lamech overdenkt of het verstandig is de manier aan Liberato te vertellen. Misschien wil hij nog even genieten van zijn macht over de grootste magiër aller tijden. ‘Maar Meester Liberato u bent toch veel groter en wijzer dan uw nederige leerling. Hoe kan ik u vertellen wat u moet doen?’ Lamechs stem druipt van sarcasme en ingehouden overmoed maar dan herinnert hij zich de woorden van de draken en schaamt zich. Maar wel een klein beetje dan.
‘Je moet gewoon naar binnen gaan Liberato. Hier aan de oorsprong van al het leven is er geen buiten meer. Alles begint met een gedachte of een wens binnen in ons. Dus als je uit wilt breken, breek dan eerst bij jezelf in.’
Lamech luistert of hij een reactie hoort maar het blijft stil. Hij hoort zelfs de gedachten van Liberato niet meer.
‘Duivelsjong. Er gebeurt helemaal niets als ik naar binnen keer. Wat is dit voor onzin.’ Liberatos stem slaat hem bijna om de oren met zijn overweldigende woede. Lamech denkt na en overweegt of hij Liberato moet helpen. Ze zitten beide in hetzelfde schuitje en ze willen beide een uitweg vinden, waarom niet samenwerken? ‘Maar wat ga je doen als we terugkomen op aarde,’ vraagt Lamech twijfelend aan Liberato. ‘Denk je niet dat de draken ons gestraft hebben omdat we beiden nogal kinderachtig met onze gave zijn omgesprongen. Ik denk dat hun magie niet bedoeld is om de mensen en alle dimensies te overheersen.’
‘Verdorie Lamech, doe niet zo naïef. Je denkt toch niet dat ik ineens een brave borst ga worden als ik terug ben?’ antwoordt Liberato nors.
‘Dat verwacht ik ook niet. Maar wij mogen onze drakenmagie niet gebruiken om de mensen te overheersen. Magie, kracht en wijsheid zijn voor iedereen bereikbaar.
Wij zijn de enigen in De Grote landen met een machtige gave als deze. Dus denk ik dat de draken ons hebben gevangengezet in deze duisternis tot wij erachter komen dat wij de vrije keuze van iedereen moeten respecteren. Dat of je verliest je gave.’ Liberato schreeuwt het uit. ‘Nou alles liever dan hier te zitten wegkwijnen met alleen een brabbelende idioot en een duisternis die zelfs mij te diep en oneindig is. Ik wil weer voelen, creëren, vernietigen. Wat dan ook, ik wil leven!’ Liberato is even stil en dan gaat hij serieus verder. ‘Ik geef mijn gave met plezier op om weer te kunnen leven en …’
‘Ziet u nu wel,’ zegt Lamech, ‘Het enige waar u aan denkt is de mensen weer lastigvallen en wraak te nemen.’
‘Nou en, wat wil jij daaraan doen?’ sneert Liberato hatelijk.
‘Ik denk dat wij, nu we één wezen zijn, er samen uit moeten komen hoe vervelend dat ook is. Wat hebben de draken tegen u gezegd?’ vraagt Lamech nieuwsgierig aan Liberato.
‘Wat bedoel je. Wanneer tegen mij gezegd? Het zou fijn zijn als je iets duidelijker bent, Lamech,’ antwoord Liberato scherp.
Lamech zucht vermoeid, ‘U vertelde mij dat de draken hier overal zijn. Hier bedoel ik, in deze gedachtewereld. Wat hebben ze tegen u gezegd?’
Liberato schraapt zijn keel waarop Lamech een vreemd gevoel krijgt. ‘Hoe kan iemand zonder lichaam zijn keel schrapen.’
‘Verdorie, Lamech het is al erg genoeg om met jouw idiote gedachten opgescheept te zitten maar bespaar me je belachelijke overdenkingen over mijn keel,’ briest Liberato. ‘Sowieso je hebt nog een preek tegoed, met je prachtige idee om samen te smelten. Dat was wel het laatste dat ik had moeten doen. Ik had je gewoon moeten afmaken als een dolle hond. En over die draken weet ik niets. Ik voel alleen hun aanwezigheid, ze hebben niet tegen mij gesproken. Laat ze maar eens vertonen dan zullen ze er van lusten.’
Lamech schudt zijn hoofd in ongeloof. Althans hij zou dat doen als hij een hoofd had bedenkt hij zich. Plotseling begint hij onbedaarlijk te lachen. ‘Ik heb niets voorgesteld over samensmelten, dat was jij weet je nog.’ Liberato brandt in zijn gedachten met een of andere vloek, ‘In wat voor een godvergeten grap zijn we belandt.’ Lamech voelt zoveel pijn dat hij amper kan denken. ‘Verdorie Liberato, we zitten hier samen vast, laten we voor één keer onze eigen problemen vergeten en zorgen dat wij de juiste weg vinden om hieruit te komen. Of bevalt het je hier wel?’ Schreeuwt Lamech brutaal.
De brandende pijn in zijn hoofd wordt zo sterk dat hij wegvalt in het niets om de pijn te ontkomen. Aan de horizon van zijn gedachten hoort hij Liberato naar hem schreeuwen. Het geluid klinkt bijna onwerkelijk ver weg zo zacht echoot het door zijn hoofd. ‘Lamech verdorie, zeg wat. Waar ben je rotjoch! Lamech ik voel je niet meer, kom nou terug.’
Lamech laat hem een poosje vloeken, tieren en smeken tot er een stilte valt. Hij duikt vervolgens diep in zichzelf op gaat zoek naar de draken. Het gevoel in zichzelf om te keren raakt al bijna gewend en als hij eerlijk is, geeft het hem een plezierig gevoel in zijn achterhoofd. De pijn verdwijnt en hij valt pardoes in groot meer. Hij komt proestend boven en klimt op de rug van Maleantara die plotseling naast hem materialiseert. ‘Goedendag drakenmeester. Gaat het een beetje, je dialoog met Liberato? Wij hebben het gevoel dat je door zijn schild begint heen te dringen. Ons oprecht respect daarvoor. Wij zijn jaren bezig geweest om tot hem door te dringen maar wij zijn niet geslaagd.’ Lamech geniet van de vlucht in de heldere lucht. Het licht van de middagzon brandt in zijn ogen. ‘Maleantara, mag ik een vraag stellen?’
Maleantara draait haar hoofd naar hem om en haar warme blik dringt zich in zijn gepijnigde ziel. ‘Natuurlijke jonge meester.’
Lamech denkt na over hoe hij zijn vraag met formuleren zonder de draken aan te vallen of te beledigen, ‘Was het de bedoeling dat het zo zou gaan?’
‘Wat bedoel je Lamech, met zo?’ Antwoordt Maleantara nieuwsgierig, bijna treiterend. Lamech irriteert zich aan haar overbodige wedervraag en antwoord gespannen, ‘Je weet heel goed wat ik bedoel Maleantara. Met alle respect maar was het werkelijk de bedoeling dat ik zou sterven om de macht van Liberato te breken?’
Maleantara strijkt neer op de velden van Waterland. De overvloedige bloemenzee op de zacht glooiende heuvels genezen de eenzaamheid in zijn ziel. Maleantara kijkt even snel naar hem om vlak voor ze neerstrijkt op de heuvels. Haar prachtige zwarte ogen als glinsteren van medeleven.
‘Die vraag kan ik je niet beantwoorden. Jij besluit of je wilt leven of sterven. Samen met Moeder Aarde heb jij jouw begin, je pad en je einde uitgestippeld. Wij draken zijn niet gemachtigd de tijd des levens en sterven te bepalen.’ In de verte ziet hij Kzandaar en Antheyanta op een heuvel zitten. Ze kijken uit over de heuvels en praten zacht met elkaar. Lamech springt van Maleantaras rug en rent in hun richting,
‘Antheyanta! Kzandaar! Ik ben hier.’ Maleantara loopt achter hem aan en Lamech kijkt verbaasd naar haar elegante beweging. Je zou verwachten dat zo’n groot beest dat duidelijk gemaakt is om de luchten te beheersen zich niet zo elegant kan verplaatsen op de aarde. Hij is een moment afgeleid en kijkt in de ogen van De draak die hem verontschuldigend aankijkt, ‘Ze kunnen je niet horen Lamech. Luister, ik heb je hier mee heen genomen om je wat troost te schenken. Wij zijn in een andere dimensie en kunnen niet doordringen tot hun plek hoe graag ik ook zou willen.’ Lamech kreunt van frustratie en loopt toch door om dichter bij zijn vrienden te komen. Maleantara volgt hem verdrietig en vraagt zich af of het verstandig was hem hier te brengen. Nu is hij afgeleid van de taak die hij nog heeft te volbrengen.
Lamech staat nu recht voor Antheyanta en hij zou zweren dat hij haar zou kunnen aanraken maar ze kijkt recht door hem heen. Zijn hart bloedt en tranen verschijnen in zijn ooghoeken. Hij valt op zijn knieën en legt zijn hoofd in haar schoot. ‘Antheyanta, ik ben hier en ik heb je zo nodig. Hoor mij toch!’ Schreeuwt hij haar toe.
Plotseling beweegt Antheyanta en Lamech valt in het zachte gras. Maleantara kijkt verwondert naar het tafereel en wacht gespannen af. ‘Kzandaar! Lamech is hier, voel je hem niet. Hij leeft en roept mij.’ Kzandaar kijkt verbaasd in het rond en probeert zijn wezen af te stemmen op een hoger niveau maar voelt niets. Zijn gedachten blijven leeg en zijn blikveld ongestoord. ‘Het spijt me meisje ik voel niets. Weet je het zeker?’
Antheyanta schudt zich onzeker en kijkt verward om zich heen. ‘Misschien heb ik het me verbeeld en is mijn wens ook maar iets te horen van Lamech er de oorzaak van dat ik mij dingen verbeeld.’
Lamech kreunt het uit en kijkt wanhopig naar Maleantara. ‘Waarom Maleantara. Ze hoorde me,’ en hij schreeuwt naar Antheyanta, ‘Ik ben hier vlak voor je. Het is zo zwaar in de oneindige duisternis ik heb je nodig, je lach en je zuiverende licht. Hoor mij toch, alsjeblieft!’
Antheyanta kijkt in de verte en zucht diep. ‘Werkelijk Kzandaar, ik voel hem zo dichtbij alsof ik mijn handen maar hoef uit te strekken om hem aan te raken.’ Ze zakt weer neer op de grond en Lamech ziet een traan over haar wang biggelen. Hij zucht en draait zich om naar Maleantara, ‘Laat ons hier weggaan. Ik verwar haar met mijn aanwezigheid en het doet mij meer pijn dan ik kan verdragen om zo dicht bij haar te zijn zonder dat ik met haar kan spreken.
Ik wil nooit meer terug naar die duisternis. Het berooft me van mijn gevoel en verstand. En de machteloosheid maakt me tot een wanhopig zielig wezen. En de eenzaamheid Maleantara, is zo sterk dat ik het gevoel heb zelfs in mijn dood nog duizenden doden te moeten sterven.’
Hij loopt de heuvel af en kijkt niet meer om naar Antheyanta die de heuvel afkijkt precies op de plek waar Lamech de heuvel af strompelt gevolgd door Maleantara die omkijkt en met een nieuwsgierige blik naar Antheyanta kijkt.
Lamech hoort haar in zichzelf mompelen. ‘Misschien, heel misschien is het mogelijk.’ Hij ziet Maleantara opstijgen tot een duizelingwekkende hoogte en met een angstaanjagende vaart naar beneden storten naar de plek waar Antheyanta staat te staren naar de pan de heuvel. Lamech schreeuwt maar hij geloof niet dat wat hij ziet echt gebeurt. Zijn gedachten beginnen in een vertraagde stand over te gaan en hij ziet nu duidelijk, als hij niets doet, Maleantara neerstort en Antheyanta en Kzandaar verpletterd. Hij is verstijfd maar zijn tweede hart begint weer te kloppen. Zijn apathische duisternis verdwijnt en zijn lichtwezen waakt op.
Hij transformeert naar zijn lichtwezen en stijgt op met een korte vleugelslag en slaat Maleantara uit de lucht met al de energie die hij durft te gebruiken. ‘Laat hun met rust Maleantara, ik waarschuw je.’ Lamech kijkt verwart naar het tafereel voor hem en hij is terug in de zinderende woestijn en het vuurwezen van Liberato hangt vlak voor hem inde lucht.
Hoofdstuk 28
Het duel
Liberato is verbaasd over de zware stoot die Lamech hem heeft gegeven en lacht. ‘Zo wij zijn weer opgedeeld. Dat is goed. Ik begon mij al af te vragen of ik tot in de eeuwigheid opgesloten zou zitten met een jankert als jij Lamech. Werkelijk je verbaast mij ten zeerste. Eigenlijk ben ik nogal in je teleurgesteld. Het enige dat je aan denkt in die blauwe watergriet en de macht die door jouw lichaam giert negeer je. Voel je die tintelende energie van je wezen niet? De absolute overmacht en magie die hier tot onze beschikking staat als we deze prachtige wezens zijn. Ik heb het gevoel alsof Moeder Aarde zelf voor mij zal buigen.’
Lamech kijkt in de koortsachtige blik van Liberato en herstelt zich in zijn verwarring om terug te zijn in de hel. Hij schreeuwt het uit van pijn, ‘Waarom! Waarom ik. Ik wil eruit! Antheyanta, Maleantara, laat mij hieruit ik kan het niet meer verdragen.’ Lamech daalt neer op de zinderende woestijngrond, transformeert en zijn handen verbranden instant. Zijn lichtwezen is verwenen en hij ervaart de verschrikkelijke overmacht van het vuurwezen van Liberato.
Zijn adem verschroeit zijn haar maar hij beseft dat Liberato zich inhoud en hij kijkt naar hem op.
‘Laat me met rust Liberato. Probeer je eigen weg uit deze hel te vinden. Ik denk als je mij vermoordt dat je nooit meer vrij zult zijn om Moeder Aarde met je belachelijke ideeën te verstoren. Hij ziet een kleine beweging van twijfel in de ogen van Liberato die hem de moed geeft om op te staan en zich tegen hem te verzetten. Tenslotte zijn ze als licht en vuurwezen even sterk. Liberato lacht als een krankzinnige en de woestijngrond schudt op zijn grondvesten door het bulderende geluid.
Lamech voelt zijn tweede wezen in een ogenblik transformeren en stijgt op naar Liberato die afwachtend in de lucht boven hem hangt. ‘Wat ben je nu van plan Lamech. Wil je mij tot een duel uitdagen. Ik dacht dat jij eraan twijfelde dat wij hier nooit meer uitkomen als wij elkaar vermoorden.’
Lamech speurt een klank van twijfel in de stem van Liberato en voelt zijn moed groeien. Zijn verwarde gedachten gaan langzaam over sterke zekerheid. Hij kan Liberato verslagen voor altijd en licht en vrede zal over de wereld komen. Hij haalt uit en met een sterke stoot van zijn achterpoten naar het vuurwezen en blaast een verslindend vuur over de totaal onvoorbereide Liberato, die pardoes naar beneden valt, waar hij zich snel herstelt en weer opstijgt met zo’n kracht dat Lamech in en draaikolk van verplaatste lucht wordt meegesleurd naar ongekende hoogten.
De woestijngrond is bijna onzichtbaar en de hitte van de zon is hier bijna ondraaglijk. Lamech schermt zij ogen af voor de brandende zon en keert zich om naar Liberato die op een afstand in de lucht hangt te wachten. Zijn bek is vervormd tot een vreemde grijns alsof hij om hem lacht en Lamech voelt een onbeheersbare woede in zijn verstand branden. ‘Ik zal jouw kwaadaardigheid voor altijd uit de wereld verbannen Liberato, al is het, het laatste dat ik doe. Ik vecht met het recht van het zuiverende licht aan mijn zijde. Al ben je nog zo oppermachtig jij kan niet winnen. En met een duizeling wekkende vaart stormt hij naar voren en ramt in op Liberato. De klap laat de lucht om hen heen rimpelen alsof door de energie botsing de realiteit in vertraagt. Hij voelt de overweldigende hitte van het vuur van Liberato op zijn huid branden en hij schreeuwt het uit. Hij bevrijdt zich uit het vuur en stijgt nog hoger.
Wolken hangen om hem heen en hij tuurt naar beneden waar Liberato hem probeert op te sporen. Hij geniet van dit moment en onverwacht bestormt hij Liberato weer met een zinderende kolom van wit vuur. Liberato rolt en siddert en Lamech proeft de pijn en de verschroeide huid van Liberato op zijn lippen.
Liberato stoot een kreet uit die Lamech zijn hersenpan binnendringt en hem bijna opensplijt van pijn.
‘Jij ellendig stuk vreten. Hoe heb jij het lef mij aan te vallen met je zielige vertoning van licht en gerechtigheid. Weet jij niet dat duisternis de meester is op deze wereld. Ga spelen met je kinderlijke dromen van een betere wereld.’
Een kolossale vuurkolom komt op Lamech af en hoe hij ook wendt of keert het vuur blijft hem achtervolgen alsof zijn naam in de onafwendbare vuurstorm is geschreven.
Hij draait zich om en probeert niet meer te ontwijken. Hij haalt diep adem en beantwoordt de brandende vuurzee met zijn eigen overweldigende lichtkolom. De twee machten storten op elkaar, exploderend in een denderende knal en lossen op in het niets. Nog een lange tijd vechten ze door in hun onbeheersbare eerzucht om de andere te vernietigen of te overheersen maar hun bewegingen worden langzamer en de explosies en vuurhaarden worden zwakker en kleiner. Langzaam maar zeker zakken ze weer af naar de grond en vechten nog een poosje door met langzame vuurstoten en kwade blikken wederzijds. Hun stoten treffen al vaker geen doel en ze zakken vermoeid in elkaar. Lamech voelt de hitte van Liberatos hijgende adem vlakbij maar hij mist de kracht om afstand te nemen.
Hij zakt op zijn knieën en na de brandende vuurzee van Liberatos aanvallen is de zinderende grond bijna een afkoeling. Op het moment dat hij neerzijgt laat zijn lichtwezen hem in de steek en transformeert hij weer in Lamech. Hij kijkt angstig op naar Liberato die geen kracht meer heeft om een aanval te doen en ziet zijn vuurwezen oplossen in lucht en een vermoeide en trilende Liberato zakt neer op de grond vlak tegenover hem.
Lamech constateert een gevoel van weerzin door de nabijheid van Liberato maar mist de energie om zich te verplaatsen om afstand van hem te nemen.
Ze hijgen beide een lange tijd en nemen elkaar monsterend op. Liberato beweegt het eerst en Lamech ervaart direct dat Liberato zijn gedachten binnendringt. Lamech beseft dat hij niet opgemerkt heeft dat hun gedachten weer gescheiden zijn tot het moment waarop Liberato op een wrede manier zijn gedachten overneemt. ‘Lamech wij zijn klaar met het spel; Draakje spelen, vind je ook niet?’
Liberatos stem klinkt als honing zo zoet en Lamech ervaart de vrede die zijn stem teweeg brengt in zijn verwarde gemoed. Ja, alles is beter dan deze onwerkelijke krankzinnigheid waar ondoordringbare duisternis zich onverwacht afwisselt met zijn grootse liefde en dromen. Zijn geest is vermoeid en hij heeft rust nodig, ‘Laat Liberato de wereld redden, hij is tenslotte de werkelijke magiër. Ik ben niets meer dan een onwaardige leerling. Een rebel die afgestraft moet worden.’ Lamech neemt zijn hoofd in zijn handen en voelt zich gelukkig en tevreden. Hij herinnert zich een andere tijd waarin hij net zo tevreden was, maar wanneer dat was komt niet naar boven. Als zijn herinneringen zijn vaag en onwerkelijk. Het enige dat geld is de rust en het gelukzalige gevoel dat hem doorstroomt.
‘Vrede…’ Lamech ervaart een rustgevende vrede en hij denkt aan Antheyanta.
Hij herinnert zich haar diepblauwe ogen en de hel brandt los. Duisternis en licht strijden om een plek in zijn herinnering. Het zachte liefdevolle gezicht van Antheyanta brandt in zijn ogen en hij herinnert zich de spin in het web.’
Liberato…’ Hij springt op en een felle pijn is het gevolg. Lamech klapt dubbel en ziet Liberato die met een laatste krachtinspanning opstaat om hem tegen te houden zijn eigen geest terug te vinden, ‘Liberato, zie je niet hoe nutteloos dit gevecht is. Het is een oneindige strijd, want geen van ons beiden kan sterven in deze dimensie. Voor eeuwig zullen we blijven vechten zonder einde of een oplossing.’
Liberato kreunt. Het is te moeilijk voor hem om te erkennen dat hij in een impasse zit. Gevallen door een kind en die verduivelde draken. Wraak giert door zijn aderen. Hij zou ze nog veel meer pijn willen doen. Uitroeien tot de laatste is zijn grootste wens. Lamech ziet de wisselende uitdrukking op Liberatos gezicht en probeert in zijn gedachten binnen te dringen. Zonder moeite dringt hij binnen in de woedende golven van Liberatos wraakgevoelens en Lamech trekt zich snel terug.
‘Liberato, de draken zijn jouw enige weg uit deze hel. Verzoen je met hen. Bevrijdt jezelf van je woede en laat ons proberen een oplossing te vinden uit deze impasse. Ik vraag niet om eeuwig durende vrede voor de Grote Landen, en ik vraag je niet om heilig te worden. Een compromis is goed genoeg voor mij.
Liberato reageert een lange tijd niet. Hij staat op en wandelt weg zonder iets te zeggen. Langzaam staat Lamech op en loopt achter hem aan. De zon is onder gegaan en een zachtgeel maantje verlicht zijn pad.
De zinderende hitte van de dag gaat snel dalend over in de schrijnende kou van de nacht. Lamech begint te rillen na de overweldigende hitte van de dag en het gevecht. Liberato is uit het zicht verdwenen maar Lamech weet heel goed dat ze elkaar niet kunnen ontlopen in deze hel zonder een duidelijke afspraak over de toekomst van de Grote Landen. Zij zijn aan elkaar verbonden als dag en nacht.
Hij is blij dat zijn tweede wezen terug is en dat hij niet elke seconde is opgezadeld met Liberatos constante wraakgevoelens anders zou hij gek worden. Hij loopt door en droomt dat hij bij zijn bergmeer is en het volgende moment staat hij op het kiezelstrandje. Zijn blik gaat snel naar de blauwe schemering maar de luchten blijven leeg. Hij zoekt een plekje onder een boom en zakt, met zijn rug tegen de zachte stam, op de grond. Hij denkt aan zijn hopeloze situatie en smeekt Moeder Aarde om een teken van hoop om Liberato zover te krijgen dat hij de Grote Landen in vrede laat en samen de weg uit deze oneindige vredige marteling te vinden.
Zijn gedachten blijven leeg maar zijn gemoed is rustig. De gelaten rust die hij nu voelt doet vredig aan. Alsof alles wat er gebeurt, goed is. Hij springt op en kijkt geëmotioneerd om zich heen.
Is dat wat de draken bedoelen met ‘Zen…Zijn?’ Hij zoekt naar een herkenningspunt in zijn gedachten en stapt over met een bedrieglijke eenvoud.
Hij ziet Antheyanta in haar kamer zitten. Het kleine katertje zit op haar schoot en is behoorlijk gegroeid. Hij bedenkt zich dat hij al een lange tijd weg moet zijn. Antheyanta merkt zijn aanwezigheid niet op maar de kater kijkt hem nieuwsgierig aan en volgt hem met zijn scherpe ogen bij elke beweging die hij maakt. Lamech glimlacht naar de kat en de kat springt hoog op en verdwijnt blazend onder het bed. Antheyanta volgt de kat met haar ogen en laat haar blik naar het meer buiten het scherm gaan. Lamech zou het zo fijn vinden als zij hem zou zien of weten dat hij er is.
‘Ik weet dat je er bent Lamech, maar ik weet niet wat ik ermee moet doen. Ik vraag je zoveel maar je antwoord niet, net als laatst op de heuvel. Lamech springt geschrokken op en kijk verbaasd naar Antheyanta en ziet dat er geen twijfel in haar ogen blinkt of in haar woorden doorklinkt.
‘Antheyanta, waarom kent jouw volk zo’n grote rust en wijsheid?’ Vraagt Lamech, meer aan de lucht tussen hen dan dat hij een antwoord verwacht.
Antheyanta antwoord niet en kijkt onverstoord naar het watertafereel. ‘Lamech als je hier bent, ik wil je vertellen dat ik je mis. Ik voel nu dat het beter met je gaat waar je ook bent en dat je in kracht toeneemt maar ik maak me zo’n zorgen en er is haast geboden. Er is teveel gebeurd in de Grote Landen op dit moment en de vreemde verdwijning van jou en Liberato heeft deze wereld in een vacuüm achtergelaten.
De mijnen zijn onrustig van de schatzoekers en er zwerven bendes door het hele land die om de macht en het achtergebleven goud strijden. Er zijn vele gevechten aan de gang tussen achtergebleven huurlingen van Liberato en de rivaliserende bendes. De lage landen worden overspoeld door gespuis en gelukzoekers en vele dorpelingen die op de terugweg naar huis zijn sterven langs de onveilige wegen. De draken zijn terug en helpen ontzettend maar ik en velen met mij willen antwoorden; waar is Liberato, wat moeten we met het goud van Liberato en ga zo maar door.’
Lamech kijkt verbaasd om zich heen. Hij hoort zijn eigen gedachten luid en duidelijk tekeer gaan, ‘Verwacht je nou van mij dat ík daar de antwoorden op weet?’ Antheyanta was onverstoord door gegaan met haar klaagzang, ‘Ik weet wel dat het niet jouw taak is De Grote Landen weer op de rails te zetten maar de oudsten en de magiërs hier willen de verantwoording ook niet op zich nemen en ondertussen zitten de draken vast onder onze broeders vast onder de Zwarte Bergen om orde te houden.’
Lamech kijkt naar haar en zou willen dat ze zich één seconde stil zou houden en op datzelfde moment wordt zijn gedachte omgezet in realiteit. Antheyanta hangt met haar hoofd tegen het waterschild en speelt afwezig met een visje die de langzame bewegingen van haar vinger tegen de afscheiding volgt. Lamech veegt zacht door haar haren waarop Antheyanta zich omdraait en verstoord om zich heen kijkt, ‘Ben je hier Lamech?’
Lamech knikt en zucht diep van geluk, ‘Ik ben hier Antheyanta dicht bij je, maak je geen zorgen ik ben snel weer bij je, maar ik heb nog één taak te volbrengen,’ En het volgende moment is hij terug in zijn oneindige gevangenis van vrijheid.
Liberato schreeuwt hem toe, ‘Ben je daar eindelijk ondankbaar kreng. Ik vroeg mij al af of je van plan was nooit weer terug te komen en mij hier te laten rotten. Is dat de dank voor al de wijsheden die ik je heb bijgebracht?’ Lamech schiet in de lach terwijl hij de duisternis in tuurt om een glimp van Liberato op te vangen. ‘Wat bedoel je daar nu weer mee Liberato. Denk je nu echt dat ik je ook maar één el dank verschuldigd ben? Jij, die me jarenlang hebt beperkt, mijn energie en wijsheid hebt leeggezogen en mijn ouders hebt vermoordt!’ Lamech schreeuwt nu bijna.
‘Ho, Ho vergeet even niet; de moord op je moeder komt geheel op jouw eigen rekening,’ antwoordt Liberato snerend.
Lamech houdt zijn adem in en zakt onderuit. Liberato gaat door, ‘Ik heb je al die jaren beschermd tegen jezelf, al besef jij dat zelf niet. Denk jij, dat jij met jouw gaven in je kleine leventje zonder een gedegen leermeester een normaal leven had kunnen leiden. Je had nog meer mensen afgemaakt dan je moeder alleen, misschien wel hele dorpen, met de macht die in jouw kleine onvolmaakte lichaam was gehuisvest.
Laat me niet lachen Lamech. Ik heb je een gunst verleend, door je gave pas vrij te geven toen je er klaar voor was. Ik heb de overtollige energie laten afvloeien om jou en je omgeving te beschermen tegen jezelf en wat jij er verder van wilt denken is jouw zaak. Ik heb je al eerder gezegd dat het moorden pas is begonnen toen jij je van mij afwendde en je eigen weg bent gaan volgen.’
Lamech schreeuwt het nu uit in verwarring en frustratie, ‘Vrijheid, bescherming? Wie heeft mij achtergelaten in die andere wereld. Wie heeft mijn vrienden in slavernij gebracht. Laat mij niet lachen Liberato, jij raakt verstrikt in je eigen leugens.’ Lamech stem blaast door de lege ruimte en zet de duisternis in lichterlaaie. Een eindje verderop zit Liberato met zijn handen tegen zijn oren als een klein kind te schudden.
Lamech schreeuwt nog eenmaal al zijn woede eruit en Liberatos haar schroeit van het vuur. Liberato springt op, helemaal klaar voor een potje stoeien in deze doodsaaie omgeving en lacht als een bezetene en beantwoordt het vuur met een nog grotere salvo van vuur en razernij, ‘Lamech kijk nu om je heen. Weet je nu nog niet waar je bent. Je bent dood! Deze wereld hier is ons eindpunt, hier heeft geen enkel persoon de magie of de macht iemand van het leven te beroven, dat heb jij mij zelf gezegd!’
Lamech veegt de roet uit zijn gezicht en hij voelt of ziet niets meer van de vuurzee van even daarvoor. Lamech zucht en beseft de nutteloosheid van vechten en ruziën in deze omgeving en zakt wanhopig neer op een stapel omgevallen en geblakerde steenhoop. Hij speelt met een toefje mos die tussen de stenen groeit en denkt aan de prachtige bloemen die op de heuvels van Waterland groeien en vanuit het mos ontstaat een prachtig klein pimpelpaars bloemetje, geurend als een heel veld lelietjes van dalen op een lentemorgen.
Liberato loopt teleurgesteld weg. Lamechs gedachten zijn afgeleid van de woordenwisseling van Liberato die wanhopig tegen een berg stenen aantrapt uit pure frustratie over de wanhopige en belachelijke situatie waar ze nu in zijn belandt. Al hun gedachten worden direct omgezet in realiteit en hun magie heeft hier en in de wereld daar buiten geen enkele invloed meer. Hij rijst zijn handen ten hemel in vertwijfeling,
‘Lamech! Jij hebt gewonnen. Ik geef het op. Laat ons de draken roepen en een afspraak maken. Als ik hier nog langer moet blijven word ik krakzinnig, als ik dat al niet ben.’ Lamech kijkt afwezig naar Liberato, ‘Wat zeg je Liberato?’ Liberato draait zijn ogen in ongeloof, ‘Je hebt me wel gehoord rotjoch. Ik ben klaar met jouw heilige en saaie wereldje. Jullie kunnen je vrijheid krijgen. Ik heb het goud, jullie zielige magie en jullie schattige draakjes niet meer nodig.’ Lamech die zijn aandacht volledig heeft gefocust op het bloemetje en de intense geur hoort Liberato niet en hij reageert als in een vertraagde film.
Hij draait zich abrupt om en op hetzelfde moment is de lucht gevuld met draken. Zoveel draken heeft hij nog niet in zijn hele leven samen gezien; grote, kleine gevlekte, geschubde en gevederde. Lamech kijkt zijn ogen uit. Het lijkt erop dat de gehele evolutielijn van de draken familie aanwezig is bij deze gebeurtenis. De draken zingen van geluk. Hun stemmen dreunen en zoemen in Lamechs hoofd en aan de wanhopige blik op Liberatos gezicht te zien hoort hij hetzelfde maar het maakt hem niet zo gelukkig als Lamech.
‘Wij willen een belofte Liberato; nooit meer mag je de vrije wil van de mensen overheersen met magie!’ Liberato knikt eenvoudig alsof al het leed dat geleden was zo eenvoudig is uit te wissen. Liberato schreeuwt naar de draken boven hem en met gebalde vuisten zwaait hij naar ze, ‘Dat beloof ik. Maar ik wil vrij zijn om te gaan waar ik wil.’
Maleantara en Maleantech komen aanvliegen in een zo sterke eenheid dat hun vleugels lijken verweven tot een. De edelstenen in hun huid glanzen sterker dan de middagzon. De kleuren schitteren achter hun hoofden en ze lijken op een tweekoppige draak. Ze landen vlak voor Liberato, die verschrikt een stapje achteruit zet en wenken Lamech dichterbij te komen. ‘Hier in deze plek van je dromen, het tussenrijk, kun je kiezen voor elk begin dat jij nuttig acht. Hier worden je dromen waarheid en je verlangens vervuld.
Liberato en Lamech, nu het heilige moment van belofte is gedaan zijn jullie beiden vrij om te kiezen welke weg jullie verder ook maar willen gaan om te ‘Zijn,’ te ervaren en te creëren! Of verder te gaan in deze dimensie van rust en overdenking.’
Het volgende moment valt Lamech met een razende vaart naar beneden door een regenboog aan kleuren en een kakofonie aan geluiden Zijn hoofd tolt van de emoties en verschillende indrukken. Angst vermengt zich met een doordringend besef van weten, ‘Ik zal leven, Antheyanta! Ik kom weer terug.’
Hoofdstuk 29
Nimmer eindigende wenteltrappen
Met een harde smak valt Lamech op harde steen. Hij is beduusd en in de war van de harde klap en hij grijpt naar zijn hoofd. De koude stenen ruimte waarin hij terecht is gekomen is schaars verlicht door een raampje hoog boven hem. Een zwak lentemorgen zonnetje gluurt door het smalle raampje naar beneden. Lamech staat op en kijkt om zich heen. De stenen kamer is rond en niet groter dan het hutje van Malakaï. Het eerste dat hij doet is voelen of hij de aanwezigheid van Liberato ervaart. Hij voelt zich vreemd verbonden met Liberato alsof hij vlakbij is maar niet aanwezig.
Hij kijkt naar zijn lichaam en merkt dat hij een vreemde lange toga aanheeft. Zijn lichaam is langer dan normaal en hij voelt zich jaren ouder. Lamech rilt zich van het onwerkelijke gevoel en zoekt naar een deur die hij niet vindt.
‘Alweer gevangen?’ Woede en teleurstelling beginnen in zijn gemoed te branden. ‘Ik dacht dat ik vrij was om te gaan waar ik wilde?’ Heel in de verte hoort hij de zachte geduldige stem van Maleantara, ‘We hebben je ook verteld dat alles wat er met je gebeurt het gevolg is van je eigen gedachten en verwachtingen.’
Lamech spot om zich heen of hij de draken kan lokaliseren maar er is geen enkele aanwezigheid te speuren. ‘Misschien zijn het mijn eigen gedachten,’ fluistert hij zachtjes in zichzelf. ‘Oké, mijn eigen gedachten hè. Nou ik wil naar huis.’ Lamech lacht gerustgesteld als direct daarop een oneffenheid in de muur bespeurt en duidelijk een vorm van een deur in het reliëf herkent. Hij duwt met al zijn kracht tegen de muur en de stenen wand glijdt zonder moeite naar buiten. Een tochtige wind blaast in zijn gezicht en voor hem ligt de langste trap die hij ooit heeft aanschouwt.
Zelfs zijn bergpad heeft niet het effect op hem als deze trap. De diepte van de trap gaat verder dan zijn ogen kunnen zien en hij zucht om zichzelf moed in te pompen en gelaten begint hij te dalen. Af en toe ziet hij een raampje in de wand naast hem maar hij is altijd te hoog om doorheen te kijken De heldere blauwe lucht en langzaan voorbij glijdend schapenwolkje bewijzen hem dat hij erg hoog zit.
Hij daalt en daalt tot zijn voeten pijn doen van de oneffen stenen door het dunne leer van zijn… , Hij ziet duidelijk dat zijn leren laarzen zijn vervangen door zijden muiltjes, pars met gouden kwastjes. Dezelfde muiltjes die Liberato altijd draagt. Wat voor krankzinnige gedachtewereld ben ik nu weer belandt dat ik op Liberato lijk. ‘Af en toe schreeuwt hij zijn longen uit zijn lijf om een menselijke stem te horen, ‘Hallo…Is daar iemand? Waar ben ik?’ Het blijft angstvallig stil en veel meer dan het waterig zonnetje en een laaghangende wolk of mistflard die alle kleuren van de regenboog reflecteert in een prisma van pasteltinten en zachtjes voor een raampje voorbijdrijft op een zacht briesje is er niet te zien of te horen. Hij bestudeert de wolkenformaties en beseft dat hij behoorlijk moet zijn afgedaald en de kleuren in de wolken doen hem ergens aan denken, maar hij komt er niet op.
Lamech begint zich te ergeren aan de eindeloosheid van de trappen en voelt zich verraden door de draken. ‘Waar is hij in vredesnaam belandt? Toen hij naar beneden viel was zijn enige gedachte aan Antheyanta geweid en eigenlijk had hij verwacht in Waterland te zullen landen. ‘Thuis is voor hem Antheyanta, grootvader en Waterland en niet ergens in een verlaten kasteel.’
Lamech zijn gedachten zowel zijn voeten houden opeens halt. ‘Wie zegt dat de toren eindigt in een verlaten kasteel. Wie zegt dat hij niet van de regen in de drup is belandt. Maar zijn geest stelt hem gerust alsof hij hier al duizend keer is geweest en hij daalt verder af.
Hij vervolgt zijn weg heel wat stiller en voorzichtiger maar naarmate de trap blijft voortduren komt zijn zekerheid terug dat hij in een verlaten kasteel is belandt. Hij begint sneller te dalen en zijn blik richt zich naar beneden en plotseling ziet hij een deur in de stenen wand van het trappenportaal. Een prachtige stenen poort opent zich en Lamech is verrast dat hij eindelijk kan uitvinden waar hij is. Hij kijkt naar beneden en ziet dat de trappen nog steeds niet het einde hebben bereikt. De wentelingen gaan nog in een duizelingwekkende diepte verder. Hij kijkt nog even omhoog vanwaar hij vandaan komt en ziet de oneindige wendingen van de trap duidelijk doorgaan tot hij niet verder kan zien dan de stenen cirkels van de stenen trap die aan de muren van de buitenwand van de toren zijn bevestigd. In het midden de schacht die al hoger en hoger reikt.
Hij kijkt voorzichtig om de hoek van de poort en kijkt in een donkere grote zaal. Aan de wanden beginnen als op bevel alle fakkels te branden en de zaal is in een enkel ogenblik fel verlicht. De zaal is geheel leeg op een ronde tafel in het midden na. Aan de andere kant van de tafel ziet hij een kleine man schrijven in een groot boek. Lamech zet verschrikt een stap achteruit, ‘Hij zou hebben durven zweren dat de man er twee seconden geleden nog niet zat.’ Hij wrijft zijn ogen uit en wacht af terwijl hij langzaam naar voren loopt en naar een uitgang zoekt. ‘Meester, U hoeft niet te vrezen voor uw meest nederige dienaar,’ klinkt de krakende stem van het mannetje, ‘Ik heb lang op uw komst gewacht. Wilt u nu de boeken inspecteren meester? Ik heb alles bijgehouden zoals u mij heeft opgedragen. Uw leger wacht op uw orders en de heilige poorten zijn veilig en bewaakt.’
Lamech stapt verbaasd en schoorvoetend naderbij en kijkt langs de mouwen van de grauw geklede man, in het grote boek. Lange lijsten met namen, voorraden en vreemde tekeningen van verschillende bekende en onbekende wapens, vreemde demonische wezens en strijders in ijzeren pakken staan opgetekend en Lamech leest met open mond lijst na lijst. Het is duidelijk een inventarisatie van een onoverwinnelijk leger. Lamech strompelt achteruit en struikelt over een loszittende steen en valt bijna op de grond. Een ongekende woede vult zijn borstkast en hij hoort zichzelf met een vreemd zware stem een ruw verwijt naar de kleine man schreeuwen, ‘Had ik je niet de opdracht gegeven de vloeren bij te houden. Dit vervloekte kasteel valt van ellende uit elkaar. Breng mij een maaltijd in de zaal der poorten en stuur mij de beste kruik wijn.
Lamech schrikt oneindig van de diepe bekende stem die uit zijn eigen mond de zaal door dendert.
Hij of wie hij dan ook zijn mag loopt resoluut de kamer uit en als hij door de grote deur stapt en de prachtige gang inloopt kijkt hij even opzij naar zijn spiegelbeeld in een manshoge spiegel met een gouden bewerkte lijst. Een schreeuw smoort in zijn keel. Hij kijkt regelrecht in het gelaat van Liberato, een wrede grijnst vult zijn gezicht van oor tot oor en hij valt in een oneindige duistere diepte.
Hij hoort de stem van Liberato verwaaien in de wind, ‘Ik ben er nog Lamech en ik wacht op je. Deze keer niet met wijsheid en een plaats naast mij op mijn troon maar met vuur en dood. Ik verheug me erop je weer te zien Drakenmeester.
Lamech schreeuwt in zijn woede en onmacht en valt met een duizeling wekkende vaart in het niets.
Hoofdstuk 15
Geurende velden
Lamech valt lange tijd tot hij bijna niet meer gelooft dat hij ooit zal stoppen met vallen. Plotseling ruikt hij bloemen. Hij herkent de geur van de kleine paarse en witte bloemen van Waterland en hij sluit zijn ogen terwijl een ongekend geluksgevoel hem doorstroomt. ‘Hij is thuis en het volgende moment voelt hij haar zachte vacht. Maleantara zachte stem ronkt in zijn hele lichaam en hij zucht van tevredenheid als hij zijn neus in haar zachte verenvacht drukt en haar zwavelachtige en kruidige geur opneemt. Draken in alle kleuren vormen en maten vliegen om hem heen en Maleantara zingt in zijn hoofd, ‘Welkom thuis Grote Meester. Wij hebben lang op U gewacht.’
Plotseling ziet hij in de verte Maleantech naderen en op zijn rug zit Antheyanta. Haar ranke hand groet hem vanuit de verte en haar haren wapperen in de wind als een vlammende banier van licht.
‘Antheyanta! Ik ben thuis!’ Schreeuwt hij duizelig van geluk en opluchting. Antheyanta lacht terug en Lamech ziet meerdere grote draken naderen met allen op hun rug zijn vrienden. Kzandaar, Berend, Brianne, Hidarco, Matani en nog andere vrienden van wie hij gedacht had ze nooit meer te zien.
Ze zwaaien naar hem vanaf de rug van hun draak terwijl ze hem een welkom toeschreeuwen.
Hij kijkt omhoog naar de blauwe lucht en klopt op Maleantaras schouder, ‘Bedankt Moeder aarde, Bedankt heilig drakenvolk, Bedankt voor alles wat ik mocht meemaken, maar vooral dat ik weer thuis ben!’ Maleantara draait haar hoofd naar hem om en haar pikzwarte ogen branden als vuur in zijn hart, ‘Bedank jezelf Lamech, wees dankbaar voor je dromen en wensen. Wees dankbaar voor je gezondheid en je gaven. Wees dankbaar dat je in een wereld leeft waar jij je eigen pad mag uitstippelen. Jij hebt de vrijheid om elke dag te besluiten om gelukkig te zijn, te denken, te voelen en te beslissen. Geniet van je leven en accepteer alle gevolgen van de keuzes die je gemaakt heb en geef Moeder Aarde en al haar inwoners je liefde en respect, meer wenst ze niet van jou.
Lamech lacht uit volle borst als hij zijn vrienden toezwaait die nu dichterbij zijn gekomen. Antheyanta maakt een levensgevaarlijke draai in de lucht op de rug van Maleantech en vliegt nu naast hem en lacht naar hem terwijl ze langzaam de laatste groene heuvels overvliegen. Midden op een met witte bloemen bezaaide heuvel staat zijn grootvader die naar hem zwaait met een houten stok, ondersteunt door een heler van het watervolk en Berend die met een brede lach van oor tot oor als een reus uitsteekt boven de oude man.
Onwillig denkt hij terug aan het moment in het kasteel waar zijn ziel zich uiteindelijk werkelijk splitste van de duistere geest van Liberato. Hij is nu werkelijk vrij maar de Grote Landen zijn nog lang niet bevrijd van haar grootste beproeving.
‘Liberato is in de Regenboogvalei, Maleantara!’ Begint hij wanhopig, ‘Hij…’
‘Ik weet het Lamech,’ onderbreekt Maleantara zijn zin, ‘Maak je geen zorgen, jullie onnatuurlijke grote kracht is gebroken Lamech.
Liberato is een werkelijk machtig en verbittert magiër maar hij is niet onoverwinnelijk meer.’
Maleantara kijkt even naar hem om, ‘Jij bent nog niet klaar voor een saai leventje Lamech, dat zou je niet kunnen verdragen. Nog vele avonturen zul je beleven maar vanaf dit moment zal er hopelijk nooit meer een magiër zijn die de vrije wil van de mens zal beheersen.’
‘Wat jij werkelijk wilt, kun je bereiken als je maar in jezelf gelooft en bereidt bent er voor te vechten,’ dondert Maleantech.
Als hij over de meren van het Watervolk vliegt horen ze de kreten van het juichende volk.
‘Heil Antheyanta! Heil Lamech! Heil Drakenmeester!’
Hij voelt een diep gevoel van wijsheid en vertrouwen in zijn hart kloppen, ‘Ik ben thuis en heb nog een heel leven voor mij met de beste vrienden die ik mij maar kan wensen. Wat er ook mag gebeuren, ‘Ik ben er klaar voor.’
**Zeedraken en Kruidenbrood**
— _Fluisteringen uit de diepte_
Doorkijken Lore toevoegen
De bergen dommelen in de warme nazomerzon. Het kratermeer ligt stil, omsloten door woud en kiezelstrand, tot een harde plons de rust verscheurt. Waterhoentjes schieten koetend weg. Met lange, krachtige slagen zwemt de jongen zijn woede en onrust van zich af, tot er enkel een loom soort vermoeidheid overblijft. Hij draait op zijn rug en laat zich dragen door het warme water.
De zon prikt in zijn ogen terwijl hij een Zeedraak volgt, hoog boven hem. Altijd weer verbaast het hem hoe deze levende legendes plots verschijnen en net zo plots verdwijnen. Soms lijkt het alsof hun schaduw kort over het water glijdt, als een vluchtige hand van een oude god. Hij spreidt zijn vingers als vinnen om zacht van richting te veranderen. Iets kietelt aan zijn rug; een glimlach glijdt over zijn gehavende gezicht terwijl kleine visjes hem aftasten — nieuwsgierig naar deze vreemde, drijvende vis.
‘Lamech!’ De rauwe stem snijdt door de heldere lucht. Ijsvogels schrikken op. ‘Kom uit dat water! Je hebt je werk nog niet gedaan en je moet naar Malakaï vóór het te donker is voor dat vervloekte bergpad. Opschieten, jongen, genoeg geluierd!’
De glimlach verdwijnt. Zijn gelaat, vol littekens, wordt een grimmig masker.
_Nooit eens een moment om te dromen van een beter leven._
Hij stapt uit het meer, voelt de stenen niet die in zijn voeten prikken.
_Ooit zal niemand mij nog commanderen. Dan ben ik meester over de wereld — en mijn wraak zal zoet zijn._
Een nieuwe glimlach, koud ditmaal, vervangt de milde blik van zo-even.
Wanneer hij de oude hut binnengaat, kijkt zijn grootvader glimlachend op.
Hij stapt de oude hut binnen. Grootvader kijkt op met een warme glimlach.
‘Was het water lekker, jongen?’
Lamech gromt slechts, loopt door naar de voorraadkast, pakt het graan en voert de kippen. De koe loeit ongeduldig. Hij trekt een gek gezicht naar haar.
‘Stom beest.’
Zijn gedachten glijden weg, terug naar verre landen en heldendaden. Hij ziet weer de Zeedraak boven het bergmeer — een beeld dat hij vaker heeft dan wie dan ook. De oudsten beweren immers dat draken hier allang verdwenen zijn. Misschien komt het doordat grootvaders hut ligt op een uitloper van de Regenboogbergen, waar volgens oude verhalen machtige magiërs en zwarte meesters werden geboren.
Hij gelooft heilig in die verhalen, maar in stilte. Het dorpsvolk vindt hem toch al vreemd. Achter zijn rug fluisteren ze als hij door het dorp loopt: _“Wat moet er toch van die jongen terechtkomen?_ _Een zoon van zulke ouders… Gelukkig maar dat de oude Harald voor hem zorgt.”_
_Gelukkig ben ik niet normaal geworden._
_Normaal… saai en ingeslapen zullen ze bedoelen._
Meestal negeert hij hun woorden, genietend van de angst in hun ogen als hij hen aankijkt met zijn littekens en zijn bleke maan-oog.
_Ze zijn veel te min voor mij. Waarom zou ik me druk maken om dom en onwetend dorpsvolk?_
Hij geeft de emmer kippenvoer een harde trap; kakelend stuiven de kippen uiteen.
_Ooit zal ik grootvader dwingen over mijn ouders te spreken._
Elke keer dat hij over zijn moeder begint, ontwijkt de oude man zijn vragen met: _“Later, mijn jongen, later.”_
_Ik ben oud genoeg om de waarheid te horen. Hoe lang denkt hij dat ik het hier volhoud tussen deze stomme boeren?_
Het borrelt in hem, heet en gloeiend als het ijzer in de smidse.
_Ik wil weg. Ver weg._
Waarheen, dat maakt hem weinig uit — zolang het maar de wijde wereld is.
Hij begint te dagdromen. In zijn gedachten trekt hij door de bergpassen naar de Regenboogvallei. Hij weet dat de grenzen gesloten zijn en niemand wordt binnengelaten.
_Maar ik zal een geheime pas vinden._
En natuurlijk wil hij verder — naar de Drakeneilanden, waar volgens de legenden de laatste draken leven.
Vaak heeft hij getreurd om grootvaders zwijgzaamheid over de oude tijden. Tenslotte was de man bard geweest in dienst van de oude keizer.
_Hoe kan hij zoveel weten en toch zo weinig vertellen?_
Hij herinnert zich zijn woede over de keren dat grootvader hem strafte wanneer hij sprak over dromen en visioenen — vooral over de draken boven het bergmeer.
Langzaam had hij geleerd zijn mond te houden. De visioenen verdwenen bijna allemaal tijdens zijn jeugd. Maar de draken bleef hij zien.
_En daar sprak ik nooit meer over. Hij zou me anders vast hebben verboden om elke dag naar het bergmeer te gaan._
De jaren gleden voorbij, aaneengeregen met dezelfde taken: werken op grootvaders kleine boerderij, voorraden halen in het dorp.
Alleen de sporadische bezoeken aan Malakaï brachten kleur in zijn grauwe bestaan. Maar ook daar was de glans vervaagd; grootvader had haar op rantsoen gezet, en de verhalen die ze nog vertelde in zijn bijzijn waren saai, uitgekleed.
_Alsof iemand de muziek uit haar woorden had gehaald._
Lamech richt zijn blik naar het dorp diep beneden in de vallei. De grote klok van de toren slaat twaalf.
En plots is hij terug op een andere dag.
Een dag die alles veranderde.
Hij hoort het ruisen van water, proeft zout op zijn lippen.
Hij was klein toen, te klein volgens grootvader om zich iets te herinneren van zijn moeder — maar hij wéét het nog.
Haar gezicht boven hem, het felle blauw van de zee dat in zijn ogen brandt, het klagende roepen van een meeuw in de ijle lucht.
De herinnering klopt in zijn borst alsof hij daar weer is.
De bel in de grote mast van het schip waarop zijn vader hem meenam, klepperde diep en doordringend — zoals nu de klok van de dorpstoren klinkt.
Hij proeft het zout van haar tranen op zijn wang en schudt onrustig zijn hoofd om de herinnering kwijt te raken.
_Maar sommige herinneringen laten zich niet wegjagen. Ze wachten, geduldig, onder de huid van de tijd._